De Open Monumentendag in de radiotelescoop in Dwingeloo

De 37000ste tik op mijn gezicht
Er komt heel wat volk langs op deze website. Een deel daarvan tikt op de homepage met mijn portret. Dat wordt geteld (overigens op basis van volstrekte anonimiteit) en al weer een tijdje geleden was dat voor de 37000ste keer gebeurd.
Na elke 1000 tikken een artikel dat enigermate afwijkt van het gebruikelijke stramien, en wat persoonlijker is. Vandaag over de radiotelescoop in Dwingelo.

Overigens hijgt de 38000ste tik al weer in mijn nek.


Het familiefeest
Ik moest voor een familiefeest in een horecagelegenheid nabij Dwingeloo zijn. Mijn partner en ik hadden er wat extra dagen aan vast geplakt in een vakantiehuisje, deels ingevuld met fietstochten want het Dwingelderveld is een heel mooi gebied (Nationaal Park en Natura2000).
Het feest was op 15 september en het toeval wilde dat dat ook Open Monumentendag was en de radiotelescoop deed daaraan mee. Het toeval wilde ook dat de telescoop, de horecagelegenheid en het vakantiehuisje vlakbij elkaar liggen.
Geïnteresseerden konden dus een bezoek aan het monument brengen. Je moest ervoor reserveren, want het was druk.

Instrumentenpaneel, deels nog origineel

De radiotelescopie en de telescoop in Dwingeloo in zijn wetenschappelijke tijd
Wie interesse heeft in de geschiedenis vna het onderwerp, kan terecht op de UNESCO-site https://web.astronomicalheritage.net/show-theme?idtheme=18 .
In 1932 ontdekte Jansky dat er radiostraling om ons heen zat. Dat was in eerste instantie vervelend, want Jansky werkte bij Bell Labs en de ruis stoorde de communicatie. Jansky vermoedde al dat een deel van die straling uit de Melkweg kwam.

De eerste die de straling niet als hinder, maar juist als kans zag, was de Amerikaanse ingenieur Grote Reber (elektronica en antennetheorie was zijn vak). Hij knutselde in zijn achtertuin de eerste schoteltelescoop in elkaar en maakte daarmee de eerste ruwe kaart van de Melkweg. Bij wijze van uitzondering viel hem de grote eer te beurt dat hij als niet-astronoom in een astronomisch tijdschrift mocht publiceren. De telescoop van Reber staat nu in National Radio Astronomy Observatory in Green Bank, West Virginia, USA .
Reber verordonneerde in zijn testament dat zijn as ingebouwd moest worden in de, inmiddels her en der uit de grond geschoten, telescopen. Een deel van zijn as ligt achter een teksttegel in het fundament van de telescoop in Dwingeloo.

Mede door de ontwikkeling van de radar werd er steeds meer bekend over radiogolven uit de ruimte. In 1944 ontdekte Oort een specifieke straling die wetenschappelijk van groot nut zou worden, de z.g. 21 cm-lijn. Die wordt uitgezonden door neutrale waterstofatomen (code H1) en wordt veroorzaakt door de magnetische wisselwerking tussen de spin van het proton en die van het elektron – die kunnen met elkaar mee of tegen elkaar in staan.
Op zich is de uitzending van een foton in deze categorie uiterst zeldzaam, maar omdat er vreselijk veel neutrale waterstofatomen in het heelal zijn, komt er toch een heel goed detecteerbaar signaal binnen.
De lijn is scherp. Dat maakt het mogelijk het Dopplereffectte meten waarmee, behalve de positie, ook de snelheid van een neutrale waterstofwolk gemeten kan worden.

Geschiedenisdisplay bij de telescoop

Na de oorlog gingen overal in Europa geleerden eerst aan de slag met oude Duitse radarschotels van 7,5m, in Nederland in Radio Kootwijk.
Maar een schotel van 7,5m ziet niet scherp genoeg. Vandaar dat de voorloper van de organisatie die nu Astron/JIVE heet een 25m -telescoop mocht bouwen, die dus in Dwingeloo kwam (aan de rand van de grote stille heide). Ook radio-stil. Er staan nog bordjes dat je je telefoon uit moet zetten, maar daarop wordt niet meer gehandhaafd.
De telescoop werd in 1956 geopend door professor Oort en koningin Juliana.

De Dwingeloo-telescoop was even de grootste van de wereld, en is nog steeds beroemd. Nederland heeft er zijn vooraanstaande positie in de radiotelescopie mee veroverd, en die is er nog steeds.

Het beroemdste product van de telescoop is de kaart van het heelal op basis van de 21cm – lijn. In de werkruimte van de telescoop staat onderstaande trotse poster . De bijbehorende publicatie (uit 1994) is nog steeds te downloaden , bijvoorbeeld op Harvard-artikel over 21cm-lijn .

De originele afbeelding uit de wetenschappelijke publicatie

De wetenschap  van de radiotelescopie heeft grote stappen vooruit gezet. Daardoor raakte het Dwingeloo-concept achterhaald. In 1998 eindigde het wetenschappelijke gebruik .

Die betere telescopen staan overigens ook in Nederland. In Westerbork staat sinds 1970  de Westerbork Synthese Radio Telescope (14 schotels op een rechte lijn van 3km lang, zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Westerbork_Synthese_Radio_Telescoop ). Deze telescoop werkt nog steeds.
De uitbreiding daar weer van is LOFAR dd 2010, ook in Drenthe ( https://nl.wikipedia.org/wiki/LOFAR ).

De telescoop in Westerbork

De huidige rijksmonument-fase
Waarna de vraag rees wat men met de constructie aan moest. Zakelijk gezien kon hij worden afgebroken, maar er waren sentimenten.
Er gebeurde dus een tijd niets. De telescoop werd plat op zijn sokkel gelegd (minste windeffect) en de 40 ton staal begon te roesten. Er vielen zelfs stukken uit.

Uiteindelijk is de Dwingeloo-telescoop tot nationaal monument verklaard.

En omdat elk monument het beste gedijt bij voortgezet gebruik dat past bij waar het voor bedoeld  was, wordt de Dwingeloo-telescoop vanaf 2007 door eigenaar Astron verhuurd aan de Stichting CAMRAS. De vrijwilligers van CAMRAS (nu ca 70 personen) hebben de telescoop in de jaren 2012-2014 grondig gerenoveerd (en dat was wel nodig).

CAMRAS draait er nu wetenschap op secundair niveau en educatieve activiteiten (bijv. een profielwerkstuk). Zie https://www.camras.nl/ .

Het  was dus CAMRAS die de presentatie bij de Open Monmentendag verzorgde. Was wel leuk in het bedieningshuis, dat op de telescoop gemonteerd zit en dus om de vertikale as meedraait.

De Chinezen hadden blijkbaar een raket over en een satelliet, die ze toen maar in een baan om de maan geschoten hebben (de Longjiang-2). Op Dwingeloo observatietijd wilde inruimen? China was even tricky, extra aandacht voor transparatie, maar de data waren volstrekt onschuldig en dat resulteerde uiteindelijk in een mooie foto van de aarde, gemaakt vlak langs het maanoppervlak. Wie in de ronde zwarte vlek links onder zit, ziet een zonsverduistering en vanaf de maan gezien is het een aardverduistering.

Om 15.02 uur kwam er een satelliet over.

Je kunt een pulsar zien (op een registratiescherm) en horen pok -pok – pok – pok met een periode van 0,7 sec. Een pulsar is een ingestorte ster met een heel sterk magneetveld, die razend snel rondtolt en daarbij een soort vuurtorenbundel aan straling rondstuurt. Als de aarde toevallig in de bundel ligt, krijg je een korte puls.

