De Scientific American Online publiceerde dat recent onderzoek uitgewezen had dat veel pesticiden ‘inerte’ hulpstoffen bevatten, die bij nader onderzoek helemaal niet inert blijken te zijn. Het verhaal komt van de amandelboomgaarden in Californie.
Pesticiden bevatten niet alleen de giftige stof zelf, maar ook een cocktail hulpstoffen die de actieve stof ondersteunen. Als regel neemt men aan dat die stoffen zelf niks doen (‘inert zijn’).
Zo’n ‘inert’ veronderstelde stof is ‘OrganoSilicone Surfactant (OSS). Het molekuul ziet er zo uit:
molekuul Organo Silicone Surfactant
Surfactanten bevorderen dat een oppervlak natgemaakt kan worden. Zeep is de bekendste surfactant. Daardoor kleeft het vloeibare gif beter aan de amandelbloem.
Nu heeft Julia Fine et al. onderzoecht wat deze hulpstof zelf doet (zie www.nature.com/articles/srep40499#f5 ). Dat heeft ze gedaan door een gezonde controlegroep te definieren, een groep die alleen aan OSS is blootgesteld, een groep die aan enkele veel voorkomende bijenvirussen blootgesteld is, en een groep die zowel aan de OSS als aan de virussen was blootgesteld. De OSS en de virussen blijken negatief synergistisch te werken en de symptomen waren precies die welke bijenhouders constateerden.
Het werkt in op de larven.
Sterftestatistiek van de vier groepenSterfte in verschillende larve-stadia
Let wel dat de bijen dus niet aan de actieve gifstof zelf zijn blootgesteld! Alleen aan de hulpstof, al dan niet in combinatie met virussen.
De moraal van het verhaal is dat men niet te gauw moet denken dat men de wijsheid in pacht heeft en dat de door ‘men’ begrepen eenvoudige waarheid niet meteen rondgetetterd moet worden als de enige unieke en blijvende waarheid. Wetenschappelijk onderzoek naar de waarheid
blijft altijd nodig.
Maar wie toch al een onderbuikgevoel had tegen welke pesticide dan ook, heeft er nu een extra argument bij.
Het RIVM meldde op 14 november en 6 december 2016 dat een patient “ernstige griepklachten” had door de H1N1-stam van het Influenze A-virus. De patient was recent in een stal met varkens geweest. Zie http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Algemeen_Actueel/Nieuwsberichten/2016/Pati_nt_ziek_door_varkensgriep
Het Eindhovens Dagblad van 10 december meldde dat het om een meisje van 9 jaar uit Bakel te gaan. Ze was bijna dood, maar inmiddels weer gezond.
Influenza A H1N1 (Mexicaanse griep)
Tegelijk heerst er in de regio de vogelgriep, de Influenza A H5N8-stam, maar die heeft er niets mee te maken, aldus het RIVM.
Zal concreet nu zo zijn, maar varkens gelden als mengvaten. Die kunnen verschillende soorten griep tegelijk krijgen en die kunnen dan mengen. De Mexicaanse griep was zo’n versgemengd H1N1-virus.
Ik heb er veel te weinig verstand van om iets te kunnen beweren, maar de gedachte aan verschillende soorten griep tegelijk in een regio zo vol met varkens en kippen als de onze staat me niet aan.
De provincie werkt langs meerdere sporen om te voldoen aan de internationale akkoorden omtrent de kwaliteit van lucht, bodem, water en natuurgebieden. De bedreigingen zijn vele, maar dit verhaal gaat over een van de bedreigingen, namelijk ammoniak en meer algemeen stikstof.
Een uitleg van stikstof Ammoniak (NH3 ) is een van de chemische vormen van het element stikstof. De veruit belangrijkste bron van ammoniak is de veeteelt, met name de intensieve veeteelt.
Ammoniak is een gas dat met de wind meewaait en uiteindelijk (bijvoorbeeld door de regen) in de bodem komt. Dat heet depositie. In de bodem wordt ammoniak door bacterien omgezet in een andere vorm van stikstof, het nitraation (NO3– ), kortheidshalve nitraat.
Er zijn veel andere bronnen van stikstof, zoals bijvoorbeeld verbrandingsprocessen (auto’s vliegtuigen, fabrieken), gewone mest en kunst-
mest, en vlinderbloemige planten.
79% van de atmosfeer bestaat uit elementaire stikstof in de N2 -vorm. Voor zover stikstof niet in de atmosferische vorm zit, zit hij meestal in de nitraatvorm.
In normale doseringen is nitraat een voor planten essentieel voedingsmiddel. Maar in Brabant zijn de doseringen al lang niet normaal meer. In grond- en oppervlaktewater wordt de norm stelselmatig overschreden, in (Europees beschermde) Natura2000 – gebieden nog veel meer.
De doses zijn veel hoger dan de natuur aan kan. Er gaan blauwalgen groeien in water en brandnetels en gras op de heide, het wordt
moeilijker om drinkwater te zuiveren en kan bij de voedselbereiding overgaan in de nitrietvorm, die onder sommige omstandigheden schadelijk voor de gezondheid kan worden. (Zie http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/nitraat.aspx ).
Wetgeving
De provincie probeert al sinds 2009 tegen de nitraat-overdaad op te treden via het Convenant Stikstof en Natura2000 (samen met Limburg, het Rijk en de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie ZLTO). Dat convenant is uitgewerkt in de Verordening Stikstof en Natura2000 (kort-
heidshalve de Verordening Stikstof), die in oktober 2010 van kracht werd. Beide gaan over de uitstoot van ammoniak en dus over de veeteelt.
PAS-gebieden
Daarnaast is sinds 1 juli 2015 de landelijke wetgeving Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) van kracht (zie http://pas.natura2000.nl/pages/home.aspx ). Die gaat over alle stikstof uit alle bronnen samen, en bindt dat totaal aan een langzaam dalend plafond. Extra anti-stikstof maat-
regelen kunnen binnen dat plafond extra ontwikkelruimte vrijmaken, die voor de helft weer kan worden ingezet voor nieuwe, stikstoflozende, ontwikkelingen.
Zie op deze site ook PAS .
In het Convenant Stikstof is afgesproken dat de ammoniakbelasting op Natura2000-gebieden substantieel moet verminderen. In de Verordening is dat vertaald in de eis dat de stalemissies in 2028 de helft moeten zijn van die in 2020. Dit wordt gemonitord en als het doel niet bereikt lijkt te worden, worden extra maatregelen genomen.
Het belangrijkste probleem is dat de provincie alleen iets kan eisen bij nieuwe stallen. Boeren die wegduiken en muisstil hun verouderde stal laten voortbestaan, zijn niet met de Verordening in de hand te dwingen. Het gaat daarbij om ruim een kwart van de stallen met zowat de helft van de economische omvang. Ondertussen staan daar niet minder dieren in en soms meer.
