Het consortium zegt van zichzelf “Het Nationaal Consortium Zon in landschap is een initiatief van ECN part of TNO en richt zich op ondersteuning van grootschalige integratie van zonne-energie in het landschap, zodanig dat dit als ontwerpopgave wordt gezien en de uitvoering zorgvuldig en verantwoord plaatsvindt, en de energietransitie versnelt. De potentie van grondgebonden zonneparken in 2050 is 45.000 MWp op ca. 1.5% van het Nederlandse landbouw areaal (325km2).“.
In het consortium zitten inmiddels flink wat onderzoeksbureau’s, universiteiten, natuurorganisaties, bedrijven en ook de provincies Drente, Flevoland, Noord- en Zuid-Holland, Overijssel en Utrecht. Goede vraag is waarom Noord-Brabant en Limburg en bijvoorbeeld de Brainportregio ontbreken. Zie https://zoninlandschap.nl/deelnemers .
Een samenwerkingsverband van LC Energy, TNO, Wageningen University & Research, Eelerwoude en SolarCentury gaat onderzoek doen naar het effect van zonneparken op de bodemkwaliteit en biodiversiteit. Het streven is om voor dit onderzoek 6 nieuwe test-zonneparken in Nederland te realiseren. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) subsidieert het SolarEcoPlus-project met 3,6 miljoen euro. Dit initiatief is ontstaan binnen het Nationaal Consortium Zon in Landschap.
Het hoofddoel van het onderzoeksproject SolarEcoPlus is om ecologische en economische opbrengsten van zonneparken opgebouwd met innovatieve tweezijdig werkende panelen te bepalen voor de meest voorkomende grondsoorten in Nederland: zand, veen en klei. ‘We zijn blij met de verleende subsidie voor ons project. De ecologische consequenties van een zonnepark zijn op dit moment onbekend’, zegt Friso Huizinga van LC Energy. ‘Dat maakt het nemen van een beslissing over de komst van een park lastig voor gemeentes en vertraagt daarmee de energietransitie. Daarom is het heel belangrijk dat er onderzoek wordt gedaan.’
Ruimte tussen panelen Uit recent Duits onderzoek blijkt dat er positieve effecten kunnen zijn op biodiversiteit en bodemkwaliteit als er ruimte tussen de panelen blijft. In een standaard zonnepark zou dit echter leiden tot hogere stroomkosten. Met technologisch innovatieve tweezijdig werkende (bifacial) zonnepanelen levert een grotere afstand tussen panelen juist meer op omdat ook de achterkant van de panelen zonlicht omzet in stroom. Omdat de productiekosten van tweezijdig werkende panelen marginaal verschilt van de standaard zullen de ecologische condities in deze parken kunnen verbeteren voor dezelfde business case.
Primeur voor Nederland Tijdens het onderzoek worden in elk testpark minimaal 700 kWp aan bifacial zonnepanelen op vier verschillende manieren gepositioneerd; zuid, oost-west, verticaal, en zonvolgend (draaiend om één as), om te bepalen wat de relatie is tussen effecten op de bodemkwaliteit, biodiversiteit en de stroomopbrengst. Hierdoor is het mogelijk om op basis van kwantitatieve gegevens eco-positieve zonneparken te ontwerpen. Voor Nederland is het testen van zonnepanelen in verticale opstelling en met een zonvolgend systeem in deze toepassing een primeur. Wageningen Research heeft een meetprotocol opgesteld om de ecologische impact te monitoren en te vergelijken met een nulmeting. Daarbij zal zowel biodiversiteit boven de grond (flora, vogels, insecten) als ondergronds worden gemeten. Ook de bodemvruchtbaarheid en koolstofopslag in de bodem zijn onderwerp van studie.
Op deze site is al vaker aandacht besteed aan zowel bifaciele panelen als aan bodem- en natuuraspecten van zonneparken.
Bifaciele panelen staan bijvoorbeeld als geluidsscherm langs de A50 bij Uden. Die weg loopt daar pal Noord-Zuid, maar omdat licht vanuit het oosten en westen kan invallen, valt de totale opbrengst bepaald niet tegen. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=11499 .
Ik heb ook aandacht besteed aan de effecten van zonneparken op de bodem. Onder bepaalde voorwaarden kunnen die beter zijn dan van het agrarische gebruik dat ze vervangen. Niet voor niets zit bijvoorbeeld ook de Vlinderstichting in het Consortium. Zie www.bjmgerard.nl/?p=12475 en www.bjmgerard.nl/?p=11263
Enerzijds zijn zonneparken op de grond onontkoombaar als je Nederland in 2030 voor de helft op duurzame energie wilt hebben. “Eerst zonnepanelen op daken en gevels” is een geliefkoosde smoes voor wie ze eigenlijk net willen. Maar je kunt eenvoudig becijferen dat je met PV-panelen op de gebouwde omgeving bij lange na niet uitkomt. Anderzijds brengen onoordeelkundig aangelegde zonneparken problemen met zich mee voor de ondergrond (verdroging, verschraling). Maar daar valt veel aan te doen en ene zonnepark kan ook een verrijking zijn ten opzichte van een eerdere raaigraswoestijn. Zie www.bjmgerard.nl/?p=11263 .
Het certificeringsinstituut KIWA (ooit het Keurings Instituut voor Waterleiding Artikelen, maar al sinds lang verzelfstandigd en in vele branches en landen actief) heeft nu een richtlijn uitgebracht voor zonneparken op de grond. Deze NISP-richtlijn (Nature Inclusive Solar Park) BRL K11007 definieert wanneer een zonnepark natuurvriendelijk genoemd mag worden. Tevens is daarmee de Gedragscode Zon op Land van o.a. Holland Solar afgedekt. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=10733 .
Zonne-energie staat in het brandpunt van de belangstelling. Met forse subsidies stimuleert de overheid het gebruik van zonnepanelen op allerlei daken in Nederland. Maar nu komt er nieuwe groeimarkt aan: zonneparken op land. Daar is vorig jaar het nodige om te doen geweest, met een motie in de Tweede Kamer en de introductie van de Gedragscode Zon op Land van o.a. Holland Solar. Wat wij bij Kiwa zien is dat bouwers en ontwikkelaars zich aan het oriënteren zijn op kansen en bedreigingen voor projecten. Het is vooral deze groep die ons benadert voor informatie over Nature Inclusive Solar Parks.
Gevecht om openbare ruimte
Anders dan zonnepanelen op daken, staan zonneparken volop in het zicht op grote stukken land. De paradox is dat het doel duurzaamheid is, maar dat dit uitmondt in grote industriële installaties in de natuur. Het probleem is dat de ruimte in Nederland gedeeld moet worden door veel verschillende partijen, zoals omwonenden, boeren en grondbezitters, maar ook bedrijven en recreanten. Vanwege de omvang en impact van zonneparken moeten die precies in het plaatje passen om niet vast te lopen in weerstand en procedures. Op zich is het best vreemd dat gemeenten en provincies nog niet erg bezig zijn met verantwoorde zonneparken, maar ik snap wel dat je als bouwer of ontwikkelaar wil weten of er een verantwoorde manier is die ook nog voorspoedig werkt in projecten.
Wat is een Nature Inclusive Solar Park?
