Ik heb voor de SP-fractie in Provinciale Staten van Noord-Brabant vragen opgesteld naar aanleiding van de Zembla-uitzending over de blootstelling van omwonenden van bollenvelden door het spuiten van vergif.
Bloembollen zijn het gewas met veruit het hoogste bestrijdingsmiddelengebruik per jaar per hactere.
Inmiddels zijn de vragen onbevredigend beantwoord. OP 02 april liet het College van GS weten, dat
- Hoewel Zembla er al een uitzending over gemaakt had, het rapport nog niet openbaar was.
- De commentaren van de Wetenschappelijke Adviesgroep en de Maatschappelijke Klankbordgroep zijn nog niet verwerkt.
- Het is niet zorgvuldig om nu al op het rapport in te gaan
- Daarom doen GS nu niets en de dingen die gedaan hadden kunnen worden (zie onder) zijn ook niet gedaan.
- Ondanks de groei van het areaal gaat het nog steeds maar om 0,009% van het landbouwareaal. Dit cijfer klopt overigens niet. Ze kunnen niet rekenen. 1120ha bollen op 235000 ha cultuurgrond in Brabant leidt tot 0,5% (zie http://edepot.wur.nl/5912 en https://brabant.databank.nl/kiosken/ en op deze provinciale pagina dan landbouw.
Hieronder de tekst van de vragen.
Zie voor een eerder artikel op deze site
https://www.bjmgerard.nl/?p=5441 en https://www.bjmgerard.nl/?p=5762 .
Naar
aanleiding van een advies van de Gezondheidsraad uit 2014 is het RIVM in 2015
het onderzoek begonnen “Blootstelling aan Bestrijdingsmiddelen van Omwonenden”,
afgekort OBO.
De onrust van omwonenden richtte zich tegen gifgebruik in de hele landbouwsector
en helderheid daarover is nog steeds het uiteindelijke doel.
In het voorstel voor een onderzoeksopzet dd 01 december 2015 ( www.bestrijdingsmiddelen-omwonenden.nl/nederlandse-samenvatting-onderzoeksvoorstel-blootstellingsonderzoek ) wordt gekozen voor een aanpak in
tranches. De eerste tranche betreft de teelt met veruit het hoogste gebruik van
bestrijdingsmiddelen per hectare, de bollenteelt, de tweede betreft de
fruitboomgaarden.
Een consortium voert het onderzoek uit, met het RIVM als opdrachtgever.
Voor de eerste tranche was vier jaar uitgetrokken. Het OBO-onderzoek naar de omgeving van bollenvelden is in concept klaar, maar nog niet gepubliceerd. Maar het is bij Zembla terecht gekomen en Zembla heeft er op 06 maart een uitzending aan gewijd. Deze vragen zijn gebaseerd op deze uitzending en op voorbereidende documenten t.b.v. dit onderzoek, die al wel gepubliceerd zijn (zoals de genoemde onderzoeksopzet).
De SP heeft eerder vragen gesteld over dit onderwerp, en wel op 06 sept 2017. Deze waren gebaseerd op een onderzoek, dat gepubliceerd is in Nature Communications van 29 augustus 2017. In een zeer grote studie in San Joaquin Valley in Californie werd een statistisch significant verband vastgesteld tussen de totaal toegepaste hoeveelheid bestrijdingsmiddelen per hectare enerzijds en het aantal aangeboren afwijkingen bij baby’s anderzijds. Vanaf 15kg/hectare neemt de kans op een aangeboren afwijking met 9% of meer toe.
Verder ziet de San Joaquin-studie een afstandseffect in die zin dat minder dan 200m van een bron afwonen soms een significant effect heeft.
Uw College heeft de vragen beantwoord op 25 september 2017. Uw antwoord eindigde met een verwijzing naar het OBO-onderzoek – dat dus nu in ongeauthoriseerde vorm naar buiten is gekomen.
De SP beschouwt deze vragen, en uw antwoorden daarop, als achtergrondkennis bij de hier gestelde vragen.
De Gezondheidsraad spreekt in bijlage G van zijn advies over een inzet aan bestrijdingsmiddelen in de Nederlandse bollenteelt van 73,4kg/ha*y, in de fruitteelt van 40,1 kg/ha*y, in de boomteelt van 17,0 idem en in de algemene akkerbouw van 9,7 idem. De voor OBO gekozen opsplitsing in tranches is dan ook alleszins te begrijpen.
De
bollenteelt groeit in Noord-Brabant veel sneller dan het landelijk gemiddelde.
Waar het landelijk areaal tussen 2000 en 2017 steeg van 22512 naar 26676 hectare, steeg dat in Brabant in
dezelfde tijd van 605 naar 1120 ha ( https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/80780ned/table?dl=8BA2 ).
Zoals uw College ook al aangaf, gebeurt dat vaak op basis van kortdurende pacht.
Daardoor is de bollenteelt soms buiten beeld bij langlopende provinciale
initiatieven als bijvoorbeeld ‘Schoon water’. Bovendien is dit initiatief gericht op de bescherming
van grond- en oppervlaktewater, en niet gericht op atmosferische emissies en de
gevolgen daarvan voor omwonenden.