Men kan een radiosignaal naar de maan sturen, het daar laten terugkaatsen, en (sterk verzwakt) weer opvangen. Gekozen werd voor een fragment van Vader Jacob. Klonk apart
Radioamateurs gebruiken die terugkaatsingstechniek soms om wereldwijze verbindingen te maken.

Ruwe signalen van de Japanse maanlander LEV-1 . CAMRAS kon die beter waarnemen dan de Japanners zelf.

Wie nog eens in de gelegenheid is om de telescoop in Dwingeloo te bezoeken, moet dat niet laten. Hij is niet standaard open, maar wel soms en eventueel op aanvraag.

De EnMAP-satelliet voor aardwetenschappen


Het aardoppervlak en de atmosfeer begrijpen
Wie de wereld wil veranderen, moet hem begrijpen. Grondige kennis van het  verloop en de stand van zaken van natuurlijke en door de mens veroorzaakte processen op aarde is onmisbaar.
Met Marx kan men vinden dat het niet de taak van de filosofie is om de werkelijkheid te kennen, maar om die te veranderen. Men moet niet alleen maar weten welk afval in welke rivier zit, het moet stoppen met het er te zitten. Wie, aldus redenerend, vindt dat dat er meer nodig is dan alleen maar kennis, heeft een punt. Maar men kan niet elk punt tegelijk maken.

Vandaar een artikel over de Duitse Environmental Mapping and Analysis Program-satelliet (EnMAP), die op 01 april 2022 op een raket van Elon Musk de ruimte inging, en daar sindsdien succesvol plaatjes schiet.


Voor het persbericht zie https://www.bmwk.de/Redaktion/EN/Pressemitteilungen/2022/04/20220402-german-environmental-satellite-launched-into-space.html of https://www.dlr.de/de/forschung-und-transfer/projekte-und-missionen/enmap/der-erste-deutsche-hyperspektralsensor-im-all .

De satelliet
De satelliet vliegt op 650km hoogte in een zonsynchrone baan. Daardoor passeert de satelliet de evenaar steeds rond 11 uur lokale tijd. De baan voert net niet over beide polen, maar omdat de camera’s zowel recht naar beneden kunnen kijken, als onder een hoek van 30° met de vertikaal aan weerszijden, kunnen ook de poolgebieden in beeld gebracht worden.
Die aarde draait onder de satellietbaan door. Zodoende kan de hele aarde meegenomen worden in 27 dagen (als de satelliet alleen maar recht naar beneden kijkt) of 4 dagen (als hij onder 30° kijkt).

Het kleinste detail dat aan de oppervlakte kan worden waargenomen is 30 bij 30 m.


De satelliet is ‘hyperspectraal’. Enige uitleg voor leken om dat te snappen.
Het oog van een (niet-kleurenblinde) mens ziet de wereld overdag met drie pigmenten (vandaar drie primaire kleuren). Toen onze soort nog in de bomen leefde, heeft dat systeem zich ontwikkeld o.a. omdat het geschikt was om de rijpheid van eetbaar fruit te onderzoeken. De meeste dieren hebben minder pigmenten.
Bij de mens zijn de gevoeligheidskrommes breed. Als een kleur het netvlies treft, activeert hij de drie pigmenten in wisselende mate en onze hersens rekenen dat om naar een kleur.


Zou je een dergelijk schema maken van de EnMAP, dan krijg je ook van dat soort curves, maar er zijn grote verschillen.
Het eerste is dat de EnMAP twee systemen heeft: VNIR,  (Visual Near InfraRed) dat het gebied afdekt van 420nm tot 1000nm (van links tot iets rechts van wat boven afgebeeld is, en SWIR (ShortWave InfraRed), dat van 900 tot 2450nm loopt (en dus geheel rechts van bovenstaand schema ligt). De EnMAP heeft als het ware twee verschillende ogen.
Je zou ook, zoals boven, gevoeligheidscurves kunnen tekenen, maar die zien er dan heel anders uit.
In het VNIR-gebied zou je 95 curves zien van elk 6,5nm breed, die elkaar nauwelijks overlappen, en in het SWIR gebied idem 135 curves, elk 10nm breed. Eén curve heet in de techniek een kanaal.
Zoals het menselijk netvlies een waargenomen tint ombouwt tot drie getallen, bouwt de VNIR-camera diezelfde tint om tot 95 getallen. Zo ook, onafhankelijk, de SWIR .
Op die getallenstroom kun je met algorithmes gewichtsfactoren zetten. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: geef mij de Noordzee alleen  in de kleuren van chlorofyll (de groene kleurstof van algen en planten), of je kunt zeggen: geef mij de Hispar Gletscher in Pakistan zoals een mens die van boven zou zien (True Color). En omdat de satelliet elke vier dagen een beeld kan maken, jaren lang, steeds op hetzelfde moment van de dag, kan de ijsbedekking van die gletscher nauwkeurig gevolgd worden.

Het ruimtevaartdeel  van het project zit bij het Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt (DLR, https://www.dlr.de/de ).
De bouw van de satelliet en het spectraalinstrument zat bij OHB-System AG .
De wetenschappelijke leiding zit bij het GeoForschungszentrum Potsdam (GFZ) ( https://www.gfz-potsdam.de/sektion/fernerkundung-und-geoinformatik/projekte/enmap en  https://www.enmap.org/ )

Het is een geheel publiek programma, en in beginsel vrij en Open Source.

Hispar Gletscher in Pakistan_28juni2022, EnMAP-foto, True color

Het wetenschappelijk programma.
Zoals altijd, staat de wetenschap op de schouders van zijn voorgangers.
Tot de EnMAP bestonden er satellietsystemen (bijvoorbeeld het PRISMA-systeem) met veel minder kanalen, of systemen met evenveel kanalen, maar dan in een vliegtuig.
Met de oude satellieten kon je bijvoorbeeld zien dat er ergens een algenbloei was, en met de EnMAP kun je straks zien om welk soort alg het gaat.

Het projectportaal is te vinden op https://www.enmap.org/ , een uitermate interessante site.
Omdat de EnMAP nog maar een dik jaar werkt, zijn er nog geen wetenschappelijke publicaties verschenen. Die kosten meestal meer tijd.
Er zijn al wel mooie losse afbeeldingen gepubliceerd in de Image Gallery op deze pagina (het plaatje van de Hispar gletscher is er daar één van).

Ook op het projectportaal een brochure over het project, die op uitermate interessante wijze de verschillende mogelijkheden beschrijft. Beeldmateriaal in die brochure is dus of op oudere satellieten, of op simulaties gebaseerd. Drie voorbeelden.


Bovenstaande foto is van de Waddenzee bij het eiland Sylt (links), via een dam verbonden met het Sleeswijk-Holstein ter hoogte van de Deense grens (rechts).
Het grootste deel van de afbeelding is een beeld van de oude Landsat. Het bochtige lint dat daarover heen gelegd is geeft aan wat een modern hyperspectraal beeld met dat gebied kan. Deze informatie komt van een systeem aan boord van een vliegtuig, maar de EnMAP zou dit ook kunnen.

De afbeelding hieronder betreft een opname van overbegrazing in Namibië, links met beelden van oudere satellieten en rechts een foto op de grond.


