Het Brabants Energie Akkoord: een goed idee, maar het had een betere uitwerking verdiend

Wie en wie niet?
De BMF, BZW, ZLTO, de VBEC, de gebouwde omgeving (o.a. de steden, woningbouwverenigingen, Spark Campus, Bouwend Nederland, Uneto-VNI) en Tilburg en Eindhoven Unbiversiteit zijn initiatiefemers tot het op 20 maart 2015 uitgebrachte Brabants Energie Akkoord (BEA). De coördinatie ervan werd verzorgd door de SER Brabant.

Een aantal belangrijke strategische partners, niet zelf initiefnemers, hebben zich gecommitteerd: Brainport Development, Biobased Delta, de HBO-instellingen, de ROC’s, Enexis, de energiebedrijven en de waterschappen.

Inhoudelijk afwezig is de provincie. Die figureert slechts als aandeelhouder van Enexis en als middenbestuur dat het proces moet faciliteren en stimuleren (dus als flappentap en om de regels te versoepelen). Ik vind deze inhoudelijke afwezigheid typisch.
Ik deel de mening van de initiatiefnemers, dat de provincie bij de komende coalitieonderhandelingen een passende verhouding tot het BEA moet definieren.

De compositie
BEA wekt de indruk inderhaast geschreven te zijn en het zou baat gehad hebben bij een betere eindredactie.
Het geheel bestaat uit een ‘overall’ inleiding; daarna drie aparte ‘versnellingspaden’ over de gebouwde omgeving, de industrie, en de landbouw; dan een verzameling nog uit te werken ideeën op de langere termijn; en vervolgens een paragraaf ‘randvoorwaarden’ en ‘werkgelegenheid’.
Tenslotte volgt nog een ‘borgingscommissie’ die monitort en afstemt. Ik zie geen duidelijk gedefinieerde juridische status, geen geschillenregeling en geen doorzettingsmacht.

Het probleem is dat er geen duidelijke koppeling is tussen de versnellingspaden enerzijds en het ‘overall-deel’ anderzijds. De doelstelling van 14% duurzaam in 2020 staat in het overall-deel, en de middelen in de versnellingspaden. Maar “de twain don’t meet” . De vraag is nu waar men zich op moet richten.

De 14% – ambitie
Wat zich het meest leent als ‘overall-ambitie’ is fig.2 en de 1,5% besparing per jaar op het Finale Energetisch Verbruik (FEV). Die zijn het best analyseerbaar. De ‘onduidelijke koppeling’ betekent dat gedachten uit de versnellingspaden niet terug te rekenen zijn tot de 1,5% of tot het plaatje. Soms zijn ze zelfs strijdig: het volzetten van de industriedaken bijvoorbeeld met panelen levert al meer op dan wat er ‘overall’ aan zonne-energie in het plaatje voorzien is.

De grafiek in 2020 haalt de 14% niet. Mogelijk komt dat omdat het plaatje de besparing inbouwt zonder dat te vermelden. Het percentage is t.o.v. het FEV in 2014 van 312PJ, maar zes jaar verder is daar 9% van af. Als dat de bedoeling is, klopt het ongeveer.
Het FEV is overigens maar een deel van het geheel. De totale Primair Brabants Verbruik PBV is ongeveer anderhalf keer groter. De rest gaat op aan afvalwarmte en in producten opgeslagen energie. Hierover spreekt het BEA niet.

De samenstelling van het duurzame pakket
BEA_duurzaam_14_procent_2020_plaatje
Als je met een liniaal in het plaatje gaat meten, krijg je 3,1PJ windenergie; 1,3PJ zonne-energie; 1,3PJ geothermie/WKO; 4,1PJ afvalverbranding en 28PJ energie uit biomassa.
Ik vind hierin 1,3PJ zonne-energie onwaarschijnlijk weinig (er kan veel meer) en 28PJ biomassa gevaarlijk veel. De rest kan kloppen of kan ik nu niet beoordelen.
Wat betreft biomassa. In het artikel “Het Bodem Anders – congres” en “Brabantse energiebalansen…” heb ik hieraan al aandacht besteed. 28PJ per jaar is zoveel (zelfs als je de meestook in de Amercentrale aftrekt, rond de 2PJ), dat je zo ongeveer alles wat los en vast zit moet vergisten of verbranden, en dat Brabant een probleem krijgt met de bodemkwaliteit. Of heel veel biomassa moet geïmporteerd worden, wat in strijd lijkt met het “sluiten van de kringlopen op de schaal van Noord-West Europa” (Ruwenberg-conferentie).
Ik adviseer om van het hele landbouw- en biomassaprobleem een integraal verhaal te maken op basis van wetenschappelijke studie.