Voor het Convenant geldt deze beperking tot nieuwbouw niet.
Ondertussen doet ook de PAS een duit in het zakje. De ontwikkelruimte is al niet groot en die wordt zowat volledig opgevreten door nieuwe stallen. Dat geeft problemen als bijv. er een nieuwe binnenvaarthaven aangelegd moet worden in Budel, de A67 verbreed of biomassa bij-
gestookt. De varkens verhinderen de vooruitgang.
Brabant stikt in de stikstof.
Metingen Het RIVM is in 2005 met het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden begonnen (MAN, zie http://man.rivm.nl/ ). Dat meet in inmiddels in 62 gebieden de feitelijke ammoniakdepositie, en dat laat zien dat er in Brabant geen enkele vooruitgang is.
Gemeten verloop ammoniakconcentraties Brabantse WalGemeten verloop ammoniakconcentraties KampinaGemeten verloop ammoniakconcentraties Loonse en Drunense DuinenGemeten verloop ammoniakconcentraties Mariapeel
Tranen met tuiten en het huis te klein
Het lijkt er voor geen meter op dat de halvering in 2028 gehaald wordt en dus volgen de afgesproken maatregelen (15 november 2016). Drie:
– De emissiereducerende maatregelen worden aangescherpt
– Boeren moeten per stal aan de stikstofeisen gaan voldoen, in plaats van dat het hele bedrijf dat moet
– Het jaartal 2028 uit de Verordening wordt vervroegd tot 2020.
“De provincie is oneerlijk tegen de boeren” (het CDA, traditioneel de politieke arm van de ZLTO) en ZLTO-voorzitter Huijbers sprak van “eenzijdig openbreken zonder vooraankondiging” en “zet de tractoren maar vast klaar” en coalitiepartner VVD “Is de overheid nog betrouwbaar?”. Waarna nog vele commentaren, die melding maakten van onbeschrijf-
lijk leed en onvoorspelbaar overheidsgedrag.
Maar de ZLTO, inclusief voorman Huijbers, heeft al vanaf 11mei 2016 verschillende Bestuurlijke Overleggen (BO) bijgewoond en is daarbij nadrukkelijk gewaarschuwd. Huijbers was tegen de maatregel, maar wist ook niets beters. Dat bleek uit de notulen van het Bestuurlijk Overleg over deze kwestie, die het Eindhovens Dagblad met een beroep op de WOB gekregen had.
Kortom, krokodillentranen met tuiten.
De veeteelt is gewoon te groot in Brabant Het echte probleem is dat de veeteelt gewoon al lang veel te groot voor Brabant is en als sector te kampen heeft overproductie en structureel lage prijzen. Het bouwwerk begint aan alle kanten in te storten en de ZLTO en het CDA rennen van hot naar haar om de instortende bouwval te stutten. Al jaren zaait de veeteelt hinder, ziekte en dood onder de bevolking en de natuur. Dat mocht allemaal.
Nu begint de veeteelt, vanwege de PAS, ook de rest van de economie te remmen.
Het is wat de “rotonde-beeldspraak” zegt: boeren hebben vier keuzes:
De rotonde-beeldspraak over de toekomst van de landbouw
Zich orienteren op de wereldmarkt
Zich orienteren op de EU-kwaliteitsmarkt
Zich orienteren op een nichemarkt
Stoppen
Ze kunnen niet eindeloos rondjes blijven rijden over de rotonde.
Een heleboel boeren zullen moeten stoppen. De eenvoudige bulkproductie gaat de schoenen en de sigaren en de textiel achterna. Ik vind dat daar een sociaal pakket bij hoort, zoals indertijd bij de Limburgse mijnen.
Ongetwijfeld wordt het even een sociaal drama, maar de manier waarop veel boeren nu draaien en de gevolgen die dat voor de omgeving heeft, is ook een sociaal drama.
Een actievoerder uit Bergeijk, die mij kende via milieukringen, vroeg mij advies omdat hij bezwaar had tegen de mestbewerker Houbraken uit Bergeijk. Hij was bezig met een zaak tegen de op 16 mei 2016 door Waterschap De Dommel verstrekte watervergunning en wilde weten wat ik daar van vond.
Het verhaal van Houbraken valt eigenlijk uiteen in vier delen:
– de manier waarop hij zijn onderneming wil uitbreiden en hoe hij daarbij omgaat met zijn vergunning
– wat hij met de mest wil doen
– de lozing op het oppervlaktewater
– het mineralenconcentraat.
Een luchtfoto van het complex van Houbraken in Bergeijk
De uitbreiding en de vergunning Houbraken heeft een vergunning voor een mestbewerker (volgens de scheiding- en indikkingopzet) van 25000 ton per jaar, waarbij er geen IPPC-inrichting mag zijn (IPPC is Europees recht voor de zwaardere gevallen). Bij die hoeveelheid is de gemeente Bergeijk bevoegd gezag (milieuvergunning).
Houbraken wil echter uitbreiden naar 200.000 ton per jaar. Dan is de provincie bevoegd gezag. Bovendien is het al voor die tijd een IPPC-inrichting geworden.
Houbraken is maar vast begonnen met uitbreiden zonder zelfs maar een vergunning te vragen. De gemeente Bergeijk heeft dat veel te lang goedgevonden en de provincie, niet wetende dat zij inmiddels tot bevoegd gezag was uitgegroeid, kwam daar pas later achter en heeft vanaf dat moment adequaat gehandhaafd (nb: dit is een herziene tekst), maar uiteindelijk kwam de zaak voor de voorzieningenrechter die op 27 juli 2016 een voorlopige uitspraak deed dat het allemaal toch echt niet kon.
De vergunning ging maar tot 25000 ton/y en was overschreden tot 86000 ton in 2015, en 56000 ton halverwege 2016.
De drooggeperste dikke fractie werd gehygieniseerd met ongebluste kalk en daarvoor was ook geen vergunning. Verder waren, in strijd met de vergunning, twee mestsilo’s niet afgedekt.
Tenslotte was er strijdigheid met het agrarische bestemmingsplan ontstaan, omdat deze activiteit in deze proporties niet meer als een agrarische nevenactiviteit gezien kon worden.
Vanuit deze bewust gecreëerde situatie van illegaliteit was Houbraken verplichtingen aangegaan met toeleveranciers en afnemers, waarna een tranentrekkende verhalen in de pers over de geschonden belangen, contracten, varkensboeren die in hun mest omkwamen, werknemers.
Uiteindelijk oordeelde de rechter dat Houbraken een adempauze kreeg om zijn verplichtingen af te bouwen. Het bedrijf krijgt (tijdelijk) pas een dwangsom van €30 per ton boven de 75000 ton/y in 2016. De provinciale dwangsommen tegen het onbevoegd hygieniseren en het niet afdekken van de mestsilo’s blijven intact, maar Houbraken krijgt 8 weken respijt.
