Handtekeningen ophalen voor Allemaal Lokaal op Mundial Tilburg

Op het Mundial 2015
Op het Mundial 2015, met groen T-shirt

Ik heb vandaag handtekeningen opgehaald op het Mundial Tilburg voor de actie Allemaal Lokaal van Milieudefensie.
De gedachte is dat we in Brabant een waanzinnige hoeveelheid dieren hebben, dat die een waanzinnige hoeveelheid soja vreten (en navenant schijten), dat ze voor die soja in Brazilie en Argentinië grote stukken tropisch regenwoud kappen of savanne omploegen met allerlei sociaal en milieuleed, en dat het veel logischer zou zijn om de landbouwkringlopen te sluiten op het niveau van (een deel van) Europa. Zie ook flyer Eindhoven allemaal lokaal  of https://milieudefensie.nl/veevoer/lancering-campagnesite-allemaal-lokaal .

De actie liep zeer goed. Bijna iedereen tekende en dat leverde mij 88 handtekeningen op in 3 uur, en enkele malen meer voor de hele ploeg. Het was wel hard werken en veel lullen.

De actie loopt nog wel even. Wie wil kan op de site tekenen.

De Ierse hongersnood, aardappelen, phytophthora en DURPH

Willemieke en ik hebben veel door Ierland gefietst en dan zijn de vele monumenten over de hongersnood en de emigratie niet te missen. Het Heritage Centre in Cobh (de haven van Cork) is een goed museum.

De hardvochtige koloniale verhoudingen in Ierland hadden de bevolking van het grootste deel van hun grond beroofd. De beste grond werd gebruikt om werd gebruikt voor waardevolle producten als vee en graan. Daarmee betaalde de Ierse boer zijn pacht en het enige wat er voor hemzelf overschoot was een klein veldje met aardappelen. Daarvan waren er dus heel veel in Ierland. “365 dagen per jaar hebben we de
aardappel
” aldus een zeewierverzamelaar op het strand van Goirtín tegen een mevrouw die het evangelie wilde preken “Die schurk van een Raleigh die hem hierheen gebracht heeft sprak een vloek uit over de land-
arbeider die zijn hart gebroken heeft. Omdat de landeigenaar ziet dat wij er daardoor goed van kunnen leven en er hard van kunnen werken, bespaart hij op ons loon en daarna veracht hij ons omdat we achterlijk en in lompen gekleed zijn
.” Deze analyse is geheel correct. De boeren waren gereduceerd tot machines die op aardappels liepen en alle andere producten gingen naar Engeland. Het citaat komt uit het boek “Connemara, luisterend naar de wind” van Connemara-chroniqueur Tim Robinson.

De aardappelziekte
De aardappelziekte

De Phytophthora infestans
En toen kwam in 1845 de Phytophthora infestans, de aardappelschimmel. Die kwam in heel Europa, maar in Ierland trof hij zijn paradijs: vochtig en mild klimaat en heel veel aardappels bij elkaar. In een paar weken tijd was de halve oogst verrot. De stank van de rottende knollen was boven de grond te ruiken, aldus weer Robinson. In 1846 en 1849 vrat de schimmel de hele oogst op, in 1850 een groot deel en in 1847 was de droogte de schuldige.

De gevolgen waren catastrofaal. De Ieren stierven massaal, direct aan de honger of anders aan de cholera en de typhus in de nasleep van de honger. Een miljoen mensen gingen dood, een miljoen mensen emigreerden in een paar jaar tijd op de coffin ships (waar ook nog eens 10 a 20% onderweg stierf), en nog eens vele anderen emigreerden in de erop volgende jaren.
In 1840 telde Ierland 8,0 miljoen inwoners. Rond 1900 waren er dat 3,5 miljoen.
coffin boat+MooreResistente aardappels
Wie zegt dat de Ierse hongersnood twee oorzaken heeft, heeft gelijk. De diepere oorzaak waren de Engelse koloniale verhoudingen, de directe oorzaak was de schimmel.
Maar die directe oorzaak bestaat nog steeds.

Volgens het CBS namen in 2008 aardappels in Nederland 39% van alle gewasbeschermings-middelen voor hun rekening (zie http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=82886NED&D1=a&D2=0&D3=0-1,4,9-11,14-16,19-20,24,31-34,36-37,39,42,44,48,50-51,53-54,56-57,60,68-69&D4=2-5&VW=T ). Nog steeds zijn boeren op hun qui vive en bij het verkeerde weer staan ze op scherp om te spuiten (jaarlijks 1400 ton in Nederland alleen tegen deze schimmel).

Aardappels spuiten. 80% van de fungiciden in Nederland gaat op aan de Phytophthora
80% van de fungiciden in Nederland gaat op aan de Phytophthora

Wie aardappels wil kweken en geen gif wil spuiten, heeft een probleem. De enige manier om dat te doen is door resistente aardappelrassen te gebruiken, waarbij een belangrijk probleem is dat de Phytophthora de rotgewoonte heeft om snel door enkelvoudige resistenties heen te breken. Het is een geduchte tegenstander: de schimmel heeft 550 ziekteverwekkende genen en kan die op verschillende momenten in verschillende combinatie inzetten (zie http://www.kennislink.nl/publicaties/operatie-aardappel-overrompeld ).

Er zijn twee mogelijke posities.

De biologische landbouw zoekt variëteiten die zonder (voor hen) onaanvaardbare technieken tegen de schimmel kunnen en toch fatsoenlijk smaken en opbrengen. Dat is een probleem, zegt ook het Louis Bolk centrum (zie http://www.louisbolk.org/downloads/1312.pdf ). De keuze is zeer beperkt. Ook bij een andere recente praktijkproef vond men slechts vier varieteiten die tegen de schimmel konden, waarna dan nog de ‘gewone’ eisen komen (zie http://www.pieperpad.nl/nieuws/vier-biologische-aardappelrassen-phytophthora-resistent ). Minder dan 1% van het aardappelareaal in Nederland is biologisch.