Het versnellingspad ‘Gebouwde omgeving’
Dat is een goed verhaal. Doel is om in 2050 800.000 Brabantse woningen energieneutraal gemaakt te hebben, waarvan zo’n 30.000 t/m 2020. Om de enormiteit van de verduurzamingstaak nog eens te verduidelijken: als het programma straks op volle kracht draait, betekent dat 100 woningen energieneutraal maken per werkdag. Er hoort een kostenschatting bij, waarvan de invulling nog niet geregeld is. Er hoort ook veel werkgelegenheid bij.

Het versnellingspad ‘Industrie en overig bedrijfsleven’
Dat bevat losse ideeën, waarvan enkele beoordeelbaar zijn, bijvoorbeeld het volzetten van alle industriedaken met panelen (overigens geen 170km2, maar 17km2 ). Dat is goed voor 8PJ/jaar.
De gedachte om de handhaving en monitoring van publieke wetgeving als de PAS voor de industrie bij de overheid weg te halen, zoals voorgesteld, moet worden afgewezen.

Het versnellingspad ‘Landbouw’
Daarin staan een aantal interessante gedachten, waarvan de consequenties echter zo groot zijn dat ze eerst verder uitgewerkt moeten worden. De vraag is of alle ambities gelijktijdig uitvoerbaar zijn. Zo niet, dan moeten er keuzes gemaakt worden en dat wordt nog een zware bevalling.
De ZLTO laten deelnemen in windenergieprojecten, zoals gevraagd, lijkt uitvoerbaar. Dat die projecten in de eigen omgeving moeten liggen, lijkt me soms vragen om problemen. Ik vind het ruimtelijk ordening-beleid van de provincie hier leidend. Bovendien is de nabijheid nergens goed voor, behalve voor het gevoel van belanghebbenden (en het anti-gevoel van de rest). Elders produceren de turbines ook stroom.

Het klimaatfonds
Dat is een soort bonus-malus regeling voor CO2-lozingen en besparings-
projecten op Brabantse schaal. De provincie zou daar bijvoorbeeld een startbedrag in kunnen stoppen. Ik zou er zelf voor kiezen om op
pilotschaal te beginnen en na twee jaar te evalueren. Er zouden ook wel eens wat haken en ogen aan kunnen zitten. Aan de andere kant is het een prachtig instrument voor energiecoöperaties.

4 thoughts on “Het Brabants Energie Akkoord: een goed idee, maar het had een betere uitwerking verdiend”

  1. Windparken moeten daar komen waar de inwoners er vooodeel van gegund wordt.
    Windparken op het land wekken stroom op met een kostprijs van 3 cent, maar alleen voor de eigenaren.
    Dus maak de inwoners vaneen gebied, eigenaar. Geef elk huishouden de kans een stukje windpark te kopen.
    Dat geeft zo’n huishouden duizende EUR voordeel over de looptijd van het windpark, en inwoners worden trotse eigenaren, die hun eigen stroom opwekken.

    Voor grondeigenaren maakt het niets uit wie de eigenaar is, ze krijgen dezelfde grondvergoeding. Maar als de inwoners vanhet gebied zelf eigenaar zijn, heeft dat meer maatschappelijke betekenis dan wanneer ee anonieme investeerder de subsidie opstrijkt en rijke mensen hun investerign van de belasting aftrekken, dat is ook nog dubbele subsidie.