Het wachten is op de bodemprocedure.
Voorbeelden van houtskool maken
Biochar Houbraken wil pyrolyse inzetten op gescheiden en gedroogde dikke mest. Voor het bewerken van mest is dat een nieuwe techniek.
Pyrolyse betekent dat organisch materiaal bij ca 500°C bij zuurstofloze of-arme omstandigheden verhit wordt. Er treedt dus bewust onvolledige verbranding of alleen ontleding op. Daardoor wordt de organische stof slechts gedeeltelijk afgebroken. Er blijft een houtskoolachtige substantie over en de meer vluchtige bestanddelen komen ten dele vrij als gas of vloeistof.
Het is mij overigens een raadsel waarom dit product BIOchar genoemd wordt, terwijl gewone houtskool char heet. Die is net zo goed BIO.
Het proces is familie van vergassen, maar dat gebeurt bij veel hogere temperaturen.
Schema van houtskooloven
Bij andere vormen van biomassa bestaat de pyrolyse-techniek al eeuwen. Het oudste voorbeeld is de vervaardiging van houtskool. Op houtgas reden in de oorlog auto’s. Ook de vervaardiging van cokes en hoogovengas uit steenkool gaat met pyrolyse (bij hogere temperaturen).
Voor varkensmest echter (zoals in Bergeijk) is pyrolyse, voor zover ik weet, een nieuwe techniek. Ik ken geen inrichting in Nederland die mest pyrolyseert. BMC op industrieterrein Moerdijk verwerkt kippenmest, maar doet dat door zo volledig mogelijke verbranding (wat kan, omdat kippenmest veel droger is).
Het is een interessant idee om mest te pyrolyseren, maar het is terra incognita. Ik vraag me af of een dergelijk experiment op zijn plaats is bij een uit zijn krachten gegroeid loonwerkersbedrijf, dat al eerder problemen had met professionaliteit en vergunningen. Voor een dergelijk proces is men niet bekwaam alleen maar omdat men dat zelf zegt.
Bovendien zijn alle onvolledige verbrandingsprocessen per definitie riskant (bijv. roet in oude diesels of dioxines in afvalverbranders met een te laag afgestelde temperatuur). Bij pyrolyse is onvolledige verbranding en ontleding nu net het hoofddoel van de inrichting. Ik vind het een chemisch proces in een zwaardere milieucategorie.
Als dit al zou kunnen werken, hoort het in deskundige handen thuis op een daartoe geoutilleerd bedrijventerrein, en niet in een weiland onder gezag van de gemeente Bergeijk.
Een kleine pyrolyse-installatie
Het oppervlaktewater Nou net dit onderdeel zit goed in elkaar (althans op papier). Onderstaand schema komt uit de Watervergunning van het Waterschap. Het gaat om de kolom onder het hokje “water/permeaat 88000m3/y” op halve hoogte in de linker kolom.
Omgekeerde osmose is de laatste trap na gewone, steeds fijnere filtering. Kort door de bocht is het een soort zeef met gaatjes die de 0.1nm kunnen halen -de grootte van een natriumion. De techniek is dan ook voor het eerst ontwikkeld om zeewater te ontzouten en wordt daar tegenwoordig routinematig voor gebruikt. Watermolekulen kunnen net wel door de gaatjes en worden daar met brute kracht doorheen geperst. Alles wat virus is of bacterie of medicijnrest of hormoon kan niet door die gaatjes. Tenminste, zolang het filter en de pakkingen heel zijn.
In beginsel kan dit met alle soorten vuil water. Het Amerikaanse leger gebruikt de techniek voor zijn eenheden te velde.
Het Waterschap zegt dat het uitgeperste water schoner is dan de ontvangende Keunensloop zelf. Zelfs zo schoon, dat men het eerst een tijdje in een vijver laat staan om het weer wat natuurlijker te maken.
Houbraken noemt als doel van zijn inrichting de productie van schoon water en dat kan terecht zijn, als de installatie oordeelkundig gebruikt wordt.
Stroomschema uit de Watervergunning van Houbraken Bergeijk
Het mineralenconcentraat Een zeef echter vernietigt niet wat ermee gezeefd wordt. Wat niet door de omgekeerde osmosemembraan kan (dus bijna alles behalve water) blijft achter in het concentraat (hokje “concentraat 76000m3/y’). Dat wordt verder ingedampt en leidt uiteindelijk tot het hokje “nutrienten – 14400m3/y afvoer naar derden”. Daar zitten dus alle zware metalen in, virussen, bacterien, hormonen, medicijnresten, nitraat (dat ion is te groot voor de gaatjes). Er zit ook in wat er stroomopwaarts in het proces toegevoegd wordt, met name antischuimmiddelen (die bij mijn weten tamelijk onschuldig zijn) en uitvlokpolymeren die niet per definitie onschuldig zijn. Een veel gebruikte polymeer is polyacrylamide. Die stof is als polymeer onschuldig (er worden bijvoorbeeld contactlenzen van gemaakt en het wordt bij de rioolwaterzuivering om uitvlokking van slib te bevorderen). De monomeer monoacrylamide echter is behoorlijk toxisch (neurogif), maar die stof breekt in natuurlijke omstandigheden weer af. Hoe dat in concentraat uitpakt? Geen idee.
Vervolgens hoopt men al jaren vergeefs dat dit mineralenconcentraat ooit nog eens kan worden ingezet als kunstmestvervanger. Ik zie dat niet zomaar gebeuren en er is zoveel van deze dunne fractie, dat men totaal niet weet waar men er mee naar toe moet.
Vandaar het chronische en onoplosbare overschot aan nitraat in het Brabantse grond- en oppervlaktewater, en mede daarom de stijgende medicijn- en hormoonproblematiek.
De dunne fractie van de mest, al dan niet geconcentreerd, is de achilleshiel van de veeteelt in Brabant. Wie cynisch wil doen kan zeggen dat straks het goede deel van de mest geëxporteerd wordt, en het kwaaie deel in ons milieu komt.
Ik ben niet tegen het bewerken van mest, maar dan om andere doelen te bereiken dan het mestprobleem oplossen. Dat is niet op te lossen zonder minder dieren.
De Intentieverklaring Overheden, maatschappelijke organisaties en kennisinstituten hebben op 16 november 2016 een Intentieverklaring getekend over de verbetering van de waterkwaliteit. De Intentieverklaring is de eerste stap op weg naar een nieuw Bestuurs Akkoord Water. Men hoopt dat eind 2017, onder het nieuwe kabinet, te kunnen sluiten. Naast beschrijvingen van diverse deelproblemen bevat het ook een actietabel.