De mogelijkheden van de EnMAP kunnen bijvoorbeeld ook van pas komen in stedelijke planning. Stedelijk gebied kan preciezer geïnterpreteerd worden.
In onderstaande afbeelding  de reflectiecurven van verschillende stedelijke materialen, en een voorbeeld in de praktijk (dit berust op oudere satellieten en simulatie).
Op deze wijze kan eenvoudig in kaart gebracht worden welk percentage van de stad uit asfalt bestaat, welk percentage uit dakpan – zelfs op een schaal kleiner dan een pixel. Met de bestaande handmatige kartering is dat niet te doen.
Een en ander is erg fijne informatie om het Heat Island-effect van steden aan te kunnen pakken.
Wat ook aangenaam is, is dat de satelliet het gedrag van water kan analyseren.

De gaten in de curves in het infrarood ontstaan omdat de atmosfeer voor deze golflengtes geheel ondoorzichtig is. Een alien met ogen die werken rond de 1400nm zou de aarde zwart zien.


Tenslotte nog wat plaatjes voor de mooiigheid (uit de Image galerie).
Ik heb een voorliefde voor mooie plaatjes.

Narsarsuaq, Groenland_22 juni 2022_True color

Scott Reef, West-Australië, 27juli2022_True color

Kunstmatige Palmeilanden, Verenigde Arabische Emiraten, 12juni 2022
Links True color, rechts False color

Voyager 1 en 2 in de interstellaire ruimte aangekomen

Close-up van de ringen van Saturnus

Vooraf
Na elke  nieuwe 1000ste bezoeker aan mijn weblog schrijf ik een artikel dat buiten het normale karakter van deze site valt – die vooral over energie- klimaat en milieu gaat binnen een politieke context. Na de 35000ste bezoeker iets over een hobby, de ruimtevaart.
Overigens is ruimtevaart (een heel ruim begrip) om meerdere redenen ook erg politiek. Het is altijd gekoppeld geweest (en nog) aan het militair-industriële complex, aam budgetten maar ook aan grote praktische voordelen, en nu nog meer nu de exploratie van de ruimte steeds verder geprivatiseerd begin te raken.

Vandaag een onschuldig element, de expedities van de (onderlinge identieke) Voyager 1 en 2. Die zijn in 1977 gelanceerd, nr 1 op 05 september en nummer 2 op 20 augustus.
Het 45-jarig jubileum werd herdacht met een groot artikel in de Scientific American (SciAm) van juli 2022 – het blad dat ik, zij het met enige achterstand, gebruik voor mijn algemene wetenschappelijke ontwikkeling. Ergens op fietsvakantie langs Donau en Neckar bracht ik de leesachterstand terug tot een jaar en vandaar een artikel over het 45-jarig jubileum na 46 jaar.

De Voyager

De machines
De grap is dat de twee machines officieel helemaal niet ontworpen zijn om zo lang mee te gaan.

Budgetoverwegingen zijn altijd de belangrijkste stoor-factor geweest in het Voyagerprogramma. Het Congres van de VS gaf geld voor een programma van vier jaar, bedoeld om de planeten Jupiter en Saturnus en hun manen te “doen”. De onderzoekers hadden op meer gehoopt, mede omdat de planeten toevallig gunstig stonden voor een ‘Grand Tour’ die minstens ook langs Uranus en Neptunus zou voeren.
Zo te zien met smaak vertellen oudgedienden van het programma bij het Jet Propulsion Laboratory (JPL, bouwer van de machines) in genoemde SciAm hoe ze de bouw lichtelijk en inofficieel in positieve zin gesaboteerd hadden door onderdelen in te bouwen die beter (en duurder) waren dan voor vier jaar strikt nodig was.

Een andere oorzaak voor de onverwachte levensduur is dat er bijna geen software in de machines zit. Bijna alles is hardware uitgevoerd. Er is een taperecorder met acht sporen, er is 69kilobyte geheugen en de zendsnelheid ter hoogte van Jupiter was 115.000 bits per sec (en die wordt steeds minder). De  zender is 23W, welk gering vermogen gecompenseerd wordt door schotelantennes met een doorsnee van 3,7m. En daarmee is nog steeds contact heen en terug mogelijk.
Voor een beschrijving zie https://en.wikipedia.org/wiki/Voyager_program en https://en.wikipedia.org/wiki/Voyager_1 en https://en.wikipedia.org/wiki/Voyager_2 .
Voor resultaten en verdere informatie zie https://voyager.jpl.nasa.gov/ en, meer specifiek, https://www.jpl.nasa.gov/news/voyager-nasas-longest-lived-mission-logs-45-years-in-space .
Op https://eyes.nasa.gov/apps/orrery/#/sc_voyager_1 een soort real time-dashboard.

In zekere zin zijn de machines tijdcapsules die de techniek van 50 jaar geleden bewaren.

Een van de drie RTG-units aan boord van de Voyager

Het heeft geen zin om ruimtevaartuigen zo ver weg van zonnepanelen te  voorzien. In plaats daarvan halen de Voyagers hun energie uit de warmteontwikkeling van het radioactief verval van Plutonium-238 (een niet-splijtbare vorm van plutonium). De plutoniumbolletjes worden roodgloeiend.
De isotoop heeft een halfwaardetijd van 87,7 jaar. Zie https://rps.nasa.gov/news/48/proud-past-strong-future-rps-at-60/ .
De Voyagers hebben drie zg Radioisotope Thermal Generator (RTG) aan boord, die samen, met behulp van thermokoppels, bij het vertrek 470W aan elektrisch vermogen ontwikkelden, en negen zg Radioisotope Heater Units (RHU) die samen 9W warmtevermogen produceren op plekken waar dat nodig is.
Gaande de reis wordt die productie dus steeds lager. Daarom worden er steeds meer instrumenten uitgezet of wordt hun verwarming uitgezet (waarna sommige instrumenten, merkwaardig genoeg, gewoon bleven werken).

De Grand Tour en de resultaten
Het zonnestelsel is min of meer een platte schijf waarin de planeten hun baantjes draaien.
De Voyager1 heeft de Grand Tour afgemaakt t/m Saturnus en is toen schuin ‘omhoog’ uit de platte schijf gestuurd.
De Voyager2 heeft de Grand Tour afgemaakt t/m Neptunus en is toen schuin ‘omlaag’ uit de platte schijf gestuurd.
De passages hebben duizenden foto’s opgeleverd, waarvan enkele iconisch geworden zijn, en een schat aan niet-visuele informatie. Als entree bij dit artikel een close-up van het ringsysteem van Saturnus, en hieronder een opname van de planeet Jupiter en zijn  maan Io, met een onverwacht kleurrijk oppervlak en (sensatie) actief vulkanisme.
OP de NASA-JPL-sites staan nog meer foto’s.

Van mei 1972 t/m de passage van Neptunus in augustus 1989 heeft de missie $865 miljoen gekost.

Detailopname van de planeet Jupiter

De maan Io vanJupiter en een vulkaanuitbarsting


De ‘Pale blue dot’
Om energie te besparen, en omdat er na Neptunus binnen de levensduur toch niets meer te fotograferen viel, wilde NASA/JPL de camera’s uitzetten. Dat is uiteindelijk  ook gebeurd, maar niet dan nadat de Voyager1 achterstevoren een groepsfoto van het zonnestelsel gemaakt heeft. Dit na een pleidooi van de bekende astronoom Carl Sagan.

