Het provinciebestuur (GS, Gedeputeerde Staten) moeten va Provinciale Staten onderzoeken of een verbod op bestrijdingsmiddelen uit de intensieve landbouw mogelijk is. De Socialistische Partij (SP) in de provincie had dat voorgesteld bij monde van woordvoerder Irma Koopman.
Het staat niet vast dat zo’n algemeen provinciaal verbod er gaat komen. Maar het zou misschien wel mogelijk zijn dat er een partieel verbod komt: bij woonwijken, natuurgebioeden, zwemwater en waterwingebieden.
Begin komend jaar komt gedeputeerde Marc Oudenhoven (Lokaal Brabant) van Agrarische Ontwikkeling met een ‘Actieplan bestrijdingsmiddelen’. Daaruit moet duidelijk worden hoe de provincie het gebruik van bestrijdingsmiddelen terug wil dringen. Een verbod op specifieke middelen is daarbij een optie.
Wat is de Kader Richtlijn Water (KRW)? De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die wil dat in de lidstaten het grond- en oppervlaktewater in 2027 aan een aantal minimumeisen voldoet. ‘Richtlijn’ betekent dat de regelgeving niet rechtstreeks werkt, maar door de lidstaten van de EU in eigen wetgeving doorvertaald moet worden. Nederland heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om eigen eisen toe te voegen bovenop de Europese eisen.
In Nederland is dat ‘voldoen’ voor geen meter gelukt, en daarom heeft Nederland twee maal een uitstelperiode van zes jaar gekregen. We zitten nu midden in de tweede uitstelperiode en als het dan nog niet in orde is, kunnen er EU-boetes volgen.
In Nederland is de milieuwetgeving sinds 2000 enkele malen veranderd. Daardoor is het geheel aan normen, richt- en grenswaarden, meetprotocollen etc een beetje een onoverzichtelijk geheel geworden. Ik zal verderop proberen dat een beetje uit te leggen, maar voor diehards die het precies willen weten, https://iplo.nl/zoeken/@176066/termen-normen-stoffen-waterbeleid/ .
Een andere reden voor de complexiteit is dat er steeds meer stoffen bijkomen.
Het veldwerk wordt gedaan via Beheerplannen van de waterbeheerders (de waterschappen en Rijkswaterstaat), het wetenschappelijke en normerende werk zit bij het RIVM. Bij het RIVM zie https://rvs.rivm.nl/onderwerpen/stoffenlijsten/KRW .
De Boven-Dommel is blauw. De groene zijrivieren hebben een eigen fact sheet.
De actualiteit: de fact sheets per oppervlaktewater en Nieuwsuur De waterbeheerders zijn al bezig met de voorbereiding van de Stroomgebiedbeheerplannen na 2027 en hebben daarom een tussentijdse fact sheet opgesteld, gedateerd 04 september 2024, voor elk van de 745 KRW-wateren in Nederland. De fact sheets zijn te vinden op https://www.ihw.nl/krw-factsheets-en-bronbestanden-2024-beschikbaar en van daaruit op https://www.waterkwaliteitsportaal.nl/kaderrichtlijn-water . Zoek onder ‘KRW-fact sheets’ naar het gewenste waterschap. Erop klikken bezorgt je een ZIP-pakket met alle fact sheets van dat waterschap, en op het ZIP-pakket klikken levert de afzonderlijke fact sheets op.
Datajournalist Sjors Hofstede van Nieuwsuur heeft zich door die databerg heen gevroten en heeft er een artikel op gebaseerd, dat op 11 september in Nieuwsuur aan de orde geweest is. Hij zij geprezen en zijn lezenswaardige artikel is te vinden op https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2536748-te-veel-stikstof-en-fosfor-in-water-doelen-gaan-we-niet-halen . Ik pik, onder dankzegging, twee diagrammen uit zijn artikel:
Hofstede heeft landelijk gekeken en bovenstaande diagrammen zijn dus voor Nederland als geheel. Deze site heeft een focus op Brabant, maar ook Brabant is nog erg groot en daarom gebruik ik als voorbeelden fact sheets van Waterschap de Dommel van riviertjes uit de omgeving van mijn woonplaats Eindhoven.
Hoe zit zo’n fact sheet in elkaar? De fact sheets werken met een vast schema. Het begint met een kaart van het stroongebied. Hierboven een kaart van het stroomgebied van de Boven-Dommel van de Belgische grens tot de Eindhovense RioolWaterZuiveringsInstallatie (RWZI).
Daarna volgt een beschrijving in algemene termen. De Boven-Dommel is een rivier die t.o.v. zijn natuurlijke staat sterk veranderd is, bijvoorbeeld door rechttrekken, stuwen, een bezinkbassin. Vanwege de landbouw kan het Waterschap niet vrijelijk spelen met het waterpeil. Als het heel droog of heel nat is, dreigt ruzie met de boeren. Tegelijk is dat een waarschuwing dat er in dit soort metingen een jaarlijkse toevalsfactor zit.
Op het eind volgt een overzicht van maatregelen in het verleden en de toekomst.
Daar tussen in zit een beschrijving met een stoplichtsysteem van de totaal-beoordeling en van de afzonderlijke bouwstenen van die totaalbeoordeling. Bij biologie en Algemene fysische chemie is rood slecht, oranje ontoereikend, geel matig, groen is goed en blauw wordt bij sterk veranderde waterlopen niet uitgedeeld. Bij Chemie en Specifiek verontreinigende stoffen is rood ‘voldoet niet’ en blauw ‘voldoet’. ‘X’ is iets technisch met een meetmethode.
Het totaal -oordeel zegt, in het kort, dat de ecologie matig is en dat de chemie niet voldoet. Een nadere analyse:
De oorzaak voor het oordeel ‘matig ecologie’ is, blijkens de erop volgende uitwerking, vooral het te hoge gehalte aan stikstof en fosfaat, maar dat is geen nieuws.
‘Chemie totaal’ slaat op 45, in de KRW Europees gedefinieerde, prioritaire stoffen (de openingsafbeelding van dit artikel spreekt van 33, maar dat is verouderd). Als er maar één niet voldoet, voldoet het hele pakket niet
‘Ubiquitaire stoffen’ zijn een, in sjiek Latijn omschreven, eufemisme voor een deelverzameling van de Europese prioritaire stoffen die je overal terugvindt en waar op korte termijn weinig of niets aan te doen is. Dat komt omdat het PBT-stoffen zijn: Persistent, Bioaccumulerend en Toxisch. De Richtlijn Prioritaire Stoffen (EU, 2013) noemt er acht: gebromeerde difenylethers PBDE in verschillende variëteiten), kwik, verschillende Pak’s (benzo(a)pyreen, benzo(b)fluorantheen, benzo(k)fluorantheen, benzo(ghi)peryleen en indeno(123cd)pyreen), tributyltin, PFOS, dioxines, HBCDD (Hexabroomcyclododecaan ) en heptachloor & -epoxide. Mogelijk zijn er inmiddels meer. Overheden mogen deze stoffen iets minder fanatiek meten, zolang ze nog maar een beeld hebben van het lange termijn-gedrag. In de Dommel gaat het om stoffen uit de PBDE-familie. Dat zijn broomhoudende brandvertragers uit consumentenproducten (textiel, meubels). Mogelijk denkt het Waterschap hiervan af te komen vóór 2027 omdat er aan vervanging gewerkt wordt.
‘Niet-ubiquitaire stoffen’ zijn een andere deelverzameling van de Europese prioritaire stoffen. Die zijn wel toxisch (anders stonden ze niet op de lijst), maar niet persistent of bioaccumulerend. Een voorbeeld is nikkel (een Zeer Zorgwekkende Stof, ZZS). Dat zit wel eens in Brabantse riviertjes (maar blijkbaar niet in de Dommel)
‘Specifiek verontreinigende stoffen’ zijn stoffen (77 stuks) die Nederland aan de Europese prioritaire lijst heeft toegevoegd. Het denkwerk daarover zit bij het RIVM. – In de Dommel zit teveel thallium. Dat komt van de zinkfabriek Nyrstar in Pelt ( https://www.bjmgerard.nl/de-belgische-non-ferro-raffinage-met-uitlopers-in-zo-brabant/ ). Het zeer giftige Thallium staat waarschijnlijk niet op de prioritaire lijst omdat er maar heel weinig bedrijven zijn die het lozen. Het is een zeldzaam probleem. – Ammonium (een vorm van gebonden stikstof) is in principe een bestrijdbaar probleem. Het Waterschap verwacht blijkbaar van dit probleem af te kunnen komen. – De regionale zinkindustrie uit het verleden heeft in een groot gebied zink gedeponeerd, via de lucht, via slakken, via waterlopen. Dat er zink in de Boven-Dommel zit, is onvermijdelijk en zal nog wel een tijd duren. Zink is geen Europese prioritaire stof, en is in sporenhoeveelheden voor de menselijke gezondheid nodig. De indicatorwaarde voor een goede ecologische toestand (zie de eerdere tabel IIIA) is 7,8µg/liter , jaargemiddeld genomen. Zink is niet vreselijk vergiftig. Omdat genoemde indicatorwaarde slechts beoordeeld wordt met ‘voldoet’ of ‘voldoet niet’, is het de facto een norm. De rest (arseen, kobalt, seleen) in een apart hoofdstukje hierna.