Bij een Nature Inclusive Solar Park zijn alle fasen, van ontwerp en bouw tot beheer en uiteindelijke ruiming, ondergebracht in een verantwoorde, gedocumenteerde aanpak. Adviesbureau Leafteasers ontwikkelde het concept van Nature Inclusive Solar Parks, waarbij het concept én de uitvoering beantwoorden aan de gedragscode en de belangen van stakeholders. Het is dus ‘by design’ een hanteerbare oplossing. Dit concept biedt je als bouwer een blauwdruk voor elke fase van het project.
Voorkom struikelblokken
Waar het om gaat is dat je aantoonbaar de juiste stappen hebt genomen en de juiste materialen en middelen hebt ingezet. Laten we niet vergeten dat door hectares grond af te dekken licht, lucht en water geen goede toegang tot de bodem meer hebben. Er vindt dan er geen goede filtratie plaats. Dit heeft verschillende langetermijngevolgen, zoals verschraling van de begroeiing en het verdwijnen van insecten en vogelsoorten. Met een gecertificeerd NISP is hier rekening mee gehouden en voorkom je allerlei struikelblokken.
NISP Tool en Certificering
NISP is technisch doordacht, goed geïntegreerd in het natuurlijke landschap, regeneratief voor het ecosysteem en wordt ontwikkeld in lijn met de regio en gemeenschappen. Om dit te waarborgen heeft Kiwa een specifieke richtlijn ontwikkeld: de BRL K11007. Het mooie is dat deze op de NISP Tool gebaseerd is, zodat je een grote kans op geslaagde certificering hebt. En om het nog concreter te maken, hebben wij ook een audittool beschikbaar waarmee je zelf alles kunt verifiëren, voordat de audit plaatsvindt.
De Boerderij We hebben met de SP in de provincie een abonnement op De Boerderij en ik lees dit blad elke dag. De hele agrarische sector is partner van het blad – het is dus een clubblad, en wel van redelijk niveau. Als je dat weet, is er niets aan de hand en kun je er je voordeel mee doen. Het houdt het nieuws bij op plaatsen waar je anders niet komt. Je moet niet alles meteen geloven (maar dat moet je sowieso nooit doen), maar er staan soms nuttige links bij en in combinatie met andere informatiebronnen heeft het blad bij mij een vaste plaats.
Zonneparken en de bodem Dus toen De Boerderij kopte “WUR: zonnepark verarmt landbouwgrond” ( www.boerderij.nl/Home/Nieuws/2020/1/WUR-zonnepark-verarmt-landbouwgrond-532406E/ ) schoot ik in de controle-mode. De bewering was dat studenten van de WUR (Wageningen University Research) met een indicatief onderzoek bij vier jonge zonneparken vaststelden dat de bodem onder de parken droger was en minder bodemleven bevatte, en dat je dat effect kon verminderen door de layout van het park aan te passen. Op zich een aannemelijke conclusie. Maar de LTO (Land- en Tuinbouw Organisatie) is partner van De Boerderij en de LTO is fel tegen zonneparken op landbouwgrond, dus dit verdiende controle.
Nature Today (de website die het artikel over de Wageningse studenten gepubliceerd had) is een openbare bron en zeer de moeite waard. Het artikel is te vinden op www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=25808 . Onder aan het artikel de titel en de auteurs van de studentenpublicatie. Dan blijkt dat het allemaal net iets anders in elkaar zit dan De Boerderij zegt.
Bovenstaande afbeeldingen komen uit het tijdschrift Bodem 29(1):34-36 , waar het studentenonderzoek gepubliceerd is. De volledige waarheid is dat onder de panelen de bestudeerde natuurkenmerken inderdaad ongunstiger zijn, maar er vlak naast gunstiger. En dat onder de panelen niet ‘geen microlandschap’ zit, maar een ander microlandschap met blijkbaar evenveel soorten (maar andere). Het gebied wordt dus gevarieerder. De studenten noemen als mogelijke oplossing om de panelen hoger te zetten en verder uit elkaar, en om onder de panelen schaduwminnende planten te zaaien. Een eerdere studie van Wageningen (maar dan een ‘officiele’ en niet van studenten) zei dat ook al. Zie Zonneparken, natuur en landbouw .
Het
studentenonderzoek, althans de weergave ervan in Nature Today, zegt niet wat
over de nul-situatie. Met andere woorden, hoe goed het bodemleven is als het
zonnepark er niet staat. Er wordt een soort veralgemeniseerde standaardsituatie
opgevoerd, waarin de bodem geacht wordt goed te zijn. Maar de intensieve
landbouw in Zuidoost Brabant is bepaald niet altijd goed voor de bodem. De
vraag in hoeverre de voordelen van de beëindiging van de intensieve landbouw op
zonneparkpercelen (geen mest meer en dichtgereden bodems) de nadelen
compenseren, wordt niet behandeld.
Waarom moeten zonneparken eigenlijk tijdelijk zijn? Bij een woonwijk of een industrieterrein of een autoweg wordt het argument van het bodemleven niet genoemd. Ongetwijfeld is het bodemleven negatief beïnvloed door de bouw van mijn woning. Maar die staat er dan ook ten duidelijkste niet tijdelijk.
Waarom wordt bij zonneparken eigenlijk de tijdelijkheidsfictie (25 jaar) geforceerd overeind gehouden? Er is vooralsnog niets wat er op wijst dat ze over 25 jaar niet nog steeds nodig zijn. Waarom niet gewoon dat accepteren en er het beste van maken? Overigens kan men contractueel vastleggen dat het perceel na 25 jaar in de oude toestand wordt teruggegeven.
Tevens:
waarom wordt de landbouw (of delen daarvan) eigenlijk niet als tijdelijk
gezien? Zuidoost Brabant heeft teveel landbouw en te weinig zonneparken.
Biodiversiteit op het zonnepark van Shell Moerdijk Toen ik toch op de site van Nature Today zat, ook maar wat gegrasduind wat er nog meer aan recent materiaal in stond over zonneparken.
Er stond een interessant recent artikel in (16 oktober 2019) “Zonnepark veilige haven voor biodiversiteit” en betrof een onderzoek van professor Koos Biesmeijer (en anderen) van Naturalis Biodiversity Center, in opdracht van Smartland Landschapsarchitecten, naar een 39 hectare groot zonnepark op het terrein van Shell Moerdijk. Het originele persbericht, waarop het artikel in Nature Today gebaseerd is, is te vinden op www.naturalis.nl/persberichten/zonnepark-veilige-haven-voor-biodiversiteit .
Verbaasd
over soortenrijkdom
De hoofdconclusie is dat zonneparken een grote biodiversiteit
kunnen herbergen. “Indien goed ingericht kunnen zonneparken beter zijn voor
biodiversiteit dan de meeste landbouwgrond. Zo bieden ze een mix van zon en
schaduw, worden paden nauwelijks bewandeld door mensen en zijn ze vrij van
kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Dit geeft planten en insecten ruim spel.
Hoogleraar Koos Biesmeijer is positief over de mogelijkheden die zonneparken
bieden om biodiversiteit in Nederland te stimuleren.
