Vragen van de SP en (update) de antwoorden over de Zembla-uitzending over de vergif-blootstelling van omwonenden van bollenvelden.

Ik heb voor de SP-fractie in Provinciale Staten van Noord-Brabant vragen opgesteld naar aanleiding van de Zembla-uitzending over de blootstelling van omwonenden van bollenvelden door het spuiten van vergif.
Bloembollen zijn het gewas met veruit het hoogste bestrijdingsmiddelengebruik per jaar per hactere.

Inmiddels zijn de vragen onbevredigend beantwoord. OP 02 april liet het College van GS weten, dat

  • Hoewel Zembla er al een uitzending over gemaakt had, het rapport nog niet openbaar was.
  • De commentaren van de Wetenschappelijke Adviesgroep en de Maatschappelijke Klankbordgroep zijn nog niet verwerkt.
  • Het is niet zorgvuldig om nu al op het rapport in te gaan
  • Daarom doen GS nu niets en de dingen die gedaan hadden kunnen worden (zie onder) zijn ook niet gedaan.
  • Ondanks de groei van het areaal gaat het nog steeds maar om 0,009% van het landbouwareaal. Dit cijfer klopt overigens niet. Ze kunnen niet rekenen. 1120ha bollen op 235000 ha cultuurgrond in Brabant leidt tot 0,5% (zie http://edepot.wur.nl/5912 en https://brabant.databank.nl/kiosken/ en op deze provinciale pagina dan landbouw.

Hieronder de tekst van de vragen.

Zie voor een eerder artikel op deze site
https://www.bjmgerard.nl/?p=5441 en https://www.bjmgerard.nl/?p=5762 .

Naar aanleiding van een advies van de Gezondheidsraad uit 2014 is het RIVM in 2015 het onderzoek begonnen “Blootstelling aan Bestrijdingsmiddelen van Omwonenden”, afgekort OBO.
De onrust van omwonenden richtte zich tegen gifgebruik in de hele landbouwsector en helderheid daarover is nog steeds het uiteindelijke doel.
In het voorstel voor een onderzoeksopzet dd 01 december 2015 ( www.bestrijdingsmiddelen-omwonenden.nl/nederlandse-samenvatting-onderzoeksvoorstel-blootstellingsonderzoek ) wordt gekozen voor een aanpak in tranches. De eerste tranche betreft de teelt met veruit het hoogste gebruik van bestrijdingsmiddelen per hectare, de bollenteelt, de tweede betreft de fruitboomgaarden.
Een consortium voert het onderzoek uit, met het RIVM als opdrachtgever.

Voor de eerste tranche was vier jaar uitgetrokken. Het OBO-onderzoek naar de omgeving van bollenvelden is in concept klaar, maar nog niet gepubliceerd. Maar het is bij Zembla terecht gekomen en Zembla heeft er op 06 maart een uitzending aan gewijd. Deze vragen zijn gebaseerd op deze uitzending en op voorbereidende documenten t.b.v. dit onderzoek, die al wel gepubliceerd zijn (zoals de genoemde onderzoeksopzet).

De SP heeft eerder vragen gesteld over dit onderwerp, en wel op 06 sept 2017. Deze waren gebaseerd op een onderzoek, dat gepubliceerd is in Nature Communications van 29 augustus 2017. In een zeer grote studie in San Joaquin Valley in Californie werd een statistisch significant verband vastgesteld tussen de totaal toegepaste hoeveelheid bestrijdingsmiddelen per hectare enerzijds en het aantal  aangeboren afwijkingen bij baby’s anderzijds. Vanaf 15kg/hectare neemt de kans op een aangeboren afwijking met 9% of meer toe.

Mijl-hokken in San Joaquin Valley (Californie)


Verder ziet de San Joaquin-studie een afstandseffect in die zin dat minder dan 200m van een bron afwonen soms een significant effect heeft.
Uw College heeft de vragen beantwoord op 25 september 2017. Uw antwoord eindigde met een verwijzing naar het OBO-onderzoek – dat dus nu in ongeauthoriseerde vorm naar buiten is gekomen.
De SP beschouwt deze vragen, en uw antwoorden daarop, als achtergrondkennis bij de hier gestelde vragen.

De Gezondheidsraad spreekt in bijlage G van zijn advies over een inzet aan bestrijdingsmiddelen in de Nederlandse bollenteelt van 73,4kg/ha*y, in de fruitteelt van 40,1 kg/ha*y, in de boomteelt van 17,0 idem en in de algemene akkerbouw van 9,7 idem. De voor OBO gekozen opsplitsing in tranches is dan ook alleszins te begrijpen.

De bollenteelt groeit in Noord-Brabant veel sneller dan het landelijk gemiddelde. Waar het landelijk areaal tussen 2000 en 2017 steeg van 22512 naar  26676 hectare, steeg dat in Brabant in dezelfde tijd van 605 naar 1120 ha ( https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/80780ned/table?dl=8BA2 ).
Zoals uw College ook al aangaf, gebeurt dat vaak op basis van kortdurende pacht. Daardoor is de bollenteelt soms buiten beeld bij langlopende provinciale initiatieven als bijvoorbeeld ‘Schoon water’. Bovendien  is dit initiatief gericht op de bescherming van grond- en oppervlaktewater, en niet gericht op atmosferische emissies en de gevolgen daarvan voor omwonenden.

Uit het ‘gelekte’ RIVM-rapport komt een verband naar voren tussen de atmosferische concentraties en het gehalte aan bestrijdingsmiddelen in de urine van volwassenen en in de luiers van baby’s. Binnen 250m van een bron is het verband statistisch significant. De afstand waarop en de blootstellingsduur blijken groter dan gedacht.
Het RIVM-rapport heeft wel de blootstelling in kaart gebracht, maar niet de gevolgen van de blootstelling voor de gezondheid. Dat zou om aanvullende studie vragen (in de geest van het San Joaquin-onderzoek).

Hierover liet Zembla de bekende toxicoloog Prof. Martin van den Berg aan het woord. Hij heeft de resultaten van Zembla mogen inzien en vindt hier het voorzorgsbeginsel op zijn plaats. Zijn advies: “Niet spuiten tot op enkele honderden meters afstand van woonkernen waar ook gezinnen met kinderen wonen”. Want die zijn extra gevoelig.
Een advies met ingrijpende ruimtelijke gevolgen

Deel van de bestrijdingsmiddelenkaart van CLM over lelies

Zembla bracht in dezelfde periode een bericht over bezorgde inwoners van de Drentse gemeente Westerveld, die op eigen kosten 13 bodem- en watermonsters lieten onderzoeken van nabij lelievelden ( https://zembla.bnnvara.nl/nieuws/drentse-bewoners-onderzoeken-landbouwgif-in-bodem-en-water-en-vinden-57-middelen ). In alle tien de, ten tijde van de uitzending geanalyseerde, monsters zat verontreiniging met, opgeteld over alle monsters, 57 verschillende stoffen. Elk afzonderlijk onder de EU-norm, maar voor de opgetelde hoeveelheden bestaat geen norm. (De San Joaquin-studie gebruikte opgetelde hoeveelheden).
De lelieteelt in Drente is explosief gegroeid tot ruim 700 hectare (in Brabant besloeg de lelieteelt in 2017 674 hectare).
Kinderarts en hoogleraar P.Sauer vindt dat de bollelteelt minstens een kilometer van menselijke bewoning weg moet blijven.
De Drentse bewoners eisen van hun gemeente:

  • een wettelijk spuitvrije zone van 100m, gemeten vanaf de erfgrens van woningen, scholen, campings, biobedrijven en drink- en grondwaterbeschermingsgebieden
  • jaarlijkse metingen naar bestrijdingsmiddelen  in het oppervlaktewater, moestuinen en natuurgebieden die grenzen aan percelen met bollen-, pioenrozen en lelieteelt, waarna de uitkomsten voorgelegd worden aan onafhankelijke deskundigen .

Adviezen met ingrijpende ruimtelijke gevolgen.

Deel van de bestrijdingsmiddelenkaart van CLM over lelies

Voor de vraagstelling wil de SP verder gaan waar de beantwoording van uw College in september 2017 ophield.