Dat werd een mozaiekfoto, waarvan de deel-opname van de aarde, na de nodige beeldbewerking, de iconische ‘Pale blue dot’- foto werd: de aarde vanaf 6,1 miljard kilometer. Zo ver, dat de stip slechts 1/8ste van een beeldpixel was. Verwacht dus geen details, maar de boodschap is dat de aarde heel klein en heel eenzaam is en heel  blauw. De foto toont geen planeet B.

Groepsportret van het zonnestelsel

De Pale blue dot

Zonnestelsel t/m de Kuiper-belt

Waar nog nooit een meetinstrument geweest is
Op een gegeven moment houdt de invloed van de zon op. Maar het vraagt nadere uitleg wat je precies met ‘invloed’ bedoelt.

De invloed via de zwaartekracht houdt in principe nooit op, maar verliest het ergens halverwege de volgende ster (Proxima Centauri) van andere zwaartekrachten. Die zwaartekracht houdt hemellichamen in de Kuiper Belt en de Oort Cloud in, nog steeds, een baan om de zon. Deze invloed wordt hier niet bedoeld.

Wat wel bedoeld wordt is de afgrenzing van het domein van de zonnewind en de bijbehorende magneetvelden enerzijds en de interstellaire ruimte anderzijds. Dat verhaal zit ongeveer als volgt in elkaar, zie volgend plaatje.

18 dec 2018

Als de zon er niet zou zijn, was het hele plaatje interstellaire ruimte (in tekening roodachtig). Daar bestaat een ijl gas en daarin bestaat dus een geluidssnelheid, zijnde ongeveer 100km/s .
Maar de zon is er wel en zendt een zonnewind uit, met aanhangende magneetvelden, die een snelheid heeft van ongeveer 400km/s. De zonnewind beweegt dus supersonisch door het interstellaire ijle gas.
Zonder externe aandrijving kan dat niet zo  blijven. De druk van de zonnewind neemt af met de afstand tot de zon en er komt een moment, dat de zonnewind van super- op subsoon overgaat. In de tekening is dat de termination shock.
De zonnewind beweegt daarna nog verder door (de heliosheath) tot de zonnewind in evenwicht komt met de interstellaire ruimte (de heliopause).
Het hele gebied binnen de heliopause heet de heliosfeer.
Als de zon stil zou staan t.o.v. de omgeving, zouden die gebieden allemaal bolvormig zijn. Maar zon en ruimte hebben een onderlinge snelheid. Het denkt het eenvoudigst als je de zon  in dit plaatje van links naar rechts laat gaan (maar het interstellaire medium andersom maakt niet uit). De heliosfeer wordt daardoor langgerekt.
Hoever de heliopause van de zon af ligt, was tot voor kort meer gok dan wetenschap.

Wat dus gebeurd is, is dat de Voyagers door de heliopause gevlogen zijn (Voyager1 in 2012 en Voyager2 in 2018) en dus, per definitie, nu in het interstellaire medium verblijven. Tenminste, volgens de meeste wetenschappers want er is wat discussie over. Er gebeurde niet precies wat de wankele theorie voorspelde, maar er gebeurde wel duidelijk iets.
Volgens de Voyagers ligt de heliopause op 120 * de afstand aarde-zon (dat heet 1 astronomische Eenheid, AE, 150 miljoen km). Ter vergelijking: de baan van de buitenste grote planeet Neptunus is 30AE.
De afstand tot de dichtstbijzijnde ster is ongeveer 270.000AE.

De Voyagers zijn dus de eerste ruimtevaartuigen, die in functionerende toestand de interstellaire ruimte binnengegaan zijn. De Pioneer 10 en -11 betraden dat gebied ook, maar maar werkten niet meer.
De New Horizons (gelanceerd in 2006) heeft inmiddels foto’s gemaakt van Pluto en zijn maan Charon, en van het object Arrokoth in de Kuiper Belt (bijgenaamd Ultima Thule), en zal vroeg of laat de heliopause ook passeren. Zie ook https://www.bjmgerard.nl/ultima-thule/ en http://pluto.jhuapl.edu/ en https://www.nasa.gov/mission_pages/newhorizons/main/index.html .

De ‘Golden Record’
Na 16700 jaar zal de Voyager1 de dichtstbijzijnde ster Proxima Centauri passeren (nummer 2 3600 jaar later). Tegen die tijd zijn de plutoniumgeneratoren, en daarmee de ruimtevaartuigen, morsdood.
Toch spreken de vaartuigen dan nog, mochten ze een onvermoede alien tegenkomen die slim genoeg is om de bedoeling te snappen. Er is een verguld koperen plaat aan boord zijn (boven rechts), ingepakt in een aluminium beschermhoes (boven links), die codes bevat met kenmerken van het leven op aarde.

Op de cover staat iets wat bedoeld is als gebruiksaanwijzing voor de alien, op de record zelf staan afbeeldingen, stukjes taal van het oude Akkadisch tot het moderne Wu-dialect van het Chinees, en muziek van Bach tot Berry. Elk wat wils.
Wie het precies wil nazoeken, zie https://voyager.jpl.nasa.gov/golden-record/whats-on-the-record/  

Een prachtig nieuw beeld van de Melkweg

Stel je voor …
dat je een vlieg op het plafond bent en recht onder jou ligt op tafel een pannenkoek. Als vlieg zie je van afstand een gele schijf met details van de garnering, en als je goed kijkt zie je dat de pannenkoek een bepaalde dikte heeft.
Stel je nu voor dat de mensheid een onbemande raket (aan zoiets moet je geen mensen wagen) kan wegsturen naar heeeeel ver weg en dat die precies boven het midden van onze Melkweg terugkijkend een foto maakt en die opstuurt. Dat licht zou een paar honderdduizend jaar onderweg zijn, maar dat denk je even weg.
Wat je dan op de foto zou zien, is ongeveer bovenstaand plaatje. De rode stip is de zon.  
Het plaatje is (in hoge resolutie) te vinden op https://astronomy.nju.edu.cn/xtzl/EN/index.html (NB:kopieer dit adres als tekst in de browser. Als je het rechtstreeks als link zou aantikken, verdwaal je ergens in academisch Nanjing). Voor educatieve en wetenschappelijke doelen zit er geen auteursrecht op, mits naamsvermelding “ Xing-Wu Zheng & Mark Reid  BeSSeL/NJU/CFA” .

Het onderzoek achter dit plaatje
Er wordt al  heel lang heel veel onderzoek gedaan naar de structuur van de Melkweg. Dat is moeilijk omdat de aarde zelf in de schijf zit, waardoor je allerlei structuren over elkaar heen geprojecteerd ziet, en omdat je in zichtbaar licht niet ver kunt kijken vanwege alle stof in de Melkweg. Het is alsof de vlieg in een holte in de pannenkoek zit.

Westerbork Synthesis Radio Telescoop

Daarom wordt onderzoek op grote afstanden uitgevoerd met radiotelescopen (zoals in Nederland in Westerbork). Om  de precisie te verbeteren, worden radiotelescopen die heel ver uit elkaar staan (continent-breed), met elkaar verbonden op basis van een hele precieze atoomklok. De kleine verschillen die de deelnemende telescopen ‘zien’, worden over elkaar heen gelegd (interferometrie). Dat maakt uiteindelijk een waanzinnig precieze driehoeksmeting mogelijk (een driehoeksmeting is in principe wat ook landmeters doen, maar dan veel geavanceerder). Het proces heet Very Long Baseline Interferometry (VLBI). Daarvan bestaan verschillende systemen.
Voor het hierna genoemde onderzoek is het VERA-netwerk gebruikt met vier telescopen tussen het noorden en zuiden van Japan, en de Very Long Baseline Array met tien telescopen in de VS.
Men kan meer lezen op https://en.wikipedia.org/wiki/Very-long-baseline_interferometry .