De andere positie is het probleem via genetische modificatie (GM) aanpakken. Voor mij is GM een neutraal woord, een soort polymeerchemie.
Ik ken de verhalen over Monsanto en Roundup en die kan ik volgen, maar ze overtuigen me niet altijd.. Veel horrorverhalen in deze sector blijken bij een nadere analyse niet zozeer over GM zelf te gaan, maar eerder over de giftigheid van RoundUp of over de bedrijfspolitiek van Monsanto.
Iemand die op een verantwoorde manier GM-technieken toepast tegen een van de belangrijkste plantenziektes aller tijden heeft mijn zegen.

Dat onderzoek wordt op meer plaatsen gedaan. Hier http://www.boerenbusiness.nl/aardappelmarkt/artikel/item/10844553/Britse-aardappel-volledig-phytophthora-resistent heeft een Engelse professor een enkelvoudige resistentie ingebouwd, die uit Peruaanse wilde aardappelen afkomstig is.

Het Wageningse DuRPh – project gaat een stap verder. Zie http://www.wageningenur.nl/nl/Expertises-Dienstverlening/Onderzoeksinstituten/plant-research-international/DuRPh.htm .
Wageningen bouwt ‘cassettes’ genen in. Daardoor kan de variabiliteit van de schimmel bestreden worden met variabiliteit van de rassen. Ook DuRPh maakt gebruik van genen die uit wilde aardappels afkomstig zijn. Zonder GM-technieken zou je die ook wel kunnen inkruisen, maar veel langzamer, veel minder tegelijk en met veel minder precisie.
Wageningen publiceert zijn kennis, patenteert zijn vindingen en geeft niet-exclusieve licenties uit, waaronder voor Humanitair Gebruik.

Ik vind het mooie techniek en ik hoop dat de Phytophthora er veel hinder van ondervindt. Of deze tegenstander op termijn volledig verslagen wordt, moet blijken. Dat lijkt me erg optimistisch gedacht.

Milieudefensie Eindhoven start landbouwcampagne

Milieudefensie Eindhoven heeft besloten om aan de landelijke Milieudefensiecampagne “Allemaal Lokaal” mee te doen. Op zondag 21 juni
begon die in Eindhoven met een soort thuiswedstrijd op de Genneper Hoeve, een biologische boerderij met mede een educatieve functie. De mensen van de boerderij hadden ons een kraam ter beschikking gesteld.
DSCF2007-rr

Het liep redelijk door zonder drukke pieken. Het regende af en toe, maar de sfeer was relaxt en dat maakte het makkelijker om het nieuwe verhaal te oefenen.

De inzet van de actie wordt beschreven in de zelfgemaakte flyer waar we mee werkten:

Voedsel is onze eerste levensbehoefte                       juni 2015
De Vereniging Milieudefensie wil een veel duurzamer opzet van onze landbouw. Het lokaal verbouwen van veevoer is daarvan een belangrijk onderdeel.
Er worden nu van heinde en verre gigantische stromen grondstoffen als
bijvoorbeeld soja naar Nederland gesleept. Dat leidt hier tot een uit zijn krachten gegroeide veeteelt en daar tot landroof, boskap en onteigening, en zowel hier als daar tot overdadig gifgebruik.

Actie voor duurzame landbouw
Milieudefensie wil:
–      veel minder gesleep met veevoer als soja over de aarde
–      een kleinere veestapel
–      koeien in de wei
–      een landbouw die veel meer met regionale kringlopen werkt
–      een meer diverse landbouw
–      een sterkere landbouw die met minder bestrijdingsmiddelen toe kan
–      eerst voedsel, dan pas vezels, biobrandstoffen en dergelijke

Petitie voor lokaal geproduceerd veevoer
Milieudefensie besteedt aandacht aan alle hier genoemde punten, maar heeft nu onder de naam “Allemaal Lokaal” een petitie lopen die het eerste punt onder de aandacht van de beleidsmakers wil brengen. Wij roepen u op om de petitie te tekenen. Dat kan op handtekeningenlijsten of op
http://www.allemaal-lokaal.nl/ . Op deze laatste website is veel informatie te krijgen.

DSCF2003-rrr

Uiteindelijk hadden we na twee uur werken 75 handtekeningen. De aactie wordt vervolgd.

Provincie denkt na over nieuw geld t.b.v. Brabantse bijen

De Omroep Brabant meldde op 4 juni dat de provincie de komende drie jaar 750.000 euro wil uitgeven om de bijen in Brabant de helpende hand toe te steken. Mensen die bij-vriendelijke maatregelen willen nemen kunnen daar subsidie voor krijgen.

Het reddingsplan voor de bijen is opgesteld door de provincie samen met tien organisaties waaronder de ZLTO, Brabants Landschap, Waterschap de Dommel en de Brabantse Milieufederatie. Het plan komt voort uit de motie ‘Samen voor de bij’ die vorig jaar unaniem werd aangenomen in Provinciale Staten.

In het najaar werd voor de korte termijn een bedrag van 300.000 euro uitgetrokken. Nu gaat het om een meerjarenprogramma dat op 10 juli besproken wordt door Provinciale Staten.

Doelen
Belangrijke doelen van het meerjarenprogramma zijn:
– voorlichting over het belang van bijen,
– het verminderen van schadelijke bestrijdingsmiddelen en
– het verbeteren van het voedselaanbod voor bijen.

Samenwerking
10 partners ondersteunen de aanpak. Dat zijn Brabants Landschap, Brabants Particulier Grondbezit, Brabantse Milieufederatie, Hogere Agrarische School Den Bosch, Nederlandse Bijenhoudersvereniging, Stichting Food4Bees, Vlinderstichting, Waterschap De Dommel en de ZLTO. Zij nemen het voortouw in het realiseren van 27 concrete
actiepunten, zoals voorlichtingscampagnes voor scholen en volkstuin-
verenigingen, bij-vriendelijk bermbeheer en cursussen bij-vriendelijk
tuinieren.
bij-op-bloem-rr

Tekort aan bloemen
Net als in de rest van Nederland gaat het in Brabant slecht met de bijen. Ze hebben last van bestrijdingsmiddelen en een tekort aan bloemen. Dat kan grote gevolgen hebben voor de landbouw omdat bijen voor de
bestuiving van planten zorgen.