  1. Bent u bekend met de publicatie van Zembla en de commentaren erop?
  2. U zei in 2017 dat er “voor de bloembollenteelt in enkele  gemeenten  in het Oosten van het land convenanten zijn afgesloten. Daarin zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop telers omgaan met gewasbeschermingsmiddelen in relatie tot omwonenden.”
     Heeft uw College sinds september 2017 bevorderd dat er ook in Brabant dergelijke
     convenanten opgesteld zijn?
  3. Zo nee, bent u hier alsnog toe bereid?
  4. Zijn er Brabantse gemeenten waar, al dan niet door toedoen van uw College, dergelijke convenanten bestaan?
  5. U zei in 2017 dat “gemeenten een afstandsmaat kunnen opnemen tussen bebouwing en percelen waar gewasbeschermingsmiddelen worden ingezet. Daarbij wordt momenteel gewerkt met een minimale afstandsmaat van 50m. Via de Verordening Ruimte kan de provincie afstandsmaten of andere maatregelen opleggen voor bestemmingsplannen of omgevingsvergunningen. Op dit moment maakt onze provincie daar nog geen gebruik van.”

Bevat de Verordening Ruimte op dit moment opgelegde afstandsmaten rond percelen waar bloembollen geteeld worden of gaan worden en zo ja, welke is deze afstand?

  • Zo nee, is uw College bereid om alsnog een afstandsmaat tot gifpercelen, minstens tot bloembollenpercelen, op te nemen in de Verordening Ruimte? Kunt u het antwoord motiveren?
  • Zo ja, bent u bereid om die afstand vast te stellen op meer dan 50m, bijvoorbeeld 100 of 250m?
  • Zijn er Brabantse gemeenten waar, al dan niet door toedoen van uw College, dergelijke afstandsmaten toegepast worden?
  • Bent u bereid om mee te werken aan metingen van vergif in het grond- en oppervlaktewater op de wijze zoals geformuleerd in de gemeente Westerveld?
    Bent u bereid om op relevante plaatsen atmosferische gifconcentraties te meten?
  • Het ware beter als er überhaupt veel minder gespoten zou worden in de bloembollenbranche.
    Het is de SP bekend dat de provincie geen bevoegdheden heeft inzake het toelaten van bestrijdingsmiddelen, en evenmin zeggenschap heeft over het schoner en duurzamer maken van de bloembollenbranche.
    Maar provincies hebben soms wel invloed, bijvoorbeeld in IPO-verband of in overleg met de VNG of de Rijksoverheid.
    Is uw College bereid om in dergelijke zin invloed uit te oefenen waar dat mogelijk is?

Natuurmonumenten in actie voor insecten

Onder de titel “alle beestjes helpen” onderneemt Natuurmonumenten een publiciteitsoffensief vanwege de ondergang van de insecten in Nederland. In 30 jaar verdween driekwart van die beestjes die, anders dan wel eens gedacht, ook vaak nuttig zijn.

Natuurmonumenten wil dat iedereen zoveel mogelijk stukjes groen in de eigen omgeving claimt voor de natuur, al is het in de eigen tuin of op het eigen balkon.

Je kunt een gratis Insectengids bestellen (met kans op een verblijf bij Landal Greenparks ter waarde van €350 ).

Uitleg en bestelling op www.natuurmonumenten.nl/gids .

 

NVWA neemt tonnen illegaal gewasbeschermingsmiddel in beslag (en wat achtergrondinformatie))

December 2017
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft donderdag 7 en vrijdag 8 december in totaal 64.000 liter illegaal gewasbeschermingsmiddel in beslag genomen. Dat gebeurde tijdens een actie op verschillende plekken in Nederland. De actie is onderdeel van een strafrechtelijk onderzoek dat zich richt op een bedrijf dat wordt verdacht van het importeren en op de markt brengen van een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel. Het onderzoek staat onder leiding van het Functioneel Parket.

Bij de verdachte importeur is 25 ton van het gewasbeschermingsmiddel in beslaggenomen. Inspecteurs en rechercheurs namen bij distributeurs op 4 locaties in Nederland nog eens 39 ton van het middel in beslag. De NVWA maakt proces-verbaal op tegen de betrokken bedrijven. De NVWA doet nog nader onderzoek.

Het volledige persbericht dd 15 dec 2017, waarop het bovenstaande is overgenomen, is te vinden op www.nvwa.nl/nieuws-en-media/nieuws/2017/12/15/nvwa-neemt-64-ton-illegaal-gewasbeschermingsmiddel-in-beslag .

Juli 2017
Een eerder persbericht van de NVWA meldde op 06 juli 2017 dat
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft in samenwerking met politie en douane 44.000 kg vermoedelijk illegale gewasberschermingsmiddelen in beslag genomen. Dat gebeurde in februari en maart tijdens Operation Silver Axe 2. Dat is een door Europol gecoördineerde internationale actie gericht op de import, productie en verkoop van illegale en namaak gewasbeschermingsmiddelen in de Europese Unie. Autoriteiten in 16 deelnemende landen namen in totaal 122.000 kilo illegale en namaak gewasbeschermingsmiddelen in beslag. 
In Nederland heeft de NVWA in samenwerking met de politie verschillende verkeerscontroles gehouden. Verder selecteerden NVWA-inspecteurs in de Nederlandse douanesystemen zendingen die mogelijk gewasbeschermingsmiddelen bevatten en van buiten de Europese Unie onderweg waren naar Nederland. Daarbij is ook gekeken naar zendingen die bestemd waren voor doorvoer naar een andere lidstaat. Tijdens Operation Silver Axe 2 heeft de NVWA in totaal 44.000 kg gewasbeschermingsmiddel als illegaal aangemerkt. Tegen overtreders wordt proces-verbaal opgemaakt.
(Zie www.nvwa.nl/nieuws-en-media/nieuws/2017/07/06/nvwa-neemt-ruim-40-ton-illegale-gewasbeschermingsmiddelen-in-beslag )

Interpolvangst 122 ton illegale bestrijdingsmiddelen en wat je daarmee kunt.

Silver Axe is een Interpol-project, dat zich in eerste instantie keert tegen schendingen van intellectueel eigendom. De risico’s van illegale middelen komen op de tweede plaats.
Uit de beschrijving blijkt dat het om drie soorten delicten ging: namaak van toegestane middelen, productie van niet-toegestane middelen, en valse transportverklaringen.
Uit het Interpol-persbericht blijkt verder dat de Europese 122 ton-vangst geleid heeft tot 48 zaken die verder onderzocht worden. Waarschijnlijk is dus de decembervondst een gevolg van de eerdere voorjaarsvondst.
Zie www.europol.europa.eu/newsroom/news/122-tons-of-illegal-or-counterfeit-pesticides-seized-during-operation-silver-axe-ii .

Nefyto
De branche-organisatie Nefyto waarschuwt het publiek tegen aankoop van middelen bij niet bij de bij haar aangesloten leveranciers. Zie www.nefyto.nl/Thema’s/Illegale-middelen .
Op deze website worden verdere links aangeboden, oa naar een EU-rapport over de pesticidenmarkt. Zie pesticides_illegal-study_ECPA .

Illegaal bestrijdingsmiddel, verpakt in een fles voor plantaardige olie (foto NVWA)

Illegale pesticide gevonden in Brabant, bijen dood
De Omroep Brabant meldde op 29 sept 2016 (bij monde van Jan de Vries)
Bijen dood: Brabants bedrijf verdacht van gebruik illegaal bestrijdingsmiddel
EINDHOVEN – De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft doorzoekingen gedaan bij een kwekerij van sierplanten en een woning in Brabant. Het bedrijf wordt verdacht van het gebruik van een illegaal bestrijdingsmiddel, waardoor in de omgeving een groot aantal bijen is gestorven.
Bij de doorzoeking zijn onder meer administratie en een hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen in beslag genomen. Eind augustus meldde een aantal imkers uit de regio een plotselinge massale sterfte onder hun bijen.
De NVWA trof in de bijen de stof fipronil aan. Deze stof is schadelijk voor onder meer bijen en er gelden strenge beperkingen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met deze stof. Het mag niet gebruikt worden bij sierplanten.
Onder leiding van het Functioneel Parket is een strafrechtelijk onderzoek gestart.”
Zie www.omroepbrabant.nl/Bijen+dood+Brabants+bedrijf+verdacht+van++gebruik+illegaal+bestrijdingsmiddel

Afzet naar categorie van bestrijdingsmiddelen in Nederland over 2011-2015. De totaalsom van het diagram is ca 10,3 miljoen kg.
Het cijfer komt uit de CBS-publicatie
www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/14/minder-middelen-voor-gewasbescherming-verkocht

Is dat  veel?
Uiteraard is elke illegale kg er een te veel.