Het geheel haalt een precisie van 0.00002 boogseconde (je begint met één graad-streepje op een geodriehoek, daarvan is één boogseconde het 3600ste deel, en daarvan dus het vijftigduizendste deel. Ter vergelijking: een goed menselijk oog onderscheidt op zijn best 40 boogseconde en de maan aan de hemel is ongeveer een halve graad = 1800 boogseconden).

Het eigenlijke VLBA-systeem bestaat uit de rode stippen, maar het is uitbreidbaar met de extra blauwe stippen.

 De blikvanger, waarmee dit artikel opent, is zoiets als een sterk wetenschappelijk onderbouwde artist impression. Het is een bijproduct voor educatieve doeleinden.
De artist impression is gekoppeld aan een groot internationaal onderzoek, waarin men de richting en de afstand, en de snelheid, van zo’n 200 gebieden met intense vorming van nieuwe sterren bepaald heeft. Rond die sterren hangen wolken met water en methanol, die een natuurlijke laserwerking hebben (maar dan in de radiogolfversie die maser heet), en die maserwerking kun je heel goed ‘zien’.
Het onderzoek is te vinden op https://iopscience.iop.org/article/10.3847/1538-4357/ab4a11 . Wie het iets toegankelijker wil, kan er de Scientific American van april 2020 op nalezen (ik lig iets achter met mijn literatuur….. ).

De droge wetenschappelijke uitkomst van alleen de plaatsbepaling in het vlak van de Melkweg is een kaart, die er als volgt uitziet.

Trigonometric Parallaxes of High-mass Star-forming Regions_trigonometry-2_april 2020

De gekleurde punten zijn de meetresultaten en de gelijk gekleurde lijnen er door heen de op basis van de punten getekende hartlijnen van de armen. De lichtblauwe punten definieren de Locale Arm (de rode punt is de zon), die dus eigenlijk geen complete arm is. De zwarte punten definieren de Perseusarm, en zo hebben alle armen een naam.
De metingen beslaan slechts ongeveer een derde van de hemel, omdat er op het Zuidelijk halfrond nog geen VLBI-systeem actief is.
Een pc (Parsec) is 3,26 lichtjaar en een kpc is 1000pc.

Samengevat wat uitkomsten, ook enkele die niet uit bovenstaande kaart voortvloeien.

  • De Melkweg heeft een balk in het centrum en minstens vier complete armen (en wat gedeeltelijke armen)
  • De afstand van de zon tot het centrum van de Melkweg (het rode kruisje) is 26600 lichtjaar
  • De zon draait in 212 miljoen jaar om het centrum van de Melkweg
  • De “pannenkoek” is in de onderzochte categorie van stervormingsgebieden ongeveer 200 lichtjaar dik.
  • De zon ligt ongeveer 20 lichtjaar boven het vlak van de Melkweg, welk vlak gedefinieerd is door een statistische middeling op alle resultaten los te laten. Dat is dus weinig.

Internationale samenwerkingen geen ramkoers tegen China
In totaal hebben er aan dit project (dat vele jaren geduurd heeft, van één Chinese onderzoeker is bekend dat die er tien jaar mee bezig geweest is) 18 onderzoekers meegedaan van 13 instituten uit acht landen (Duitsland, Nederland, China, Italië, Polen, de VS, Korea en Japan). De volledige lijst is te vinden door in de kop van het onderzoek de Full author list en de Article information uitte klappen). De drie lead authors zijn Mark Read van Harvard en het Smithsonian in de VS, Karl Menten van het Max-Planck-Institut für Radioastronomie in Bonn, en Xing-Wu Zheng van de universiteit van Nanjing.

Kortom, de drie grote geopolitieke blokken zijn alle drie vertegenwoordigd en blijken jarenlang prima samen te kunnen werken. Het doet denken aan de Koude Oorlog op zijn ergst, toen Russen en Amerikanen, althans in woorden, elkaar de hersens wilden inslaan en ondertussen in stilte de wetenschap een brug bleef vormen.

Ik ga hier verder geen exposé geven van wat ik de voor- en nadelen van de aan de geopolitieke blokken verbonden staatkundige opvattingen en praktijken vind. Ik ben geen fan van de Chinese buitenlandse politiek. Maar de aggressieve confrontatiepolitiek van Biden in de VS staat me evenmin aan.
Mogelijk kan de wetenschappelijke samenwerking, zoals in dit project, kalmerend werken.

Het Japanse VERA-netwerk

Perseverance op Mars

Ik doe na elke 1000 nieuwe bezoekers aan deze site een keer iets anders. Die van 26000 stond nog open (27000 is inmiddels ook gepasseerd, komt nog).

Voor de 26000ste bezoeker de landing op 18 feb 2021 van het Marsvoertuig Perseverance in de Jezerokrater.

De verzamelsite voor de diverse gegevens is www.nasa.gov/perseverance .
Onder de TAB Images uiteraard de beelden, waarvan er enkele gebruikt zijn.

De Perseverance is robotisch geland, en wel op de punt bij de pijl. In deze afbeelding betekent blauw veilig en rood onveilig om te landen. Voor meer informatie over dit navigatieonderwerp zie https://mars.nasa.gov/mars2020/mission/technology/ .

Opname vanuit de MRO van het doelgebied van de Perseverance

Iets verder inzoomend een foto van bovenaf, vanuit de Mars Reconnaissance Orbiter (MRO). De landingsplaats is de witte stip rechts, iets onder het midden.
De afstandsbalk links onderin de foto is 2 km.

Het gebied rond de krater Belva (die dus van later datum is) ziet uit als een rivierdelta. Lang, heel lang, geleden was de landingsplaats van de Perseverance een meer waarin een rivier uitstroomde die een delta gevormd heeft. De Perseverance staat op de bodem van dat vroegere meer en kijkt als het ware een beetje omhoog naar de deltaresten. Althans, dat is de hypothese.
De blauwe en de paarse lijn zijn twee alternatieve, mogelijke routes om aan de voet van de delta te komen. Vandaar af is de gele lijn een mogelijke verdere verkenningsroute.

Vanuit de Perseverance ziet dat er als volgt uit:

Oude rivierdelta (hypothese)

In deze afbeelding zijn zo goed mogelijk de werkelijke kleuren weergegeven.
De deltaresten (donkerbruin, gelaagd) rijzen op uit de vroegere meerbodem. De Perseverance staat op 2,3km afstand van die bult en de bult zelf is ongeveer 200m in doorsnee.
Daarachter (vaag) hoger gelegen, een beetje bergachtig, terrein.
De Perseverance moet dus om dat keienveld op de voorgrond heen (linksom of rechtsom) om aan de voet van de bult te komen, en dan moet hij op een of andere manier naar boven.

Een hoofddoel van de Perseverance is ‘astrobiologie’. In dit geval kijken of er leven geweest is. Als dat bestaan heeft, zou je verwachten dat je daar iets van terug vindt in dit soort oude riviersedimenten.

De Perseverance heeft een boor aan boord en zal gesteentemonsters nemen en die bewaren. Later worden die opgehaald. Dat is een aparte missie die pas onlangs is aanbesteed. Zie voor een verbeelding van hoe dat zou moeten www.nasa.gov/press-release/nasa-awards-mars-ascent-propulsion-system-contract-for-sample-return .
De terugkeer van de gesteentemonsters duurt nog wel even.

