Netbeheerders brengen vijf prioriteiten voor de nieuwe coalitie onder de aandacht

Vanwege het belang neem ik dit persbericht van Netbeheer Nederland over.

In een brief aan informateur Mariëtte Hamer (dd 21 mei 2021) vraagt Netbeheer Nederland deze week aandacht voor vijf belangrijke randvoorwaarden om een tijdige realisatie van een klimaatneutraal energiesysteem mogelijk te maken. In de brief doen de gezamenlijke netbeheerders een appèl op de formerende partijen en het volgende kabinet om in het Regeerakkoord om snel een aantal politieke keuzes te maken. Alleen dan, zo stellen de netbeheerders, blijft de klimaatopgave voor 2030 en 2050 maakbaar en betaalbaar.

De energietransitie brengt voor het energiesysteem een enorme opgave met zich mee. De huidige energie-infrastructuur moet worden omgevormd tot een integraal, klimaatneutraal energiesysteem. Dat betekent een verdubbeling van het elektriciteitsnet, het gasnet geschikt maken voor duurzame gassen, de aanleg van duurzame warmtenetten en het integreren van een grote hoeveelheid flexibele middelen, zoals opslag, conversie en duurzame gascentrales. Dit is allemaal nodig om de leveringszekerheid binnen het toekomstige klimaatneutrale energiesysteem te kunnen garanderen. De netbeheerders zijn daar – waar het kan –  al volop mee bezig, maar om de totale ombouw te kunnen realiseren, zijn op heel korte termijn politieke keuzes nodig. In de brief vraagt Netbeheer Nederland daarom rekening te houden met vijf prioriteiten:

  1. Een regierol voor het Rijk, gemeenten en provincies. Regie is doorslaggevend om te komen tot een integraal ontwerp voor het energiesysteem, inclusief ruimtelijke keuzes en reserveringen. Richt hiervoor een Nationaal Programma Energiesysteem in en versnel waar mogelijk de besluitvormingsprocedures. 
  2. Aanpassing van wet- en regelgeving zodat het elektriciteitsnet betaalbaar en betrouwbaar blijft. Het gaat hier met name om wet- en regelgeving die de afstemming van vraag en aanbod van energie stimuleert. Bijvoorbeeld door flexibele middelen (zoals opslag, conversie en vraagsturing) te stimuleren, flexibele energietarieven in te voeren, en een verdeling van de kosten tussen afnemers en aanbieders van energie die de energietransitie stimuleert.  
  3. De mogelijkheid om bestaande gasinfrastructuur in te zetten voor de energietransitie. Zo wordt de de opschaling van inzet van duurzame gassen als waterstof en groen gas gestimuleerd; 
  4. Innovatieve opschaling van warmtenetten door te kiezen voor een open model dat innovatie stimuleert en aanbieders en gebruikers maximale keuzevrijheid biedt en de integraliteit van het energiesysteem van de toekomst faciliteert; 
  5. Voldoende financieringsruimte voor alle noodzakelijke investeringen. De netbeheerders investeren tot 2050 in totaal ca. 102 miljard euro in de elektriciteitsnetten en regionale gasnetten om voorbereid te zijn op de uitdagingen van de nabije toekomst.   
Aanleg warmtenet Terheijden

Netbeheer Nederland benadrukt dat 2050 wellicht ver weg lijkt, maar voor netbeheerders in feite al volgende week is. Om de doelstellingen te kunnen realiseren, moeten belangrijke beslissingen nu genomen worden, zoals keuzes voor locaties voor de opwek van elektriciteit uit wind en zon, voor ‘aanlanding’ van grote hoeveelheden windenergie van de Noordzee, de inzet van flexibele middelen om altijd te kunnen voldoen aan de vraag naar (duurzame) elektriciteit en voor de aanleg van een waterstofbackbone. Daarnaast wijzen de netbeheerders er op dat de indrukwekkende verandering van onze energiehuishouding op korte termijn een relevante bijdrage kan leveren aan het groen herstel van Nederland na Corona, alleen al door de vele mensen die nodig zijn voor al het werk.

De brief van de gezamenlijke netbeheerders aan de informateur is hier te lezen.  