Maar om de twee NVWA-vondsten te plaatsen: in 2015 is er in Nederland 10,0 miljoen kg bestrijdingsmiddelen afgezet, en over de vijf jaar 2011 t/m 2015 schommelde dat tussen de 10 en de 11 miljoen kg.
10,0 miljoen kg is 10.000 ton . De NVWA-vangsten van 44 en 64 ton moeten hiertegen worden afgezet.
Een steekproef van twee metingen, samen goed voor ca 1% van de markt, is op zich te weinig om verdergaande conclusies te trekken dan dat er een illegale scene bestaat.

De ECPA-studie (hierboven genoemd) echter schat in dat EU-breed ongeveer 10% van de markt in bestrijdingsmiddelen illegaal is.

Met het fipronilgebeuren nog in het achterhoofd, lijkt het zeer verstandig om  op deze economische activiteit scherp toe te zien. Hoeveel ton fipronil de fipronilknoeiers in omloop gebracht hebben, is niet te achterhalen.

Bloembollenteelt en geboorteafwijkingen?

Inleiding
De SP-fractie in Provinciale Staten van Brabant heeft op 06 sept 2017 vragen gesteld over een Californisch onderzoek in het landbouwgebied San Joaquin – valley naar de relatie tussen de per perceel toegediende totale hoeveelheid pesticiden enerzijds en geboorteafwijkingen anderzijds. Boven een bepaalde drempel worden deze effecten zichtbaar. Verder
blijkt er een afstandseffect te zijn.
In het onderzoek is weloverwogen voor de totale hoeveelheid pesticiden als variabele gekozen, omdat dan ook de onderlinge interactie tussen de middelen en hun afbraakproducten onderling meegenomen wordt.

Mijl-hokken in San Joaquin Valley (Californie)

Doses, die in Californie tot extra geboorteafwijkingen leiden, komen in Nederland voor in de boomteelt, in de fruitteelt (die fors boven de drempel ligt) en in de bloembollenteelt (die daar zeer fors boven ligt).
Angst voor effecten van gif op aanwonenden bestaat al lang. Zie bijvoorbeeld

http://nicollinevanderspek.nl/hoe-giftig-is-de-bollenteelt-2/ of www.trouw.nl/home/onderzoek-naar-risico-s-pesticiden-voor-gezondheid~aa61c6f6/ .

De SP-vragen willen de situatie zelf in kaart brengen en de politieke en bestuurlijke mogelijkheden om daarop invloed uit te oefenen. Het eerdere artikel op deze site is te vinden op Provinciale SP stelt vragen over verband geboorteafwijkingen – pesticidenblootstelling

Op 25 sept hebben het College van GS geantwoord. (Zie antwoord schriftelijke vragen pesticiden_05okt2017 )

De politieke en bestuurlijke mogelijkheden
De Gezondheidsraad doet momenteel onderzoek naar het effect van bestrijdingsmiddelen op de gezondheid van omwonenden en hoopt dat in 2018 af te hebben, zeggen GS. In afwachting daarvan past een zekere terughoudendheid om nieuwe activiteiten op te starten naast de al bestaande activiteiten.
Op dit moment monitort de provincie wat er in het grondwater zit (oa vanwege de drinkwaterwinning) en faciliteert de provincie het project Schoon Water. In het Schoon Waterproject werkt de provincie op vrijwillige basis samen met relevante partijen (zoals de ZLTO en het Waterschap) om de emissies naar de bodem terug te dringen.
Schoon Water is een goed project dat, hoewel vrijwillige, resultaten boekt. Zie www.schoon-water.nl .

Pagina uit het bestrijdingsmiddelenoverzicht van CLM voor lelies

De trend is dat de provincie niet wat kan doen aan de hoofdzaken en wel aan de bijzaken. De provincie (en de gemeenten) hebben bijvoorbeeld niets te vertellen over de toelating van middelen. Daarover gaat de CTGB.
De provincie kan via de Verordening Ruimte wel vastleggen dat er in bestemmingsplannen een afstandsmaat moet komen tussen bebouwing en percelen waarop gewasbescherming wordt toegepast. Een enkele gemeente doet dat al zelf en hanteert dan meestal 50m.
Verder kunnen bestemmingsplannen vanwege landschappelijke, geomorfologische, ecologische of hydrologische redenen de teelt van bij-
voorbeeld bloembollen op bepaalde percelen verbieden. (Echter, niet alles kan. De gemeente Ommen wilde de teelt van bollen en sierbloemen in grondwaterbeschermingsgebieden verbieden en ging daarmee nat voor de Raad van State bg).
De provincie maakt nog geen gebruik van deze bevoegdheden.

Enkele gemeenten in het Oosten van Nederland hebben convenanten afgesloten met bloembollentelers over de omgang met bestrijdingsmiddelen.
(Ook dit is in Brabant nog een onbekend fenomeen bg).

De inventarisatie van de feitelijke situatie
GS stellen dat bij de boomkwekerijen en de fruitteelt er al vanuit de afnemers druk op een afnemend gifgebruik zit. Overheden willen vaak al biologisch gecertificeerde bomen en supermarkten zijn met Greenpeace of Natuur en Milieu met een eigen traject bezig (zie Jumbo en Albert Heijn willen 28 bestrijdingsmiddelen niet meer in hun winkel ).

Blijft over de bloembollenteelt, de giftigste van alle.
(De inventarisatie door GS is een beetje oppervlakkig. Een beetje meer Googlen had een beter antwoord opgeleverd. Aan de andere kant hadden de vraagstellers dat natuurlijk ook zelf kunnen doen. Maar goed. Bg)

Brabant is in de bloembollenteelt geen grote speler. Er ligt in Brabant voor ca 1000 hectare bloembollenveld, goed voor 3,8% van Nederland in 2016 (de Brabantse bomenteelt is goed voor 45,6% van Nederland en de fruitteelt voor 8,2%. Je vindt veel bomenteelt rond Haaren en Zundert.).
(De exportwaarde van de bollenteelt zit rond een miljard euro per jaar (waarbij nog de binnenlandse markt moet worden opgeteld), ergo moet Brabant goed zijn voor ca 40 miljoen euro. Bg)

De bollenteelt heeft, naast de giftigheid, enkele speciale andere kenmerken. De ligging van de percelen kan van jaar tot jaar veranderen door tijdelijke pacht. Dat maakt bijvoorbeeld deelname aan het Schoon water-project problematisch.
GS stellen niet an sich tegen de bloembollenteelt te zijn (idem bomen en fruit), maar wel tegen verhoogde gezondheidsrisico’s daardoor voor mens en dier.

Wat te doen?

  • Het zou verstandig zijn om in Brabant aanvullend beleid te gaan ontwikkelen tegen de toxische effecten van de bollenteelt
  • Het zou verstandig zijn om politiek bij te houden tot wat de lopende ontwikkelingen in de fruitteelt en boomteelt leiden.

Fluorhoudende organische molekulen in het milieu, GenX en fipronil

Naar aanleiding van een artikel in de Scientific American van april 2017, en commotie over het GenX-schandaal bij Chemours in Dordrecht en ook vanwege de fipronil-eieren had ik er behoefte aan om een uitleggend artikel te schrijven over verbindingen met veel fluoratomen. Aan die gemeenschappelijke noemer voldoen alle drie de (overigens onderling zeer verschillende) situaties.

Het Scientific American-artikel
De SciAm van april 2017 beschrijft hoe een onderzoek in 2013 op een oude luchtmachtbasis, nu hergebruikt als bedrijventerrein en voor twee zorginstellingen, uitwees dat drinkwater “Perfluorochemicals (PFC’s)” bevatte in een concentratie tot 35* de concentratie die de EPA aanvaardbaar vond (70 nanogram per liter). De EPA is de Environmental Protection Agency, zeg maar de nationale milieudienst van de VS.
Het bleek dat daar vroeger routinematig oude vliegtuigen in de hens waren gestoken, waarmee de brandweer oefende met blusschuim. Dat  bevatte organische fluorverbindingen en die waren de grond ingelekt.