Ook heeft Perseverance het MOXIE-instrument aan boord, dat probeert of men ter plekke uit CO2 zuurstof kan afsplitsen. MOXIE betekent (met enige fantasie) Mars Oxygen In-Situ Resource Utilization Experiment ( https://mars.nasa.gov/mars2020/spacecraft/instruments/moxie/  en https://mars.nasa.gov/mars2020/spacecraft/instruments/moxie/for-scientists/ ). Het werkt als een soort omgekeerde brandstofcel die bij 800°C de CO2 elektrochemisch splitst in O2 en CO.
MOXIE zou 10 gram zuurstof per uur moeten kunnen maken.

UPDATE dd 03 sept 2022

De nieuwsbrief van de AAAS van 02 sept 2022 beschrijft de uitkomst van het MOXIE-experiment, dat inmiddels zeven keer zuurstof geproduceerd heeft. Het is te vinden op Uitkomst MOXIE-experiment .
Hierboven de opbrengsttabel. OC staat voor Operation Cycle. De eerste zeven waren testen op aarde, de achste was een test op Mars waarin nog geen zuurstof werd geproduceerd, en vanaf OC9 begint dus het echte werk.

Deze panoramafoto is gemaakt op 21 feb 2021 (de derde dag van de missie). De camera heeft 360° rondgedraaid en daarbij 142 foto’s gemaakt, die samengevoegd zijn in bovenstaand composietbeeld.


De (veronderstelde) aanwezigheid van stromend water bewijst dat de atmosfeer van Mars ooit veel dichter geweest moet zijn. Nu heeft Mars een atmosfeer die heel dun is en vooral uit CO2 bestaat. Mars is dus het grootste deel van zijn oude atmosfeer kwijt geraakt.
Maar er is een atmosfeer en het waait er (het stormt zelfs af en toe). De expeditie heeft nu al iets opgeleverd heeft dat dat nog nooit eerder vertoond is, namelijk geluid van die Marswind. Dat hoor je in de microfoon.
Voor de eerste audio-opname van Mars zie www.nasa.gov/press-release/nasa-s-mars-perseverance-rover-provides-front-row-seat-to-landing-first-audio .

Audio-opname van de wind op Mars

De opname op de site zelf duurt 18 seconde (eentje met, en eentje zonder de bijgeluiden van de Perseverance zelf) en die zonder geeft de Marswind (een paar seconde).


De missie bevat ook een helikopter, een soort autonome drone (artist impression).
De drone heeft geen ander wetenschappelijk doel als zichzelf. Men kijkt bij NASA hoe het is om in de dunne atmosfeer van Mars met een drone te vliegen, als voorbereiding op eventuele toekomstige missies. Deze drone bevat geen andere instrumenten dan die welke nodig zijn om te beoordelen hoe hij vliegt. Het ding vliegt op zonne-energie en weegt 1,8 kg. Voor liefhebbers van drones is hieronder een fact sheet te vinden.
Het is een experiment dat volledig los staat van de Perseverance.
Een filmpje hoe men zich een en ander voorstelt is te vinden op https://mars.nasa.gov/technology/helicopter/ en www.nasa.gov/feature/jpl/nasa-s-mars-helicopter-reports-in .

Artist impression van de Marshelikopter

Voor het eerst baanbeïnvloeding asteroide getest

De Nieuwsbrief van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) bracht het nieuws dat er een satelliet omhoog zal gaan (de DART ), die de baan van de asteroide Dimorphos een klein beetje gaat veranderen. Doordat de satelliet er op gaat botsen (als alles goed gaat), moet de snelheid van de asteroide met 1 mm/sec veranderen.
Daardoor verandert ook de baan. Een mm/sec lijkt weinig, maar opgeteld over lange tijd kan het in de positie veel uitmaken.
Dimorphos is geen gevaar voor de aarde, maar andere satellieten kunnen dat wel worden. Vandaar deze test.
Onder de foto het verhaal uit de MIT-nieuwsbrief.

DART-satelliet voor de beïnvloeding van de baan van de asteroide Dimorphos

In a clean room in Building 23 at the Johns Hopkins University Applied Physics Laboratory (APL) in Laurel, Maryland, a spacecraft called DART was splayed open like a fractured, cubic egg. An instrument called a star tracker—which will, once DART is in deep space, ascertain which way is up—was mounted to the core, along with batteries and a variety of other sensors. The avionics system, DART’s central computer, was prominently attached to square, precision-machined panels that will form the sides, once the spacecraft is folded up. Wires ran from the computer to the radio system that DART will use to communicate with Earth. Gyroscopes and antennas were exposed. In a room next door, an experimental thruster system called NEXT-C was waiting its turn. Great bundles of thick tendrils wrapped in silver insulation hung down from the spacecraft and ran along the floor to the control room, where they connected to a towering battery of testbed computers operated by four engineers.

A clock over one of the computers read, “Days to DART Launch: 350:08:33.”

DART—the Double Asteroid Redirection Test—is designed to crash into an asteroid called Dimorphos. The impact will change Dimorphos’s speed by about one millimeter per second, or one five-hundredth of a mile per hour. Though Dimorphos is not about to collide with Earth, DART is intended to demonstrate the ability to deflect an asteroid like it that is headed our way, should one ever be discovered.

Since a Soviet probe called Luna 1 became the first spacecraft to escape Earth’s orbit on January 2, 1959, humanity has sent about 250 probes into the solar system. DART is unique among them. It is the first that sets out not to study the solar system, but to change it. Read the full story

—David W. Brown

Schaalmodel van de asteroide Didymos (de grote) en Dimorphos (de kleine). Het is een bij elkaar horende dubbel-asteroide. Hte model is gebaseerd op lichtcurves en radarmetingen met de Arecibo-antenne. Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Dimorphos .

Voor een eerder artikel uit de Quest over botsingsgevaar van asteroiden zie

Melkwegstelsel is vriendelijke reus

UGC 2885

De Hubble-telescoop is 30 jaar oud en heeft zijn verjaardag gevierd met een mooie foto van melkwegstelsel UGC2885.

Op de site van de Hubble (zie https://hubblesite.org/contents/news-releases/2020/news-2020-01?news=true ) staat een persbericht over dit hemelobject.

Dit stelsel ligt 232 miljoen lichtjaren ver weg in het sterrenbeeld Perseus. De diameter is ongeveer 2,5 * die van de Melkweg en het aantal sterren is ongeveer 10* zo groot (ca 10 exp 12).
Het lichtpunt met het kruis erin hoort niet bij het stelsel, maar ligt er een eind voor.

Anders dan de Melkweg (die in zijn bestaan andere sterrenstelsels opgevreten heeft) heeft UGC2885 een rustige geschiedenis. Het staat op een geïsoleerde plak in de ruimte en is daarom, zonder gewelddadige verstoring, geleidelijk aan gegroeid uit omringende waterstof. Daarom is de structuur van het stelsel zo regelmatig.

Astronomen noemen het vaak ‘Rubin’s Galaxy’ naar de astronoom Vera Rubin (1928 – 2016) , die uit de rotatie van sterren in dit stelsel het bestaan van ‘dark matter’ kon aantonen.

Schema inwendige Hubble-telescoop

Ultima Thule

Het oude Thule
Meneer Pytheas was een ontdekkingsreiziger uit wat toen Massilia heette (nu Marseille) die ergens rond 325 vChr besloot om  om Spanje heen te varen, op ontdekkingsreis, en dan naar het Noorden zover hij kwam. Mogelijk werd hij gestuurd om te kijken  waar de handelswaren vandaan kwamen (barnsteen?) of naar toe konden.