Biesmeijer: “De energietransitie vraagt veel van ons en zonneparken vormen
steeds meer onderdeel van ons landschap. Het is belangrijk om nu kennis te
genereren waarmee zonneparken goed ingericht worden en kunnen bijdragen aan het
herstel van de biodiversiteit.”
Men vond er bijvoorbeeld 34 soorten bijen, waarvan 4 Rode
Lijst-soorten.
Verder onderzoek is zinvol.
Met andere woorden: het is niet alleen van belang of debatten te voeren òf je zonneparken vergunt, maar ook hóe je ze vergunt.
Businessmodel Het
zit allemaal een beetje anders in elkaar dan De Boerderij suggereert, maar
zonder De Boerderij had ik dit allemaal niet geweten. Een vliegende kraai vangt
altijd wat.
Een andere link uit het De Boerderij-artikel waarmee dit verhaal
begon, is van een geheel andere orde, maar eveneens interessant. Het is een
link naar een business model voor een boer die in de duurzame energie wil.
Genoemd artikel verwijst naar Food+Agri business, maar dezelfde auteur scheef
in De Boerderij een vergelijkbaar artikel over hetzelfde onderwerp. Omdat dit
laatste artikel vollediger is, plaats ik de link naar dit laatste artikel. En
wel www.boerderij.nl/Akkerbouw/Achtergrond/2019/12/Ieder-jaar-10000-per-hectare-voor-zon-en-wind-515248E/
.
Een zonnepark levert een boer €6000 per jaar per hactare op, een windturbine €10.000 à €20.000 per stuk. Met 10 ha zonnepark en twee windturbines kom je, zonder het land te bewerken, aan een slordige ton aan bedrijfsinkomsten. Dit in redelijke, maar niet maximaal gunstige omstandigheden. Daar zitten dan wel de nodige mitsen en maren aan, zoals waar je zit in Nederland en de afstand tot een aansluitpunt, en de staat van het elektriciteitsnet. En er is fiscaal gedoe. Maar per slot van rekening kan een zonnepark beduidend meeropbrengen dan regulier agrarisch bedrijf.
Je moet als boer dus wel weten wat je doet, maar daar helpen
allerlei adviseurs en projectontwikkelaars je graag bij.
Het voert te ver om het business model hier in detail te
bespreken, maar geïnteresseerden verwijs ik graag naar het Boerderij-artikel.
Het zou politiek op een of andere manier gekoppeld kunnen
worden aan de warme sanering, die nu gaande is. Als een stoppende varkensboer
nog wat grond heeft, zou het een ontwikkelrichting kunnen zijn.
Het kan meteen een mooie oudedagsvoorziening zijn.
Ik heb al eerder op dit gebied zitten filosoferen. Dat was naar aanleiding van het flankerend beleid, dat afgesproken is in het roemruchte juli 2017-besluit. Toen gebeurde er in Brabant nog nauwelijks iets op dit vlak, en toeb leek mij al dat je als boer in principe aan een zonnepark meer kunt verdienen dan aan reguliere landbouw. Zie Grootschalige zonneparken als flankerend beleid in de veeteelt-transitie .
Nagekomen nieuws: de Rechtbank Gelderland heeft in een zaak, aangespannen door 20 inwoners van Brummen, tegen de komst van 36 hectare zonnepark op agrarische grond, geheel geoordeeld volgens een redeneerwijze die gelijk is aan bovenstaande. Ten opzichte van de vroegere bestemming intensieve veehouderij kan een goed aangelegd zonnepark een verbetering betekenen. Zie https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGEL:2020:692 .
De zonneladder: constructief of destructief? De natuur- en milieuorganisaties zitten in een spagaat tussen enerzijds de eisen die de energietransitie aan het landgebruik stelt (turbines en PV-opstellingen) en anderzijds hun traditionele kernwaarden natuur en landschap. Dat is niet verrassend en ze zijn niet de enige die met dat probleem kampen.
De organisaties hebben op 10 jan 2019 hun “Constructieve Zonneladder” gepresenteerd. Zie www.nmu.nl/nieuws/wij-presenteren-de-constructieve-zonneladder/ . Het was hun eigen werkstuk en er stonden geen handtekeningen onder van organisaties buiten de natuur- en milieuhoek.
Inmiddels is de zonneladder in het nationale beleid opgenomen.
De centrale kwestie is dat men met enig cijferwerk al gauw tot de conclusie komt dat er zonneparken in het vrije veld nodig zijn. De ‘pijnloze’ oplossingen als daken en restterreinen hebben simpelweg veel te weinig oppervlak om aan de vraag te kunnen voldoen. In de ‘constructieve zonneladder’ wordt een procedure beschreven van pijnloos naar pijnlijk, maar in dergelijke termen dat de aanleg van flinke zonneparken, die er qua opbrengst toe doen, door de toonzetting van het verhaal ontmoedigd wordt. Men wil eerst de daken vol en dan de restterreinen en dan eens gaan nadenken over weilanden. Het staat er niet met zoveel woorden, maar een soort volgtijdelijkheid is wel de teneur. Vooral Natuurmonumenten blijkt met grote regelmaat een tegenstander van duurzame energie.
De Constructieve Zonneladder heeft destructieve elementen, vooral als hij stringent wordt uitgelegd – wat vele tegenstanders van zonneparken graag doen. In stringente vorm is de zonneladder een sabotage-instrument.
De druk om snel
zonneparken in het open veld te bouwen is sterk toegenomen.
Vandaar dat de natuur- en milieuorganisaties het uiteindelijk meegegaan in een uitnodiging van de branchevereniging Holland Solar ( https://hollandsolar.nl/home ). Dat is de ‘Gedragscode zon op land’ geworden, te vinden op https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2020/03/04/gedragscode-zon-op-land . De denkomslag is van ‘hoe het niet hoort’ naar ‘hoe het wel kan’. Dat is aangenaam. Ik heb op deze site al vaker gezegd dat je niet alleen de vraag moet stellen of je zonneparken moet willen (het antwoord is JA), maar ook hoe je ze moet willen . Zie Zonneparken, natuur en landbouw .
De code
heeft betrekking op zonneparken op de grond (niet drijvend en op gebouwen).
Er zijn drie
leidende principes:
Bij
elk project komt een op het project afgestemde vorm van participatie
Het
zonneveld moet, per saldo, een verbetering voor de landschappelijke en
natuurwaarde van het gebied betekenen
Als
de grondeigenaar en het bevoegd gezag dat willen, wordt het zonnepark
omkeerbaar aangelegd, zowel beleidsmatig als fysiek
Deze
principes worden vertaald in concrete toezeggingen:
De
gemeente maakt beleid, kijkt eerst naar daken en restgronden, stelt daarna
zoekgebieden voor parken vast, en betrekt de inwoners daarbij
Nationale
parken en Natura2000-gebieden blijven buiten beschouwing
In
Natuurnetwerk-gebieden (de vroegere Ecologische Hoofd Structuur), beschermde
landschappen en weidevogelgebieden mogen enkel zonnevelden komen als het
initiatief goed uitpakt voor relevante lokale natuurwaarden en de
landschappelijke beleving
Tussen
de intentieovereenkomst en de definitieve overeenkomst neemt het bevoegd gezag
een besluit en worden de omgeving geconsulteerd
Er
komt procesparticipatie voor omwonenden, commerciële ontwikkelaars,
energiecoöperaties en andere belanghebbenden
Er
komt financiële participatie, waartoe de overeenkomst twee passages uit het Klimaatakkoord
citeert. Gestreefd wordt naar 50% eigendom op ondernemersbasis (dus mee
investeren en risico lopen). Dit krijgt per project vorm.