Waar komt het arseen, kobalt en seleen in de Brabantse riviertjes vandaan? Op die vraag is nog geen zeker antwoord geformuleerd. Eerst wat feitenmateriaal. Over het algemeen staat achter de hokjes als Doelbereik 2027 ‘onzeker’.
Gender
Ekkersrijt
Keersop
Run
Tongelreep
Kleine en Grote Beerze
Kleine Dommel en Sterkselse Aa
Kobalt is een ZZS-stof, hoewel in sporenhoeveelheden voor de mens nodig (voor vitamine B12). De jaargemiddelde indicatorwaarde (die dus de facto een norm is) voor een goede ecologische toestand is 0,2µg/liter. Seleen is geen ZZS-stof, wel giftig maar in sporenhoeveelheden biologisch nodig. De jaargemiddelde indicatorwaarde voor een goede ecologische toestand is 0,052µg/liter. Arseen is een ZZS-stof, erkend giftig en biologisch nergens goed voor. De jaargemiddelde indicatorwaarde voor een goede ecologische toestand is 0,5µg/liter.
De vraag is waar de drie elementen vandaan komen. Dat kan voortkomen uit huidige menselijke activiteiten, historische menselijke activiteiten, ongestoorde natuurlijke oorzaken of beïnvloede natuurliijke oorzaken. Dit al dan niet in combinatie.
Ik doe hier geen harde uitspreken, maar alleen een paar observaties.
De Keersop en de Tongelreep ontvangen water uit of via het kanaal Bocholt-Herenthals, dat in het Belgische non ferro-gebied ligt. Dat kan zowel op lopende als op historische menselijke invloed wijzen.
Op alle riviertjes komen gemengde overstorten van de riolering uit, en op de Tongelreep de RWZI van Achel. Dat kan zowel op lopende als op historische menselijke invloed wijzen. RWZI’s zijn bijvoorbeeld een niet-verwaarloosbare bron van nikkel en zink
Het CBS heeft in 2016 een folder gewijd aan ‘Kobalt in afvalwater en slib’ vanuit het perspectief van terugwinning ( https://www.cbs.nl/-/media/_pdf/2016/12/kobalt-in-afvalwater.pdf ). De boodschap is dat kobalt in afvalwater volledig voor rekening van de chemische industrie en de afvalverwerking komt. Het ging in 2012 om (landsbreed) 416kg rechtstreeks, of via het riool, op het oppervlaktewater geloosde kobalt. In hoeverre dit voor het kobaltgehalte van Brabantse riviertjes relevant is, is onduidelijk. In het stroomgebied van de besproken riviertjes die binnen Nederland ontspringen liggen, voor zover mij bekend, geen belangrijke chemische complexen of afvalverwerkers. (De zinkfabriek in Budel (Nyrstar) watert via de Tungelroysebeek naar het Zuidoosten af en heeft geen rechtstreekse invloed op het oppervlaktewater in de buurt van Eindhoven. De Tungelroysebeek is inderdaad heel erg vies.)
Een element als arseen komt van nature in de bodem voor. Het is dan vaak gekoppeld aan ijzeroxidebanken of aan pyriet, aldus de RIVM-studie ‘Arseen in Nederlands grondwater’ uit 2008. Met name pyrietoxidatie zou arseen kunnen vrijmaken, en die oxidatie zou bevorderd kunnen worden doordat uitgezakte nitraat of verlaagde grondwaterspiegels de voor die oxidatie nodige zuurstof leveren. In die zin kan de landbouw de natuurlijke mobiliteit van arseen een handje helpen.
De Vlaamse Land Maatschappij (VLM) heeft in het voorjaar van 2024 onderzoek gedaan naar de zware metalen-balans vanwege de mest – zowel koper en zink toevoerend als diverse metalen afvoerend door pyrietoxidatie. Specifiek noemt de VLM door uitspoelend nitraat of een gedaalde grondwaterspiegel het mobiliseren van arseen, kobalt, nikkel en zink uit geoxideerd pyriet ( https://www.vlm.be/nl/themas/waterkwaliteit/Mestbank/Achtergrond/cijfers-en-studies/afgeronde_studies/landbouw-zware-metalen/Paginas/default.aspx ), met in dit persbericht een link naar het onderzoek. De landbouw kan een natuurlijk proces versnellen.
Ik spreek geen eindoordeel uit. Verder wetenschappelijk onderzoek is nodig.
Het Europees Hof heeft op 25 april 2024 in een zaak, aangespannen door het Pesticide Action Network (PAN) Europe ( https://www.pan-europe.info/ ), een uitspraak gedaan die vernietigend is voor de manier waarop het Nederlandse Ctgb (College toelating gewasbeschermingsmiddelen) zijn werk doet. PAN is een bundeling van een groot aantal NGO’s, die zich keert tegen de wijze waarop omgegaan wordt met bestrijdingsmiddelen.
Het originele persbericht is in het Engels. Hieronder de met DeepL vertaalde Nederlandse versie integraal afgedrukt.
EU-Hof: lidstaten voeren beoordeling pesticiden niet goed uit
25 april 2024
In twee baanbrekende uitspraken heeft het Hof van Justitie van de EU de beoordeling van pesticiden door EU-lidstaten onwettig verklaard. De uitspraken maken een einde aan de gangbare praktijk om recente wetenschappelijke kennis te negeren en voorrang te geven aan tientallen jaren oude industriële studies. Het Hof herinnert eraan dat veiligheidscriteria voor pesticide-actieve stoffen ook van toepassing zijn op commerciële pesticideformuleringen. Tot slot verduidelijkt het Hof dat elke lidstaat verantwoordelijk is voor zijn nationale toelatingen en niet blindelings kan vertrouwen op de wetenschappelijke evaluatie van andere lidstaten.
In 2019 diende PAN Europe drie klachten in bij een Nederlandse rechtbank, tegen de herautorisatie van Closer (sulfoxaflor , https://en.wikipedia.org/wiki/Sulfoxaflor), Dagonis (difenoconazool, https://de.wikipedia.org/wiki/Difenoconazol ) en Pitcher (fludioxonil, https://en.wikipedia.org/wiki/Fludioxonil ). In alle gevallen maakte het Nederlandse toelatingsagentschap voor bestrijdingsmiddelen (CTGB) geen gebruik van de meest recente wetenschappelijke kennis in het kader van de risicobeoordeling van bestrijdingsmiddelen. PAN Europe bracht ook naar voren dat de meest recente richtlijnen voor het evalueren van hormoonverstoring, of de toxiciteit voor bijen, genegeerd werden door CTGB. In 2022 stelde de Nederlandse rechter prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EU.
Hans Muilerman Chemicals coordinator bij PAN Europe zegt: “Het EU Hof maakte duidelijk dat pesticideformuleringen getest moeten worden op hun hormoonverstorende eigenschappen, niet alleen de werkzame stoffen. Veel co-formulanten hebben hormoonverstorende eigenschappen, maar lidstaten trekken zich hier niets van aan en laten burgers onbeschermd. Ze worden nu door het EU Hof gedwongen om eindelijk hun werk te doen en de gezondheid van burgers te beschermen tegen hormoonverstorende bestrijdingsmiddelen!”.
Martin Dermine, uitvoerend directeur van PAN Europe voegt hieraan toe: “Wat betreft de uitspraken over derogaties vanaf 2023, hebben we geconstateerd dat de Europese Commissie, samen met Griekenland en Nederland, opnieuw het spel van de agrochemische industrie heeft gespeeld. De Commissie pleitte ervoor om pesticideformuleringen niet te testen op hun hormoonverstorende eigenschappen; dit is een schandaal, want de wet is hier heel duidelijk over. De lidstaten moeten rekening houden met de meest recente wetenschappelijke en technische kennis, ook op het gebied van hormoonontregeling.”
Hans Muilerman voegt hieraan toe: “Het Hof verduidelijkte ook dat bij gebrek aan geharmoniseerde richtlijnen, regelgevende instanties de meest recente wetenschap moeten gebruiken. Bij de hergoedkeuring van glyfosaat in de EU in 2023 weigerde de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een wetenschappelijke beoordeling te geven van de schade van glyfosaat op microbiota en biodiversiteit, omdat er geen geharmoniseerde richtlijnen bestaan. Het wordt tijd dat EU- en nationale regelgevende instanties de wet gaan toepassen en burgers en het milieu gaan beschermen door gebruik te maken van de brede beschikbare wetenschappelijke kennis over de toxiciteit van pesticiden.”