(Overigens bevatten sommige soorten blusschuim nog steeds fluor-
verbindingen. Tot 2015 bestond er niets anders dan fluorhoudend blusschuim. Daarna zijn er ook schuimsoorten ontwikkeld zonder fluor, maar de branche beweert dat die minder goed zijn en weer andere milieunadelen hebben. En de brand zelf, indien niet geblust, heeft ook milieunadelen. Voor zover ik de branche begrijp, wordt er nu geblust met fluorhoudend schuim bij het zware werk en fluorvrij schuim in andere situaties.

Ik weet er te weinig van voor een oordeel. )

Hotspots voor perfluorverbindingen in drinkwater in de VS

De EPA is vervolgens systematisch gaan zoeken en dat leverde heftige resultaten op, zoals bovenstaand plaatje, afgedrukt in de SciAm, laat zien. 66 waterleidingbedrijven, samen goed voor 6 miljoen kanten, zaten minstens één keer boven de norm. Alleen al in delen van Pennsylvania werd de watervoorziening van 600.000 mensen afgesloten. En mogelijk is dat nog maar het topje van de ijsberg.
De site van de EPA bevat inmiddels een schat aan informatie. Zie www.epa.gov/chemical-research/research-and-polyfluoroalkyl-substances-pfas .

PFC’s (de afkorting PFAS in de EPA-URL betekent ongeveer hetzelfde) vormen een grote familie van stoffen. Sommige ervan doen niks met de gezondheid, andere alleen op de lange termijn, en enkele zijn acuut giftig. Er is bijna geen peil op te trekken: de giftigheid varieert van stof tot stof en van diersoort tot diersoort.
Er zwerven nu ruim 3000 PFC-varianten op aarde rond en dat komt omdat ze overal voor gebruikt zijn: de anti-aanbaklaag in pannen, Goretex, het vlekvrij maken van meubilair, voedselverpakkingen (het voedsel plakt dan niet aan het zakje), schoenen waterdicht maken, en dus blus-
schuim. Onder andere.

Omdat de band tussen een koolstof- en een fluoratoom ( -C-F) heel sterk is, en omdat deze band in de natuur niet voorkomt, kan die band niet of nauwelijks verbroken worden, tenzij met lomp geweld dat de natuur niet kan opbrengen. PFC’s zijn in praktijk onverwoestbaar. Het is nauwelijks overdreven om te zeggen dat elke nieuwgevormde koolstof-fluorband het eeuwige leven heeft. Ze zwerven over de aarde en worden gemeten tot in het bloed van ijsberen.

Mijn huishouden koopt geen Teflonpannen meer, maar alleen nog keramische bakpannen. Die werken bovendien fijner en slijten niet.

In de veelheid aan chemische vormen springt er één kenmerk uit, nl hoe lang de koolstofketen is. Vroeger gebruikte men vooral een keten met acht C-atomen en die deel-groep heette dan ook C8. In de afkorting PFOA (PerFluoroOctaneAcid) slaat die 8 op oktaan. Daar maakten ze tot 2010 Teflon mee. De industrie zag het leed op afstand aankomen en ging over op kortere ketens, bijvoorbeeld C6. Voor de afbreekbaarheid in de natuur maakt dat weinig of niets uit, maar het menselijk lichaam scheidt kortere ketens makkelijker uit. En inderdaad, je vindt PFOA in praktisch iedereens bloed (althans, in de VS), maar sinds de kortere ketens is de concentratie gedaald. Gemiddeld – maar er blijven hoge uitschieters als je (in de VS) op de verkeerde plaats woont.

Het RIVM en de PFC’s
Het RIVM is zich ten volle bewust van de gevaren “voor zover die be-
kend zijn”, want een van de conclusies is dat we veel meer niet weten dan wel weten. Op de homepage leveren de zoektermen PFOA en PFOS heel wat treffers op, bijvoorbeeld www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2011/augustus/Advies_risicogrenzen_grond_en_grondwater_voor_PFOS .
Bijvoorbeeld de publicatie “Zeer Zorgwekkende Stoffen: prioriteringsopties voor beleid” uit 2016 maakt melding van de categorie. NERC betekent New Emerging Risk of Chemicals.

GenX
De Chemoursfabriek in Dordrecht is een prototypische case study van een PFC-vraagstuk. Ik hoop echter met dit artikel duidelijk te maken dat Chemours zoiets is als het topje van een ijsberg.

Nadat de fabrikanten onderling afgesproken hadden om van C8 af te stappen, waren er nieuwe productietechnieken nodig. GenX is zo’n techniek en die werkt met de stof FRD-903 en het daarvan afgeleide stoffen FRD-902 en E1. (NB: er zit dus geen GenX in water en lucht, zoals sommige journalisten schrijven, maar de stoffen waar GenX mee werkt zitten in water en lucht).

Ik zal de lezer de lange chemische naam besparen (zoek gewoon op Wikipedia op FRD-903 of op Pubchem 114481 . Het plaatje ziet er zo uit:

FRD-903 tbv Teflon

Via een tussenstap tot FRD-902 plakken ze heel veel van die molekulen aan elkaar en uiteindelijk wordt dat Teflon. Tijdens het productieproces komen twee stoffen vrij, een onuitsprekelijke naam met de afkorting E1 (waarvan men denkt dat hij niet erg gevaarljjk is), en perfluor-
isobutyleen dat zeer gevaarlijk is (de gevaarsbeschrijving op de PubChem beslaat 17 dichtgetypte kantjes A4). FRD-903 en E1 gaan als gas de schoorsteen uit, en FRD-902 en ook FRD-903 gaan het afvalwater in.
Medio augustus was er perfluorisobutyleen ontsnapt en dat had nooit mogen gebeuren.

Zie ook http://www.rivm.nl/Onderwerpen/G/GenX , waarvan onderstaand plaatje afkomstig is. Het plaatje hoort bij een eerder onderzoek, dat op 21 juni 2016 gepubliceerd is. Het gaat over de gevolgen van lozingen uit de schoorsteen.

Concentraties FRD-903 via de schoorsteen bij Chemours Dordrecht

Bij het inschatten van de risico’s via de afvalwaterroute (of via lucht en water samen) houdt het RIVM nogal wat slagen om de arm. Paniek spreekt er niet uit, maar blijdschap ook niet.

Fipronil
De kippenboeren zetten enorme monocultures kippen op een kluitje en zijn dan verbaasd dat daar parasieten op af komen. Vervolgens komen er snelle jongens met een wondermiddel, en al die boeren kunnen niet raden wat een klein kind wel kan raden, nl dat er iets niet klopt. De NVWA is de schuld want die had de boeren sneller tegen zichzelf moeten beschermen – vinden de boeren. De schuld ligt altijd bij iemand anders.

Nu is er veel mis met de NVWA, maar hun inschatting dat fipronil in de gegeven omstandigheden niet gevaarlijk was voor de volksgezondheid, en dat een strafrechterlijk onderzoek op zijn plaats was, is op zichzelf juist. Fipronil richt zich tegen een biochemisch neurologisch mechanisme dat bij insecten wel, en bij de mens niet belangrijk is. Het echte probleem is dat fipronil te goed werkt alle insecten, dus ook bij insecten die we graag om ons heen hebben zoals bijen. Het is geen neonicotinoide, maar werkt wel vergelijkbaar.
Door de oplaaiende emoties spraken pers en politiek (bij wijze van spreken) 90% van de tijd over 10% van het belang en 10% van de tijd over 90% van het belang.

Fipronil (PubChem)

In het kader van dit artikel is van belang dat een Fipronil-molekuul zes fluoratomen bevat. Het is niet ‘per’, maar wel ‘poly’. En inderdaad, de stof is erg moeilijk biologisch afbreekbaar. Zonder toetreding van UV-straling meet je de levensduur van Fipronil in normaal oppervlakte-
water in weken tot maanden. Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Fipronil .