Er kan een gebiedsgebonden bijdrage verstrekt worden.
Een
combinatie met agrarisch gebruik (bijvoorbeeld vrije uitloop-schapen of -kippen)
is denkbaar
Projectontwikkelaars
gaan niet met een hagel aan aanbiedingen schieten in de hop dat er één
grondeigenaar meedoet. Dat geeft onrust.
Bij
de aanleg zorgt de ontwikkelaar voor ruimte voor natuurelementen, klein wild en
inheemse kruidenrijke vegetatie die niet vaak
gemaaid wordt. Die kunnen eventueel na beëindiging van het park blijven
bestaan.
Waar schade onvermijdelijk is, moet gecompenseerd worden.
Voor
de inpassing wordt o.a. een landschapsarchitect of een historisch geograaf betrokken
Een
park krijgt in principe minstens 25% onbedekt oppervlak, tenzij er redenen zijn
voor meer of minder. Dat staat toetreding van voldoende licht en water tot de
bodem toe. De grondwaterstand wordt in overleg met het Waterschap vastgesteld
Als
regel worden er geen bestrijdingsmiddelen gebruikt
Indien
een park tijdelijk bedoeld is, wordt de bodem in de oude toestand terug
opgeleverd
Bij
de aanleg en het beheer krijgen (indien mogelijk) bedrijven uit de omgeving
voorrang
Er
is ruimte voor monitoring een bijsturing
Naleving
van de code wordt met diverse juridische technieken afgedwongen. Uitzonderingen
kunnen in overleg worden toegestaan. Niet-naleving kan gemeld worden.
Veel mensen zijn abstract voor duurzame energie, maar concreet tegen als de voorgestelde invulling iets heeft wat hen niet uitkomt. Wind en mestvergisting zijn bekende voorbeelden. “Doe eerst maar wat anders” is de boodschap. Bij zonneparken op de grond is het niet anders. “Leg eerst de daken maar vol”, klinkt het. Maar er is helemaal geen sprake van een keuze, het is en en en.
Een leidinggevende studie als die van Bureau POSAD tbv de provincie Noord-Brabant gaat uit van een uit zonne-energie winbare hoeveelheid van 9,1PJ (op basis van 18km2 geschikt dak), 4,4PJ op oude storten (horend bij 11km2), en van 57,3PJ uit zonneparken in gemengd landelijk gebied (horend bij 143km2 zonnepark). Nu kan men nogal wat kritiek leveren op de rekenzuiverheid en de aannames van de studie, maar qua orde van grootte kloppen deze cijfers, als men van de aanname uitgaat dat Brabant zichzelf volledig energieneutraal zou willen maken op strikt duurzame basis. De gedachte dat je met daken kunt volstaan is dus quatsch – wie dat zegt, stelt eigenlijk voor om het grootste deel van het potentieel aan zonne-energie bij voorbaat af te schrijven.
Nu moet men POSAD ook anderszins relativeren. Brabant is ruim 5000km2, waarvan 2350km2 cultuurgrond. Tegen dat laatste cijfer moet die 143km2 worden afgezet.
Een andere tegenwerpingsargument is dat zonneparken de bodem en de natuur aantasten en gebied voor de landbouw onbruikbaar maken. Er gaan veel niet onderbouwde beweringen rond, die bevestigd noch ontkend kunnen worden. Een verzachtende factor is dat er überhaupt niet veel toegankelijke onderbouwing bestond. Aan dat laatste gebrek heeft Wageningen wat gedaan (volgende tussenkopje).
Maar ook hier weer enkele relativeringen van algemene aard. Nederland is de tweede agrarisch exporteur ter wereld (bruto; netto de derde). De landbouw is te groot voor Nederland en men kan zich perfect voorstellen Nederland (bruto) de vijfde of de zesde agrarisch exporteur zou zijn. Vele honderden km2 van Brabant zijn al bedekt met wegen, huizen en bedrijventerreinen (zie www.clo.nl/indicatoren/nl0061-bodemgebruikskaart-voor-nederland ), als regel allemaal vroegere landbouwgrond. Nogal wat boeren zijn rijk geworden aan de overdracht. Ook hier klinkt een toevoeging van bijvoorbeeld 143km2 zonnepark op Brabantse landbouwgrond niet meteen als het einde der tijden. Je hoort het argument ook niet als de A67 verbreed zou moeten worden of het voortbestaan van vliegveld Seppe gerekt moet worden, of als Bolcom in Waalwijk van 5 naar 10 hectare gaat.
Bodem, landbouw en biodiversiteit rond zonneparken
Wageningen University & Research (WUR, afdeling Environmental Research) heeft een kennisbasis gelegd (op basis van literatuuronderzoek) met de publicatie “Zonneparken, natuur en landbouw” dd april 2019 (http://edepot.wur.nl/475349 ). Veel literatuur bestaat er overigens nog niet.
De basale conclusie is dat er spanningsvelden zijn tussen bodem en landbouw enerzijds en zonneparken anderzijds, maar dat die niet absoluut zijn en niet altijd negatief uitpakken. En dat wat slecht is voor de landbouw, soms goed is voor de biodiversiteit.
De bodem Verder is de boodschap, dat de landbouw soms slecht is voor de bodem, en dat geen landbouw in die situaties tot natuurlijk herstel kan leiden (bijv. niet ploegen en geen mest uitrijden).
Dit alles op basis van deskundige natte vingers, die meestal naar de veronderstelde afname van het organisch materiaal wijzen en de bijbehorende afname van het bodemleven. Er groeien immers minder planten. Dit alles verondersteld, want er is nog nauwelijks experimenteel materiaal. Vooral als men na 20 of 30 jaar weer landbouw in het gebied wil ondernemen, zou dat om een langdurige hersteloperatie vragen. Als het zonnepark zonnepark blijft, zoals Woensel Woensel blijft en de A67 de A67, speelt dit probleem niet.
Er zijn echter knoppen waaraan gedraaid kan worden:
hoe groot de (combi)panelen zijn;
de netto-bruto verhouding van het park (het hoeveelste deel overdekt wordt door paneel);
de minimum- en maximumhoogte van de (combi)panelen boven de grond;
de oriëntatie (Oost-West of Zuidelijk);
of de combipanelen afwateringsspleten hebben (die bepalen of het water meer geconcentreerd of meer diffuus op de grond valt.
in welke omgeving je de panelen neerzet
De landbouw Draaien aan de knoppen kan de agrarische gevolgen voor de landbouw beperken. Combi-gebruik (agrarisch en zonnepark) is mogelijk, maar beide functies werken dan suboptimaal. Dat kan een goede afweging zijn. Men kan spreiden: er bestaan verrijdbare of opvouwbare panelen. Men kan ook panelen neerzetten als een vertikaal hek, liefst bifaciaal.