Hans Muilerman concludeert: “Het EU-Hof heeft duidelijk gemaakt dat lidstaten niet blindelings gebruik kunnen maken van de wetenschappelijke evaluatie die door andere lidstaten is uitgevoerd. Ze moeten er met name voor zorgen dat rekening wordt gehouden met de meest actuele wetenschappelijke en technische kennis, wat meestal niet het geval is.”
De uitspraken verwijzen ook naar een belangrijke clausule in de uitspraak van januari 2023 over afwijkingen voor verboden pesticiden. De bescherming van de gezondheid van mens en dier en van het milieu “moet voorrang krijgen” op de verbetering van de plantenteelt.
“In dit verband (…) heeft het Hof al bepaald dat de toelatingsregels voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen een hoog beschermingsniveau moeten waarborgen en dat bij het verlenen van dergelijke toelatingen de bescherming van de gezondheid van mens en dier en van het milieu “voorrang moet hebben” op de verbetering van de teelt van planten (arrest van 19 januari 2023, Pesticide Action Network Europe e.a., C-162/21, EU:C:2023:30, punt 48 en aldaar aangehaalde jurisprudentie). (overweging 90)
Het hof herinnert de autoriteiten ook aan het belangrijke voorzorgsbeginsel: “Er zij ook aan herinnerd dat (….) de bepalingen van deze verordening gebaseerd zijn op het voorzorgsbeginsel, om ervoor te zorgen dat werkzame stoffen of producten die op de markt worden gebracht geen nadelige gevolgen hebben voor de menselijke gezondheid.” (overweging 94)
De Rechtbank Limburg in Roermond heeft owonenden van een beoogd lelieveld in Sevenum in een kort geding gelijk gegeven. De rechter passeerde hierbij (net als een eerdere rechter) het advies van de officiele toelatingscommissie CTGB, omdat hij van mening is dat het CTG B-advies op onvoldoende grondslag berust. In het studiepakket van de gewasbeschermingsmiddelen zitten geen studies naar neurologische schade (zoals Parkinson) en naar ontwikkelingsstoornissen bij kinderen. De Rechtbank heeft een persbericht uitgegeven, dat hieronder integraal staat afgedrukt. Op het einde van het artikel staat de link naar de volledige uitspraak.
Verbod teler om gewasbeschermings-middelen lelieteelt te gebruiken
Roermond, 08 mei 2024
In Sevenum wil een teler lelies gaan telen naast een woonwijk. Omdat voor de lelieteelt vaak en veel gewasbeschermingsmiddelen worden gespoten, zijn de omwonenden bang voor gezondheidsschade voor henzelf en hun kinderen. De omwonenden hebben daarom in kort geding, dat op 18 april 2024 plaatsvond, een verbod op het gebruik van de middelen verzocht. Vandaag heeft de rechter het verbod toegewezen vanwege de reële kans op gezondheidsschade van de omwonenden en hun kinderen.
De teler is van mening dat de middelen veilig zijn omdat ze zijn getest en goedgekeurd voor de Nederlandse markt door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen. Bovendien wil hij de akker maar eens in de 10 jaar gedurende 5 tot 6 maanden voor de lelieteelt gebruiken. Om de omwonenden tegemoet te komen, heeft hij aangeboden een bufferzone van 50 meter te hanteren en ‘groene’ middelen spuiten. Ook wil hij een spuitmachine met driftreductie gebruiken waardoor de wind de gewasbeschermingsmiddelen niet naar de omwonenden toe waait.
Testen biedt geen zekerheid
Dat de middelen zijn getest en goedgekeurd, betekent niet dat de middelen veilig zijn. Bij het testen van de middelen wordt namelijk niet getest op neurologische gevolgen die pas op de lange termijn optreden, zoals de ziekte van Parkinson. Ook wordt bij de testen geen onderzoek gedaan naar ontwikkelingsstoornissen van kinderen.
Gezondheidsschade
Duidelijk is dat gewasbeschermingsmiddelen gezondheidsschade kunnen opleveren. Volgens rapporten van de Gezondheidsraad en het RIVM uit 2020 en 2021 bestaat er een verband tussen het gebruik van de middelen en zogenaamde neurodegeneratieve ziektes als Parkinson bij volwassenen, maar ook prenatale ontwikkelingsstoornissen bij kinderen. Dit blijkt uit internationale wetenschappelijke onderzoeken. Dit algemene verband zegt echter niet welke middelen in welke hoeveelheid gezondheidsschade opleveren. Dat moet nog verder worden onderzocht.
Voor deze zaak heeft dr. M. van den Berg, emeritus professor in de Toxicologie, de lijst met middelen bestudeerd die de teler wil gaan spuiten. Zeven van de ‘groene’ middelen die de teler wil gaan spuiten blijken volgens hem een reële kans te geven op ernstige neurologische gezondheidsschade. Niet alleen voor volwassenen, maar ook kan het de hersenontwikkeling van kinderen negatief beïnvloeden tijdens de zwangerschap van de moeder en tijdens het opgroeien. Dr. Van den Berg kon niet zeggen hoeveel je van die middelen binnen moet krijgen, wil de schade optreden.
Dichtbij akker
In de 5 tot 6 maanden dat de teler de lelies wekelijks met de middelen wil gaan bespuiten, wordt zoveel gespoten als voor sommige andere teelten in 10 jaar. Er wordt dus in korte tijd heel veel gespoten. De omwonenden, onder wie 25 kinderen, wonen dichtbij de akker. Voor sommigen, onder wie 7 kinderen, is dat maar op 10 meter afstand. Dat de teler een bufferstrook van 50 meter wil aanleggen, is niet voldoende om te voorkomen dat gewasbeschermingsmiddelen bij de omwonenden terecht komen. Uit een onderzoek van het RIVM uit 2019 is gebleken dat restanten van gewasbeschermingsmiddelen zijn aangetroffen in de buitenlucht bij woningen tot wel 250 meter afstand en zelfs in het huisstof en op de deurmat en in de urine van omwonenden. Dit terwijl er tijdens het spuiten geen meetbare ‘drift’ was doordat de wind tijdens het spuiten niet gericht was op de huizen van de bewoners. Ook de spuitmachine met driftreductie die de teler wil gaan gebruiken, is dus niet afdoende om gezondheidsschade te voorkomen.
Verbod op gebruik middelen
De kort geding rechter vindt daarom dat er reële kans is op gezondheidsschade van de omwonenden en hun kinderen. Dat is belangrijker dan het commerciële belang van de teler. Daarom verbiedt de kort geding rechter de teler om de middelen te gebruiken.
Inleiding met commentaar Een van de manieren, waarop het (inmiddels demissionaire) kabinet Rutte-4 probeerde de stikstof- en natuurverlamming te doorbreken, was de instelling van een Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), met een aanhangend Transitiefonds van 24,3 miljard (incidenteel), uit te geven in de periode 2024 – 2035. Dit fonds is na de kabinetscrisis controversieel verklaard en moet nog door de Eerste Kamer. Of en hoe dat lukt, is gegeven de verkiezingsuitslag nog een open vraag. Het NPLG komt bovenop bestaand beleid, waarvan hieronder als voorbeeld die in de stikstof- en natuursector, en hun looptijd, benoemd zijn. Onder dit soort programma’s ligt weer de juridische noodzaak om aan bijvoorbeeld de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn te voldoen, en aan bijvoorbeeld de Europese Kader Richtlijn Water (KRW).
Nationaal startte het NPLG met een Startnotitie, een Ontwikkeldocument en een Handreiking. Deze documenten moesten de provincies begeleiden in hun taak om voor de eigen provincie een Provinciaal Programma Landelijk Gebied (PPLG) te schrijven. Met kan deze decentralisatie zien als ‘over de schutting gooien’ of als ‘de provincies kunnen dit het beste met hun eigen gebiedskennis uitvoeren’ – beide is waar.
Alle provincies hebben rond de gestelde datum 01 juli 2023 een eerste aanzet afgeleverd. Daarin staan veel intenties en goede bedoelingen, maar nog lang niet genoeg concrete zaken. Dat valt de provincies niet kwalijk te nemen, want er waren PS-verkiezingen met een geëxplodeerd aantal zetels voor de BBB, het Landbouwakkoord ketste af, en het Rijk is zelf verantwoordelijk voor essentiële onderdelen als het mestbeleid en de stikstofwetgeving en wat de natuurdoelen moeten zijn.
Kort na het indienen van de PPLG’s viel het kabinet Rutte-4. Het is nu afwachten wat er gebeurt.