Bij Fipronil is ook de activiteit van de eerste generatie-afbraakproducten bestudeerd. PubChem noemt er drie, waarvan het afbraakproduct fipronil sulfone minstens zo gevaarlijk is als fipronil zelf. Goede berekeningen nemen dan ook de afbraakproducten mee.
Kijk je echter naar de molekuulformules van de afbraakproducten (die ik de lezer zal besparen, maar google eventueel op fipronil en PubChem en je ziet ze), dan overleeft de koolstof-fluorbinding pontificaal.  Fipronil heeft twee -CF3 groepen en elk afbraakproduct ook. De afbraak richt zich op andere chemische bindingen dan de -C-F binding want die is te sterk.
Dat roept de vraag op hoe het verder gaat. Zijn de afbraakproducten wel biologisch afbreekbaar en zo ja (en zo nee), welke tweede generatie afbraakproducten krijg je dan?

De Boerderij van 31 aug 2017 raadt de boeren aan een met Fipronil besmette stal af te soppen met een 5% soda-oplossing (twee uur intrekken, mogelijk omdat in een basische omgeving Fipronil wat beter in water oplost), en om dan de stal te lijf te gaan met 15% of 30%-waterstofperoxide – oplossing. Dit paardenmiddel zonder dieren in de buurt.
Mogelijk helpt het in die zin, dat de restanten geen Fipronil meer heten. Maar als ze fipronil sulfone heten (of nog onbekende namen uit dit geforceerde oxidatie-festijn), wat heb je dan feitelijk bereikt? En waar blijven die restanten? En hoeveel ton -C-F binding voegt fipronil per jaar aan de wereld toe?

Interessante vragen.

Provinciale SP stelt vragen over verband geboorteafwijkingen – pesticidenblootstelling

De fractie van de SP in Provinciale Staten heeft vragen gesteld over de blootstelling aan het totaal aan pesticiden enerzijds en beïnvloeding van de zwangerschap anderzijds.

In een onlangs in Nature Communications gepubliceerde studie van de hand van onderzoekers van de Universiteit van California, Santa Barbara, werd voor de San Joaquin Valley (een groot landbouwgebied in Californië) in kaart gebracht hoe de duur van de zwangerschap, het geboortegewicht en het aantal aangeboren afwijkingen samenhing met de zwaarte van de pesticidenblootstelling. Dat gebeurde door de Valley in mijl-hokken op te delen en de afloop van de zwangerschap van vrouwen, die in zo’n mijl-hol woonden in verband te brengen met de in dat mijl-hok jaarlijks opgebrachte hoeveelheid pesticiden.
De studie had betrekking op bijna 700.000 levendgeborenen.
Daaruit is een focusgroep samengesteld (ruim 137000 geboortes), bestaand uit de meest blootgestelde hokken. Binnen die focusgroep is een verdere onderverdeling aangebracht.

Mijl-hokken in San Joaquin Valley (Californie). Let wel dat de getallen per hok, dus per 260hectare, zijn. Om de gift per hectare te vinden, de cijfers door 260 delen.

25% van de vrouwen woonde in een mijl-hok waarin jaarlijks meer dan 1 kg/hectare aan pesticiden was toegediend, 5% van de vrouwen woonde in een mijl-hok waarin meer dan 15 kg/hectare was opgebracht, 1% in een mijl-hok waarin meer dan 42kg/hectare was opgebracht.

In de 25%-groep waren nauwelijks effecten aantoonbaar.
In de 5% – groep deden zich 9% meer aangeboren afwijkingen voor (bij 5,8% in plaats van 5,3% van de baby’s). Daarnaast waren er negatieve effecten op de duur van de zwangerschap en het geboortegewicht.
In de 1%-groep waren deze effecten grofweg het dubbele.

De Nederlandse Gezondheidsraad heeft in een advies over Bestrijdingsmiddelen en Volksgezondheid in kaart gebracht welke pesticidengiften in de Nederlandse landbouwpraktijk gebruikelijk zijn. Daaruit blijkt dat bij de bollenteelt (73kg per hectare per jaar), de fruitteelt (40 idem) en de boomteelt (17 idem) gemiddelde pesticidengiften gebruikelijk zijn die in de risicorange van het Californische onderzoek zitten. Deze landbouwvormen worden ook in Brabant gepractiseerd.

Zie www.nature.com/articles/s41467-017-00349-2#Tab3 en www.gezondheidsraad.nl/nl/taak-werkwijze/werkterrein/gezonde-leefomgeving/gewasbescherming-en-omwonenden ).

Amandelboom (Wikipedia)

De SP-fractie vraagt aan GS
– informatie over de relevantie van het onderzoek voor Brabant en de omvang en locatie van genoemde drie bedrijfscategorieen in Brabant
– welke mogelijkheden tot regulering van de pesticidetoediening er zijn
– of GS gemeenten kan en wil ondersteunen
– of de provincie de bloembollenteelt in Brabant kan en wil tegengaan of ontmoedigen

De volledige tekst van de vragen is hier te vinden.

ChickFriend deed het ook met kalveren

In een brief aan de Tweede Kamer dd 23 aug 2017 over de fipronil-eieren, schreven de bewindslieden Schippers en Van Dam, dat ChickFriend ook een tweede verboden stof ingezet heeft, in dit geval bij kalveren. De stof zou de vliegen bij die beesten moeten weghouden. Zie www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2017Z11048&did=2017D22986 . In de brief gaat het over twee (niet genoemde) bedrijven. Op 24 augustus is er een debat in de Tweede Kamer over de fipronil-kwestie.

Amitraz
Die tweede verboden stof is Amitraz. Dat is een biocide dat vooral tegen mijten en teken werkt, en tegen insecten. De stof wordt zowel in de tuinbouw en in boomgaarden gebruikt, als voor vee (niet zijnde paarden).
De stof is niet oplosbaar in water, dus moet worden aangebracht door er een emulsie van te maken en die op de huid te sprayen.

amitraz

Uit de Engelse Wikipedia (https://en.wikipedia.org/wiki/Amitraz ) blijkt dat Amitraz geen onschuldig goedje is. Je kunt er dood aan gaan. In 1989 overleden er in Turkije 41 mensen aan Amitraz. Die mensen hadden 0.3 tot 2gr van de stof binnengekregen via neus of mond.
Anders dan de brief van Schippers aangeeft, werkt de stof wel in hoofdzaak, maar niet alleen op het centrale zenuwstelsel (en daarmee op de ademhaling). Amitraz heeft meer werkingsmechanismes, waaronder ook via een interactie met de als een hormoon werkende stof prostaglandine, die veel verschillende effecten binnen het lichaam heeft. Verder doet de stof bijvoorbeeld ook de gladde spieren samentrekken en beïnvloedt daarmee bijv. de bloeddruk.

De bekende website pubchem geeft veel informatie op  https://pubchem.ncbi.nlm.nih.gov/compound/amitraz#section=NIOSH-Toxicity-Data&fullscreen=true . Daaronder 53 onderzoeken, waarvan er een aantal ook effecten op de reproductie laten zien.
Ook het REACH-systeem van de EU is niet vrolijk over de stof. De Annex III-inventory omschrijft Amitraz als “Harmonised classification for acute toxicity#Harmonised classification for aquatic toxicity#Harmonised classification for skin sensitisation#Harmonised classification for specific target organ toxicity#Suspected bioaccumulative#Suspected hazardous to the aquatic environment#Suspected mutagen#Suspected persistent in the environment#Suspected toxic for reproduction “.
De Europese Summary on Classification and Labeling geeft aan dat Amitraz in klasse E1 van de Seveso-richtlijn valt en geeft op https://echa.europa.eu/information-on-chemicals/cl-inventory-database/-/discli/details/123775 een overzicht van de gevaren.

Naast schade voor de mens noemen deze bronnen ook schade voor het ecosysteem.

Amitraz

Het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB) staat het gebruik van Amitraz in Nederland niet toe.
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen staat een diergeneesmiddel op basis van deze stof wel toe. De Diergeneesmiddeleninformatiebank noemt Amitraz onder de merknaam Taktic voor luizen en schurft bij koeien en varkens, maar slechts op recept van een dierenarts bij een apotheek of erkende leverancier. De stof kan dus niet door een beunhaas toegepast worden tegen vliegen.

Inmiddels heeft landbouwwoordvoerder in Provinciale Staten van Brabant Maarten Everling vragen gesteld. Hetgata erom of de eventuele besmetting van kalverenmest gevolgen heeft voor het Brabantse mestbeleid. Zie https://noord-brabant.sp.nl/nieuws/2017/08/amitraz-en-fipronil-in-mest .