En er zijn gewassen die het in de schaduw niet veel slechts of zelfs beter doen, zoals aardappels.
En een niet te missen overweging is dat een hectare zonnepark momenteel beduidend meer geld opbrengt dan een hectare gewas.
De biodiversiteit De belangrijkste factor is wat er onder de panelen kan groeien. Als dat een grasland met kruiden is dat dekking geeft, of als er een bloemenmengsel ingezaaid is, kan het positief uitpakken.
Voor
zoogdieren is een zonnepark gewoon een stuk leefgebied. Als de omstandigheden
gunstig zijn, maken ze er graag gebruik van. Hazen houden van zonneparken.
Bij vogels
hangt het van de soort af en van de begroeiing onder de panelen. Er is geen
systematisch effect, behalve dat een min of meer verwilderd zonnepark meer
biodiversiteit biedt dan idem op intensieve landbouwgrond. PV-panelen leiden
niet of nauwelijks tot vogelsterfte.
Als de bodem onder het zonnepark kruidenrijk en bloemrijk gehouden wordt, kan het park gunstig zijn voor insecten (bijv. vlinders en hommels). Waterinsecten zien een paneel soms voor een wateroppervlak aan. Streepjes op de panelen schilderen helpt soms al, evenals niet te dicht bij de waterkant gaan zitten met je park.
Ecologisch
beheer tijdens, maar ook na de aanleg van het park is van groot belang. Dan kan
een zonnepark een verbetering zijn t.o.v. het intensieve bouwland, dat het
vervangt.
De LTO
De Land- en Tuinbouw Organisatie gaat flink te keer tegen zonneparken. Dit ongetwijfeld ook omdat zonneparken per hectare fors meer opbrengen dan gewassen (zie ook Grootschalige zonneparken als flankerend beleid in de veeteelt-transitie ). De uitlatingen zijn mogelijk ook voor de eigen achterban bedoeld.
De LTO vindt zonneparken een industriele bestemming. Dat kun je inderdaad vinden – wat niet anders zegt dan dat het zoveelste stuk landbouwgrond in bedrijventerrein veranderd is. Dat is niet voor het eerst. In plaats daarvan wil de LTO panelen op de grote daken van schuren en stallen. Daar is op zich niets mis mee, maar het levert veel te weinig op, zoals eerder gezegd. De LTO wil niet op de hoeveelheid landbouwgrond inleveren en is bang voor stijgende grondprijzen, wat vanuit hun standpunt logisch is. Maar nergens staat dat Nederland zijn absurd hoge landbouw-exporterende functie op dit niveau in stand moet houden. Misschien moeten we wel gewoon naar minder landbouw en minder landbouwgrond toe.
Tenslotte
mist de LTO regie. En daar hebben ze gelijk in.
Nieuwe natuur en zonneparken De provincie Noord-Brabant heeft indertijd Essent verkocht en daaraan een heleboel geld overgehouden. Mede om die uit grijpgrage Haagse vingers te houden, is een deel van dat bedrag (ter grootte van €240 miljoen), alsmede ruim 2000 hectare grond, in een Groen Ontwikkel Fonds apart gezet, als een zelfstandige rechtspersoon met de provincie als enig aandeelhouder. De vroegere Eindhovense wethouder Mary Fiers (PvdA) geeft leiding aan dat fonds.
Het fonds is te vinden op www.groenontwikkelfondsbrabant.nl en de basale informatie onder de TAB “over ons”.
De taken van het fonds worden daar opgesomd:
De realisatie van 3100 ha. Natuurnetwerk Brabant (Provinciaal deel)
De realisatie van 2274 ha.Natuurnetwerk Brabant (Rijks deel)
De inrichting van 5648 ha. reeds verworven Natuurnetwerk Brabant (Rijks deel)
De realisatie van 700 kilometer Ecologische verbindingszone.
Het Natuurnetwerk Brabant is wat vroeger de Ecologische Hoofdstructuur heette.
Men ziet in het Provinciehuis het liefste, dat die fondsen revolverend zijn (hun investeringen terugverdienen), want dan kan hetzelfde startbedrag meer uitrichten. Bij een Groen Ontwikkel Fonds ligt dat uiteraard moeilijker, want een deel van de “opbrengsten” is in natura. Desalniettemin bestaat ook daar dezelfde logica dat terugverdiend geld opnieuw ingezet kan worden.
Bovendien hebben de Brabantse overheden een enorme duurzame energie-taak.
Fiers heeft op 01 februari 2018, op de Energietop van de Metropool Regio Eindhoven (MRE) een plan gelanceerd om de aanleg van nieuwe natuur te combineren met de aanleg van zonneparken. De informatie daarover staat op een aparte site (waar sommige afbeeldingen bij deze tekst vandaan komen). Zie http://noord-brabant.maps.arcgis.com/apps/MapJournal/index.html?appid=9737c550549c4b67aa98c94167ae4e00# . Aan het plan hebben meegewerkt het adviesbureau Over Morgen en het bekende landschapsarchitectenbureau H+N+S .
Bovenstaand voorbeeld is een gebied tussen Lennisheuvel en Spoordonk, dus tegen de Kampina aan. Op de website kan men hiermee interactief omgaan.
De 475.000kWh/ha*y uit het business plan, zijnde 0,17PJ/km2*y, is tamelijk relaxed. Het geeft ruimte om wat met de inrichting te spelen.
Het provinciale Posadplan gaat uit van 0,40PJ/km2*y .
Mijn mening is (en hier houdt de mening van Fiers dus op) dat
het een prima plan is
lang niet groot genoeg om de provinciale energiebehoefte op te vangen, maar wel een goed begin
het plan niet tijdelijk hoeft te zijn. Welke energetische wondertechniek verwacht men eigenlijk dat tussen nu en 15 jaar later, zonder groot oppervlakte- en volumebeslag, het duurzame energieprobleem oplost?
Jan Baan en Lars Koreman in de krant Jan Baan is directeur van het Brabants Landschap en Lars Koreman ambassadeur van Noord-Brabant Natuurmonument. Ze hadden op 03 feb 2018 een gastopinie in het Eindhovens Dagblad met de titel “Het Brabants Landschap moet gekoesterd worden” (zie www.ed.nl/eindhoven/het-brabants-landschap-moet-worden-gekoesterd~adbe6367/ ).
In het artikel staan een heleboel verstandige woorden, maar de passage over duurzame energie roept bij mij enige twijfel op: “De energietransitie vraagt ook om een nauwkeurige afweging bij de locatiebepaling van windmolens. We hebben die op korte en middellange termijn nodig. Maar er moet ook gekozen worden waar niet: het Brabants Natuurnetwerk en cultuurhistorisch belangrijke landschappen.”