Inmiddels had het kabinet aan een consortium van instellingen opdracht gegeven een ‘Ex ante analyse NPLG’ te schrijven (Ex Ante betekent dat het PBL gevraagd is om al van te voren in te schatten wat er van het opgestarte beleid terecht gaat komen). Het consortium bestond uit het Plan Pureau voor de Leefomgeving (PBL), Wageningen University & Research (WUR), Deltares en het Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Kortheidshalve noem ik dit de PBL-analyse. Deze PBL-analyse verscheen op 26 februari 2024 en is te vinden op https://www.pbl.nl/publicaties/ex-ante-analyse-nationaal-programma-landelijk-gebied . De analyse omvat een nationaal deel en een hoofdstuk per afzonderlijke provincie. De PBL-analyse heeft de PPLG’s meegenomen en de Klimaat- en Energieverkenning (2023), de Monitoring en Evaluatie Stikstofreductie en Natuurverbetering (2024) en Nationale Analyse Waterkwaliteit (2020).
Maar ook als er een milieu- en klimaathatend kabinet komt, is de PBL-analyse een goed kader om de nieuwe verhoudingen te kunnen beoordelen. De analyse behoudt zijn nut.
Het Transitiefonds bedraagt 24,3 miljard (als de Eerste Kamer dat intact laat), de opgetelde begrotingen van de provincies voor hun PPLG’s vragen om ruim 58 miljard (voor de periode 2024 – 2035). Blijkt dat de provincies allemaal hun eigen wiel uitgevonden hebben en dat die wielen zeer sterk uiteen kunnen lopen in ambitie en aanpak. Het lijkt nog niet meteen duidelijk hoe daar een goed lopend voertuig uit moet worden samengesteld.
Wat er in de analyse staat Men kan de inhoud van de PBL-analyse op enkele manieren onderverdelen.
Het eerste onderscheid is naar ‘doel’. Dat betreft drie landelijk vastgestelde kerndoelen en een of meer door de provincies toegevoegde doelen. Kerndoel één is het geheel ‘stikstof en natuur’. Hoofddoel is “om op termijn aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn te voldoen”, wat in praktijk vertaald wordt als “dat 30 procent van de soorten en habitats die nu niet in een gunstige staat verkeren dat in 2030 wel moeten doen, of dat er ten minste een sterk positieve trend is, en dat uiterlijk in 2030 de landelijke negatieve trends van alle VHR-soorten en -habitattypen ‘zoveel mogelijk’ moeten zijn gestopt”. Het 2030- doel zou volgens het PBL haalbaar moeten zijn, het verdergaande doel niet. Driekwart van het stikstofgevoelige areaal moet in 2030 onder de Kritische Depositie Waarde (KDW) zitten en de maximale uitstoot aan ammoniak meg in 2030 63kton zijn. Dat wordt niet gehaald. Kerndoel twee is het klimaat. De landbouw en de veeteelt mogen samen in 2030 nog maar 13,6Mton CO2-eq uitstoten (aan CO2 , methaan en lachgas (de 4,3 van de glastuinbouw zit hier niet in). De emissies dalen volgens het PBL wel, maar niet genoeg (zie afbeelding hieronder).
Kerndoel drie is de waterkwaliteit. IN 2027 moet de kwaliteit van de Kader Richtlijn Water gehaald zijn en de PPLG’s moeten daaraan bijdragen voor zover de landbouw de probleemveroorzaker is. Ook moeten de problemen van de waterschaarste en idem overvloed worden opgelost, voor zover nodig voor natuur en landbouw. De PBL-analyse meent dat de doelen soms wel en soms niet gehaald worden, afhankelijk van de regio. Daarnaast voegen de provincies nevendoelen toe, zoals: Het eerste nevendoel dat er een werkbare toekomst is voor wat er aan landbouw overblijft. En een tweede nevendoel een goed flankerend beleid, zoals kennis en subsidies. Dit beleid moet door de provincies nog grotendeels ontwikkeld worden.
Het tweede onderscheid is naar “gebiedssoort”, wat in het PBL-jargon een “structurerende keuze” heet. Het PBL noemt vier gebiedssoorten: ‘overgangsgebieden’ tussen Natura2000-gebieden en de rest van de wereld (vaak landbouw), ‘bufferstroken langs beekdalen op hoge zandgronden’, ‘veenweides’ (een belangrijke kwestie die echter in Brabant niet aan de orde is en daarom hier niet besproken wordt) en ‘landbouwgrond’ die op verantwoorde wijze landbouwgrond moet blijven. ‘Verantwoord’ kan bijvoorbeeld een extensievere landbouw betekenen of agrarisch natuurbeheer.
Beekdal van De Dommel bij Knooppunt De Hogt bij Eindhoven (foto bjmgerard@gmail.com)
Het derde onderscheid is naar ‘wie wat moet doen’. De provincies vinden als regel dat het Rijk verantwoordelijk is voor wat in het jargon ‘generieke emissies’ heet, omdat het Rijk de baas is over bijvoorbeeld de mestwetgeving, de emissie-eisen aan stikstof en broeikasgas, de bepalingen rond bestrijdingsmiddelen en de bedrijfsbeëindigingsregelingen.. De provincies zelf willen vooral doen wat ze altijd doen en waar ze goed in zijn of kunnen worden (of hopen te worden), zoals met name in gebiedsprocessen, communicatie, flankerend beleid en integratie van functies.
Het vierde onderscheid is naar ‘wijze van financiering’: structureel of incidenteel. Het Rijk wil de PPLG’s financieren met een grote, maar eenmalige som (genoemde 28,3 miljard als die het nieuwe kabinet overleeft). Maar sommige aangegane verplichtingen hebben een permanent karakter. Contracten bijvoorbeeld voor agrarisch natuurbeheer of doorlopende subsidieregelingen. Er bestaan overigens meer fondsen en regelingen als alleen het Transitiefonds (als dat straks nog bestaat).
Een vijfde onderscheid is of het om bestaande praktijk gaat of om praktijk die nog moet worden uitgevonden. Provincies zijn bijvoorbeeld gewend om landbouwgrond om te zetten in natuur. Dat is min of meer routine. Maar intensief gebruikte landbouwgrond afwaarderen tot extensief gebruikte landbouwgrond is nieuw voor provincies. Ook belonen provincies graag boeren die iets goed doen (mits dat objectiveerbaar is met bijvoorbeeld Kritische Prestatie Indicatoren en het niet als staatssteun telt). Maar dat is beleid dat nog grotendeels van de grond getild moet gaan worden. Tenslotte moet hier de urgente noodzaak van grondpolitiek genoemd worden. Het extensiveren van de landbouw en het verplaatsen van bedrijven vragen om grond. Dat kan bijvoorbeeld ook nodig zijn voor buffergronden in beekdalen. Dat wil zeggen dat provincies toe moeten naar een actief grondbeleid – iets wat buiten het huidige repertoire valt en nu mondjesmaat uitgeprobeerd wordt.
Al met al geloven de organisaties in het consortium dat het NPLG en de PPLG’s de nationale doelen inzake natuur en stikstof, klimaat en water in belangrijke mate dichterbij kunnen brengen, maar niet dat die doelen in het ervoor beschikbare decennium gerealiseerd gaan worden. Voor zover dit te kwantificeren valt, want geen enkel PPLG is momenteel zo ver dat het compleet duidelijk en doorrekenbaar is.
Het zal nodig blijken scherp de prioriteiten te stellen, en om een duidelijke fasering aan te brengen.
Uit de ‘Houtskoolschets Brabants Programma Landelijk Gebied’
Noord-Brabant Omdat ik in deze weblog een focus op Noord-Brabant heb, bespreek ik alleen het Brabants Programma Landelijk Gebied (BPLG). Dat is, met bijlagen, te vinden op https://www.brabant.nl/onderwerpen/omgevingsbeleid/samenwerken-aan-ruimtelijke-opgaven/natuur-en-landbouw/brabants-programma-landelijk-gebied . Een bijlage is een snel pakket met no regret-maatregelen dat onderdeel is van het grotere geheel ( https://www.brabant.nl/-/media/3e155874e2164cbcbe8705632b67eb8e.pdf ). De ‘Houtskoolschets’ zegt hierover ‘Het gaat om twee maatregelpakketten: “duurzaam perspectief voor de landbouw” en “natuur- en waterherstel”. De voorgestelde maatregelpakketten bestaan uit snel uitvoerbare en deels al bestaande maatregelen op gebied van herstel van bodem- en watersysteem, extensivering van landgebruik, bosrevitalisering, omschakeling naar andere bedrijfsvoering en meer koolstofvastlegging in de bodem. Ook emissiereductie door vrijwillige bedrijfsbeëindiging inclusief het afwaarderen van vrijkomende gronden buiten het bouwblok zijn meegenomen. Deze grond kan vervolgens ingezet worden voor de omvorming van agrarische bedrijven naar extensief of natuur-inclusief (landbouw), en/of voor natuur- of waterdoelstellingen (waterkwaliteit als meekoppelkans).”