De Intentieverklaring is een lezenswaardig document dat ik iedereen met interesse in waterkwaliteitszaken ter lezing aanbeveel. Men kan het vinden op intentieverklaring-delta-aanpak-waterkwaliteit-en-zoetwater.pdf.
Onder de ondertekenaars o.a. de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg, uiteraard namens hun achterban.
De actietabel is opgebouwd rond veertien prioriteiten:
– Programma Delta-aanpak waterkwaliteit en zoetwaterbeheer. Dat gaat vooral over de bestuurlijke coördinatie
– Mest en nutriënten
– Gewasbeschermingsmiddelen
– Medicijnresten
– Grote wateren
– Bescherming bronnen voor drinkwater
– Kennisimpuls
– Stroomgebiedbeheerplannen (waaronder de Maas en de Schelde)
– Deltaprogramma’s zoetwater (waaronder dat van de Hoge Zandgronden Zuid en de Zuidwestelijke Delta en het Rivierengebied)
– Deltaprogramma Agrarisch Waterbeheer (een initiatief van de Land- en Tuinbouw Organisatie LTO)
– Microplastics
– Duurzame Financiering Waterbeheer
– Circulaire Economie
– Waterkwaliteit breed
Het is dus een heel breed document, te breed voor deze weblog. De prioriteiten zijn dat niet voor niets, maar ik pik er nu Gewasbeschermingsmiddelen en Medicijnresten uit, met bijbehorende passages uit de Kennisimpuls. En dat, waar zinvol, met een focus op Brabant.
“Mest en Nutriënten” komt elders in deze weblog al ruimschoots aan de orde, en ook het Deltaprogramma Hoge Zandgronden is al besproken (zie Klimaateffecten in Brabant – 1 Het Deltaplan hoge zandgronden ).
Het inlaatpunt aan de Afgedamde Maas
Gewasbeschermingsmiddelen Enige waarnemingen uit de praktijk: – in zeker de helft van de meetpunten in kleine oppervlaktewateren komen overschrijdingen voor, met name in glastuinbouwgebieden (zie het verhaal over het dimethoaat in de Afgedamde Maas, Drinkwaterinname uit Afgedamde Maas na bijna drie maand weer open )
– in 80% van de winningen van drinkwater uit oppervlaktewater worden de normen voor een of meer gewasbeschermingsmiddelen overschreden
– bij ca 50 drinkwaterwinningen uit grondwater (dat is ongeveer een kwart van alle) bestaat een probleem of een dreigend probleem)
De prioriteit Gewasbeschermingsmiddelen telt 20 actiepunten, waaronder nadenken en onderzoek (o.a. het up to date houden van de Bestrijdingsmiddelenatlas).
Daarnaast veel actiepunten richting de landbouw, zowel educatieve als stimulerende als controlerende. Het Brabantse programma “Schoon Water” wordt als voorbeeld genoemd (wat terecht is).
Glyfosaat (Roundup) speelt in dit verhaal een zeer bescheiden rol (alleen vegetatiebeheer door Rijkswaterstaat op strekdammen).
Medicijnresten Naar schatting wordt in Nederland per jaar minstens 140 ton geneesmiddelresten via de rioolwaterzuivering op het oppervlaktewater geloosd. Dit zijn biologisch actieve stoffen. In Nederland wordt de veilige concentratie in oppervlaktewater voor een aantal geneesmiddelen overschreden. Naar verwachting groeit het probleem van medicijnresten in water in de toekomst door vergrijzing en klimaatverandering (er zit zomers minder water in de Maas). De bronaanpak blijft belangrijk in de aanpak van medicijnresten uit water, maar ook zuivering zal een onderdeel van de aanpak zijn .
Deze prioriteit telt 18 actiepunten, waaronder weer nadenken en onderzoek (oa beter afbreekbare geneesmiddelen, meer en openbaar gedeelde kennis over de effecten in water, ook van de nog slecht onderzochte diergeneesmiddelen).
Daarnaast bronmaatregelen in verpleeg- en ziekenhuizen als plaszakjes, medicijninzameling of minder milieubelastende medicijnen voorschrijven (ibuprofen is beter afbreekbaar dan diclofenac, dat in 2008 99,9% van alle gieren in India uitgeroeid heeft, met onvoorziene ecologische gevolgen).
Tenslotte wordt gestudeerd op methoden om medicijnresten in Riool Water Zuiverings Installaties (RWZI’s) uit rioolwater te halen.
RWZI De Groote Luchte Vlaardingen
Bubbelen met ozon Een van die methodes wordt uitgeprobeerd in een pilot bij RWZI De Groote Lucht bij Vlaardingen van het Hoogheemraadschap Delfland, genaamd de Zoetwaterfabriek. De Zoetwaterfabriek is een innovatie waarin Delfland een nieuwe manier van afvalwater zuiveren test. Zo wordt onderzocht hoe medicijnresten, bestrijdingsmiddelen, hormoonverstorende stoffen en andere verontreinigingen effectief uit afvalwater kunnen worden gehaald. Dat probeert men in eerste instantie te doen met een combinatie van ozonisatie en een zandfilter (ozonisatie is dat er ozon doorheen bubbelt, een techniek die ook in zwembaden gebruikt kan worden ter vervanging van chloor. Het is alleen wat duurder.). Ozon kan geneesmiddelen, bestrijdingsmiddelen en micro-organismen kapot oxideren.
Om de potentie van de combinatie ozon-zandfiltratie te testen zal een demonstratie installatie gerealiseerd worden op AWZI De Groote Lucht. Hierin zal gedurende ca. 2 jaar onderzoek gedaan worden.
Een goede beschrijving van het proces is te vinden op http://www.stowa.nl/projecten/Waterfabriek_de_Groote_Lucht (de STOWA is het wetenschappelijk bureau van de waterleidingbedrijven).
Het verband met het Deltaplan Hoge Zandgronden Het Hoogheemraadschap Delfland heeft in de winter teveel water en in de zomer te weinig water (dat moet dan worden ingelaten uit het Brielse meer).
In feite is het in Brabant, ondanks de grote verschillen in bodemopbouw, niet anders. Het Programma Hoge zandgronden gaat in essentie dan ook over “peek shaving” en anti-verspilling van zoetwatervoorraden: overschotten ’s winters ergens opslaan ten behoeve van droge zomers.
In zo’n context kan grondig gezuiverd rioolwater een belangrijk verschil maken, als men bijvoorbeeld weet dat bij een typische zomerafvoer van de Maas de bijdrage van RWZI effluent aan de afvoer
bij Luik reeds 13% in een normaal jaar is, en tot 32% in een zeer droog jaar. De vervuilende concentraties stijgen navenant. In bepaalde klimaatscenario’s komt de Maas ‘s zomers nog lager te staan dan nu.