Op zich gaat dit nog, maar het standpunt maakt deel uit van een trend waarin verdergaande uitspraken gedaan worden. In september 2017 stuurden de Brabantse Milieu Federatie (BMF), Brabants Landschap, Natuurmonumenten en Brabants Particulier Grondbezit een brief aan de bij de BMF aangesloten groepen, bedoeld om in de lokale politiek in te brengen ten behoeve van de op te stellen gemeenteraadsprogramma’s, met de passage “In een duurzame energievoorziening besparen we fors op energie en is er geen (netto) uitstoot van broeikasgassen, doordat in onze totale energiebehoefte (elektra, warmte en brandstof) wordt voorzien door hernieuwbare energiebronnen als zon, wind, biomassa en aardwarmte. Duurzaamheid betekent daarbij ook dat de energievoorziening respect heeft voor de draagkracht van natuur en landschap, de gezondheid van de mens en andere soorten, en de sociaal-economische omstandigheden van de omgeving. Ook is het gebruik van ruimte en materialen in balans gebracht met andere maatschappelijke doeleinden, doordat we zuinig met energie omgaan en verstandige keuzes maken bij de inpassing van opwektechnieken.”
Het klinkt prachtig en is goedbedoeld, maar de begrippen zijn zo wazig dat de natuurorganisaties bijna een carte blanche eisen op ontwikkelingen rond duurzame energie. De passage bevat een wens in abstracto en al gauw het tegenwerken van de wens in concreto. Eenieder kan hierin lezen wat bij of zij wil, inclusief een heleboel handvatten om elk concreet voornemen in de pan te hakken. Wie wil dat windturbines onder de 75 meter blijven, zoals een medewerker van Natuurmonumenten tegen mij zei, wil in praktijk geen windenergie. Als “respect” betekent dat je vanuit geen enkel natuurgebied in Brabant een windmolen mag zien, blijft er weinig plaatsingsruimte over.
Ik heb niet aan de verspreiding van deze oproep meegewerkt.
De titel van het verhaal van Baan en Koreman is een echo van een eerder verhaal “Landschappen om te koesteren”. Dat stond in Trouw op 25 januari 2017 (na te lezen op www.landschappen.nl/nieuwsbericht/trouw-landschappen-om-te-koesteren ). Het ging erover dat in Nederland natuurgebieden wel beschermd worden, maar landschappen niet, terwijl Nederland in 2005 toch de Europese Landschapsconventie getekend heeft. In andere landen wordt er van die bescherming op een schaal, groter dan natuurgebieden, meer werk gemaakt.
Daarom heeft Natuurmonumenten op die dag een “aanvalsplan voor het Nederlandse landschap” bij (toen nog) staatssecretaris Van Dam op tafel gelegd. Zie www.natuurmonumenten.nl/landschap/aanvalsplan , waar het plan beschreven wordt maar een foutmelding verschijnt als je het aanklikt.
Hier dezelfde dubbelzinnigheid. Aan de ene kant zijn er veel ontwikkelingen die het landschap aantasten en waartegen terecht geageerd wordt (bijvoorbeeld het volbouwen van de kust), maar aan de andere kant is het een prima ondersteuning voor de achterban om mordicus actie te voeren tegen hoogspanningsleidingen en windturbines.
En wie geen hoogspanningsleidingen en geen windturbines wil, wil geen duurzame energie.
Maar zonneparken dan? Helaas heeft Natuurmonumenten hetzelfde afhoudende verhaal over zonneparken. Wie de analyse leest ( www.natuurmonumenten.nl/standpunten/zonne-energie ), leest vooral “afhouden”:
“Standpunt Natuurmonumenten is voorstander van zonne-energie, maar pleit wel voor zorgvuldige inpassing in natuur en landschap. Wij zijn in de eerste plaats voor zonnepanelen op daken van woningen en bedrijven. Dit heeft weinig effecten op natuur en landschap en verdient maximale inzet. Volgens Zonatlas is er in Nederland nog 675 miljoen m² geschikt dakoppervlak op bestaande bebouwing om zonne-energie op te wekken.
Daarnaast zien we mogelijkheden in meervoudig ruimtegebruik, bijvoorbeeld opwekking van zonne-energie gecombineerd met andere functies (grootschalige infrastructuren of waterberging) mits natuur-, cultuurhistorische- en landschapswaarden niet in het geding komen. Verder ondersteunen wij in het algemeen altijd kleinschalige opwekking van zonne-energie.
Over grootschalige zonneparken zijn we kritisch. Die passen niet in natuurgebieden en waardevolle landschappen en kunnen leefgebieden van soorten nadelig beïnvloeden. Natuurmonumenten vindt dat bescherming van deze bijzondere gebieden voorop moet staan.”
Dat klinkt allemaal heel mooi, maar enig eenvoudig cijferwerk leert dat de opbrengst hiervan een orde van grootte te weinig is – zelfs als Nederland 30% zou besparen, waar het bepaald nog niet op lijkt. Er is gewoon te weinig dak en te weinig dijk en te weinig vuilnisbelt. Zie Duurzame energie kan zeer grote impact krijgen op het Brabants landschap .
Het moet ook op landbouwgrond en dat is des te beter, want de landbouw in Nederland is compleet dolgedraaid.
Natuurbescherming wil een doel bereiken, maar de middelen daartoe grotendeels blokkeren.
Benieuwd wat Natuurmonumenten van het plan van Fiers vindt.
Voor de goede orde: ik ben lid van Natuurmonumenten en lid van de BMF, maar ik vind hun standpunt inzake duurzame energie op zijn vriendelijkst wazig en tegenstrijdig, en op zijn slechtst schadelijk.
Zonnepark Bockelwitz-Polditz aan de Mulde (Dld) (foto bgerard)
(Dit park telt 14000 panelen, samen goed voor 3,15MW piek, en was daarmee in 2010 het 130ste park van Duitsland).Is de natuur er voor zichzelf of voor ons beleving? Elke veldmuis en elke bodemschimmel en elke paardenbloem zou een gat in de lucht springen als hun leefgebied vol met windturbines en, nog beter, vol met zonnepanelen werd gezet. Minder stikstof in de lucht, geen mest meer uitrijden in het zonnepark, huizen blijven uit de buurt, geen zware landbouwmachines meer, enz. te mooi om waar te zien. Een paradijs op aarde als je een kievit bent of een wilde bij.
Je moet als vogel kijken waar je vliegt (niet tegen een windmolen aan), maar vogels zijn slim en passen sowieso al op waar ze vliegen.
Maar wij vinden het subjectief als mens niet mooi.
Tot nu toe was het zo dat de bescherming van onze natuurbeleving de bescherming van de natuur op zichzelf ondersteunde. Vaak is dat nog zo, bijvoorbeeld bij de bescherming van de kustlijn of bij de actie tegen de Ruit om Eindhoven.
Maar bij duurzame energie is het soms omgekeerd. Daar schaadt de bescherming van de subjectieve natuurbeleving het objectieve belang van de natuur waarvan men de bescherming zegt te beogen. Met als kolderiekste voorbeeld de hardnekkige strijd tegen de windturbines bij de Kabeljauwbeek, waar een leeg land uitzicht heeft op de Antwerpse haven (zie Windpark Kabeljauwbeek Ossendrecht aanvaardbaar plan – update ).
De natuurorganisaties zitten hier in een spagaat en daar gaan ze niet uitkomen, tenzij ze zich fundamenteel bezinnen op hun positie. Het is niet mogelijk duurzame energie te willen in de beoogde hoeveelheden in een landschap dat hetzelfde blijft.
En als de ijskap op Antarctica smelt, ligt een groot deel van het grondbezit van de natuurorganisaties onder water – maar dat is dan het kleinste probleem.