De begroting als geheel voor de periode 2024-2035 is geschat op 8,0miljard, maar dat is nog ongespecificeerd. De twee pakketten aan no regret – maatregelen samen zouden in 2024 en 2025 uitgevoerd moeten worden. Voor deze gezamenlijke maatregelen heeft de provincie 252 miljoen aan rijksbijdrage gevraagd.
Dat er nog veel onduidelijk is, komt mede omdat de Brabantse collegevorming extra lang geduurd heeft. De BBB is de grootste geworden, het College van GS was eigenlijk al rond, maar op het laatste moment verprutste de BBB zijn zaak. Daarna moest men alsnog opnieuw beginnen en kwam er een college van GS zonder de BBB – wat een zegen is. Onder andere omdat de broodnodige ontwikkelingen niet geheel aan de vrijwilligheid worden overgelaten, maar dat er dwingender maatregelen en instrumenten mogelijk zijn als men er vrijwillig niet uitkomt. Richtingloos is het beleid niet, want er lag al veel bestaand beleid (de Interim Omgevings Verordening, het Stalderingsbeleid, de Brabantse Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij, en subsidieregelingen).
Brabant is in De Peel met zijn eerste Grondruilfonds begonnen.
De grote lijn van het Brabantse beleid past bij wat in het NLPG en aanhangende documenten benoemd is, maar vraagt verdere uitwerking.
Update dd 23 mei 2024
In 2023 is het kabinet gevallen en een tijd daarna zijn er rechtse tot zeer rechtse partijen in meerderheid gekozen. Die proberen nu (23 mei 2024) een rechtse regering op poten te krijgen. Dit zal invloed hebben op wat in bovenstaand artikel beschreven wordt. Welke invloed precies beoogd wordt en welke invloed feitelijk gerealiseerd zal worden, moet blijken. Bovenstaande tekst kan er achterhaald door raken.
De bloembollenteelt in het algemeen, en de teelt van lelies in het bijzonder, baren veel mensen in Noord-Brabant al lang zorgen. Lelies zijn met afstand het gewas dat de meeste bestrijdingsmiddelen nodig heeft, en er worden steeds meer lelies geteeld.
De voorgeschiedenis in Drente Dit was voor de SP in Provinciale Staten (PS) van Noord-Brabant reden om vragen te stellen op 09 juli 2021, naar aanleiding van een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland over de noodzaak van een natuurvergunning voor een lelieteler nabij een Drents Natura2000-gebied, en op 11 febr 2022 n.a.v. een brief van de actiegroep Meten = Weten aan alle provincies. Voor eerdere artikelen op deze site hierover zie https://www.bjmgerard.nl/rechter-inzet-bestrijdings-middelen-zonder-vergunning-wet-natuurbescherming-voortaan-taboe/ en https://www.bjmgerard.nl/sp-vragen-in-brabantse-ps-over-gifvonnis-westerveld-beantwoord/ . Het toenmalige College heeft deze vragen indertijd bevredigend beantwoord, in het laatste geval met de wens een onderzoek opgestart te krijgen wat betaald zou moeten worden door het Rijk.
Sinds februari 2022 hebben de ontwikkelingen niet stil gestaan.
Aan de ene kant ligt er een nieuwe juridische uitspraak van de Voorzieningenrechter in Assen tegen een lelieteler in de buurtschap Boterveen (Drente, gemeente Westerveld), waarin de rechter het CTGB overrule-de vanwege de gevaren van de cocktail aan bestrijdingsmiddelen. Dit terwijl de lelieteler in kwestie aan alle wettelijke eisen voldeed en deze zelfs in goede wil overtrof. Zie https://www.bjmgerard.nl/rechter-verbiedt-gifspuiten-op-lelies/. De Rechtbank Noord-Nederland draaide nadien voor vier met name genoemde middelen, en voor het groeiseizoen 2023, het besluit van de voorzieningenrechter terug. De teler was daarmee in onmiddellijke zin geholpen en een ruimer besluit was niet nodig, om hij toch al van plan was het lelieperceel vanaf 2024 vijf jaar lang niet te gebruiken. De lelieteelt verziekt de bodem. Maar de uitzondering was beperkt en tijdelijk, en de uitspraak van de Voorzieningenrechter in Assen staat dus nog steeds.
Aan de andere kant eisen luidruchtige groepen binnen de boerenstand, alsmede de aanhangende economische belangen, op steeds agressievere wijze het recht op om zichzelf en andere neurologische aandoeningen te bezorgen, dit onder het mom van een overdaad aan regels.
Deze stand van zaken bracht SP-woordvoerder Irma Koopman in PS van Noord-Brabant tot de volgende (op 18 maart 2024 ingediende) vragen:
Kent het College van GS de publicatie in het EhvD en zijn de erin uitgesproken beweringen juist? Als je niet juist zijn, hoe zouden ze dan wel moeten luiden?
Welke beleidsregels hanteert de provincie NBrabant t.a.v. de lelieteelt op gronden, die in haar bezit zijn, en op gronden die niet in haar bezit zijn?
Is lelieteelt mogelijk in of nabij drinkwaterwingebieden?
Welke voorwaarden kan de provincie via de Omgevingsvergunning stellen aan de exploitatie van een perceel dat niet in haar bezit is, zoals bijvoorbeeld spuitvrije zone’s op strategische plekken, voorschriften die spuiten koppelen aan weersomstandig-heden, communicatie met de omgeving, al dan niet biologisch spuiten, en dergelijke?
Als voorwaarden mogelijk zijn en opgelegd worden: welke handhaving bestaat hierop?
Bestaat er zoiets als een meldingsplicht voor als een perceel met een agrarische bestemming omgezet wordt van een eerdere teelt naar de lelieteelt?
Is de lelieteelt in NBrabant in beeld bij de GGD?
Update dd 18 april 2024 Vragen over lelieteelt beantwoord
Op 09 april hebben GS antwoord gegeven op bovengenoemde vragen. Ik vind de antwoorden erg passief. Dat vond Natuurmonumenten in Noord-Brabant ook. In hun reactie naar de SP toe op de beantwoording door GS wezen zij op een recent rapport van de Noordelijke Reken Kamer (NRK) ‘Zorgen voor morgen – Bollenteelt in Drente. Dit NRK-rapport suggereert dat een provincie onder de nieuwe Omgevingswet meer kan doen dan alleen passief de landelijke wet volgen.
Continental is niet alleen bekend vanwege zijn banden, maar doet ook veel in landbouwtechniek in ruime zin.
Hierboven een onkruidwiedmachine. Elk element bevat camera’s, kogelgewrichten met een heel klein gaatje erin, een tank met bijna kokend water (rond de 90°C), AI om de situatie te analyseren, een hoge druk-pomp die het bijna kokende water op aangepaste wijze door het gaatje richting de onkruidplant stuurt.
De machine wordt voor het eerst gepresenteerd op de komende Agritechnicabeurs (half nov. 2023).
Ik breng deze korte reclame om aan te tonen dat, althans in deze specifieke agrarische situatie, er zich gifvrije systemen beginnen aan te dienen. Dat is hoopgevend. Nou nog wel even zien hoe het in praktijk werkt.
Ik beweer niet dat Continental de enige fabrikant is die hiermee bezig is. Dit artikel in De Boerderij kwam ik toevallig tegen.
Vooraf Bij de Provinciale Staten-verkiezing 2023 in Noord-Brabant was de BBB met 11 zetels de grote winnaar. Die mocht dus beginnen met formeren met wat getalsmatig en politiek, mede gezien het tumultueuze verloop van de voorafgaande periode, de minst onlogische combinatie was, te weten BBB-VVD-GroenLinks-PvdA (met 11-9-5-4 samen goed voor iets meer dan de helft van de 55 zetels). Dat leek goed te gaan, er lag een onderhandelaarsakkoord, de champagne stond al koud, maar toen kwam de BBB alsnog met een stel aanvullende eisen. Dat leidde tot PLOF.
Waarop de VVD het (naar het leek, niet geheel met tegenzin) het mocht proberen met de daarop volgende minst onlogische combinatie, te weten VVD, GroenLinks, PvdA, SP, D66 en Lokaal Brabant (met 9-5-4-4-4-2 ook net een meerderheid). Dat liep goed, er zat een vakantie tussen, maar op 01 september 2023 lag er een akkoord – als laatste van de provincies. Men kan het akkoord vinden op https://www.brabant.nl/bestuur/bestuursakkoord-2023-2027 .