Provinciebestuurder Johan van den Hout noemde vorig China als afschrikwekkend voorbeeld: “Daar zijn gebieden zo groot als Nederland waar geen insect meer voorkomt en sturen ze kinderen met penseeltjes landbouwgebieden in om de gewassen te bestuiven.”

Ook in Eindhoven initiatieven
Milieudefensie Eindhoven heeft een Eindhovens bijenbeleid voorgesteld. Dat is door de lokale politiek goed ontvangen. Het beleid is in middels in de maak.

Het korte termijn-bedrag van 3 ton, waarvan in het Omroep Brabant-artikel sprake was, was al op toen het bijenverhaal op de Eindhovense politieke agenda stond. Het is aangenaam dat er straks weer nieuw provinciaal geld is.
Milieudefensie heeft de ondersteuners van het door haar voorgestelde bijenbeleid op de hoogte gesteld van de provinciale plannen.

Bijenvoorstel Milieudefensie politiek overgenomen – tweede update 22 mei 2015

Op dinsdag 14 april heeft wethouder Schreurs van de gemeente Eindhoven het bijenconvenant ondertekend.

Wethouder Schreurs teken het bijenconvenant op 14 april 2015
Wethouder Schreurs teken het bijenconvenant op 14 april 2015

Daarmee belooft de gemeente bij-vriendelijk te zullen handelen bij het inrichten en onderhouden van alle groenstroken, gazons, plantsoenen, wegbermen en open niet-bebouwde terreinen.
Het nieuwe beleid op dit gebied valt zeer binnenkort te verwachten.

In deze bijeenkomst van de raadscommissie waren ook een dertigtal betrokken inwoners van de stad aanwezig. Sprekers waren de heer Ivo Ramakers van Ecologica en Wil Brands, een imker uit Eindhoven Noord.

 De stadsecoloog, Leonard Schrofer, wist te vertellen dat van de 300 diverse bijensoorten, die bekend zijn in Nederland er een 100-tal soorten wonen in Eindhoven.
Ook vertelde hij dat er al een opdracht was om een Groen Beleidsplan 2016 – 2026 te maken, waarin aandacht is voor groene verbindingszones, méér bloemrijk gras, stimuleren van de zwaluwen, huismussen en andere vogels maar ook de amfibiën en insecten. Hoe voorlichting kan worden verbeterd en erin zal aandacht zijn voor groene daken en stadslandbouw. In het plan zal ook over een zonering worden gesproken tussen wilde bijen en de honingbijen en plaatsen waar mogelijk een aantal bijenkasten in het stadse groen kunnen worden geplaatst.

 Het meedoen aan dit bijenconvenant was door de afdeling Eindhoven MilieuDefensie voorbereid en aangeboden aan de lokale politiek. De partij SP nam het voorstel over en de gehele raad was het daarmee eens.
bij-op-bloem-rr

Wat hieraan vooraf ging
De bijen-brief, die Milieudefensie op 18 december 2014 aan de Eindhovense politiek gestuurd heeft, heeft uiteindelijk met enige vertraging zijn werk gedaan.

Een actuele motie met de SP als eerste ondertekenaar, die gebaseerd was op de brief van Milieudefensie, verwierf zonder veel moeite een in-
dienende meerderheid. Maar het bleek niet eens nodig hem in te dienen, want het College van B&W nam hem meteen over en gaat hem uitwerken. Gevraagd wordt:
a) dat Eindhoven het landelijke Bijenconvenant tekent
b) dat Eindhoven een eigen bijenbeleid ontwerpt in de geest van de voorstellen van Milieudefensie
c) dat naar de provinciale subsidiemogelijkheden gekeken wordt

Er komt een soort voorbereidingsbijeenkomst, waarvoor Milieudefensie verwacht uitgenodigd te worden.

Zie hier de tekst van de actuele motie –>  actuele_motie_bijen_25022015
Zie hier het door Milieudefensie voorgestelde beleid–> Bijenbrief aan gemeente_vs4

 

De KNAW-bijeenkomst over biobrandstof en hout

De KNAW hield op 10 april 2015 het symposium “Biofuel and Wood as Energy Sources”. Daarmee reageerde de KNAW op een document van de leden Katan, Vet en Rabbinge die vonden dat er van biomassa voor energiedoeleinden weinig te verwachten viel. Zie “Het debat der
biomassaprofessoren
“.
Ik heb al een artikel geschreven “Houtpellets en bosbeheer in de VS” over één van de presentaties tijdens dit symposium, die van Junginger. Die weet veel van biomassa in het algemeen, maar hij was gevraagd voor dit specifieke onderdeel.

Daarnaast waren er presentaties van de bekende energiedeskundige David MacKay, van biomassa- en landbouwdeskundige André Faaij en van Searchinger, van huis uit jurist en bekend geworden door natuurbeschermingscampagnes. Het zijn allen internationaal erkende deskundigen op hun gebied. Daarnaast had Junginger, naast zijn specifieke bos-presentatie, ook een algemeen paper over biomassa aangeleverd.
Deze ruimte is beperkt, vandaar slechts een algemene samenvatting. Eerst een plaatje uit het paper van Junginger.

Wat getallen bij het onderwerp
Wat getallen bij het onderwerp

Dit plaatje geeft aan wat nog beschikbaar is voor is bio-energie bij bepaalde voorwaarden, en nadat voldaan is aan de klassieke functies als voedsel voor mens en dier, timmerhout, papier en vezels. Je moet dit plaatje als volgt lezen:
–        links staan enkele kengetallen. De mondiale vraag naar primaire energie in 2011 is ongeveer 550EJ, waarvan ca 55EJ voor rekening van biomassa komt.
Naar verwachting zal is de mondiale energievraag in 2050 ergens tussen de 700 en 950EJ liggen. (1EJ = 1018J = ongeveer de verbrandingswarmte van 30 miljoen m3 benzine)
–        Rechts staan voorwaarden die de biomassaproductie tot een bepaald niveau beperken. Als voldaan is aan de onderste set (geen goeie grond voor energy crops, hooguit 4 miljoen km2 kwaaie grond, veel vlees in het menu etc etc), dan kun je tot 100EJ energie uit biomassa komen. Enz.
Je kunt op deze manier als een soort theoretische limiet tot heel veel biomassa komen, maar die is onverantwoord.