Veeleer dan zich vanuit een wankele positie defensief op te stellen tegen verandering, zouden de organisaties zich offensief moeten opstellen over de richting van de verandering. Niet behouden, maar herscheppen.
Fiers heeft er het beroemdste landschapsarchitectenbureau van Nederland bijgehaald, H+N+S. Dat was een zeer verstandig idee.
Het bedrijventerrein Heesch-West hangt al jaren als een financiele molensteen rond de nek van de gemeenten Bernheze, Oss, ’s Hertogenbosch en (vroeger) Maasdonk. Het wilde maar niet vlotten met de ont-
wikkeling van die grote lap grond. Zie ook Een zonnepark op bedrijventerrein Heesch-West? dat kan!
Ik heb binnen de SP al eens de suggestie gedaan om minstens een deel van het gebied vol te zetten met zonnepanelen.
Dat lijkt er nu van te komen. De laatste berichten uit het Brabants Dagblad van 20 en 21 juli 2017 luiden, dat de gemeenten een deel van hum verlies nemen. Van de oorspronkelijke 125 hectare wordt, na een akkoord met de provincie, voorlopig 50 hectare ontwikkeld als bedrijventerrein.
Op 10 hectare zal een zonnepark met 21000 PV-panelen verschijnen. De gemeente Bernheze is druk bezig met de voorbereiding, aldus wethouder Rien Wijdeven in het Brabants Dagblad. Het doelgebied voor de panelen ligt iets ten westen van Heesch. De gemeenteraad van Bernheze met er nog zijn goedkeuring aan geven.
Misschien is er nog wat ruimte over voor een toekomstige verdere uitbreiding of voor meer panelen op diezelfde 10 hectare?
De wethouder hoopt dat via de postcoderoos-regeling mensen uit Oss en Bernheze, die zelf geen panelen kunnen plaatsen, PV-panelen in het gebied kunnen kopen. (bg: Het is mij niet meteen duidelijk of dat op deze
wijze kan werken. Voor een uitleg van de postcoderoosregeling zie www.hieropgewekt.nl/kennisdossiers/postcoderoosregeling-regeling-in-het-kort#1.3 ) Op de financiele techniek wordt nog gestudeerd.
Het eerste deel van deze titel kopte het Algemeen Dagblad op 17 juli 2017 (en daarmee ook het Eindhovens Dagblad). De bewering werd gedaan door professor Sinke, de grote autoriteit en ijveraar op het gebied van zonnecellen in Nederland.
In deze column wat precies bedoeld wordt, of de bewering waar kan zijn, en wat dat voor Brabant zou betekenen.
Wat wordt precies bedoeld? Bij het artikel is op Internet geen officieel persbericht te vinden van iets of iemand. Mogelijk heeft Sinke ergens iets gezegd waar een journalist bij zat, maar dat valt niet te achterhalen. Het artikel zelf is dus de informatie.
Daarnaast is er natuurlijk een heleboel statistiek beschikbaar.
In het artikel zegt Sinke dat een denkbeeldig blok van 35 bij 35km op de grond, of een denkbeeldig blok van 25 bij 25km op ideaal georienteerde daken, genoeg is voor de hoeveelheid elektrische energie die nu gebruikte wordt.
De bewering gaat dus alleen over de elektrische energie, die momenteel 1/7 deel bedraagt van het totale Nederlandse energiebudget. Het is goed om dit even scherp te hebben, want veel mensen kennen het verschil niet.
Over het niet-elektrische deel van het energiebudget doet Sinke geen uitspraak.
Klopt de bewering in het AlgD?
Ik neem even aan dat Sinke hier juist geciteerd is.
Het oppervlakteverschil zit hem in een soort bruto-nettoverhouding die bij Sinke 2,0 is (35*35=1225)/(25*25=625). Op een ideaal dak zitten de panelen elkaar niet in de weg en kunnen ze pal op elkaar zitten, in het vrije veld moet er vanwege de schaduwwerking een afstand tussen zitten. Bovendien, je moet er in de exploitatie gewoon bij kunnen.
Een huidig standaardpaneel haalt, in de ideale omstandigheden als op een dak, zonder schaduwwerking, ongeveer 16% van ruim 1000W/m2, zeg grofweg aan elektrische energie 170W/m2. Bij de standaardomrekening van 1kWpiek à 875kWh/jaar haalt een denkbeeldig blok van 25 bij 25km op een ideaal dak dan ongeveer 93 miljard kWh/jaar = 335PJ/jaar. Gebruik je de factor 950kWh/y*kWp uit de SDE+ regeling, dan kom je op 101miljard kWh/y = 363PJ/y .
De Nederlandse elektriciteitsproductie (incl. im- en export) zit al jaren rond de 120 miljard kWh/jaar = 430PJ/jaar.
Sinke is dus iets te propagandistisch. Voor de door hem beweerde opbrengst moet je in ideale dakomstandigheden eerder een vlak van ruim 27*ruim27km tot 29*29km hebben. Ook als je met wat hogere rendementen zou rekenen is Sinke’s 25*25km te krap.
Bovendien zal het elektriciteitsverbruik gaan stijgen. Het wordt een groter deel van een (op papier) kleiner totaal. Natuur en Milieu gaan in hun scenario uit 2016 uit van een stijging van 429PJ naar 489PJ van 2013 tot 2035. Dus zelfs als het nu genoeg zou zijn, is het in de toekomst niet genoeg.
Is er zoveel dak in Nederland? Ik heb hier al eens eerder aan zitten cijferen, zie www.bjmgerard.nl/?p=2193 .
De schattingen lopen nogal uiteen.
De grootste grootspraak is van Holland Solar en komt op grofweg 600km2 (woningen en NUTS/zakelijke bebouwing samen in de verhouding 2:1), goed voor grofweg 300PJ. DNV en de Zonatlas komen op dezelfde basis op grofweg 400km2, goed voor 200PJ. Sungevity komt op 150km2, goed voor 75PJ, maar dan heb je dan ook offertekwaliteit.
Onze eigen POSAD-studie komt, omgerekend naar Nederland, uit op grofweg 250km2 bruikbaar dak, goed voor grofweg 85PJ op daken.
Het antwoord is, hoe dan ook, nee. Sinke’s 25*25-blok past niet op Nederlandse daken. Er zijn forse grondopstellingen (zonneparken) nodig.
Bovendien, het zij nog maar eens herhaald, heeft Sinke het alleen maar over de huidige elektriciteitsproductie en niet over het zes keer zo grote niet-elektrische deel van het huidige Nederlandse energiebudget.
Wat als je het hele Nederlandse energiebudget met zonne-energie
bijeen zou willen brengen?
Stel eens voor het gemak dat Nederland 1/3 op energie zou bezuinigen (waar het nu bepaald nog niet naar uit ziet), en geheel all electric zou gaan, en dat geheel met PV-panelen, dan vraagt dat dus vier a vijf keer de door Sinke geschatte oppervlakten.