Vier scenario’s voor Het energiesysteem van de toekomst

Inleiding
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat ““Gasunie en TenneT samen met de regionale netbeheerders in 2019 het initiatief nemen om een integrale infrastructuurverkenning 2030-2050 op te stellen waarin inzichten vanuit de energiesector, vraagontwikkeling in de industrie en bevindingen vanuit de regionale energiestrategieën (RES’en) worden meegenomen. …. . Deze infrastructuurverkenning 2030-2050 dient als leidraad voor onder andere de investeringsplannen van de netbeheerders en voor investeringen door marktpartijen. De verkenning is gereed in 2021.”
Dit gebeuren heet inmiddels in de volksmond II3050.
Dit project verondersteld dat de afspraken in het Klimaatakkoord voor 2030 afgewerkt zijn, en meer specifiek dat de Regionale Energie Strategieën (RES-sen) hun doel bereikt hebben.

Het proces II3050 is in drie etappes verlopen, waarvan fase 1 en fase 3 tot een openbaar rapport geleid hebben.
Het rapport na fase 1 is van Berenschot en Kalavasta en heet “Klimaatneutrale energiescenario’s 2050”. Tegelijk met fase 1 is er, ook op 31 maart 2020, een rapport uitgebracht, in lijn met het eerdergenoemde,  door PosadMaxwan en Generation Energy “Ruimtelijke uitwerking Energiescenario’s”. Je zou dat, met een beetje goede wil, fase 1A kunnen noemen.
Beide rapporten zijn te vinden op www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/04/15/kamerbrief-klimaatneutrale-energiescenarios-2050 .
Het rapport na fase 3 is van de Gasunie, TenneT en de regionale netbeheerders (in Brabant Enexis). Het is gedateerd 29 apr 2021 en heet “Het energiesysteem van de toekomst”. Het is een fors rapport en zelfs de samenvatting is nog fors. Het is te vinden op www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2021Z07126&did=2021D15759 of op de site van de Gasunie www.gasunie.nl/energietransitie/energiesysteem-van-de-toekomst .

Dit artikel gaat over alle drie tegelijk.

Zienswijzeprocedure ‘Het energiesysteem van de toekomst’
Tegelijk met het verschijnen van ‘Het energiesysteem van de toekomst’ start het Rijk met een grote procedure, het “Programma Energiehoofdstructuur”. Op 20 mei 2020 gaf (toen nog) minister Wiebes in een Kamerbrief aan wat hem daarbij voor ogen stond. De brief en de Startnotitie voor dit programma zijn te vinden op www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/05/20/kamerbrief-over-afbakening-programma-energiehoofdstructuur .
Inmiddels is de Notitie Reikwijdte en Detailniveau bij dit Programma Energiehoofdstructuur uit, waarop men een zienswijze kan indienen van 30 april t/m 10 juni 2021. De formaliteiten, alsmede toegang tot deze NRD-notitie, kan op www.rvo.nl/onderwerpen/bureau-energieprojecten/lopende-projecten/overige-projecten/programma-energiehoofdstructuur .
Ik raad iedereen aan om alvast van zich te laten horen. Dat houdt ook mogelijkheden open voor de toekomst.

De hier besproken documenten over de energiescenario’s, alsmede de recente publicatie  van het PBL over het toekomstig ruimtegebruik in Nederland ( www.bjmgerard.nl/?p=15349 ), kan men zien als een soort onderlegger voor deze zienswijze op de NRD.

De vier scenario’s en ga er niet niet alleen op het gevoel mee om
Berenschot en Kalavasta hebben er voor gekozen om vier scenario’s te ontwikkelen, die zich onderscheiden door wie er de belangrijkste zeggenschap heeft: de regio, de Nederlandse Staat, de EU of de wereldmarkt.
De scenario’s zijn bedoeld als denkexercities. Je hoeft niet voor een van de vier te kiezen. Zie ze als cornervlaggen bij een voetbalveld: ze markeren de uiterste posities, maar ertussen in speelt zich het spel af. Combinaties zijn mogelijk.

Bij elk scenario hoort een set kenmerken, waarvan hierna een overzicht.

Alle scenario’s bevatten slechts zakelijk-energetische kenmerken als Watt-en, Watt-en per km2 , omzettingsrendementen, kunstmestproductie, kosten en dergelijke.
Voor veel mensen zijn uiteraard ook niet-energetische argumenten van belang als de objectieve staat van de natuur en de menselijke beleving daarvan (dat zijn twee verschillende dingen), windmolenherrie en slagschaduwen, recreatiemogelijkheden, het landschap, niet-energetische toepassingen als mais en koeien. Dat geeft spanningsvelden die momenteel uitvoerig naar voren komen.