Vervolgens worden er nadere voorwaarden gesteld zoals bescherming van bossen en wetlands, en vervolgens dat de productie van biomassa duurzaam moet zijn (wat dat ook precies moge zijn). Hoe meer voorwaarden, hoe minder productie.
Die discussie ging op 10 april niet over de onderliggende ethische principes als voedsel eerst, eerst het traditionele gebruik, bescherming van kwetsbare gebieden met veel koolstof in de grond, etc). Die zijn in elk geval in de academische wereld en bij bona fide bedrijven breed aanvaard en liggen soms al vast in keurmerken.
De maatschappelijke discussies gaan vooral wel over de praktijk van de beginselen. Hoe bona fide zijn sommige bedrijven? Wat kun je je wel en niet permitteren zonder de voedselvoorziening te schaden? Een voedselpakket met veel of weinig vlees? Wat is beschermenswaardig? De mens of de orang oetan? Enz.

Het is een combinatie van onzekerheden, waarmee men ook nog eens de toekomst wil voorspellen tot 2050. Je krijgt dus alleen maar waarschijn-
lijkheidantwoorden. Geschikt om dat in te zien is dit plaatje van Faaij:

Het biomassapotentieel, uitgedrukt als waarschijnlijkheden
Het biomassapotentieel, uitgedrukt als waarschijnlijkheden

Eigenlijk gaat de discussie tussen optimisten en pessimisten.
Wie in dit plaatje bovenin het lichtblauw gaat zitten (dus behoorlijk op zeker speelt) komt op ongeveer 135EJ in het jaar 2050 (15+15+40+35+30).
Faaij zelf meent dat meer kan en komt tot bijvoorbeeld 250EJ, mits mits mits.
Junginger komt in zijn paper, werkend op duurzame basis, tot tegen de 100EJ (waarbij hij de biomassabehoefte schat op 80 tot 180EJ voor energie en 15EJ voor biomaterialen).
Het IPCC-SSREN (het speciale IPCC-rapport over Renewable Energy) komt op 100 tot 300EJ op een totale primaire energievraag van zo’n 900EJ.
De recente New Lens-scenario van de Shell zitten op rond de 100EJ biomassa op rond de 900EJ totaal.

Milieugroepen als Greenpeace of Oxfam, mensen als Katan, Vet en Rabbinge, en Searchinger die tijdens het symposium dit standpunt vertegenwoordigde, horen naar mijn smaak bij de extreme pessimisten.
Op zich valt het te begrijpen dat wie actie voert tegen de palmolieplantages en het krimpende leefgebied van de orang oetan, niet de meest voor de hand liggende instantie is voor een genuanceerd verhaal over biomassa. Ik vind dit zelf ook goede acties en ik kan er vrede mee hebben dat hier de nuance niet meteen gezocht wordt.
Desalniettemin vind ik dat het standpunt soms te ver veralgemeniseerd wordt via de verschuiving dat ‘er slechte biomassateelt is’ naar dat ‘biomassateelt slecht is’. Waarna dat laatste standpunt verdedigd wordt met een inzet die grenst aan godsdienstijver.

Biomassaprojecten kunnen de biodiversiteit ook bevorderen. Dit zijn twee plaatjes, beide van de sterk verzilte delta van de Colorado-rivier:

De verzilte delta van de Colorado-rivier voor en na aanplant (Faaij)
De verzilte delta van de Colorado-rivier voor en na aanplant (Faaij)

En dit plaatje (van Junginger) is ook niet uit te vlakken:

CO2-uitstoot van hout versus fossiele bronnen
CO2-uitstoot van hout versus fossiele bronnen

 

Voor mij betekent het ontwikkelen van biomassa als onderdeel van een groter plaatje vooral een combinatie van veel wetenschappelijk onderzoek en goede politiek. Ik vind dat dat bijvoorbeeld in de provinciale debatten thuishoort “Het biomassadebat op provincieniveau” .

 

 

ECN-vinding kan bio-ethanol goedkoper maken ….

Hoewel dit mogelijk niet-chemici vreemd in de oren klinkt, bestaat cellulose geheel uit suiker (glucose). De suikermoleculen zijn aan elkaar gehaakt tot lange ketens en die vormen de basis voor veel plantenvezels. Het zijn erg stabiele polymeren, die slechts door enzymen kunnen worden teruggesplitst tot de afzonderlijke suikermolekulen. De maag van een koe of een termiet bevat bacteriën die dergelijke enzymen afscheiden en daarom kan een koe gras verteren. Ook in de bodem zitten bacteriën en schimmels die met enzymen cellulose kunnen afbreken.

Zetmeel heeft ongeveer dezelfde samenstelling als cellulose, maar de manier waarop de glucosemolekulen aan elkaar zitten is anders.
Van zetmeel is al sinds de oudheid bekend dat je er alcohol (ethanol) uit kunt stoken. Maar zetmeel (bijvoorbeeld aardappels) is ook voeding. Als men grootschalig alcohol wint uit zetmeel om dit in benzine bij te mengen (zoals de bio-ethanolwinning uit mais in de VS), concurreert dit met voedsel. Deze ‘eerste generatie’ energiewinning is om die reden erg omstreden. Deze behoedzaamheid vind ik terecht, hoewel het te ver vind gaan om al bij voorbaat alle ‘eerste generatie’-bioenergieproductie verboden te verklaren. Het moet mogelijk zijn om in afzonderlijke situaties afwegingen te maken.