Legbatterij

De WHO
De WHO beschouwde in 1998 Amitraz als “licht gevaarlijk” en vindt dat een mens er langdurig per dag 0,01mg/kg lichaamsgewicht van binnen mag krijgen (dat heet de ADI, de Acceptable Daily Intake).
Ter vergelijking, om een beetje een gevoel te krijgen:

  • de WHO beschouwde in 2000 fipronil als “matig toxisch” en vindt dat een mens er langdurig hooguit 0,0002mg/kg lichaamsgewicht van mag binnenkrijgen.
  • Idem dimethoaat (de stof die vanuit de Gelderse glastuinbouw de Afgedamde Maas was binnengestroomd) 0,002mg/kg lichaamsgewicht
  • en parathion 0,004 mg/kg lichaamsgewicht, malathion 0,3 mg/kg lichaamsgewicht en glyfosaat 1 mg/kg lichaamsgewicht.

    Een van de twee ruimtelijke vormen van fipronil

    Let wel dat de giftigheid van substanties door veel zaken beïnvloed wordt, bijvoorbeeld door de snelheid waarmee de giftige stof uitgescheiden wordt (Amitraz wordt bijvoorbeeld snel uitgescheiden en fipronil langzaam). Bovenstaande voorbeelden zijn dus niet meer dan een ruwe indicatie.

Let er ook op dat de cijfers betrekking hebben op giftigheid voor de mens, en bijvoorbeeld niet op giftigheid voor het ecosysteem.

Hazard en Risk
Het ogenschijnlijke verschil in alarmerendheid berust op het verschil tussen ‘risk’ en ‘hazard’. Een ‘hazard’ is een stofeigenschap en niet meer dan dat. Pubchem en REACH spreken over een hazard. De stof Amitraz kan potentieel een mens doden (hazard) en in extreme situaties in praktijk ook (risk).
Een ‘risk’ bestaat uit de combinatie van een ‘hazard’ en een situatie. Een eenvoudig voorbeeld: de ‘hazard’ van cyaankali is zeer gevaarlijk, maar de ‘risk’ van cyaankali is praktisch nul omdat je de stof in het dagelijks leven niet tegenkomt (tenzij opzettelijk klaargezet).
De ‘hazard’ van fipronil is dus best wel groot, maar de ‘risk’ is in de nu voorliggende eiersituatie veel minder, omdat je normaliter niet zoveel eieren kunt eten dat je aan de incidentele of chronische limieten komt.

Om deze zelfde reden praten voor- en tegenstanders van glyfosaat langs elkaar heen. De hazard van glyfosaat is vooral dat je er misschien kanker van krijgt, de risk daarop is in de praktijk nauwelijks aanwezig. En andere vergiften zijn veel gevaarlijker.
Ik pleit ervoor om minder emotioneel en ideologisch over bestrijdingsmiddelen te praten, en meer op wetenschappelijke basis.
Zie Van chemische naar ecologische bestrijding – 1 en Van chemische naar ecologische bestrijding – 2 en Jumbo en Albert Heijn willen 28 bestrijdingsmiddelen niet meer in hun winkel .

Alle risico’s zijn altijd relatief en nul-risico’s bestaan niet. Dat neemt niet weg dat het goed is om hazard, en nog meer risk, zo klein mogelijk te maken als dat niet elders tot snel omhoog schietende hazards en risks leidt.
Wie minder kippen op een kluitje zet heeft minder last van bloedluis, en wie minder kalveren in een stal zet haalt minder vliegen binnen. Daar tegenover staat dat de boer dan ook minder verdient, en dat leidt ook tot risico’s.
Ergens ligt het optimum, en mijns inziens ligt dat niet bij de huidige concentraties.

Volksgezondheid en veehouderij: alles op een rij

Onder deze titel publiceerde de Brabantse Milieu Federatie (BMF) op 3 februari 2017 de studie “Volksgezondheid en veehouderij: alles op een rij”. De studie is in opdracht van de BMF geschreven door (als hoofdauteur) Mariken Ruiter, een arts uit Nistelrode, en voor het hoofdstuk ‘Milieudruk’  door Carin Rougoor van het CLM (Centrum voor Landbouw en Milieu). De illustraties zijn van Sandra de Haan, dee foto’s van Kees de Bruijn en Geert Verstegen.

Het is een literatuurstudie. De auteurs hebben zelf geen epidemiologisch onderzoek gedaan, maar geïnventariseerd wat er al bestond en dat voor een breed publiek op een rij gezet. Dat is als regel goed gebeurd. Aan wie een snel en breed overzicht van de gezondheids- en milieuaspecten van de veehouderij wenst, kan lezing van deze studie worden  aangeraden. De volledige tekst kan gevonden worden op www.brabantsemilieufederatie.nl/nieuws/rapport-volksgezondheid-en-veehouderij-aangeboden-aan-provincie/  .

De studie is betaald door de BMF, die op zijn beurt de kosten afgedekt heeft met crowd support. Ik heb zelf ook meebetaald.

Commentaar mijnerzijds – algemeen
Ik deel de eindconclusie van de studie (blz 49)en die samengevat kunnen worden in de eerste zin “De veehouderij brengt aanmerkelijke risico’s voor de volksgezondheid met zich mee. Deze risico’s reiken verder dan de omgeving van de stal.”

Zoönosen

Ik heb van de medische hoofdstukken te weinig verstand om mij aan een commentaar te wagen. Voor zover mijn bescheiden kennis reikt, zijn de hoofdstukken over zoönosen en resistentie goed.

Ik heb wel wat kanttekeningen bij het hoofdstuk over fijn stof en ammoniak.

Fijn stof en ammoniak
Luchtverontreiniging is een  complex verhaal, en daarbinnen de component fijn stof ook.

Het probleemveld op verschillende manieren worden onderverdeeld.
Normaliter komt men twee onderverdelingen tegen: naar grootte of naar samenstelling.
Die naar grootte leidt tot begrippen als PM10 (kort door de bocht korreltjes met een diameter <10µm), PM2.5 of PM0.1 (ultrafijn stof).
Die naar samenstelling leidt tot namen als roet, metaalslijpsel, of secundaire aerosolen.

Ruiter hanteert een eigen indeling, nl in primair en secundair fijn stof. Primair is wat direct uit de stal komt, en secundair is wat in de atmosfeer ontstaat als enerzijds ammoniak uit de stallen en anderzijds stikstofoxides NOx (vooral verkeer) of zwaveloxide (SOx) (tegenwoordig vooral vuile brandstof en dus vliegtuigen) met elkaar reageren. In het vakjargon noemt met deze reactieresultaten Secondary Inorganic Aerosols (SIA’s).
Overigens zijn ammoniak en stikstofoxides op zichzelf ook giftige gassen, dus als die gassen niet reageren tot SIA’s, is er ook een probleem.
Het is mij niet a priori duidelijk wat het ergste probleem van beide is.

Ruiter verdeelt verder dit primair en secundair fijn stof in wat wel of niet uit of door de stal komt. Haar onderverdeling stal-niet stal klopt grofweg qua orde van grootte.

Door aan primair en secundair vast stof beide een even grote halve cirkel toe te kennen, en die aan elkaar te plakken, wordt de indruk gewekt dat er evenveel primair als secundair fijn stof is. Dat is niet zo. De linker halve cirkel moet per definitie groter zijn.

De SIA’s vormen een flink deel van wat normaliter PM2.5 heet, maar niet alles. Het RIVM gaf in 2013 (Dossier fijn stof_1_stof: hoe en wat) als samenstelling voor PM2.5 (waarbij in praktijk in Brabant bijna altijd de linkerkolom geldt) :

Samenstelling PM2.5 RIVM jan 2013

De categorie “secundair” van Ruiter komt overeen met de donkerblauwe kleur in bovenstaande kolom.