    Daarom moeten we windparken al in d eplan fase aan gewone mensen verkopen, net zoals gewone mensen een kavel bouwgrond kopen in een nieuw bestemmingsplan.

    Voor lokale politici is het ook veelprettiger, als ze kunnen zeggen dat hun kiezers de kans hebben zelf een stukje windpark te kopen.

    Omdat een windpark plan een paar jaar doorloopt, totdat het windpark gebouwd wordt, hebben de deelnemers voldoende tijd om wat te sparen.

    Een huishouden koopt een stukje windpark voor 2400 EUR
    Daarmee wekt het jaarlijks 4000 kWh op.
    En daarvoor betalen ze 3 cent.
    Dit zijn indicatieve cijfers
    Pas bij de offerte aanvraag voor de windmolens, wordt de precieze getallen duidelijk.
    En daar kunnen de toekomstige eigenaren, opdrachtgevers over meebeslissen.

    Een uitgebreide beschrijving van dit windenergie consumenten product, zonder subsidie:
    http://www.p-nuts.nu/nieuws/67ste-inzending-p-nuts-awards-2015-stukje-nieuwbouw-windpark/

    Offshore windparken hebben nog wel subsidie nodig, maar de Noordzee heeft geen gemeenteraad, dus maken burgers daar geen kans, het is maar net wie de ambtenaren van Rijkswaterstaat het voordeel en de subsidie gunnen.
    Komt het verkeerde bedrijf bovendrijven, dan veranderen ze de regels gewoon.

    1. Ik ben er voor dat burgers profijt hebben van een windpark in hun buurt. De precieze techniek hoe dat geregeld moet worden, daar doe ik nu nog geen uitspraak over. Er zijn meerdere vormen van participatie in omloop. Sommige brengen cash geld op, andere een vermindering van de elektriciteitsrekening, en het kan ook zijn dat niet een individuele burger begunstigde wordt maar een organisatie van burgers. Wat mij betreft moeten er in de komende Statenperiode een of meer financieel levensvatbare en juridisch houdbare modellen worden uitgewerkt. Dat is een civielrechterlijke constructie die over zoveel geld gaat dat ik graag heb dat een jurist naar de kleine lettertjes kijkt. Ook hier volg ik Henk in zijn basale intentie, maar vind ik de uitwerking te kort door de bocht. Ik weet bijvoorbeeld niet of het bezit van kleine perceeltjes grond op de lange termijn wel in het voordeel van de eigenaar is.

      Er bestaan al participatieregelingen voor windenergie op zee, o.a. Zeewind.

      Het is een psychologisch voordeel als je de windmolen, waar je mede-eigenaar van bent, in je nabijheid staat. Dat vergroot de acceptatie van de bouw en dat is een goede zaak. Daartegen over staat dat je graag een mooi landschap wil en dat de turbines daarin een goed gekozen opstelling krijgen. Je zit dan op het Ruimtelijke Ordening – terrein.
      Ik vind het zelf in genen dele een must dat “mijn” windturbine in mijn nabijheid moet staan. Ik ben zelf voor 1/1800 ste deel van De Blauwe Reiger in Noord-Holland, in ruil waarvoor Greenchoice voor mij een bedrag van de mijn stroomrekening aftrekt. Het persoonlijk interesseert mij geen moer of ik “mijn” molen vanuit mijn slaapkamerraam kan zien. Ik kan mij zeer wel voorstellen dat een coöperatie uit Schijndel of een ZLTO-afdeling uit Uden participeren in een windmolen bij het Volkerak. Alleen al, omdat het daar harder waait.
      Het lijkt mij dat je hier de lokale situatie moet analyseren voor je een uitspraak doet.

      Bovendien zie ik geen reden waarom de redenering van Henk beperkt zou moeten blijven tot windenergie. Volgens mij voldoet een grootschalig zonnepark aan dezelfde wetmatigheden als een windturbine. Er bestaat in Brabant al minstens één coöperatie (namelijk in Breda) die dat probeert.