Veel ethische zorgen zouden verdwijnen als men bio-energie kon maken uit materiaal dat geen voedsel is, bijvoorbeeld uit afval van de voedselproductie. Er is veel meer afval dan voedsel en dat afval bestaat voor een groot deel uit cellulose. Vandaar dat er overal ter wereld gezocht wordt naar methoden om op een betrouwbare en betaalbare wijze cellulose terug te splitsen tot glucose. Vorig jaar heeft een dochteronderneming van de DSM in de VS een fabriek geopend die deze taak (naar eigen zeggen) op commerciële wijze uitvoert.
Zie http://www.dsm.com/corporate/media/informationcenter-news/2014/09/29-14-first-commercial-scale-cellulosic-ethanol-plant-in-the-united-states-open-for-business.html

Op 16 april 2015 bracht het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) een persbericht uit dat het een procedé had ontwikkeld dat de afbraak van cellulose uit plantaardig materiaal goedkoper kan maken. Het werkt vooral goed met niet-houtig materiaal als bijvoorbeeld stro. De grootste kostenpost in de behandeling wordt gevormd door de enzymen. Door de ECN-aanpak kunnen die efficiënter worden ingezet. Dat scheelt (volgens ECN) uiteindelijk 10 tot 15 cent per liter biobrandstof.
Zie https://www.ecn.nl/nl/nieuws/item/uitvinding-ecn-maakt-biobrandstof-goedkoper-1/
ECN probeert nu deze methode bij ondernemingen op dit gebied aan de man te brengen.

…. maar behoedzaamheid toch op zijn plaats

Hoewel ik dit soort ontwikkelingen in principe positief beoordeel, vind ik ze toch reden tot bezinning. Cellulose wordt nu ook gebruikt. De stof stapelt zich niet in eindeloze afvalbergen op.

Op de eerste plaats wordt cellulose nu teruggebracht in de bodem om humus te vormen. Die toepassing moet doorgaan, waarbij de vraag is het hoeveelste deel van de cellulose daarvoor nodig is. Ik deel de mening niet van sommige milieuorganisaties dat dat deel al bij voorbaat 100% moet zijn, maar de vraag verdient wel een serieuze overweging. Zeker als het de bedoeling van de Brabantse landbouw is (zoals uitgesproken op de Ruwenberg-conferentie) om kringlopen te gaan sluiten op het niveau van Noord-West Europa.

Daarnaast worden cellulose en verwante stoffen als hemicellulose en lignine verbrand voor de energieproductie, bijvoorbeeld in kolencentrales en stadsverwarmingen.
Milieuorganisaties die vinden dat 100% van de cellulose terug de bodem in moet, vinden dus per definitie dat 0% in de stadsverwarming mag. Ik deel de absoluutheid van deze mening niet, maar ik vind de vraag (opnieuw) wel een serieuze overweging waard.

Een Brabantse biomassa ‘grand design’ nodig

Er bestaat bij sommigen de dringende behoefte om discussies te eindigen voor ze begonnen zijn door met een ethisch principe te starten. De SP stelt bijvoorbeeld 1) mensvoeding 2) diervoeding 3) bodemvruchtbaarheid 4) groene chemie 5) verbranden. Zoiets heet het cascade-
ringsprincipe. Ook andere organisaties werken daarmee, soms in eigen varianten.

Dit werkveld vraagt inderdaad om ethische oordelen. Alleen moeten die, naar mijn smaak, op het eind van het denkproces worden uitgesproken en niet aan het begin. De ethische oordelen moeten in concrete situaties worden uitgesproken. Clichées zijn onvoldoende.

Bij het cellulose-verhaal zie ik bijvoorbeeld geen duidelijk verschil tussen 4) en 5). Je kunt van alles met bio-ethanol, maar de bulk van het product wordt bijgemengd met benzine en dus verbrand. Met bio-ethanol kun je auto’s laten rijden en met verbranden elektriciteit en warmte voor huishoudens maken. Ik zie niet in waarom het eerste principieel meerwaarde heeft boven het laatste. Het laatste bespaart gas en daar kun je chemisch ook van alles mee doen.

Dit even terzijde: ik vind zelf bodemvruchtbaarheid belangrijker dan diervoeding. Liever minder dieren dan een verprutste bodem.

Wat eigenlijk nodig is, is een soort alomvattend plan hoe je met biomassa wilt omgaan. Dat vraagt noodgedwongen om een territoriale afbakening. Daarvoor lijkt mij de provinciale schaal, eventueel onderverdeeld, in praktijk de meest logische. Wat er zou moeten komen is een soort “grand design” van de omgang met biomassa in Brabant.

Gedachten bij de overname van Reiling in Sterksel

Een consortium onder leiding van Ruben van Maris van Maris Projects (http://www.maris-projects.nl/) uit Schijndel wil het bedrijfsterrein van Reiling in Sterksel opkopen. Van Maris wil er volgens de krant (het ED van 1 april 2015) tientallen miljoenen investeren met het doel
organische meststoffen, stroom en gas te produceren. Het klinkt als een moderne biovergister met toebehoren. OP de website van Maris Projects is nog geen informatie over het project te vinden.

De eerste reacties in de pers zijn voorzichtig optimistisch, waarbij
eenieder denkt aan wat er bij Reiling aan ellende naar buiten gekomen is in de afgelopen jaren (en er zijn ook wel wat dingetjes niet naar buiten gekomen). Men denkt dat het niet gauw slechter kan. Op zich heb ik dat gevoel ook wel een beetje.
Ik zie echter ook wel haken en ogen, die vooral te maken hebben met de ruimtelijke inpassing van het huidige complex, de ontsluiting en met de juridische structuur binnen het complex.