Het probleem is nu dat, voor zover er recente wetenschappelijk onderbouwde medische dosis-effect relaties bestaan, gaan die vooral over PM2.5 (de totale kolom) of bijv. over roet (een deel van de lichtblauwe
bijdrage).
Er zijn geen kwantitatieve dosis-effect relaties bekend tussen alleen SIA’s (het donkerblauwe deel) en medische effecten. Ook kwalitatief is het verband niet ondubbelzinnig, ook niet in de door Ruiter aangehaalde literatuur.
Proefdieren die in  een laboratorium alleen maar ammoniumnitraat of -sulfaat in de neus gesprayed krijgen, ondervinden daar als regel geen hinder van. Tegelijk wijzen andere studies erop, dat in het werkelijke leven die SIA-stoffen wel met gezondheidsschade geassocieerd zijn. Het is daarbij niet duidelijk, of het verband causaal is, of dat het indirect is (bijv.omdat SIA’s hygroscopisch zijn). In elk geval lossen deze stoffen goed op in water, dus in het lichaam kunnen het geen korreltjes blijven.
Geleerden wagen zich op dit moment niet aan een onderverdeling naar gevaar van de verschillende bestanddelen van PM2.5 en doen alsof alle componenten even gevaarlijk zijn. Dat is een wetenschappelijk zwaktebod dat ongetwijfeld niet het eeuwige leven heeft.

Ruiter zit met het probleem dat de meeste kennis opgebouwd is door studie van het verkeer in stedelijk gebied, maar dat er weinig rechtstreeks bekend is van de landbouw. Wel staat vast dat de landbouw op zijn eentje goed is voor bijna de hele ammoniakuitstoot, en dat een deel van de ammoniak eindigt als SIA. Haar belangstelling voor SIA’s valt dus te volgen.

Bij gebrek aan beter moet Ruiter zich op genoemd wetenschappelijke zwaktebod baseren. Ze zegt terecht dat niet precies bekend is welke gezondheidseffecten in welke mate optreden door welke componenten, maar daarna (met een naar mijn smaak te grote stelligheid) dat ammoniak uit de veehouderij goed is voor de helft van de vroegtijdige sterfte van alle Nederlanders door luchtvervuiling (die is ongeveer een  jaar).
Omdat echter van de totale “PM2.5-kolom” goede epidemiologische dosis-effect relaties bestaan, is het voor al die Nederlanders een schrale troost als de SIA-component relatief minder belangrijk zou blijken. Als de totale lengte van de kolom een gegeven waarde is (bijvoorbeeld 16µgr/m3 ), dan moet er iets anders zijn wat extra belangrijk is (bijv. koolstofhoudend materiaal of metalen of ongespecificeerd). Het probleem verschuift maar wordt daarmee niet opgelost.

Hoe dan ook, alle deskundigen vinden dat de ammoniakuitstoot omlaag moet en dat is geheel terecht. De totale PM2.5 – kolom krijgt dan een lagere absolute waarde (bijv 14µgr/m3 ). Met, hoe dan ook, enige vermindering van de voortijdige sterfte.
Brunekreef e.a. zeggen in The Lancet Respiratory Medicine (07 okt 2015) dat de EU tussen 2005 en 2020 de zwaveloxides met 59% terug wil brengen, de stikstofoxides met 42%, en ammoniak met maar 6%.
Overigens zeggen Brunekreef ea in dit artikel ook dat de stikstofbelasting de EU jaarlijks €75-485 miljard per jaar kost, en dat technische anti-ammoniakmaatregelen en handhaving daarvan zeer veel minder kosten.

Nog een laatste kleine opmerking, nl dat Ruiter de EU-fijnstofnorm noemt van 40µgr/m3  bij een WHO-aanbeveling van 20µgr/m3 . Dat is voor PM10.
Voor PM2.5 zijn dezelfde getallen respectievelijk 25 en 10µgr/m3 .

Milieudruk: gezondheidsschade in binnen- en buitenland, en overige risico’s
Hier enkele kleinere opmerkingen.

Anders dan gezegd, is de landbouw in de Brabantse Kempen waarschijnlijk niet de voornaamste bron van zink en cadmium in het grondwater. Er staat in de aangehaalde referentie dan ook dat er voor De Kempen een apart grondwaterplan is.
De hoofdschuldige daar is de non ferro-industrie in de tijd dat die nog met thermische processen werkte, bijvoorbeeld de zinkfabriek in Budel. De dampen waaiden als een deken over de omgeving en elke onderwaterbodem in dit deel van de wereld is chemisch afval zolang het tegendeel niet bewezen is.

Luchtfoto Nyrstar Budel. Men zou zich hier een zonnepark kunnen voorstellen. De bekkens zijn 0,43km2 groot.

Ten aanzien van het bestrijdingsmiddelenverhaal focust ook Ruiter zich weer op Roundup. Het is zeer wel mogelijk dat in de hoeveelheden Roundup, die op de Argentijnse soja-monoculturen uitgestort zijn, daar medische effecten hebben.
In Brabant echter blijkt uit metingen, dat Roundup/glyfosaat een relatief klein probleem is te midden van andere bestrijdingsmiddelen, die gevaarlijker zijn en meer voorkomen.
Het Brabantse milieu zou er baat bij hebben als milieumensen zich op basis van wetenschap met bestrijdingsmiddelen gingen bezig houden, en niet op basis van gemakzuchtige vooroordelen.
Zie Bestrijdingsmiddelen in Brabants grond- en oppervlaktewater

Het H2S-probleem in Deurne is in hoofdzaak niet antropogeen, wat de maatschappelijke discussie hierover ook beweert. Hetzelfde verschijnsel heeft zich ook voorgedaan midden in Eindhoven en in Utrecht.
Er zijn echter mechanismes voorstelbaar die maken dat het wel in bijzaak antropogeen is, waaronder gebonden aan de landbouw. Of dat werkelijk zo is, is niet goed uitgezocht.
Zie Zwavelwaterstof in Deurne (en in de rest van Brabant)

Ik heb in deze kolommen mijn mening over het bewerken van mest in extenso gegeven en ga dat niet herhalen.


Mijns inziens is het vergisten en hygieniseren van mest verstandig, niet omdat het iets aan het mestprobleem verandert, maar omdat het andere problemen helpt oplossen (klimaat, energie, volksgezondheid). Denkbare problemen zijn met een goede ruimtelijke ordening en een goede vergunningverlening op te vangen.
Het scheiden en indikken van mest is een methode om fosfaat toegankelijker te houden en daarmee in principe goed, maar niet als methode om de veestapel in stand te houden of zelfs te laten groeien.
De 25% van de ‘mest’ die zoek is, is in praktijk de 25% van het nitraat dat zoek is. Fosfaat raakt niet zoek en dikke fractie ook niet, want heeft waarde. Nitraat heeft nauwelijks waarde.

“Inerte’ hulpstof pesticide zelf ook giftig

De Scientific American Online publiceerde dat recent onderzoek uitgewezen had dat veel pesticiden ‘inerte’ hulpstoffen bevatten, die bij nader onderzoek helemaal niet inert blijken te zijn. Het verhaal komt van de amandelboomgaarden in Californie.

Pesticiden bevatten niet alleen de giftige stof zelf, maar ook een cocktail hulpstoffen die de actieve stof ondersteunen. Als regel neemt men aan dat die stoffen zelf niks doen (‘inert zijn’).
Zo’n ‘inert’ veronderstelde stof is ‘OrganoSilicone Surfactant (OSS). Het molekuul ziet er zo uit:

molekuul Organo Silicone Surfactant

Surfactanten bevorderen dat een oppervlak natgemaakt kan worden. Zeep is de bekendste surfactant. Daardoor kleeft het vloeibare gif beter aan de amandelbloem.

Nu heeft Julia Fine et al. onderzoecht wat deze hulpstof zelf doet (zie www.nature.com/articles/srep40499#f5 ). Dat heeft ze gedaan door een gezonde controlegroep te definieren, een groep die alleen aan OSS is blootgesteld, een groep die aan enkele veel voorkomende bijenvirussen blootgesteld is, en een groep die zowel aan de OSS als aan de virussen was blootgesteld. De OSS en de virussen blijken negatief synergistisch te werken en de symptomen waren precies die welke bijenhouders constateerden.
Het werkt in op de larven.

Sterftestatistiek van de vier groepen

Sterfte in verschillende larve-stadia

Let wel dat de bijen dus niet aan de actieve gifstof zelf zijn blootgesteld! Alleen aan de hulpstof, al dan niet in combinatie met virussen.

De moraal van het verhaal is dat men niet te gauw moet denken dat men de wijsheid in pacht heeft en dat de door ‘men’ begrepen eenvoudige waarheid niet meteen rondgetetterd moet worden als de enige unieke en blijvende waarheid. Wetenschappelijk onderzoek naar de waarheid
blijft altijd nodig.