  2. Wat ik heel kwalijk vind in dit energie “akkoord” is het plan van ZLTO om 1000 houtkachels van 200 kW op het platteland te zetten.
    Dit is meervoudig zeer ongewenst.
    – Dit soort kachelks veroorzaken veel fijnstof luchvervuiling. de kachels zijn te klein om onder strenge regels te vallen, en vergiftigen de lucht voor d einwoners van het buitengebied.
    – inhet akkoord wordt al gesteld dat dit een vorlopige oplossing is, omdat vergisten beter is, en vooral schoner.
    Maar deze kachels gaan jaren mee, dus is het verspilling van subsidie, als ze maar kort mee gaan.

    Samen met de extra vervuiling, moesten de boeren deze houtkachel stap maar overslaan>
    Met de Q-koorts hebbenze al ongestrafs mensen kunnen ombrengen.
    Met deze houtkachels gaan bog veelmeer mensen eerder sterven.
    Een recente RIVM studie toonde aan dat elke 10 ugram extra fijnstof de inwoners die daaraan zijn blootgesteld, 8% eerder laat sterven. Dus de boeten gezinnen met een van die 1000 ZLTO kachels, zullen eerder sterven doordat zij zelf de grootste concentratie fijnstof van hun eigen kachel inademen.

    Die het dan meteen goed, en sla dat giftige stoken over.

    1. Ik vind deze reactie te kort door de bocht. Hij noemt een probleem dat, wat mij betreft, op dit moment denkbaar is maar niet zeker.

      Vooraf: het gebruik van “akkoord” in plaats van akkoord is ten onrechte. De “” zijn een oratorische truc om het geheel in een kwaad daglicht te stellen zonder dat dit beargumenteerd wordt. Het is een akkoord, geen “akkoord”. Een aantal partijen hebben er hun handtekening onder gezet en het beschrijft de intentie om samen iets te doen wat goed is.

      Ik vind het geen ideaal akkoord. Het wekt de indruk een haastwerkstuk te zijn dat af moest voor de coalitie-onderhandelingen in de provincie begonnen – wat op zichzelf trouwens te volgen valt. Maar als geheel is het akkoord een tekst met plus- en minpunten. In een oneliner geformuleerd: het akkoord wil teveel van biomassa en wil te weinig met zonne-energie, en geeft vaak te weinig onderbouwing van het standpunt. Dat laatste geldt ook voor de door Henk genoemde passage over op hout gestookte ketels: ik moet eerst nog onderbouwd zien dat die hoeveelheid hout er inderdaad is en inderdaad zoveel opbrengt.

      Ik deel op zich het argument van Henk dat reëel bestaande kleinschalige open vuur-installaties van particulieren soms onaanvaardbaar veel stof in het milieu brengen. Het zou beter zijn als de open haard uit onze woonkamers verdween.
      Maar de wetmatigheden van kleinschalige stook (bijvoorbeeld 5kW) zijn niet per definitie die van professionele stook. Voor 200kW heb je (denk ik, ik heb dit niet geverifieerd) een milieuvergunning nodig hebt waarin Best Beschikbare Technieken geëist worden, bijv. rookgasreiniging of stookvoorschriften. Henk extrapoleert, m.i. ten onrechte, kleine naar grote installaties. M.i. is het mogelijk om verantwoord hout te stoken als dat goed vormgegeven wordt.

      Ik heb de recente RIVM-studie gelezen (voor een artikel zie elders op deze site). Deze studie is geheel gebaseerd op blootstellingsberekeningen door het verkeer in 2001. De conclusies (die Henk terecht opsomt als 8% per 10 microgr PM10) zijn dus slechts geldig voor PM10, veroorzaakt door het verkeer. Het is denkbaar dat fijn stof door houtstook door zijn andere samenstelling een ander dosis-effect relatie heeft. Hetzij beter, hetzij slechter, dat kan ik niet beoordelen. Hoe dan ook de RIVM-studie doet er geen uitspraak over. Ik zou het wel passend vinden als er een aparte studie aan de emissies van door particulieren gestookte houtkachels gewijd zou worden.

      Bernard Gerard

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.