Pattegrond van de omgeving van Reiling
Pattegrond van de omgeving van Reiling

De ruimtelijke geschiedenis
Het ruitvormige paarse gebied in het midden is het Reiling-terrein. Daarboven ligt Sterksel.
De oude Reiling had in dit Landbouw Ontwikkelings Gebied een daglonersbedrijf. Zo stond het ook op het vroegere bestemmingsplan (BP) Buitengebied Heeze-Leende 2009. Er mocht één bedrijf staan en dat stond er.
Na het faillissement van Reiling heeft de Driessen Group het terrein gekocht. De Driessen Group heeft het terrein vol gezet met categorie 3, 4 en zelfs 5 – inrichtingen die allemaal iets anders doen met afval, en die gemeenschappelijke inrichtingen gebruiken als bijvoorbeeld een weegbrug. Aan deze ontwikkeling is nooit een wijziging van het BP te pas gekomen. Op de plankaart van het BP 2009 en op de kaarten bij de Verordening Ruimte van de provincie zal men op die plaats tevergeefs naar deze bestemming zoeken. In essentie heeft de Driessen Group het terrein gekraakt voor een illegale activiteit. Al die tijd stond de gemeente Heeze-Leende daarbij en keek er naar. Personele verbindingen tussen Driessen en de lokale politiek waren daaraan niet vreemd.

In 2012 en 2014 is het BP veranderd. Bijgevoegde kaart komt uit het BP Buitengebied Heeze-Leende 2014. Omdat de illegale aanwezigheid van de Driessen Group inmiddels de status had van een verworven recht, zit de onderneming er nu op basis van het z.g. ‘overgangsrecht’. Dat betekent dat de onderneming mag doorfunctioneren, maar dat de
strijdigheid met het BP niet groter mag worden. Met andere woorden: de onderneming mag niet uitbreiden. Het is nu de vraag hoe de (nog steeds eventuele, want het is nog niet rond) nieuwe eigenaar met dit probleem wil omgaan. Volgens de krant is er voor de tweede fase een wijziging van de vergunning nodig.

De vrachtauto’s door Sterksel en Maarheeze
De vrees in Sterksel en Maarheeze is dat er straks misschien nog wel meer vrachtauto’s door de dorpskernen komen (er zijn er 1230 per etmaal vergund, waarvan er ca 300 feitelijk plaatsvinden). Deze verkeersstroom vloeit logisch voort uit het ontbreken van een ordentelijke BP-procedure, want daarin is de wijze van ontsluiting een standaard
onderdeel. Gezond ruimtelijk verstand zou nooit op die locatie met die ontsluiting een dergelijke bedrijvigheid gepland hebben.
De (eventuele) nieuwe eigenaar Maris Projects loopt tegen hetzelfde probleem aan.

Men hoopt in Sterksel en Maarheeze dan ook op een rechtstreekse aansluiting op de A2. Als je de krant moet geloven, bestaat daartegen bij Rijkswaterstaat geen bezwaar, maar moet de provincie er acht ton startsubsidie voor neertellen, waarna nog een heleboel meer moet gebeuren. In feite komt het erop neer dat de Driessen Group de kosten, die voortvloeien uit zijn ruimtelijke kraak, afwentelt op de overheid met als argument dat anders de bevolking onder de vrachtauto’s lijdt.
Ik wil volgen hoe zich dit in de toekomst ontwikkelt.

De organisatie binnen het Reiling-terrein
Het heet wel ‘Reiling’, maar in feite gaat het om een half dozijn zelf-
standige bedrijven waarvan ‘Reiling’ er een is. De andere bedrijven zijn voor hun milieuvergunning ondergeschikt aan Reiling (een ‘paraplu-
situatie’). Op zich schijnt dat te kunnen omdat Reiling (lees Driessen) gemeenschappelijke voorzieningen aanbiedt en privaatrechterlijke contracten heeft met de andere bedrijven.
Het is mij niet duidelijk of Driessen juridisch in staat is bedrijven, die niet in de nieuwe opzet passen, weg te krijgen. Ik denk het wel, maar mogelijk vertraagt het. We zullen zien.

Milieuhandhaving
SP-gedeputeerde Johan van den Hout erfde de situatie, die ruimtelijk niet klopt, van zijn voorganger en moest de omgevingsvergunningen
ontwerpen en handhaven voor een situatie die eigenlijk niet had mogen bestaan. Daar had hij zijn handen vol aan. Hij deed er in elk geval meer aan dan zijn voorgangers, maar het bleef dweilen met de kraan open. Camera’s, heimelijk geplaatste GPS-trackers en vluchten met het politievliegtuig waren nodig om bewijs rond te krijgen.

De (eventuele) nieuwe eigenaar beweert dat het een modelonderneming gaat worden. Ik gun hem (zoals eigenlijk iedereen op dit moment) het voordeel van de twijfel.

Het Brabants Energie Akkoord: een goed idee, maar het had een betere uitwerking verdiend

Wie en wie niet?
De BMF, BZW, ZLTO, de VBEC, de gebouwde omgeving (o.a. de steden, woningbouwverenigingen, Spark Campus, Bouwend Nederland, Uneto-VNI) en Tilburg en Eindhoven Unbiversiteit zijn initiatiefemers tot het op 20 maart 2015 uitgebrachte Brabants Energie Akkoord (BEA). De coördinatie ervan werd verzorgd door de SER Brabant.

Een aantal belangrijke strategische partners, niet zelf initiefnemers, hebben zich gecommitteerd: Brainport Development, Biobased Delta, de HBO-instellingen, de ROC’s, Enexis, de energiebedrijven en de waterschappen.

Inhoudelijk afwezig is de provincie. Die figureert slechts als aandeelhouder van Enexis en als middenbestuur dat het proces moet faciliteren en stimuleren (dus als flappentap en om de regels te versoepelen). Ik vind deze inhoudelijke afwezigheid typisch.
Ik deel de mening van de initiatiefnemers, dat de provincie bij de komende coalitieonderhandelingen een passende verhouding tot het BEA moet definieren.