Uit het
‘gelekte’ RIVM-rapport komt een verband naar voren tussen de atmosferische
concentraties en het gehalte aan bestrijdingsmiddelen in de urine van
volwassenen en in de luiers van baby’s. Binnen 250m van een bron is het verband
statistisch significant. De afstand waarop en de blootstellingsduur blijken
groter dan gedacht.
Het RIVM-rapport heeft wel de blootstelling in kaart gebracht, maar niet de
gevolgen van de blootstelling voor de gezondheid. Dat zou om aanvullende studie
vragen (in de geest van het San Joaquin-onderzoek).
Hierover liet Zembla de bekende toxicoloog Prof. Martin van den Berg aan het woord. Hij heeft de resultaten van Zembla mogen inzien en vindt hier het voorzorgsbeginsel op zijn plaats. Zijn advies: “Niet spuiten tot op enkele honderden meters afstand van woonkernen waar ook gezinnen met kinderen wonen”. Want die zijn extra gevoelig.
Een advies met ingrijpende ruimtelijke gevolgen
Zembla
bracht in dezelfde periode een bericht over bezorgde inwoners van de Drentse
gemeente Westerveld, die op eigen kosten 13 bodem- en watermonsters lieten
onderzoeken van nabij lelievelden ( https://zembla.bnnvara.nl/nieuws/drentse-bewoners-onderzoeken-landbouwgif-in-bodem-en-water-en-vinden-57-middelen ). In alle tien de, ten tijde van de
uitzending geanalyseerde, monsters zat verontreiniging met, opgeteld over alle
monsters, 57 verschillende stoffen. Elk afzonderlijk onder de EU-norm, maar
voor de opgetelde hoeveelheden bestaat geen norm. (De San Joaquin-studie
gebruikte opgetelde hoeveelheden).
De lelieteelt in Drente is explosief gegroeid tot ruim 700 hectare (in Brabant
besloeg de lelieteelt in 2017 674 hectare).
Kinderarts en hoogleraar P.Sauer vindt dat de bollelteelt minstens een
kilometer van menselijke bewoning weg moet blijven.
De Drentse bewoners eisen van hun gemeente:
- een wettelijk spuitvrije zone van 100m, gemeten vanaf de erfgrens van woningen, scholen, campings, biobedrijven en drink- en grondwaterbeschermingsgebieden
- jaarlijkse metingen naar bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater, moestuinen en natuurgebieden die grenzen aan percelen met bollen-, pioenrozen en lelieteelt, waarna de uitkomsten voorgelegd worden aan onafhankelijke deskundigen .
Adviezen met ingrijpende ruimtelijke gevolgen.
Voor de vraagstelling wil de SP verder gaan waar de beantwoording van uw College in september 2017 ophield.
- Bent u bekend met de publicatie van Zembla en de commentaren erop?
- U
zei in 2017 dat er “voor de bloembollenteelt in enkele gemeenten
in het Oosten van het land convenanten zijn afgesloten. Daarin zijn
afspraken gemaakt over de wijze waarop telers omgaan met
gewasbeschermingsmiddelen in relatie tot omwonenden.”
Heeft uw College sinds september 2017 bevorderd dat er ook in Brabant dergelijke
convenanten opgesteld zijn? - Zo nee, bent u hier alsnog toe bereid?
- Zijn er Brabantse gemeenten waar, al dan niet door toedoen van uw College, dergelijke convenanten bestaan?
- U zei in 2017 dat “gemeenten een afstandsmaat kunnen opnemen tussen bebouwing en percelen waar gewasbeschermingsmiddelen worden ingezet. Daarbij wordt momenteel gewerkt met een minimale afstandsmaat van 50m. Via de Verordening Ruimte kan de provincie afstandsmaten of andere maatregelen opleggen voor bestemmingsplannen of omgevingsvergunningen. Op dit moment maakt onze provincie daar nog geen gebruik van.”
Bevat de Verordening Ruimte op dit moment opgelegde afstandsmaten rond percelen waar bloembollen geteeld worden of gaan worden en zo ja, welke is deze afstand?
- Zo nee, is uw College bereid om alsnog een afstandsmaat tot gifpercelen, minstens tot bloembollenpercelen, op te nemen in de Verordening Ruimte? Kunt u het antwoord motiveren?
- Zo ja, bent u bereid om die afstand vast te stellen op meer dan 50m, bijvoorbeeld 100 of 250m?
- Zijn er Brabantse gemeenten waar, al dan niet door toedoen van uw College, dergelijke afstandsmaten toegepast worden?
- Bent
u bereid om mee te werken aan metingen van vergif in het grond- en
oppervlaktewater op de wijze zoals geformuleerd in de gemeente Westerveld?
Bent u bereid om op relevante plaatsen atmosferische gifconcentraties te meten? - Het ware beter als er überhaupt veel
minder gespoten zou worden in de bloembollenbranche.
Het is de SP bekend dat de provincie geen bevoegdheden heeft inzake het toelaten van bestrijdingsmiddelen, en evenmin zeggenschap heeft over het schoner en duurzamer maken van de bloembollenbranche.
Maar provincies hebben soms wel invloed, bijvoorbeeld in IPO-verband of in overleg met de VNG of de Rijksoverheid.
Is uw College bereid om in dergelijke zin invloed uit te oefenen waar dat mogelijk is?