Maar wie toch al een onderbuikgevoel had tegen welke pesticide dan ook, heeft er nu een extra argument bij.

Breed akkoord Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater

De Intentieverklaring
Overheden, maatschappelijke organisaties en kennisinstituten hebben op 16 november 2016 een Intentieverklaring getekend over de verbetering van de waterkwaliteit. De Intentieverklaring is de eerste stap op weg naar een nieuw Bestuurs Akkoord Water. Men hoopt dat eind 2017, onder het nieuwe kabinet, te kunnen sluiten. Naast beschrijvingen van diverse deelproblemen bevat het ook een actietabel.
geneesmiddelen-en-waterkwaliteit_rivm_omslag
De Intentieverklaring is een lezenswaardig document dat ik iedereen met interesse in waterkwaliteitszaken ter lezing aanbeveel. Men kan het vinden op intentieverklaring-delta-aanpak-waterkwaliteit-en-zoetwater.pdf .

De bijbehorende brief van de minister aan de Tweede Kamer dd 7 nov 2016 is te vinden op www.tweedekamer.nl/wateronderwerpen 07 nov 2016.pdf .
Naar een brief van de minister aan de Kamer dd 8 juni 2016 wordt in de Intentieverklaring verwezen, zie www.rijksoverheid.nl/kamerstukken/2016/06/08/waterbeleid .

Onder de ondertekenaars o.a. de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg, uiteraard namens hun achterban.

De actietabel is opgebouwd rond veertien prioriteiten:
–  Programma Delta-aanpak waterkwaliteit en zoetwaterbeheer. Dat gaat vooral over de bestuurlijke coördinatie
–  Mest en nutriënten
–  Gewasbeschermingsmiddelen
–  Medicijnresten
–  Grote wateren
–  Bescherming bronnen voor drinkwater
–  Kennisimpuls
–  Stroomgebiedbeheerplannen (waaronder de Maas en de Schelde)
–  Deltaprogramma’s zoetwater (waaronder dat van de Hoge Zandgronden Zuid en de Zuidwestelijke Delta en het Rivierengebied)
–  Deltaprogramma Agrarisch Waterbeheer (een initiatief van de Land- en Tuinbouw Organisatie LTO)
–  Microplastics
–  Duurzame Financiering Waterbeheer
–  Circulaire Economie
–  Waterkwaliteit breed

Het is dus een heel breed document, te breed voor deze weblog. De prioriteiten zijn dat niet voor niets, maar ik pik er nu Gewasbeschermingsmiddelen en Medicijnresten uit, met bijbehorende passages uit de Kennisimpuls. En dat, waar zinvol, met een focus op Brabant.
“Mest en Nutriënten” komt elders in deze weblog al ruimschoots aan de orde, en ook het Deltaprogramma Hoge Zandgronden is al besproken (zie Klimaateffecten in Brabant – 1 Het Deltaplan hoge zandgronden ).

Het inlaatpunt aan de Afgedamde Maas
Het inlaatpunt aan de Afgedamde Maas

Gewasbeschermingsmiddelen
Enige waarnemingen uit de praktijk:
–  in zeker de helft van de meetpunten in kleine oppervlaktewateren komen overschrijdingen voor, met name in glastuinbouwgebieden (zie het verhaal over het dimethoaat in de Afgedamde Maas, Drinkwaterinname uit Afgedamde Maas na bijna drie maand weer open )
–  in 80% van de winningen van drinkwater uit oppervlaktewater worden de normen voor een of meer gewasbeschermingsmiddelen overschreden

Uit de 'Brede screening', zie
Uit de ‘Brede screening’, zie https://www.bjmgerard.nl/?p=1608

–  bij ca 50 drinkwaterwinningen uit grondwater (dat is ongeveer een kwart van alle) bestaat een probleem of een dreigend probleem)

De prioriteit Gewasbeschermingsmiddelen telt 20 actiepunten, waaronder nadenken en onderzoek (o.a. het up to date houden van de Bestrijdingsmiddelenatlas).
Daarnaast veel actiepunten richting de landbouw, zowel educatieve als stimulerende als controlerende. Het Brabantse programma “Schoon Water” wordt als voorbeeld genoemd (wat terecht is).
Glyfosaat (Roundup) speelt in dit verhaal een zeer bescheiden rol (alleen vegetatiebeheer door Rijkswaterstaat op strekdammen).

Medicijnresten
Naar schatting wordt in Nederland per jaar minstens 140 ton geneesmiddelresten via de rioolwaterzuivering op het oppervlaktewater geloosd. Dit zijn biologisch actieve stoffen. In Nederland wordt de veilige concentratie in oppervlaktewater voor een aantal geneesmiddelen overschreden. Naar verwachting groeit het probleem van medicijnresten in water in de toekomst door vergrijzing en klimaatverandering (er zit zomers minder water in de Maas). De bronaanpak blijft belangrijk in de aanpak van medicijnresten uit water, maar ook zuivering zal een onderdeel van de aanpak zijn .

Deze prioriteit telt 18 actiepunten, waaronder weer nadenken en onderzoek (oa beter afbreekbare geneesmiddelen, meer en openbaar gedeelde kennis over de effecten in water, ook van de nog slecht onderzochte diergeneesmiddelen).
Daarnaast bronmaatregelen in verpleeg- en ziekenhuizen als plaszakjes, medicijninzameling of minder milieubelastende medicijnen voorschrijven (ibuprofen is beter afbreekbaar dan diclofenac, dat in 2008 99,9% van alle gieren in India uitgeroeid heeft, met onvoorziene ecologische gevolgen).
Tenslotte wordt gestudeerd op methoden om medicijnresten in Riool Water Zuiverings Installaties (RWZI’s) uit rioolwater te halen.

RWZI De Groote Luchte Vlaardingen
RWZI De Groote Luchte Vlaardingen

Bubbelen met ozon
Een van die methodes wordt uitgeprobeerd in een pilot bij RWZI De Groote Lucht bij Vlaardingen van het Hoogheemraadschap Delfland, genaamd de Zoetwaterfabriek. De Zoetwaterfabriek is een innovatie waarin Delfland een nieuwe manier van afvalwater zuiveren test. Zo wordt onderzocht hoe medicijnresten, bestrijdingsmiddelen, hormoonverstorende stoffen en andere verontreinigingen effectief uit afvalwater kunnen worden gehaald. Dat probeert men in eerste instantie te doen met een combinatie van ozonisatie en een zandfilter (ozonisatie is dat er ozon doorheen bubbelt, een techniek die ook in zwembaden gebruikt kan worden ter vervanging van chloor. Het is alleen wat duurder.). Ozon kan geneesmiddelen, bestrijdingsmiddelen en micro-organismen kapot oxideren.
Om de potentie van de combinatie ozon-zandfiltratie te testen zal een demonstratie installatie gerealiseerd worden op AWZI De Groote Lucht. Hierin zal gedurende ca. 2 jaar onderzoek gedaan worden.
Een goede beschrijving van het proces is te vinden op http://www.stowa.nl/projecten/Waterfabriek_de_Groote_Lucht (de STOWA is het wetenschappelijk bureau van de waterleidingbedrijven).

Het verband met het Deltaplan Hoge Zandgronden
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft in de winter teveel water en in de zomer te weinig water (dat moet dan worden ingelaten uit het Brielse meer).
In feite is het in Brabant, ondanks de grote verschillen in bodemopbouw, niet anders. Het Programma Hoge zandgronden gaat in essentie dan ook over “peek shaving” en anti-verspilling van zoetwatervoorraden: overschotten ’s winters ergens opslaan ten behoeve van droge zomers.
In zo’n context kan grondig gezuiverd rioolwater een belangrijk verschil maken, als men bijvoorbeeld weet dat bij een typische zomerafvoer van de Maas de bijdrage van RWZI effluent aan de afvoer

bij Luik reeds 13% in een normaal jaar is, en tot 32% in een zeer droog jaar. De vervuilende concentraties stijgen navenant. In bepaalde klimaatscenario’s komt de Maas ‘s zomers nog lager te staan dan nu.
Nu laten de Waterschappen in een droge zomer Maaswater binnen. Als ze dan extreem gezuiverd rioolwater binnen kunnen laten, kan dat een grote vooruitgang zijn.

Misschien een idee om ook in de Brabantse omstandigheden een ozon-pilot te doen?