De compositie
BEA wekt de indruk inderhaast geschreven te zijn en het zou baat gehad hebben bij een betere eindredactie.
Het geheel bestaat uit een ‘overall’ inleiding; daarna drie aparte ‘versnellingspaden’ over de gebouwde omgeving, de industrie, en de landbouw; dan een verzameling nog uit te werken ideeën op de langere termijn; en vervolgens een paragraaf ‘randvoorwaarden’ en ‘werkgelegenheid’.
Tenslotte volgt nog een ‘borgingscommissie’ die monitort en afstemt. Ik zie geen duidelijk gedefinieerde juridische status, geen geschillenregeling en geen doorzettingsmacht.

Het probleem is dat er geen duidelijke koppeling is tussen de versnellingspaden enerzijds en het ‘overall-deel’ anderzijds. De doelstelling van 14% duurzaam in 2020 staat in het overall-deel, en de middelen in de versnellingspaden. Maar “de twain don’t meet” . De vraag is nu waar men zich op moet richten.

De 14% – ambitie
Wat zich het meest leent als ‘overall-ambitie’ is fig.2 en de 1,5% besparing per jaar op het Finale Energetisch Verbruik (FEV). Die zijn het best analyseerbaar. De ‘onduidelijke koppeling’ betekent dat gedachten uit de versnellingspaden niet terug te rekenen zijn tot de 1,5% of tot het plaatje. Soms zijn ze zelfs strijdig: het volzetten van de industriedaken bijvoorbeeld met panelen levert al meer op dan wat er ‘overall’ aan zonne-energie in het plaatje voorzien is.

De grafiek in 2020 haalt de 14% niet. Mogelijk komt dat omdat het plaatje de besparing inbouwt zonder dat te vermelden. Het percentage is t.o.v. het FEV in 2014 van 312PJ, maar zes jaar verder is daar 9% van af. Als dat de bedoeling is, klopt het ongeveer.
Het FEV is overigens maar een deel van het geheel. De totale Primair Brabants Verbruik PBV is ongeveer anderhalf keer groter. De rest gaat op aan afvalwarmte en in producten opgeslagen energie. Hierover spreekt het BEA niet.

De samenstelling van het duurzame pakket
BEA_duurzaam_14_procent_2020_plaatje
Als je met een liniaal in het plaatje gaat meten, krijg je 3,1PJ windenergie; 1,3PJ zonne-energie; 1,3PJ geothermie/WKO; 4,1PJ afvalverbranding en 28PJ energie uit biomassa.
Ik vind hierin 1,3PJ zonne-energie onwaarschijnlijk weinig (er kan veel meer) en 28PJ biomassa gevaarlijk veel. De rest kan kloppen of kan ik nu niet beoordelen.
Wat betreft biomassa. In het artikel “Het Bodem Anders – congres” en “Brabantse energiebalansen…” heb ik hieraan al aandacht besteed. 28PJ per jaar is zoveel (zelfs als je de meestook in de Amercentrale aftrekt, rond de 2PJ), dat je zo ongeveer alles wat los en vast zit moet vergisten of verbranden, en dat Brabant een probleem krijgt met de bodemkwaliteit. Of heel veel biomassa moet geïmporteerd worden, wat in strijd lijkt met het “sluiten van de kringlopen op de schaal van Noord-West Europa” (Ruwenberg-conferentie).
Ik adviseer om van het hele landbouw- en biomassaprobleem een integraal verhaal te maken op basis van wetenschappelijke studie.

Het versnellingspad ‘Gebouwde omgeving’
Dat is een goed verhaal. Doel is om in 2050 800.000 Brabantse woningen energieneutraal gemaakt te hebben, waarvan zo’n 30.000 t/m 2020. Om de enormiteit van de verduurzamingstaak nog eens te verduidelijken: als het programma straks op volle kracht draait, betekent dat 100 woningen energieneutraal maken per werkdag. Er hoort een kostenschatting bij, waarvan de invulling nog niet geregeld is. Er hoort ook veel werkgelegenheid bij.

Het versnellingspad ‘Industrie en overig bedrijfsleven’
Dat bevat losse ideeën, waarvan enkele beoordeelbaar zijn, bijvoorbeeld het volzetten van alle industriedaken met panelen (overigens geen 170km2, maar 17km2 ). Dat is goed voor 8PJ/jaar.
De gedachte om de handhaving en monitoring van publieke wetgeving als de PAS voor de industrie bij de overheid weg te halen, zoals voorgesteld, moet worden afgewezen.

Het versnellingspad ‘Landbouw’
Daarin staan een aantal interessante gedachten, waarvan de consequenties echter zo groot zijn dat ze eerst verder uitgewerkt moeten worden. De vraag is of alle ambities gelijktijdig uitvoerbaar zijn. Zo niet, dan moeten er keuzes gemaakt worden en dat wordt nog een zware bevalling.
De ZLTO laten deelnemen in windenergieprojecten, zoals gevraagd, lijkt uitvoerbaar. Dat die projecten in de eigen omgeving moeten liggen, lijkt me soms vragen om problemen. Ik vind het ruimtelijk ordening-beleid van de provincie hier leidend. Bovendien is de nabijheid nergens goed voor, behalve voor het gevoel van belanghebbenden (en het anti-gevoel van de rest). Elders produceren de turbines ook stroom.

Het klimaatfonds
Dat is een soort bonus-malus regeling voor CO2-lozingen en besparings-
projecten op Brabantse schaal. De provincie zou daar bijvoorbeeld een startbedrag in kunnen stoppen. Ik zou er zelf voor kiezen om op
pilotschaal te beginnen en na twee jaar te evalueren. Er zouden ook wel eens wat haken en ogen aan kunnen zitten. Aan de andere kant is het een prachtig instrument voor energiecoöperaties.

Het Bodem Anders – congres en de Brabantse landbouw

Ik ben naar het Bodem Anders – congres geweest. Dat was georganiseerd door de organisatie Voedsel Anders-netwerk en de BMF en de Stichting Down2Earth. Op donderdag 19 maart 2015 was er een velddag, op
vrijdag een lezingendag.