Een enkele keer geef ik persoonlijk commentaar. Dat zet ik er dan bij.
Het bereikte compromis binnen dit bonte gezelschap pakt naar mijn mening wonderlijk goed uit. Ik zal het bespreken voor zover het op mijn terrein ligt: klimaat, energie, milieu, landbouw en natuur. Dat is niet bedoeld als diskwalificatie van de andere onderwerpen, maar mijn mening daarover heeft geen speciale meerwaarde. Ik moet zo hier en daar selecteren wat ik wel en niet meeneem. Hier en daar blijven onderwerpen op ‘mijn’ gebied onbesproken.
Brede welvaart Het brede welvaart-thema wordt geopend met de passage “We zien dat grote maatschappelijke vraagstukken, zoals bijvoorbeeld de krapte op de woningmarkt en de klimaat- en energietransitie, steeds meer de directe leefomgeving en de bestaanszekerheid van de Brabander raken. We lopen tegen de grenzen aan van zowel onze economie als onze omgeving: er is schaarste. Daarmee dringt ook steeds meer en steeds breder het besef door dat we niet kunnen doorgaan op de ingeslagen weg. We moeten nieuwe wegen inslaan voor een gezonde en welvarende toekomst voor Brabant. Het oude vertrouwde verdwijnt en er komt een periode van onzekerheid voor in de plaats.” (blz9)
Waarna volgt was, naar mijn mening, het meest revolutionaire zinnetje, verstopt in een riedel over economie en innovatie, namelijk “Economische groei is geen doel op zich” (blz11).
Economisch krijgt dat bijvoorbeeld vorm in een selectiever beleid t.a.v. distributiedozen (blz19) , een selectievere acquisitie van nieuwe bedrijven (blz13), en uitbreiding van het programma Grote Oogst, de provinciale bijdrage aan de verduurzaming en de opschoning van de Brabantse bedrijventerreinen (blz19). Zie voor dat laatste ook https://www.bjmgerard.nl/het-schone-lucht-akkoord-in-brabant/ .
Gezondheid Het akkoord signaleert een aantal gezondheidsbedreigende trends, zoals hittestress in steden, slechte luchtkwaliteit, en een hoger risico op zoönosen (ziektes die van dier op mens overspringen, zoals de Q-koorts en mogelijk in de toekomst de vogelgriep). Het akkoord spreekt de ambitie uit (blz 14) dat iedere Brabander in 2030 mag genieten van drie extra gezonde levensjaren.
Daarvoor moet het Schone Lucht Akkoord met het Rijk verder in Brabant worden uitgerold (blz39) (zie ook https://www.bjmgerard.nl/schone-lucht-akkoord-een-halfvol-glas/ en eerder genoemde link), wordt onderzoek gedaan naar het terugdringen van ultrafijn stof, en moet er een expertisecentrum komen voor long Covid en long Q-koorts (blz14).
De vliegvelden en de internationale treinen Brabant heeft vier militaire vliegvelden, één groot civiel vliegveld, en twee General Aviation-vliegvelden (Seppe en Budel). Het Akkoord spreekt over economische voordelen en diverse emissies als nadelen. Voor laatstgenoemde twee geldt het Beleidskader Milieu, met Defensie is een voortdurende dialoog gaande, en het Advies-Van Geel voor Eindhoven Airport moet volledig worden uitgevoerd (blz22). De provincie blijft voortdurend bij Rijk, NS en Prorail aandringen op betere internationale vliegverbindingen, mede als goed alternatief voor het vliegverkeer (blz 23).
Klimaat en energie We willen in 2030 55% minder CO2-uitstoot in Brabant realiseren ten opzichte van 1990. We streven ernaar om in 2050 klimaatneutraal te zijn (blz28).
Eerste afspraak is dat de vier Regionale Energie Akkoorden (RES) worden uitgevoerd (blz29).
Extra windenergie boven op de RES kan alleen bij lokaal eigendom en voldoende draagvlak in de omgeving (blz29).
Voor zonneparken geldt de zonneladder. Zon op land wordt alleen toegestaan als dat nodig blijkt om de energiedoelstellingen te halen (wat mijns inziens altijd zal blijken). (blz29).
Het Akkoord noemt aardwarmte en bodemenergie als mogelijk, na uitvoerige afweging van de risico’s. De provincie wil risicodragend investeren in de ondersteuning van de warmtetransitie, conform de Wet collectieve warmtevoorziening (die er nog niet is, bg) (blz29).
Dat laatste is overigens ook een lichtelijk revolutionaire bepaling, waarmee de provincie misschien nog het dichtst in de buurt komt van een eigen energiebedrijf. Het Akkoord benoemt de oprichting van ‘Energie Brabant’. “‘Energie Brabant!’ is gericht op zowel het ontwikkelen, stimuleren en bundelen van nieuwe duurzame energievormen als op de huidige provinciale activiteiten. Hiermee stimuleren wij Brabanders om mee te doen waar dat nog niet voldoende gebeurt. Wij scheppen randvoorwaarden om dit mogelijk maken.” (blz28). Energie Brabant is door dit alles geen eigen energiebedrijf (zoals bijv. de SP wil bg). Er zit geen productiecapaciteit en de instelling gaat niet functioneren als energieleverancier.
(Overigens bestaat er in Midden-Brabant al wel een publieke onderneming met eigen productiecapaciteit, zie Publiek ontwikkelbedrijf REKS . Dat is een BV waarvan de gemeenten in de RES-regio Midden-Brabant, m.u.v. Waalwijk, aandeelhouder zijn bg).
We verkennen via de Essentgelden en Energie Brabant! hoe wij als provincie – in aanvulling op rijksregelingen en projecten van gemeenten – kunnen bijdragen aan bijvoorbeeld grootschalige isolatie van woningen, de warmtetransitie en zonnepanelen. Daarmee kunnen wij energiearmoede tegengaan (blz30). Om bij het isoleren verlost te zijn van het vleermuis-in-de-spouwmuurprobleem gaat de provincie bij alle gemeenten stimuleren dat er een Soorten Management Plan komt, op basis waarvan verantwoord ontheffing gegeven kan worden van de Wet natuurbeheer (blz 45)
Het Akkoord wil grootschalige opslag van energie en warmte ondersteunen, na inventarisatie van de risico’s. (blz30)
Tenslotte wordt steun aan de energiecoöperaties beloofd (blz30).
MSR Het akkoord wil de mogelijkheden van gesmolten zout-kernreactoren (MSR) onderzoeken. In deze periode gaat dat nog niet tot besluiten leiden, eventueel wel tot voorbereidingen. (commentaar bg: men zegt dat als zo’n MSR op thorium draait, hij weinig of geen langlevend afval heeft, en dat het systeem inherent veilig is. Ik sluit niet uit dat beide beweringen waar zijn. Maar er bestaat nog geen werkend commercieel model en dat kan nog wel 20 jaar duren. Meestal komt de MSR-wens van partijen ter rechterzijde die geen zonneparken en windmolens willen, en zich op een fata morgana richten. Zoals bekend, bestaan fata morgana-oases werkeljk, maar liggen ze zeer veel verder weg dan het lijkt. De verzekering dat er deze periode in Brabant geen besluiten genomen kunnen worden kan dan ook makkelijk worden afgegeven. Ik vind overigens dat een systeem, dat mogelijk over 20 jaar goed werkt, alleszins de moeite waard om na te streven. Alle klimaatprognoses lopen minstens tot 2050 en vaak tot 2100. Ik ben dan ook vóór een dergeljk onderzoek. Het ‘komt te laat-argument’ is een drogreden zolang dat onderzoek naast en niet in plaats van hernieuwbare energie plaatsvindt.)
Landbouw, milieu en natuur De algemene trend in het Akkoord is dat landbouwbedrijven beter moeten worden of moeten stoppen. De transitie zal ingrijpend zijn. Stoppen moet beter georganiseerd worden en er moet meer geld bij. Doorgaan betekent innoveren, minder bestrijdingsmiddelen, makkelijker een inkomen verdienen met een combinatie van landbouw, voedselproductie, recreatie, energietransitie, waterberging, het produceren van natuurlijke bouwmaterialen, landschapsbeheer en/of zorg. Onder andere wordt de grondpolitiek ingezet als middel, en worden de Essentgelden ingezet voor de strategische grondbank. (blz30-31-32). Verder kunnen vergunningen worden ingetrokken of tijdelijk stopgezet of verleend.(blz46)
Mestbewerking vindt plaats op het eigen erf of op categorie 4 en 5-bedrijventerreinen. Groen gas produceren met monovergisters mag, zolang het niet stinkt, de omgeving niet protesteert en de vergisters zichzelf niet onmisbaar maken.(blz32)
Stallen die ouder zijn dan 15 of 20 jaar moeten voor de z.g. ‘stallendeadline’ veel minder stikstof gaan uitstoten door of minder dieren, of een natuurinclusieve bedrijfsvoering, of emissiereducerende technieken. Die technieken doen echter vaak niet wat ze beloven en halen het niet bij de rechter. Daardoor zit heel Brabant vast (varkens verhinderen de vooruitgang bg). Het Akkoord stelt de stallendeadline voor melkvee uit tot 01 jan 2026, en houdt hem voor ander vee op 01 juli 2024. Men wil zo snel mogelijk meetsystemen op bedrijfsniveau. (blz42)
Het Akkoord wil de Kader Richtlijn Water in 2027 gehaald hebben, mits het Rijk bijlapt. (blz37) Het infiltreren van regenwater in de grond wordt bevorderd, het onttrekken wordt afgeremd met een hogere grondwaterheffing (blz37), en minder grondwaterverbruik wordt nagestreefd met nieuwe technieken (blz38).