Nu laten de Waterschappen in een droge zomer Maaswater binnen. Als ze dan extreem gezuiverd rioolwater binnen kunnen laten, kan dat een grote vooruitgang zijn.
Misschien een idee om ook in de Brabantse omstandigheden een ozon-pilot te doen?
Indertijd is tijdens de Ruwenbergconferentie afgesproken, dat de landbouw streeft naar het sluiten van de kringlopen op schaal van Noord-
West Europa. Dat is als officieel beleid overgenomen in de provinciale politiek, zonder dat het eigenlijk duidelijk was wat dat betekende en welke aannames en gevolgen erbij hoorden.
Aan een van de parallel-sporen van de mestdialoog zijn hieraan drie zittingen gewijd. Daarbij aanwezig ZLTO-bestuurders (Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie), mensen uit de BMF-kring waaronder ik (Brabantse Milieu Federatie), en mensen van Wageningen University Research (WUR). Dit onder leiding van een onafhankelijke voorzitter.
Een eerder artikel over dit onderwerp is te vinden op Landbouwkringlopen sluiten op schaal van NW Europa
Het was de bedoeling om in zakelijke termen het probleem helder te
krijgen. Het is teveel gevraagd dat alle aanwezigen daaraan vervolgens dezelfde handelwijze hechten.
Het zakelijke deel liep goed. De zittingen verliepen in een goede sfeer en hebben geleid tot een gemeenschappelijk overeengekomen eindtekst, die hieronder staat en uitgesproken zal worden richting provincie.
Een in beleidsstukken veel genoemde oplossingsrichting is het sluiten van kringlopen in ieder geval op de schaal van Noordwest Europa. Provincie Brabant, ZLTO en BMF hebben samen met Wageningen Universiteit & Research een modelmatige verkenning uitgevoerd. Centrale vraag daarbij was welke effecten optreden wanneer zowel veevoer(grondstoffen) als dierlijke producten Noordwest Europa (Benelux, Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk) niet meer ingevoerd en uitgevoerd worden.
Uit de verkenning komt naar voren dat binnen dit gebied bij gesloten kringloop kan worden voorzien in de behoefte aan dierlijk eiwit. Er gaan dan wel veranderingen optreden in de economie van de landbouw en dus de veehouderij, maar de invloed op de concentratie van veehouderij, dierenaantallen en mestproductie in de provincie Noord-Brabant is beperkt. Er verandert op deze vlakken dus niet veel.
In de discussie kwam naar voren dat het sluiten van de kringloop op de schaal van NW-Europa niet voldoende is om de problematiek integraal op te kunnen lossen. Aanvullende en/of andere maatregelen zijn daarvoor noodzakelijk.
Het was nuttig om, los van verschillende belangen, op deze manier met de verschillende partijen bovenstaande – gedeelde – consequenties van deze beleidsoptie door te nemen.
Het model gaat uit van de aanname dat het gehele mestoverschot binnen NW-Europa wordt afgezet. In de discussie kwam naar voren dat het nog de vraag is of dit technisch, logistiek en qua rendement te realiseren is. Bij stikstof manifesteert dit vraagstuk zich het grootst.
——————-
Nog wat persoonlijk commentaar mijnerzijds er op:
De uitkomst is nadrukkelijk niet meer dan een verkenning. Het is onredelijk er een grote precisie van te verwachten. Het schort aan gegevens en het is een heel dynamisch systeem met allerlei terugkoppelingen.
Eigenlijk is het vooral een denkoefening.
De beperkte effecten, waarvan sprake is, betreffen dalingen
De uitspraak is gebaseerd op de aanname dat het systeem optimaal reageert om het wegvallende eiwit (met name uit soja) te vervangen door andere eiwitbronnen (bijvoorbeeld meer akkerbouw en betere recycling, bijv. in de vorm van diermeel van varkens en kippen).
Nitraatkaart Frankrijk
De laatste zin in de officiele tekst slaat erop dat er op dit moment geen uitzicht is op een oplossing voor het nitraatoverschot in grondwater. Dat heeft twee hoofdredenen:
nitraat zit momenteel in lage concentraties en de verkeerde samenstelling opgelost in heel veel water, en het transport daarvan kost kapitalen.
Heel veel potentiele exportlanden zitten zelf al vol of een heel eind vol met nitraat. Hierboven Frankrijk, maar zo’n kaartje bestaat er ook voor Duitsland.
In de “Brede screening bestrijdingsmiddelen en nieuwe stoffen Maasstroomgebied 2011-1012” en in de bijbehorende bronnenanalyse is al eerder zorg uitgesproken over allerlei nieuwe stoffen in grond- en oppervlaktewater. De vracht aan bestrijdingsmiddelen daalt, maar die aan medicijnen, contrastmiddelen, weekmakers, vlamvertragers stijgt. De links naar de publicaties, waar dat in staat, zijn op deze site te vinden op www.bjmgerard.nl/?p=1608 .
Voorpagina Brede Screening Maasstroomgebied
Een herbicide als Roundup claimt een hoop energie van de milieubeweging en dat is in Brabant ten onrechte. Daar staat tegenover dat veel relevantere ontwikkelingen te weinig aandacht krijgen.
Recentelijk zijn er twee studies verschenen naar medicijnresten in het oppervlaktewater, een deelgebied van deze grotere groep nieuwe stoffen. De ene is van het RIVM, de andere van in Science Advances van de AAAS.
Omdat vanwege het klimaat de waterafvoer van de Maas vaker langdurig laag zal zijn, en omdat de bevolking vergrijst, zullen de concentraties in de Maas toenemen.
De mensheid gebruikt in Nederland ca 3500 ton geneesmiddelen per jaar, verdeeld over ruim 2000 aktieve stoffen. Een deel daarvan komt, al dan niet chemisch veranderd, in het riool. Het scheidingsrendement van rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI) voor dit soort stoffen is beperkt en varieert sterk. Uiteindelijk komt, volgens het RIVM, jaarlijks minstens ongeveer 140 ton werkzame stof in de riolering. Dat is een voorzichtige schatting.
De Nederlandse veeteelt gebruikt ca 200 ton geneesmiddelen per jaar, grotendeels antibiotica. Die komen na uitscheiding via uiteenlopende routes ook in het grond- of oppervlaktewater. Het RIVM neemt deze post niet mee in het rapport.
(Ter vergelijking: de emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlaktewater is ongeveer 17 ton/jaar en van overige industriele chemicalien ongeveer 1600 ton/jaar.)
In het oppervlaktewater zit (wijd verbreid) rond de 1µgr/liter, met uitschieters naar 10 µgr/liter.
In het grondwater zitten de concentraties in de range van 0,01 – 0,1 µgr/liter.