Er is alle reden om aandacht te besteden aan de bodem. Niet voor niets heeft de Food and Agriculture Organisation (FAO) van de VN 2015 uitgeroepen tot jaar van de bodem.
Ik had er dan ook een fietstocht naar Biezemortel voor over (een onbereikbare uithoek van Brabant) om op de velddag aanwezig te zijn (heen en terug de wind tegen – je moet wat over hebben voor de waarheid).

Niet helemaal mijn wereld ……
Ik ga bewust naar congressen als deze om mijn blikveld te verruimen, maar het is niet helemaal mijn wereld. Ik voel me er thuis als een atheïst tussen de Jehovah’s. Een flink deel van de doelgroep bestaat uit holistisch denkende gelovigen, maar ik ben geen holist. Er hangt mij teveel een Rudolf Steiner-mystiek.

Ik geloof als overtuigd reductionist in randomized dubbel blind – onderzoek en statistiek. De medische wetenschap bijvoorbeeld is daar ook groot mee geworden. Het menselijk lichaam is ook complex en hangt met allerlei ingewikkelde verbanden aan elkaar. En als ze wetenschappelijk darmbacteriën kunnen onderzoeken, kunnen ze dat ook met bodembacteriën.

De energie-workshop donderdag bevatte tenenkrommende prietpraat met aperte onjuistheden. De praktijkexcursies waren redelijk tot goed, met als toppers een gesprek de Stichting Duinboeren (bedoeld worden de Loonse en Drunense Duinen) over bodembeheer nabij natuurgebieden, en een rondleiding bij Van Iersel Compost.
Zoals altijd heeft de praktijk een heilzaam disciplinerende werking. Van Iersel kent zijn processen en kon bijvoorbeeld zeggen welke schimmels er in zijn schimmeldominante compost zaten (een vel papier vol ter grootte van een deur in kleine lettertjes).

Van de lezingen op vrijdag spraken mij de eerste twee aan, evenals de workshop van Bosser.

De eerste was van ZLTO-voorzitter Huijbers. Generieke modellen konden de bodem niet goed omschrijven, omdat die tot op perceelniveau anders kon zijn. Het is een levend organisme. Dat vraagt generaties lang vakmanschap. De ZLTO had een paar duizend leden bereikt met bodemsessies.
Hij merkte op dat de overdosis mineralen in het verleden wel eens kon gaan omslaan in een onderdosis aan organische stof. De vraag is in
hoeverre je koolstof moet verbranden, en in hoeverre je die koolstof in de bodem moet vastleggen door een meer circulaire koolstofbalans. Dat kan ook een klimaatadaptatie zijn. “De bodem is van ons allemaal” en “De regeneratie van de bodem moet versneld worden”.

Wim van der Putten (Wageningen NIOO, oprichter van het Wageningen Centre for Soil Ecology (CSE; http://www.soilecology.eu/ ) bracht een vergelijkbare boodschap die samengevat kan worden met dat wat het tropisch regenwoud boven de grond is, oud grasland onder de grond is. Dat wij dat niet zien is “omdat wij op dit gebied in een permanente zonsverduistering leven” (er was er net een aan de gang).

De derde lezing van Volkert Engelsman (“Een groenteboer uit Waddinxveen” naar eigen zeggen) bevatte veel van wat mij tegenstaat: weidse oratorische vergezichten zonder navenante diepgang, suggesties van verbanden die op geen manier hard gemaakt werden). Teveel
goeroe-achtig.

De workshop van akkerbouwer Bosser (met een zeven gewassen-rotatiesysteem) was leerzaam en toonde opnieuw de disciplinerende
werking van de praktijk aan.

……. maar enig begrip is op zijn plaats
Nu is goed bodemvruchtbaarheidsonderzoek inderdaad moeilijk. Net als bij voedingsonderzoek is het moeilijk individuele aspecten in een netwerk te isoleren. Het is lastig experimenteren. Maar tussen de
bewering dat een wetenschappelijk onderzoek in praktijk moeilijk is, en de bewering dat wetenschappelijk onderzoek principieel bij voorbaat onmogelijk is, gaapt een diepe kloof.

Ook moet erkend worden dat in de afgelopen decennia het paradigma van de industriële landbouw sterk geweest is. In extreme vorm is de bodem daarin eigenlijk een substraat waaraan chemische voeding wordt toegevoegd. Nu lukt dat misschien met kamerplanten op hydroculture en aardbeien op steenwol in kassen, maar niet op duizenden km2 volle grondteelt. Ik heb hier niet veel verstand van, maar op zijn minst lijkt het me onpraktisch om 50 hectare suikerbieten in steenwol te kweken. Dat kan in praktijk toch alleen maar in echte grond.
Ik vind in dit verband de woorden van de ZLTO-voorzitter betekenisvol.

Tenslotte
Voor zover mijn bescheiden opinies wat waard zijn: ik verwacht dat in de komende jaren verschillende problemen aspecten zullen blijken van één groot verzamelprobleem dat in zijn geheel behandeld moet worden. Een schets:
–           Het recente Energie Akkoord van de Brabantse SER ( BrabantsEnergieakkoord_2015 ) wil voor het behalen van de 14% – doelstelling in 2020 per jaar 28PJ van biologische herkomst van het land halen
–           Het Telos-rapport van 2008 ( Telos_Energiek_Brabant_2040_scenario)noemt als realistisch getal 21,6PJ voor 2040. Dan wordt alle mest vergist en alle andere organische afval op enige manier voor energie gebruikt. Wil men meer, dan moet men energiegewassen gaan kweken
–           Er een Green Tech Campus is, die in West-Brabant chemie gaat doen met suikerbieten
–           Er gaat dus waarschijnlijk minder koolstof terug de bodem in
–           Er is nu al ongerustheid over de bodemvruchtbaarheid
–           Het klimaat is gebaat bij meer koolstof in de grond

Het komt mij voor dat knappe wetenschappelijke koppen hier diep over moeten gaan nadenken. Ik spreek hier niet meteen een principe uit, maar het lijkt mij dat hier toch op zijn minst sprake is van een behoorlijk optimalisatieprobleem.

Ik vind dat dit politieke aandacht verdient.