Per Natura2000-gebied wordt er een juridisch houdbaar plan tot herstel opgesteld, waardoor vergunningverlening ex de Wet natuurbeheer makkelijker wordt.(blz41) Het Natuur Netwerk Brabant wordt conform afspraken uitgevoerd, eerstens rond Natura2000-gebieden en in overgangszones (blz35).
In een vonnis, waarvan de zowel de uitkomst als de overwegingen ruim aandacht verdienen, heeft de Rechtbank Noord-Nederland aan een lelieteler in de gemeente Westerveld verboden gif te spuiten vanwege gevaar voor de gezondheid van omwonenden. Het (geanonimiseerde) vonnis is te vinden op https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBNNE:2023:2333 .
De situatie Lelies zijn een veeleisend product. Ze vereisen heel veel gif (elke week spuiten) en ook dan nog mogen lelies in principe niet elk jaar op hetzelfde perceel gekweekt worden. Er bestaan geen specifieke gewasbeschermingsmiddelen voor lelies, reden waarom cocktails gebruikt worden van stoffen die eigenlijk voor voedselgewassen bedoeld zijn (met name aardappels). De teler in kwestie bleef geheel binnen de wet. Hij gebruikte door de Ctgb (College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden) toegestane stoffen (waarvan driekwart biologisch), heeft het wettelijk bewijs van vakbekwaamheid, is aangesloten bij het Programma Duurzame Bollenteelt Drenthe, heeft een overeenkomst met de gemeente over een spuitvrije zone en over nadere spuitvoorschriften en komt die beter na dan wettelijk verplicht. Kortom, de man (of vrouw) valt niets te verwijten behalve dat hij lelieteler is nabij woonbebouwing. De rechter twijfelt dan ook niet aan zijn goede bedoelingen.
En toch ging hij nat met die omwonenden als eisers.
Kort geding-vorm De teler vond de kort geding-vorm niet op zijn plaats, omdat de bollen al geplant waren en het gifspuiten al begonnen was, en er dus geen spoedeisend belang was. Bovendien zou hij in 2024 geen lelies meer planten. De eisers moesten maar een bodemprocedure volgen. Maar die bodemprocedure zou jaren duren, zei de rechter, en het gevaar was acuut. Weliswaar zou in een bodemprocedure diepgaander bewijsvoering mogelijk zijn, maar de rechter citeerde hier het voorzorg-advies van de gezondheidsraad dd juni 2020. (zie ook https://www.bjmgerard.nl/sp-stelt-vragen-over-gezondheidsraad-rapport-over-bestrijdingsmiddelen-parkinson-als-beroepsziekte/ ). De rechter noemde in het vonnis een GGD-advies inzake teler in kwestie dat dat omwonenden binnen moesten blijven (een aantal uren), de deuren en ramen gesloten moesten blijven en dat men geen was buiten moest laten hangen.
De belangrijkste inhoudelijke overwegingen Uit bovenstaande literatuur haalde de rechter enkele stellingen:
Concentraties van gewasbeschermingsmiddelen worden tot op honderden meters afstand aangetroffen (RIVM rapport 2019), soms gebonden aan grondgebonden deeltjes en stof. Dat raakt dus alle eisers, die vaak op enige tientallen meters van de velden wonen.
Binnen Europa troffen we (= SPRINT) 144 soorten residuen van bestrijdingsmiddelen aan in huisstof, waarbij het onkruidbestrijdingsmiddel glyfosaat het grootste aandeel had. Ongeveer driekwart van de gevonden middelen zijn toegelaten op de markt, een kwart is verboden
Binnen Ctgb vindt in het kader van de toelating van bestrijdingsmiddelen geen onderzoek plaats naar reacties en gevolgen door vermenging (cocktail) van gewasbeschermingsmiddelen (al dan niet in combinatie met bindmiddelen), zoals te doen gebruikelijk bij lelieteelt. Datzelfde geldt vooralsnog voor de Europese toezichthouder (European Food and Safety Authority, EFSA).
Er zijn (nog) geen multidisciplinaire wetenschappelijke studies voorhanden om te kunnen uitsluiten dat bepaalde gewasbeschermingsmiddelen (en met name ook cocktails daarvan) onaanvaardbare schadelijke effecten op mensen kunnen hebben.
Het RIVM komt tot de conclusie dat de relatie tussen blootstelling aan chemische stoffen, inclusief gewasbeschermingsmiddelen, en neurodegeneratieve aandoeningen plausibel is (RIVM-rapport 2021).
In deze procedure staat onbestreden vast, dat er inmiddels substantieel internationaal onderzoek (zowel qua aantal studies als de hoeveelheid landen) voorhanden is, waaruit blijkt dat er een causaal verband bestaat tussen bepaalde gewasbeschermingsmiddelen en bepaalde neurologische aandoeningen (zoals Parkinson, Alzheimer en ALS).
De uitspraak Al met al vond de rechter het gifspuiten nabij woningen onrechtnatig. Hij snapte het economisch belang van de teler, maar vond de gezondheid belangrijker. De teler moest maar een gewas kiezen dat met niet of minder spuiten gerealiseerd kon worden, ook al bracht dat mogelijk minder op. Laatste overweging is nog dat de afweging (het blijft een afweging) mogelijk anders had kunnen uitvallen als het niet om de teelt van een siergewas gegaan was, maar om gewassen die voor de voedselzekerheid van belang waren.
De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) heeft in een rapport uitgesproken dat de Nederlandse waterkwaliteit zo slecht is, dat stikstofachtige blokkades kunnen gaan optreden als Nederland niet in 2027 aan de Europese Kader Richtlijn Water (KRW) voldoet – en het zit er dik in dat dat het geval zal zijn.
Op https://www.rli.nl/publicaties/2023/advies/goed-water-goed-geregeld is een setje documenten te vinden, inhoudend een briefadvies van het RLI aan minister Harbers, bijbehorend persbericht, drie eerdere essays van niet bij de RLI-studie betrokken geleerden, en een aantal perspublicaties.
De Kader Richtlijn Water De Kader Richtlijn Water (KRW) is Europese wetgeving m.b.t. het grond- en oppervlaktewater, die in 2000 door de Nederlandse regering overgenomen is. Eigenlijk had het Nederlandse watersysteem al in 2015 aan de KRW moeten voldoen, maar dat was uitzichtsloos. Nederland heeft twee extra termijnen van elk zes jaar gekregen, welke laatste termijn dus in 2027 afloopt. Als Nederland niet aan (inmiddels zijn eigen) wet voldoet, kunnen er boetes volgen. Bovendien kan dan iedereen procederen tegen bouw- en infraplannen als die mogelijkerwijs tot een verslechtering van het watersysteem leiden. De situatie lijkt erg veel op die momenteel rond stikstof speelt, met dien verstande dat de waterproblematiek lokaler is.
De KRW viel in 2000 als het ware tussen de op dat moment al bestaande wetten van eigen huize, zoals Nitraatrichtlijn, de Zwemwaterrichtlijn, de Richtlijn Milieukwaliteitseisen Gevaarlijke Stoffen Oppervlaktewateren, en de Richtlijn Behandeling Stedelijk Afvalwater.
Voor de Chemische Kwaliteit is voor oppervlaktewater en grondwater een Europese norm gesteld in resp. de Richtlijn Prioritaire Stoffen en de Grondwaterrichtlijn. Op https://www.rivm.nl/kaderrichtlijn-water-krw/chemische-doelen zijn die aanklikbaar.
Als voorbeeld de start met de eerste vier prioritaire stoffen in oppervlaktewater:
Dat loopt dus zo door tot nummer 33. Daar bovenop is er nog een lijstje met 8 stoffen (waaronder bestrijdingsmiddelen) waarvoor geen MAC-EQS gedefinieerd is.