Doe een gooi: als Nederland 1/3 zou besparen (wordt het totaal 2100PJ/y), en bij de hier aangenomen efficiency’s in ideale omstandigheden van ca 0,50PJ/km2, dan had je voor Nederland 4200 km2nodig, waarvan bijvoorbeeld 300km2op daken. Moet de rest op de grond, dus moet (in ideale omstandigheden) 3900km2op de grond en in praktische omstandigheden (bruto-netto = 2:1) 7800km2op de grond. Dat is ongeveer 20% van Nederland.
Gaat hem niet worden. Net zo min als elke andere duurzame bron het op zijn eentje gaat worden.
Alle serieuze scenario’s schetsen dan ook een mix met als grote ingredienten wind op land, wind op zee, zon en biomassa (waaronder mestvergisting), en als kleine ingredienten geothermie en een restant fossiel.
Hoe erg is dat, heel veel zonnepark in Brabant? Als je bovenstaand kaartje van Brabant hanteert, gecorrigeerd voor zo hier en daar een rekenfout, en als je globaal de mix volgt van de POSAD-studie, en als je zou vinden dat Brabant op eigen grondgebied energieneutraal zou moeten zijn, dan zou dat resulteren in 140 a 150km2 zonnepark (ongeveer 3% van Brabant).
Als je de uitgangspunten van POSAD niet volgt en een deel van de wind op zee, en van duurzame import, aan Brabant toerekent, kom je lager uit.
De schattingen worden steeds losser, maar stel dat er een derde van af gaat, dan moet je ergens rond de 100km2zonnepark in Brabant kwijt. Is dat eigenlijk erg? Is dat een ecologische en landschappelijke gruwel?
Kan om twee belangrijke redenen meevallen.
De eerste reden is dat een zonnepark er best wel leuk uit kan zien en ecologische waarde kan hebben. De gemeente Arnhem heeft het Rho Adviseurs voor Leefruimte laten uitzoeken. Als je googlet op EFFECTEN VAN ZONNEPARKEN OP DE OMGEVING EN VOORBEELDEN VAN MEERVOUDIG RUIMTEGEBRUIK , vind je (dd sept 2016) een interessante brochure (het schijnt dat deze brochure van het Internet gehaald is, ik stuur ik die op verzoek wel op, hij is te groot voor deze site. Ik verwijs ook naar latere artikelen op deze site van zonneparken in Duitsland). Dit plaatje komt er uit:
Het zou goed zijn als men ook in Brabant eens ging studeren op dit soort ecologische mogelijkheden voor natuurcreatie in zonneparken. Ten opzichte van landbouwgrond is de ecologische balans positief. Bijen bijvoorbeeld vinden dit best lekker.
Een andere reden betreft de noodzakelijke omvorming van de veeteelt (en mogelijk daarmee ook een omvorming van de landbouw als geheel). Er zijn nieuwe verdienmodellen nodig.
In de noordelijke provincies is een makelaardij bezig, die zonne-energieprojecten ontwikkelt op landbouwgrond. Zie “Zonne-energie_Het gewas van de toekomst_Boerderij advertentie_14juni2017” of Stroomopslag-wordt-cruciaal-voor-verdiensten-van-stroomleverende-boer uit De Boerderij of zie www.interfarms.com/ . Tussen de panelen kun je ook nog wel wat scharrelkippen of ander klein vee kwijt.
Minder landbouwgrond betekent minder dieren en zonnepanelen stoten geen stikstof uit. Binnen een maatschappelijk breed geaccepteerd subsidieregime als de SDE+ is er mogelijk een financieel plaatje te ontwerpen. De ZLTO zou er eens naar moeten kijken en als die zo stom zijn om dat niet te doen, dan de politieke partijen in PS of de milieuorganisaties.
Een van de grootste parken van NW Europa, in Hoogezand-Sappemeer (1,17km2) staat op grond waar eerst glastuinbouw geprojecteerd stond.
In Brabant is landbouwgrond niet te waardevol voor zonnepanelen.
In de recente wijziging van de Verordening Ruimte heeft de provincie de regels voor zonneparken (vooralsnog op tijdelijke basis) eenvoudiger gemaakt.
China heeft in 2016 zijn productie van zonne-energie verdubbeld.
Illustratief is de groei van het zonnepark Longyangxia Dam Solar Park, in de provincie Qinghai. De NASA heeft het gefotografeerd en er een
prijzend artikel aan gewijd. Hieronder hetzelfde zonnepark in 2013 en 2017.
Het park is nu 850MW, verspreid over 27km2. Het NASA-verhaal vermeldt niet hoeveel kWh het park per jaar opbrengt en of die 27km2 netto of bruto is.
Zo op het oog ligt het park in een woestijnachtig gebied, en de provincie Qinghai ligt ongeveer op de breedtegraad van Syrie en een heel eind boven zeeniveau. Het zal dus wel een behoorlijk opbrengen. Als ik gok op ca 1500kWh per kWp per jaar (Nederland zit op 875), kom ik uit op 0,17PJ/km2*jaar. Als dat netto is, valt het rendement eigenlijk nog een beetje tegen. Als het bruto is (dus inclusief de grond tussen de panelen), is het gunstiger.
Op het eind van het NASA-verhaal staan een stel doorverwijzingen. Eentje naar Alternative Energies van 19 januari 2017, waarin citaten van Xie Xiaoping, voorzitter van de Huanghe Hydropower Development, het staatsbedrijf achter het zonnepark. Onder andere over Trump en het klimaat:“I don’t care what Mr. Trump says – I don’t understand it, and I don’t care about it. I think what he says is nonsense.”
Waarschijnlijk blijft Longyangxia Dam Solar Park niet heel lang recordhouder. Verwacht wordt dat de volgende recordhouder ook in China ligt. De doorverwijzing in het NASA-artikel naar Bloomberg is interessant. Dat is het Ningxia zonnepark, gepland in het woestijngebied in Noordwest China. Daar moet op 46,07km² (er staat niet bij of dat netto of bruto is) 2,0GWpiek gaan verrijzen, goed voor 2,73 miljard kWh per jaar (9,83PJ). Dus 0,21PJ/km² . Als dat bruto is, is dat in de stoffige woestijn een redelijk fysisch rendement. Het verhaal meldt ook dat de zonnepanelen door hun schaduwwerking de verdamping tegengaan. Daardoor wordt het mogelijk om op de er onder liggende woestijngrond wat voedsel te verbouwen.
De Chinezen willen in 2030 20% van hun totale energie uit duurzame bronnen halen.
Op 1 februari kwam er antwoord van de gemeente Helmond. Een constructief antwoord.
De gemeenteraad realiseerde zich dat er, ook in Helmond, nog te weinig duurzame energie wordt opgewekt (waar inderdaad geen woord teveel mee gezegd is, bg), dat Helmond in 2035 klimaatneutraal wil zijn, dat er dan inderdaad een tandje bij moet, dat in het duurzaamheidsprogramma ‘Alle lichten op groen!’ veel initiatieven ontwikkeld worden, maar dat dat inderdaad niet genoeg is. Er zijn nieuwe projecten nodig, waaronder zonnevelden.
Daarom gaat Helmond de komende tijd een visie ontwikkelen ‘hoe enerzijds om te gaan met initiatieven rond zonnevelden en anderzijds op welke wijze braakliggende bedrijventerreinen anders kunnen worden gebruikt’.
In het eerste kwartaal van 2017 wordt duidelijkheid beloofd.