Drinkwaterbedrijven krijgen de medicijnen niet volledig weggezuiverd, maar dringen ze meestal terug tot onder de 0,05 µgr/liter . In die concentraties zijn ze voor de mens niet gevaarlijk. Een mens kan niet zoveel water drinken dat het zoden aan de dijk zet.
De vlokreeft Gammarus
In het waterecosysteem echter zijn de concentraties 20 tot 200 maal zo groot als in het drinkwater. Voor het waterecosysteem gelden ook maxima. De vlokreeft Gammarus bijvoorbeeld heeft last van antidepressiva.
Van de ruim 2000 actieve stoffen wordt slechts een klein deel gemonitord, en van dat kleine aantal leiden er vijf tot een normoverschrijding.
Carbamazepine is een anti-epilepticum en de andere vier zijn antibiotica.
Ecologische risicocoefficienten van geneesmiddelen in het oppervlaktewater (>1 is overschrijding)
Tot nu toe zijn de verschillende wetten rond geneesmiddelen slecht op elkaar afgestemd.
Het RIVM noemt het woord “mengseltoxiciteit”. Een combinatie van stoffen kan anders werken dan verwacht.
Science Advances (AAAS) over pharmaceutical pollutant mixtures Een publicatie in Science Advances (07 sept 2016) gaat verder waar de RIVM-brochure stopt. Zie http://advances.sciencemag.org/content/2/9/e1601272.full voor de volledige tekst van het artikel. Het is mooi, Spaans onderzoek dat gebruik maakt van pas ontwikkelde techniek.
Cyanobacterie Anabaena spiroides
De gedachte is: neem 16 verschillende actieve stoffen, neem per stof drie relevante concentraties, belicht die met twee lichtsterktes en kijk hoe een proeforganisme daarop reageert. Dat proeforganisme is een cyanobacterie (in de volksmond ten onrechte een blauwalg geheten), die genetisch gemodificeerd is dat hij licht geeft als een vuurvliegje. Hoe meer licht, hoe meer senang het wezentje zich voelt (tot een maximum, senanger dan senang kan niet).
De lichtsterkte wordt eerst geregistreerd per afzonderlijke stof. Dat geeft een dosis-effectrelatie (eigenlijk alleen voor de drie belangrijkste stoffen). Dat ziet er ongeveer zo uit:
Dosis-effectrelatie voor drie stoffen
C10 is het antibioticum erythromycine. Als je daarvan veel in zijn kweekbakje stopt, vindt de cyanobacterie dat niet leuk.
Op deze manier is een controlegroep gemaakt.
Vervolgens maakten de onderzoekers mengsels. Met de genoemde uitgangspunten kun je heel veel mengsels maken, maar ze beperkten zich tot 180 chemische mengsels, die alle met twee lichtsterktes belicht werden. Dit schema:
Dit zou een hels pokkewerk zijn dat normaliter jaren geduurd zou hebben, maar tegenwoordig kan dat geautomatiseerd. Je hebt platen met kleine putjes erin (bijv. 192), en een robot doet daarop de verschillende bewerkingen.
QHTS-platen (zo heet de techniek officieel)
Tot nu toe wordt het effect van een medicijnmengsel bij de zeer lage concentraties, die in het oppervlaktewater voorkomen, geschat door alles op te tellen en dan evenredig af te delen vanaf hoge doses, waar de effecten min of meer bekend zijn. Het geheel is dan gelijk aan de som der delen.
Het vermoeden bestaat al langer dat het zo niet werkt. In het Spaanse onderzoek wordt bewust de grijze zone van de zeer lage concentraties opgezocht, waar de evenredige afdeling twijfelachtig is, en wordt bewust geprobeerd interacties te laten plaatsvinden waardoor het geheel niet gelijk is aan de som der delen. Het uiteindelijke meetresultaat is dit:
Elk verticaal streepje is een van de 180 mengsels. De lengte van het streepje geeft de 95% betrouwbaarheidsgrens aan (waarvoor dus heel veel metingen gedaan moeten zijn!). De rode balk is de controlegroep, die op 1,0 gezet is (dan zou het geheel gelijk zijn aan de som der delen).
Bijna altijd wijkt het geheel af van de som der delen, en bij 67 van de 180 gebeurt dat statistisch significant (het verticale streepje schiet dan niet over de 1,0 heen).
Bij enkele mengsels doet de bacterie het een beetje beter, maar bij het overgrote deel doet de bacterie het in het mengsel slechter als wanneer de componenten ieder voor zich gewerkt zouden hebben. Anders gezegd, de gangbare methode onderschat de effecten van mengsels op de microbiologie van het oppervlaktewater (althans, op deze cyanobacterie).
De onderzoekers hebben nog geprobeerd wat er gebeurde als je mengsel 16 (waar de bacterie zich het rottigst bij voelt) in enkele varianten losliet op vrij in de natuur voorkomende micro-organismen (uit de naburige, onvervuilde LLemenárivier bij Girona. Dat leidde inderdaad tot meetbare stresseffecten van die natuurlijke bacterien. Het laboratoriumresultaat lijkt dus (op zijn minst enige) relevantie te hebben voor het echte leven.
De vier, voor de bacterie, hinderlijkste componenten bleken in deze proef het anti-epilepsiemiddel carbamazepine, de diuretica furosemide en hydrochlorothiazide, en het antibioticum erythromycine.
Monsters nemen uit de Llemenárivier en analyseren op stressfactoren
De kwaliteit van het oppervlaktewater wordt door meer bepaald dan door alleen bestrijdingsmiddelen.
Voorgeschiedenis en het proces
De provincie Noord-Brabant wil mineralenkringlopen sluiten binnen Noordwest-Europa en voorkomen dat de gassen ammoniak, methaan en lachgas worden uitgestoten. Dat is een onderdeel van het nieuwe mestbeleid, dat in die vorm terug gaat tot op de roemruchte Ruwenbergconferentie in februari 2013.
Om de mestketen op de schop te nemen loopt nu een ‘mest-dialoog’. Aan een rits tafels (slagveldjes, zo men wil) wordt al maanden gediscussieerd en touwgetrokken over diverse aspecten van dat nieuwe beleid.
Aan een van die tafels moet nader bepaald worden wat men eigenlijk bedoeld heeft met “kringlopen sluiten” en “Noordwest-Europa”, en wat de mogelijke gevolgen daarvan zouden zijn. Daartoe zaten op donderdag 15 september, in het kantoor van de ZLTO in Den Bosch, bij elkaar (onder onafhankelijke leiding) de BMF, de ZLTO en Wageningen University Research (WUR). Ik zat erbij voor de BMF.
Dit was niet het eerste gesprek en zal ook niet het laatste zijn. Het proces is nog niet af. Ik zal dan ook nu beperken tot zaken die niet gevoelig liggen en/of mij beperken tot hoe ik er zelf in sta.