Zo ook als voorbeeld de intro van de bijlage bij de Dochterrichtlijn Grondwater:
Beide voorbeelden zijn om een idee te krijgen. De documenten zijn te groot om hier integraal te behandelen.
Het doel bij de chemische kwaliteit is simpel: die voldoet wel als alle 33 stoffen aan de norm voldoen, en anders voldoet hij niet.
De Nederlandse overheid heeft aan de 33 Europese stoffen 77 eigen Nederlandse stoffen toegevoegd, die niet Europabreed een probleem zijn en soms alleen maar binnen een beperkt aantal Nederlandse stroomgebieden. Deze eigen Nederlandse stoffen heten ‘specifieke verontreinigende stoffen’ en zijn in bovenstaand stroomschema ondergebracht onder de code ‘overig relevant’ (ca 100 stoffen). Op https://www.clo.nl/indicatoren/nl1567-kwaliteit-overig-relevante-verontreinigende-stoffen-in-oppervlaktewater-krw staat een lijst met de belangrijkste van deze stoffen.
Bij de Ecologische Kwaliteit ligt het ingewikkelder. Daar is het als het ware getrapt. Eerst moet de biologie minstens ‘goed’ zijn; daarna moeten de fysisch-chemische en overige relevante parameters elk minstens goed zijn, en ‘zeer goed’ is alleen te bereiken als de hydromorfologie goed is (hydromorfologie is hoe de rivier stroomt, oeverkenmerken en dergelijke). Voor de fysisch-chemische toestand tellen mee fosfaat, stikstof, chloride, temperatuur, zuurgraad, zuurstofverzadiging en voor een aantal watertypen ook doorzicht.
Overall moet voor min of meer natuurlijke wateren met maatregelen een Goede Ecologische Toestand bereikt worden. Dat is de ondergrens van ‘goed’, zijnde een 0,6 op een schaal van 1. Voor kunstmatige of sterk veranderde wateren (en dat zijn bijna alle Nederlandse wateren) moet met maatregelen een Goed Ecologisch Potentieel (GEP) bereikt worden, wat in praktijk de ondergrens van matig is, oftewel 0,4 op een schaal van 1.
De KWR in Noord-Brabant Voor de provincie Noord-Brabant lag de uitwerking bij de provincie en de waterschappen samen. Die uitwerking te vinden op www.brabant.nl/applicaties/sis/download.ashx?qvi=28574 . Dit is een bijlage bij het Provinciaal Waterplan 2010 (geschreven najaar 2009). Deze tekst bevat een heldere beschrijving van de systematiek en de invulling daarvan, die men in Noord-Brabant toen gedefinieerd heeft. Deze uitleg en de systematiek zijn nog geldig.
Het document geeft ecologische einddoelen weer. Ten tijde va het document zouden die in 2015 bereikt moeten zijn, maar in 2010 was al sprake van uitzonderingen en van het vooruitschuiven van het bereiken van het doel naar 2021 of zelfs 2027. Beide zijn onder voorwaarden toegestaan. In elk geval bevat het document maatregelplanningen voor de periode 2010-2015, maar ook voor de periode 2016-2027.
Het document geeft ook een uitvoerige behandeling (factsheet) van de verschillende grondwaterlichamen, maar die behandel ik hier niet.
Het document geeft voor elk KRW-oppervlaktewaterlichaam doelen. Het gaat in alle gevallen om Sterk Veranderde (SV) of Kunstmatige (K) waterlichamen. Het GEP zou dus minstens 0,4 moeten zijn. Soms streeft de provincie naar 0,6.
Ik heb uit de lange lijst een selectie gemaakt voor een aantal KRW-waterlichamen in Oost-Brabant.
Wat komt er nu van terecht? Veel te weinig, en dat is de reden voor de opkomende paniek.
De cijfers over 2021 zijn te vinden in het Compendium voor de Leefomgeving (CLO), het naslagwerk dat door het PBL wordt bijgehouden. Het CLO houdt een heleboel gegevens bij.
Nog even terugkijken: voor min of meer natuurlijke wateren moet van de KRW de fysisch-chemische toestand minstens goed zijn (dus groen), en voor sterk veranderde en kunstmatige wateren minstens matig (geel). Alles wat daaronder zit, haalde in 2021 het doel niet.
Dezelfde grootheden zijn ook op kaart beschikbaar:
Het standpunt van de RLI De RLI neemt geen blad voor de mond.
De RLI stelt klip en klaar dat ‘dat met het huidige Nederlandse beleid de KRW-doelen in 2027 redelijkerwijs niet meer kunnen worden gehaald’, dat dat zonder beleidsaanscherping ook na 2027 niet gaat lukken, en herhaalt nog eens in het kort wat daar de risico’s van zijn.
De RLI ziet drie hoofdoorzaken:
Een gebrek aan urgentiebesef, zowel in Den Haag als bij de lagere overheden, terwijl toch het probleem zelf alsmede de deadline van groot belang zijn
Teveel vrijblijvendheid. Er is van alles vastgelegd in bestuursakkoorden en beleidsbrieven, maar er is nergens iets afgesproken dat juridisch bindend is. Bovendien hebben KRW-afspraken een band met andere beleidsterreinen, zoals het mestbeleid, de omgang met bestrijdingsmiddelen en het lozen van gevaarlijke stoffen. De KRW-eisen worden niet naar die beleidsterreinen doorvertaald.
Taken en verantwoordelijkheden worden slecht uitgevoerd. Beekdalen worden onvoldoende aangepast, niet alle waterschappen halen fosfaat en nitraat uit het rioolwater, de wettelijk verplichte update van watervergunningen vindt niet plaats, toezicht en handhaving schieten te kort, overheden zitten elkaar in de weg bij de ruimtelijke planvorming en de wettelijke zorgplicht voor de bescherming van drinkwaterbronnen krijgt nauwelijks invulling.
Aanbeveling 1. Zorg voor betere doorwerking van de KRW op alle relevante beleidsterreinen en tref hiervoor verplichtende maatregelen. De KRW moet het hele kabinet aangaan en niet alleen de minister van I&W. De KRW-doelen moeten expliciet en dwingend doorwerken op alle relevante terreinen. Daartoe moet de ‘Watertoets’ meer gewicht krijgen. De bestaande Watertoets moet dwingender worden en tot aanpassing va ruimtelijke plannen leiden als die de watersituatie verergeren. De verplichte actualisatie van watervergunningen moet beter uitgevoerd worden. Vergunningen voor onbepaalde tijd mogen niet meer verleend worden. Het geheel aan meldingen en vergunningen moet worden opgenomen in een openbaar register. De nieuwe Omgevingswet moet al van tevoren geprepareerd worden op het verkrijgen van een goede greep op KRW-doelen.
Aanbeveling 2. Maak alle onttrekkingen uit grond- en oppervlaktewater vergunning- of melding-plichtig en reserveer voldoende fysieke ruimte voor drinkwaterwinning Maak alle grote wateronttrekkingen vergunningplichtig en alle kleine meldings- of vergunningsplichtig , afhankelijk van de nood. De drinkwatervoorziening is prioritair
Aanbeveling 3. Verminder de nutriëntenconcentratie in het grond- en oppervlaktewater door aanscherping van de mestregelgeving, zet instrumenten in voor de door het kabinet beoogde vermindering van de veestapel en verbeter de zuivering in rioolwaterzuiveringsinstallaties Het gaat hier vooral over nitraat en fosfaat. De RLi wil dat de mestwetgeving ondergeschikt gemaakt moet worden aan de KRW-doelen. Het aantal fosfaat- en dierrechten moet stapsgewijze worden afgeroomd. Dit sluit aan bij de lopende discussie over de stikstofdepositie
Waterschappen hebben niet in al hun RWZI’s een nitraat- en fosfaatverwijderingstrap. Dat moet alsnog gebeuren en is sowieso nodig voor de Europese Richtlijn Stedelijk Afvalwater
Aanbeveling 4. Laat de KRW-doelen doorwerken in de wetgeving voor gewasbeschermingsmiddelen, prioritaire stoffen, opkomende stoffen, medicijnenresten enzovoort Het is voor de KRW-doelen nodig dat er aanpassingen komen in de Wet milieubeheer, in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 en in de regelgeving behorend bij de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
Aanbeveling 5. Begin direct met het doorrekenen van alle maatregelen Het moet snel duidelijk worden waar de resterende KRW-opgave uit bestaat. IN de berekeningen moet niet alleen bestaand beleid worden meegenomen, maar ook het afschaffen van de derogatie, het 7de Actieprogramma Nitraatrichtlijn, de gebiedsprocessen en de in dit advies voorgestelde maatregelen. Als uit die doorrekening blijkt dat de KRW-doelen niet gehaald worden (wat zomaar zou kunnen), moeten er extra maatregelen komen. Het PBL moet zich erop gaan storten.