Standbeeld van Pytheas in Marseille

Dat was een heel eind varen met een houten boot met een zeil, waarmee je alleen voor de wind kon varen, en met roeiers. Zijn mededeling dat de zomernachten in Thoelë (zo noemde hij dat) maar een paar uur duurden, stuitte op scepsis.
Pytheas gebruikte voor het eerst de naam “Brittanike”.
Pytheas is ook de eerste waarvan bekend is dat hij de getijden in verband bracht met de maan.
Helaas is zijn werk verloren gegaan en leeft hij slechts voort  als citaat in het werk van anderen, zoals Strabo (die Pytheas niet moest) en Polybius. Het is leuk om daarover te lezen, zie https://en.wikipedia.org/wiki/Thule en https://en.wikipedia.org/wiki/Pytheas . Overigens paste Strabo al het inzicht van Erathostenes toe dat de aarde rond was, en gebruikte al de essentie van het begrip ‘breedtegraad’.
Blijkbaar was de schatting van Pytheas zo juist, dat wij achteraf kunnen reconstrueren dat hij waarschijnlijk de 65ste breedtegraad gehaald moet hebben. De Romeinen (onder andere Tacitus) plaatsten Thule (de verlatijnste versie) een heel eind varen achter de bij hen bekende Orkneys. De aannemelijkste hypothese is dat Pytheas de Shetlandeilanden gezien heeft, met een kans dat het de Noorse kust was (mogelijk bij Trondheim). Mogelijk heeft hij ook het zee-ijs gezien en de middernachtszon, die via Pytheas bij Plinius de Oudere bekend was.

Op de terugweg pakte Pytheas, als men de reconstructies geloven moet en ik ben geneigd dat te doen, ook nog een stuk oostzee mee tot aan de Vistula. Vandaar verhalen over de barnsteen “Pytheas says that the Gutones, a people of Germany, inhabit the shores of an estuary of the Ocean called Mentonomon, their territory extending a distance of six thousand stadia; that, at one day’s sail from this territory, is the Isle of Abalus, upon the shores of which, amber is thrown up by the waves in spring, it being an excretion of the sea in a concrete form; as, also, that the inhabitants use this amber by way of fuel, and sell it to their neighbours, the Teutones.” Aldus Plinius de Oudere, maar dan uiteraard in het Latijn.

 Nadien vervaagde Thule tot een metafoor van alles wat onbereikbaar was en voorbij het einde van de wereld lag. De term “Ultima Thule” is van Vergilius.

Het Kuiper-object Ultima Thule
De benaming “Ultima Thule” voor object 2014MU69 in de Kuiper Belt staat dan ook in een lange traditie. Eigenlijk verdient Pytheas dat er een Kuiper-object naar hem genoemd wordt. Het is het eerste Kuiper-object dat van dichtbij bekeken is door een satelliet. Op 01 januari 2019 passeerde de New Horizon – satelliet het object op ca 3500km afstand. Kort erna kwam de eerste foto binnen, gemaakt vanaf 28000 km (een half uur vóór de flyby). Eén beeldpixel is 140m.
Het gaat waarschijnlijk om twee brokken die ooit om elkaar heen gedraaid hebben, maar al hele lang geleden aan elkaar zijn blijven plakken. De theorie is dat het oppervlak ongestoord is en er uit ziet, zoals het was bij de vorming van ons zonnestelsel.
De langste afmeting is 33 km. De grootste bol heet Ultima, de kleinste Thule.

Foto Van Ultima Thule in zwart-wit en door reconstructie van een opname in meer kleuren. De lichtrode kleur is reëel en wordt waarschijnlijk veroorzaakt doormiljarden jaren zonlicht-instraling
Theorie van het ontstaan van het dubbellichaam

Onderweg heeft New Horizon ook nog schitterende opnames van Pluto gemaakt. Zie New Horizons vliegt langs Pluto

De satelliet
De satelliet is een soort vliegende thermosfles ter grootte van een kleine piano, met een massa van een kleine 500kg, waar zeven instrumenten uitsteken. Het fotosysteem, dat bovenstaand plaatje maakt, is de LORRI (Long Range Reconnaissance Imager).

DE satelliet met zijn zeven meetinstrumenten

Alice en REX kijken of er een atmosfeer is (en zo ja, hoe). Zoals het er nu uitziet, is die er niet.
Ralph maakt spectraalopnamen van de bodem om die te onderzoeken.
Lorri maakt foto’s.
SWAP meet de zonnewind.
PEPSSI meet of er deeltjes ontsnappen van Ultima Thule.
SDC meet stofdeeltjes.

De missie wordt geleid door Johns Hopkins University Applied Physics Laboratory , Laurel, Maryland, en de wetenschap wordt gedaan door het Southwest Research Institute in Boulder, Colorado.

Op een afstand van 6.5 miljard km van de zon hebben zonnepanelen geen zin meer. Daarom zit er een plutonium-238 generator aan boord (238 is een niet-explosieve isotoop die alleen maar warmte ontwikkelt), die via thermokoppels 30V gelijkspanning maakt. Toen het geheel in 2006 gelanceerd werd, leverde de constructie 245W. Inmiddels is dat, 13 jaar later, teruggelopen tot 190W.
Dat is ruim voldoende. De zeven instrumenten zijn allemaal een paar Watt per stuk en de geleverde warmte is genoeg om de thermosfles van binnen op kamertemperatuur te houden.

Ondanks de onwaarschijnlijk lage vermogens houdt de satelliet netjes contact met de aarde. Snel gaat dat niet: 768 bits/sec ter hoogte van Ultima Thule (ter hoogte van Pluto was het nog 1000bits/sec en bij Jupiter nog 38000bits/s).

Wie alle informatie netjes bij elkaar wil hebben, kan het beste kijken op http://pluto.jhuapl.edu/ , en daar gaan grasduinen onder de tab Mission of News center (die levert een Press Kit Beyond Pluto). Zeer de moeite waard.

De plutoniumgenerator kan nog een tijdje vooruit. In de kranten werd gesproken over een volgens doelwit, maar daarover valt op de officiele site nog niets te lezen. Zie https://spacenews.com/new-horizons-planning-additional-extended-missions/ en https://spacenews.com/debate-rages-about-future-of-new-horizons/ (in mei 2023 woedde het debat nog steeds en het gaat om geld en prioriteiten).



Cassini bij Saturnus

De satelliet Cassini, met in het begin bij zich de Huygens-sonde, heeft van 2004 tot 15 september 2017 rond Saturnus en zijn manen gevlogen. De machine heeft al die tijd vlekkeloos gewerkt en op het eind, bij zijn 293ste rondje, toen de brandstof bijna op was, heeft men de satelliet gecontroleerd op Saturnus laten storten. Zelfs toen bleef hij nog onverwacht lang werken.

De geleerden zijn lyrisch over de revolutionaire ontdekkingen. Een van de projectleiders, Carolyn Porco, schreef er een heel enthousiast artikel over in de Scientific American van oktober 2017. Maar dat was zeker niet het enige enthousiaste artikel.

De site www.nasa.gov/mission_pages/cassini/main/index.html levert prachtig beeldmateriaal op.

De Cassini was een samenwerkingsverband van de NASA en de European Space agency (ESA).

Een farewell-blik: twee dagen na deze foto stortte de Cassini in het gefotografeerde object. Deze tint gebruikt men als men een zo natuurgetrouwe kleur weer wil geven.