Wat is “Noordwest-Europa” en waarom? Dat vroeg WUR zich ook af. De EU als geheel was veel makkelijker, daar konden ze zo de gegevens over oplepelen. Hierom dus:
Fosfaatbalans in Europa
De idee is dat het doelgebied voor de mest en het herkomstgebied van het veevoer hetzelfde zijn. Er zit een economische grens op hoever je met fosfaat kunt rijden. Je kunt Italie wel meetellen, maar het transport is in praktijk onbetaalbaar duur.
Dus Noordwest-Europa = Nederland, Belgie, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittanie.
Overigens heeft WUR in dit verband veel interessant materiaal, ook al is dat voor de EU als geheel, waaronder:
Zelfvoorzieningsgraad EU
Voor veevoer (dus de importkant) is ‘schroot van oliezaden’ van belang, waaronder soja. Soja is een (mede)determinant van het aantal dieren.
Wat is een kringloop en hoe sluit je die? Interessant onderwerp. Ik heb een stukje huisvlijt gemaakt:
De CNP-kringloop
Met een beetje fantasie en veel vereenvoudiging lees je dit als een systeem dat in eerste instantie de zes landen weergeeft. Het enige, dat dan van buiten het systeem komt, is de soja-pijl (lees ook tapioca etc) tbv het vee, en de voedselimport tbv de mens..
De actie “Allemaal Lokaal” van mijn club Milieudefensie richt zich tegen soja-importen. MilDef argumenteert dit vooral met de wantoestanden in het land van herkomst (de gewone man in Argentinie heeft minder baat en meer schade bij het systeem dan soms gedacht), dus met de linker-
kant van de vee-pijl. Ik argumenteer het met de rechterkant van diezelfde vee-pijl, omdat soja een belangrijk middel is om veel te veel dieren in Brabant op de been te houden. Vanuit beide gezichtspunten is de X op zijn plaats.
WUR gebruikt een ander plaatje van de kringloop:
WUR Kringlooptoets
Het merkwaardige is dat WUR de fotosynthese niet opvoert. Die moet je er bij de post “Gewassen” bij denken. Uiteraard weet WUR dat ook wel. Waarschijnlijk heeft WUR dat zo vanzelfsprekend gevonden, dat het niet genoemd hoefde te worden.
Maar het resultaat is dat een jaarlijkse input van inheemse koolstof ontbreekt. Zoals het er letterlijk staat, komt alle koolstof van buiten of van vroeger.
Waarschijnlijk heeft WUR toegewerkt naar de provinciale vraag “het sluiten van mineralenkringlopen” (=stikstof, fosfor, kalium en nog wat grut), en zich van de koolstofkant afgemaakt met de verzamelnaam “organisch materiaal”.
Er zijn echter goede redenen om de koolstofkringloop niet weg te frommelen. Het maakt uit voor het organisch stofgehalte van de bodem, het maakt misschien uit voor de export van melk, eieren, vlees etc naar buiten het systeem (waarom zou je daar a priori tegen zijn?).
En tenslotte, naast de voedselkringloop staat het (niet getekende) ener-
gieschema van de provincie Brabant, waarin veruit het grootste aandeel uit biomassa bestaat.
Prognose samenstelling energiepakket uit het Brabantse Energie Akkoord
Ik vind een grondig onderzochte koolstofbalans van Brabant onmisbaar voor de toekomst.
Misschien inderdaad beter niet in dit proces, want WUR gaat nu een very quick scan opstellen waarin alle discussiebijdragen meegenomen worden. Binnenkort wordt verder gepraat. Je krijgt een koolstofbalans niet afgeraffeld, want dat zou wel eens akelig complex kunnen zijn. Eerder een uitdaging voor een aparte studie.
Nitraat en fosfaat Het WUR-plaatje is vooral adequaat voor fosfaat. Dat is een waardevolle, tot zekere afstand economisch transporteerbare en op termijn schaarse grondstof. Fosfaatverliezen zijn onbedoeld en ongewenst.
Zie Afzetkansen voor bewerkte mest? en Wat de provincie wel en niet kan bij landbouwvervuiling
Voor nitraat ligt dat heel anders. Dat is niet schaars, hoewel de productie veel energie vraagt, en in praktijk slechts zeer beperkt economisch transporteerbaar. Een academisch model dat er vanuit gaat dat nitraatverliezen geminimaliseerd worden, is wereldvreemd. Gezien de permanent veel te hoge concentraties worden die verliezen eerder gemaximaliseerd dan geminimaliseerd.
Ik hoop dat WUR hier niet teveel van sociaal gewenste aannames uitgaat.
Met dit lichtelijk provocerende plaatje opent de Scientific American van juli 2016 een artikel, getiteld The Saltwater Solution. Het gaat over rijst die door genetische modificatie geschikt gemaakt wordt voor landbouwgronden die te ver verzilt zijn voor verder agrarisch gebruik.
Dat probleem is heel oud. Het bestond al in het oude Sumerie.
Het probleem is ook heel groot. Volgens de FAO (ziewww.fao.org/soils-portal/soil-management/management-of-some-problem-soils/salt-affected-soils/more-information-on-salt-affected-soils/en/ ) gaat het om honderden miljoen hectare (cijfers over 1970-1980) , waarvan 45 miljoen in geïrrigeerde gebieden – eenvijfde deel van alle geirrigeerde landbouwgrond. Daar komt grofweg een miljoen hectare per jaar bij.
Het probleem kan met een mix aan maatregelen worden aangepakt. Het voert te ver om daar op in te gaan en bovendien is het mijn expertise niet.
Verzilte grond in Iran
In de FAO-verhalen is de ontwikkeling van zoutresistente gewassen een van de middelen om met verzilte landbouwgrond om te gaan. Het SciAm-artikel beschrijft pogingen om rijst zouttoleranter te maken door er een transporteiwit uit halofyten in te bouwen (halofyten als mangroves of quinoa kunnen tegen relatief hoge zoutconcentraties in het omringende water). Dat eiwit verplaatst natrium- en chloorionen (die samen keukenzout vormen) naar aparte geïsoleerde blaasjes in of op de plant.. Daardoor houdt deze zijn binnenmilieu constant als die plant op bijvoorbeeld verdund zeewater groeit.
In elk geval zo goed dat de rijst normaal smaakt.
Drie manieren waarop een plant met zout om kan gaan (SciAm juli 2016)
Vooralsnog groeit deze rijst alleen nog in de kas. Er moet meer gebeuren om een plant aan het volle leven te wennen als alleen maar één transporteiwit vervangen. Daar wordt aan gewerkt.
