“Geen regenbui kan Woensel nu nog deren” kopte het ED op 3 nov 2016. Dat klinkt een beetje als de godvervloekende kapitein van het spookschip De Vliegende Hollander en is wellicht iets te blufferig.
Maar zeer waarschijnlijk wordt wateroverlast in Woensel-Noord door de steeds vaker voorkomende zware regenbuien veel minder vaak een probleem door deze waterstaatkundige werken ten Noorden van het Eindhovense Catharinaziekenhuis.
Het is het begin van een grotere constructie, die zich eerst verder naar het westen gaat uitstrekken, en na de wijk waarvan links op de tekening nog een deel te zien is, dan haaks afbuigt naar het Noordwesten en dan nog een eind verder doorloopt langs de wijk Prinsejagt en tussen de sportvelden door, tot de Marathonloop (buiten deze schets).
De berging moet enkele tientallen hectare afwateren in een gebied, waar vaak al een gescheiden rioolstelsel ligt. Uiteindelijk is een gemaal nodig dat het water op het beekje de Grote Beek loost.
Binnen 48 uur na een grote bui moet het systeem leeg zijn voor de volgende grote bui. Komt die tweede bui te vroeg, dan vaart alsnog de Vliegende Hollander langs.
De keuze voor dit gebied is niet geheel toevallig.
Er lopen enkele beeksystemen door Eindhoven (Dommel, Gender, Tongelreep), waaromheen van oudsher drassige gebieden lagen. Namen als de Gestelse Ontginning, Vonderkwartier, Genderdal en Genderbeemd, en de Jan van Eijkgracht herinneren daar nog aan.
Toen de industrie groot werd in Eindhoven, ging die op grote schaal grondwater oppompen. Daardoor daalde de grondwaterspiegel fors en kon er gebouwd worden in de tot dan toe drassige gebieden. Dat gebeurde op grote schaal. Meestal ging het goed, maar Eindhoven kende regelmatig aan overstromingen grenzende wateroverlast, zoals in de Stellenboschstraat (1977) of dat men met de kano door het Genderdal voer. De onder water staande tunnels onder het hoogspoor waren al een traditie geworden (het Stationsgebied ligt een halve meter lager dan de omgeving).
Het probleem werd acuut toen de provincie het grondwaterbeleid
wijzigde om provinciebreed de verdroging van landelijk gebied tegen te gaan (de trits verdroging, vermesting, verzuring). Brabant-gemiddeld was dat goed beleid, maar in Eindhoven werkte het zeer vervelend. De grondwaterspiegel veerde terug en vooral gebieden, waar ze nooit hadden moeten bouwen als de Karpendonk en Gijzenrooi dreigden naar hun oude moerasstatus terug te keren. Ik ben zelf bij iemand in Gijzenrooi geweest met het mooiste uitzicht van de stad, maar die vis kon kweken in zijn kruipruimte.
Een indruk uit die tijd kan men vinden op www.neerslag-magazine.nl/magazine/artikel/338/ .
Uiteindelijk is er een grootschalig programma op gezet zo ergens tussen 1995 en 2005, o.a. met het rioleringsplan als werktuig, bergingskelders bij het station, en civiele werkzaamheden op kritieke plaatsen. Bovendien werden bepaalde grondwateronttrekkingen bewust niet stopgezet: als men in het voormalige Philipscomplex Vredeoord gestopt zou zijn met pompen, zou een paar kilometer verderop, in de Achtse Barrier, de grondwaterspiegel zo’n halve meter (het getal even uit mijn hoofd) omhoog geveerd zijn.
Dat besluit regeert als het ware over zijn graf heen en maakt nu weer deel uit van een recente klimaatadaptatie, het Deltaplan Hoge zandgronden (Klimaateffecten in Brabant – 1 Het Deltaplan hoge zandgronden .
Genoemde civiele werken hebben ook plaatsgevonden in de wijk links op het kaartje boven, Prinsejagt, die anders ook problemen zou hebben gekregen. De werken liggen in de groenstrook op het kaartje. Die maken dus straks deel uit van het grotere geheel dat nu in aanleg is.
Uit een rapport van RIGO Research en Advies BV uit 2002 bijvoorbeeld:
Prinsejagt in Eindhoven
In Prinsejagt is naar aanleiding van grondwateroverlast besloten over te gaan op benutting van regenwater. De bewoners trokken vanwege deze wateroverlast bij de gemeente aan de bel. Er is een commissie wateroverlast opgericht die namens de bewoners gesprekspartner voor de gemeente was. Gelijktijdig met de benutting van regenwater wordt de wijk herbestraat en van nieuwe verlichting voorzien.
Het dakoppervlak van de voorkant van de woning of een deel ervan is afgekoppeld (één regenpijp per woning). Dit is gedaan door regenpijpen aan te sluiten op aparte drainagebuizen. In de tuinen zijn zandpilaren en drainagebuizen aangelegd. De drainagebuizen liggen in een zandbed dat water moet doorlaten. De zandpilaar zou ervoor moeten zorgen dat het water door de leemlaag heen geloodst wordt. De achterzijde van de woning is niet afgekoppeld, omdat dit problemen zou kunnen opleveren voor het vuilwaterriool. Dit riool (gresbuizen) heeft een zekere doorspoeling nodig. Bij ongeveer 10% van de woningen wordt het regenwater niet benut.
Het regenwater in de openbare ruimte wordt voor een groot deel benut door afwatering op sloten en een groenstrook. Ook hier zijn zandpilaren aangebracht.
De commissie wateroverlast verzorgde samen met de vereniging van huis- en grondeigenaren veel van de informatie richting de bewoners. De bewoners kregen regelmatig een nieuwsbrief en er zijn verschillende informatie-
bijeenkomsten gehouden. Een evaluatie heeft nog niet plaatsgevonden, omdat het project nog niet geheel is afgerond.
De groenstrook, waarvan hier sprake is, is het groene gebied op de kaart.
In zekere zin is Eindhoven door zijn specifieke voorgeschiedenis enerzijds kwetsbaarder en anderzijds minder kwetsbaar voor de klimaatverandering dan een gemiddelde grote stad.
Ik vind het overigens een mooi ontwerp – bijna een soort landschapsarchitectuur. En de bewoners van de flat in de Maurits Lijnslagerstraat hebben er een mooi uitzicht en een strandje bij. Met kunstwerk.