Saturnus staat op 1,43 miljard kilometer van de zon, dat is tien keer verder dan de aarde van de zon staat.
De dag op Saturnus duurt minder dan de helft van die op aarde, dus de planeet roteert snel.
Een Saturnusjaar duurt 29,46 aardjaren. De Cassini heeft er dus bijna een half Saturnusjaar opzitten:
De planeet is 95* zo zwaar als de aarde. Het is er gemiddeld 180°C onder nul.
Er hoort een complete kudde grote en kleine manen bij. De draaiing van de vier grootste manen uit deze kudde om Saturnus is al door Galilei waargenomen en vormde een van de vroegste bewijzen voor de structuur van het zonnestelsel. Toen Galilei dit ging toepassen op de aarde rond de zon, en dat bovendien in de volkstaal ging rondvertellen, kreeg hij een probleem met de kerk.

De foto van het ringstelsel met de hoogste resolutie ooit. Van de linkerrand tot de rechterrand van de foto is van 98,600 tot 105,500 kilometers.

Saturnus zelf
Saturnus is, vooral vanwege zijn ringsysteem, een fotogenieke planeet. Elke mooie opname van de ringen is bijna vanzelf kunst. De ringen bestaan vooral uit waterijs en wat steengruis.
De basale structuur van de platte schijf komt van de zwaartekracht van Saturnus op de omgeving. De fijnere structuur binnen de ringen komt door de zwaartekracht-wisselwerking tussen de vele manen en maantjes enerzijds en het ringmateriaal anderzijds.

Het zwaartekrachtveld is echter niet het enige veld. Saturnus heeft ook een magnetisch veld en geladen deeltjes, en daarom heeft de planeet iets wat wij hier het poollicht noemen. Dat was nog niet eerder gefotografeerd.

Het Noorderlicht (in het ultraviolet gefotografeerd). Je kijkt van bovenaf op de Noordpool in het midden. De dagzijde is aan de onderkant.

Titan
Zie bijvoorbeeld https://nl.wikipedia.org/wiki/Titan_(maan) .
Titan is de grootste maan van Saturnus. In feite heeft de maan planeet-afmetingen: hij is groter dan Mercurius en niet veel kleiner dan de aarde. Het is de enige maan in het zonnestelsel met een dichte atmosfeer. Daar hangt permanent een soort dikke mist in, en met kijkers zie je daarom niks van wat daar onder zit. Daar waren de geleerden heel nieuwsgierig naar.

Beeld op basis van radar

De Cassini kon behoorlijk nauwkeurig met radar en infrarood door de mist heen kijken, maar het echte werk is gedaan door op 14 januari 2015 de Huygens-sonde te laten neerdalen (Huygens is de Nederlandse ontdekker van Titan). De afdaling leverde 2,5 uur beeld op en het filmpje kan op de NASA-site worden afgespeeld: zie www.nasa.gov/feature/jpl/huygens-ground-truth-from-an-alien-moon .

Door de Huygens-sonde gemaakte beelden

Het is een absurde wereld. Het lijkt op de aarde, met grote duingebieden rond de evenaar, grote meren in de poolgebieden en veel relief met duidelijke oevers. Maar het geheel is gemiddeld 180°C onder nul en de meren bestaan uit vloeibaar aardgas en vloeibare ethaan. Het regent er vloeibaar gas, dat stroomt als een rivier en heeft dalen uitgesleten. Een groot aardgasmeer is Lacus Ontario genoemd.

Het is geheel in strijd met wat wij tot nu toe weten dat er op Titan leven is.

Enceladus
Zie bijvoorbeeld https://nl.wikipedia.org/wiki/Enceladus_(maan) .

Het is de zesde-grootste maan van Saturnus, maar qua gedrag en structuur veruit de interessantste. Dat vond in elk geval Carolyn Porco in het SciAm-artikel, en daar staat ze vast niet alleen in.

“Geysirs” op de Zuidpool van Enceladus

Enceladus wordt voortdurend gekneed door de getijdenwerking.
Op aarde werkt die getijdenwerking (veroorzaakt door zon en maan) alleen maar zichtbaar op de oceaan en de zee. Die getijdegolf reist over de aarde en verliest uiteindelijk zijn energie door wrijving aan de zeebodem. Daardoor wordt de zee warmer, maar dat is weinig om op te vallen. De getijdenwerking werkt ook op de continenten op aarde, maar daar merken wij nog veel minder van.
Het getijdeneffect is rond een grote planeet als Saturnus veel sterker. Enceladus wordt zo sterk gemasseerd dat de maan fors veel warmer is dan hij anders zou zijn. Dat zie je niet aan de buitenkant, want dat is een kilometers dikke witte ijs- en sneeuwkorst die zelfs nog wat kouder is dan 180°C onder nul.
Maar binnenin is de planeet een stuk warmer, zo warm dat er onder de ijskorst een diepe oceaan aan vloeibaar water zit. Op de bodem van die oceaan is zelfs hydrothermale activiteit, zoals ook bij spreidingsruggen zoals diep in de oceanen op aarde, maar dan door een andere warmtebron gedreven.
Net als op aarde maakt het hydrothermale systeem stoffen los uit de onder de zee liggende rotsen. Die stijgen met verwarmde water op, dat smelt door de ijslaag heen en treedt naar buiten, het vacuum van de ruimte in, als spuitende pluim. Het meeste valt terug (daarom is de maan zo wit), maar een deel komt in het ringsysteem van Saturnus terecht.
De Cassini is vele malen vlak langs Encelados gevlogen en is op een gegeven moment, op slechts 25km hoogte, dwars door zo’n pluim heen gecrosst. Daardoor kon de samenstelling worden gemeten en die bestond uit bijna 98% waterdamp, 1% waterstof, en de rest uit een mengsel met o.a. CO2, methaan en ammoniak.
Er is dus materiaal dat de basis kan vormen voor chemische reacties en er is vloeibaar water bij gematigde temperaturen. In theorie zou er primitief leven kunnen zijn, maar de Cassini was er niet op ingericht om dat te detecteren.

Het Enceladus-model

Het was een mooi stuk fundamenteel onderzoek!. Men kan nog een hele tijd met de resultaten van de missie vooruit.

Tropomi-satelliet geeft sensationele eerste foto’s door over luchtverontreiniging

Het was al op het NOS-journaal, maar daar ging het snel en bewegend en klein: de eerste foto’s van de pas gelanceerde Tropomi-satelliet. Ik heb daarover al geschreven op TROPOMI meet de atmosfeer met niet eerder vertoonde kwaliteit .

De eerste resultaten zijn nu binnen gekomen en die overtreffen alles, wat er op dit gebied tot nu toe te bewonderen was.
De publicatie gaat via het KNMI op www.knmi.nl/over-het-knmi/nieuws/tropomi-ziet-luchtkwaliteit-scherper-dan-ooit . Klik daarin ‘eerste beelden’ aan.
Hier staat ook het animatiefilmpje dat op het journaal te zien was.

Ik geef er nu drie van de NO2 – concentraties in Nederland.

NO2-concentraties, 07 november 2017, Zuidenwind

NO2-concentraties, 17 november 2017, NW-wind

NO2-concentratie, 22 nov 2017, windrichting niet vermeld (zo op het ook ongeveer windstil)

Bruin-grauw betekent bewolkt en dus geen resultaten.
De beelden zijn nog niet getalsmatig geijkt.
De kleinste afmeting is aan de grond een hok van 13*7 km.

Ik kom er op terug als er meer nieuws is.