Ik hoop dat de overgang van de kas naar de volle grond niet de bij velen levende instinctieve afkeer oproept tegen genetisch gemodificeerde gewassen, maar dat men zich rationeel opstelt tegenover een ontwikkeling, die helpt om in grote delen van de wereld mensen van een basis-
voedsel te voorzien.
Jumbo is in juli 2016 met Greenpeace, en Albert Heijn met Natuur&Milieu, overeengekomen dat Nederlandse levensmiddelen in hun winkel vanaf 2019 aan de Milieukeur moeten gaan voldoen. Concreet betekent dat, dat beide detailhandelketens dan 28 bestrijdingsmiddelen niet meer binnen willen hebben (hierna meer). Jumbo gaat twee tot drie keer zoveel biologische producten verkopen en belooft de boeren eerlijk te gaan betalen. Albert Heijn gaat zijn producten dichter bij huis zoeken om op transportkosten te besparen. Beide ketens beloven lange termijn-inkoopcontracten.
En toch schuren er een paar dingen Het akkoord is een belangrijke stap vooruit, maar toch schuren er dingen.
Nog in september 2012 kwam AH met de mededeling dat alle toeleveranciers 2% goedkoper moesten worden. Dat werd later weer wat soepeler uitgelegd, maar ondertussen! (zie Trouw-artikel/2012/09/15/Albert-Heijn-komt-terug-van-eenzijdige-korting-leveranciers.dhtml ). De boeren zijn, hoewel belanghebbend, niet bij de recente milieuovereenkomst betrokken geweest, maar krijgen wel met hogere productiekosten te maken. Een eerlijke prijs betekent dus een hogere prijs en de contracten moeten niet alleen lange termijn zijn, maar ook goed.
Het schuurt, wat mij betreft, ook bij Greenpeace. Greenpeace schmiert mij teveel met emoties en daarbij gaat campagneleider Herman van Bekkem misleiding niet uit de weg. Zoals toen een actie tegen glyfosaat (Roundup) in de tuincentra opgezet moest worden met lieve bijtjes op de achtergrond, terwijl die niets met Roundup te maken hebben want dat werkt alleen tegen planten. Ik heb er een boze mail over gestuurd, maar uiteraard niets teruggehoord. Greenpeace is een Stichting waarvan je donateur kunt worden (wat ik overigens nog steeds ben), maar is geen vereniging. Mijn organisatie Milieudefensie is dat wel. Daar kan ik tenminste invloed op uitoefenen.
En: Greenpeace maakt voor de milieuactie gebruik van door anderen geleverd voorwerk, zonder die te noemen. Nu lijkt het in de juichende berichten net of de eenzame held alles alleen gedaan heeft, terwijl de lijst van 28 bestrijdingsmiddelen toch echt tot stand gebracht is door toedoen van Natuur&Milieu.
De 28 chemicalien Natuur&Milieu heeft aan CLM Onderzoek en Advies (Centrum voor Landbouw en Milieu) gevraagd om de 238 bestrijdingsmiddelen, die in Nederland toegestaan zijn, op volgorde van gevaar te zetten en in een stoplichtsysteem onder te brengen. 89 zijn er ‘rood’ en 41 ‘oranje’. 108 zijn er ‘groen’ (laag of beperkt risico). De inschattingen kunnen overigens met de jaren omhoog of omlaag bijgesteld worden. De lijst moet regelmatig geupdated worden. Hij is hier te vinden: CLM-rapport-Risicolijst-bestrijdingsmiddelen-feb2016
CLM is een hele rits bestaande lijsten langsgelopen en heeft daaruit per saldo één lijst gedestilleerd. Voor zo ver mijn kennis reikt, heeft CLM dat navolgbaar en zorgvuldig gedaan. Uiteindelijk onderscheid CLM vijf gevaarcategorieën: humaan (voor de mens), voor het waterleven, voor het drinkwater, voor het bodemleven en voor nuttige organismen. De uiteindelijke lijst is in volgorde van aflopend gevaar. Een tabel van 238 regels is teveel voor deze rubriek. Ik druk het rode deel af.
———————————— eerste 28 geselecteerd ——————— De keuze is nu eenvoudig en rationeel: de eerste 28 stoffen hebben twee of meer rode hokjes en dat is nu de selectie voor de Milieukeur.
Glyfosaat in Brabant Ik heb in deze kolommen al vaker gezegd: glyfosaat (Roundup) is vergiftig, maar niet de baarlijke oppersatan die velen er in zien. Glyfosaat staat op een met veel stoffen gedeelde laatste plaats. De opwinding rond glyfosaat is een soort ritueel geworden dat met religieuze ijver uitgevoerd wordt, maar zakelijk gezien was het milieu in Brabant er meer bij gebaat als milieumensen zich een ander doelwit uitzochten. De de hormoonontregelende insecticide dimethoaat, die in de Afgedamde Maas gelopen was (zie Drinkwaterinname uit Afgedamde Maas na bijna drie maand weer open) en waar niemand uit de milieubeweging op gereageerd heeft, staat op een gedeelde 6de plaats. Die mag dus straks bij Albert Heijn niet meer naar binnen.
Ten overvloede: deze lijst is landsbreed samengesteld en het kan dus zeer wel zo zijn, dat bepaalde stoffen in Brabant meer of minder voorkomen dan elders. Voor glyfosaat is dat zo. Zie bijgevoegde kaart uit de Atlas Bestrijdingsmiddelen. Daarin wordt geen glyfosaatvondst in Brabant gemeld. Kijk je daarentegen naar de functioneel vergelijkbare stof bentazon, die wat gevaarlijker is dan glyfosaat, dan vindt men dat wel in Brabant.
Mijns inziens is glyfosaat hooguit een klein probleem in Brabant. Ik heb dit op andere manieren op deze site al eerder onderbouwd. Zie Glyfosaat heeft nadelen, maar de campagne ertegen ook . Nu gaat het mij er niet om vóór glyfosaat te pleiten, want het is en blijft een vergif. Ik pleit ervoor dat Brabantse milieumensen en politici rationeel en op basis van kennis van zaken hun doelen kiezen.
Wat te doen? Een paar doelen en middelen liggen voor de hand, die echter soms landelijk overleg vereisen: – andere supermarktketens zover krijgen – de bloembollenteelt en de bodemontsmetters – vervangers promoten – het project Schoon Water steunen – blok 29 t/m 34 aan de orde stellen – ijveren voor een jaarlijkse updating van de lijst – overleggen met Brabant Water
Het komt mij voor dat milieumensen en andere geïnteresseerden er goed aan zouden doen hun strategie te baseren op een systematisch doorploegen van de Milieumeetlat.
Update: Een tijd na dit artikel is de situatie rond dit initiatief veranderd (afgezwakt). Ik heb daarover een nieuw artikel geschreven op www.bjmgerard.nl/?p=12045 .