De scenario’s zelf zijn niet politiek of ideologisch – het is alleen maar een gedachtenoefening. Maar de mensen die er iets van vinden, kunnen wel een politieke of ideologische achtergrond hebben. Ik denk dat de gemiddelde Milieudefensie- of Greenpeace-aanhanger mentaal dichtbij scenario Regionale Sturing zit, en dat scenario Internationale Sturing aantrekkelijk is voor mensen die een groene versie van een neoliberale energiemarktaanpak zoeken.
Maar de gemiddelde Milieudefensie-activist heeft, behalve interesse in energie en klimaat, vaak ook interesse in het landschap en dat botst, want het Regionale Sturingscenario heeft ook de meeste wind- en zonneparken. Waartegen over staat dat in dit scenario de kringlooplandbouw verondersteld wordt, en daarmee dat de kunstmest grotendeels afgeschaft wordt.

Ik kan dus lezers dezes uit milieu-activistische kring slechts aanraden de primaire politieke reflexen even te onderdrukken, en serieus na te denken of toch niet een grotere import van stroom of stroom, verpakt in waterstof, aanvaardbaar is. En of je toch niet, nolens volens, na moet denken over onderwerpen die minder ruimtebeslag  vragen als biomassa uit reststromen.
En ik zou deze lezer willen aanraden de reflex te onderdrukken dat klein altijd fijn is, en dat elk bedrijf even verwerpelijk is, en dat CO2 onder de grond per definitie van de duivel is. De lezer heeft minder keus dan hij wellicht denkt.

Persoonlijk denk ik dat de toekomst zit in een mix van het meeste regionaal, met ambitie en organisatie van nationaal en zekere importmogelijkheden uit de EU (en het ETS als stok achter de deur). En persoonlijk zou ik politieke oordelen vellen over de wenselijkheid van sommige activiteiten, zoals de verkoop van de halve opbrengst van een wind op zee-park aan Amazon ( https://nos.nl/artikel/2367804-amazon-koopt-halve-stroomproductie-nederlands-windpark ) of hoe ver de wenselijkheid van datacenters gaat en wie daar de baas over is (weinig dingen zo slecht voor het energiebudget als Netflixen), en of wij inderdaad onze windmolens op zee voor 30% moeten inzetten om synthetische kerosine voor Schiphol te maken.

Dit gaat niet over de scenario’s zelf (die zijn redelijk objectief), maar over de omgang ermee. Ik pleit hier voor een doordachte, rationele en geïnformeerde omgang die verder gaat dan alleen maar gevoelens van diverse aard.

Sankeydiagrammen
Het werkstuk van de netbeheerders geeft een presentatietechniek, die Berenschot en Kalavasta niet geven, namelijk Sankeydiagrammen. Die zijn erg fijn om dingen uit te leggen.
 

De diagrammen geven de energiestromen inclusief de energie die in producten verwerkt zit (bijvoorbeeld in plastic of kunstmest), en inclusief dat deel van de synthetische brandstof voor scheep- en luchtvaart dat binnen Nederland gemaakt wordt.
De cijfers zijn voor 2050.
Links komt de energie het systeem binnen, naar onderen lopen de omzettingsverliezen, en rechts komt de energie het systeem weer uit. Het systeem is het Nederlandse energiebudget.

Wat betekenen de energiescenario’s in hectares op de grond?
Voor als iemand wil rekenen wat een TWh of een PJ betekent hebben PosadMaxwan en Generation Energy vuistregels gegeven.

(Bij zon moet kW als kWpiek gelezen worden. In Nederland komt 1 kWpiek –> 950kWh/y redelijk uit.
Bij wind op land komt 1kW –> 2500kWh redelijk uit, maar dat wisselt hoever men van zee woont en naargelang de omgeving. Op zee komt 1kW –> 4500kWh redelijk uit.
Als er bij wind op land staat 4MW/km2 , moet men dat in gedachten lezen dat één forse turbine van 4MW op een cirkel  staat van 564m. )
( Dit schema is vanwege de leesbaarheid incompleet. De cijfers bij de twee niet-getoonde scenario’s zijn echter een stuk lager.
Het is van Posad en dus zitten er slordigheidsfouten in dit schema.
Lees dit als volgt: panelen op het dak halen 195MWpiek per km2 (dat is netto). Op bestaande gebouwen is in theorie 1250km2 dak beschikbaar, maar in praktijk 26% daarvan dus 325km2, genoeg voor 63MWpiek. In het Regionale Sturing – scenario wordt 42MWpiek gewenst. Dus deze wens past op 66% van de realiter beschikbare dakoppervlak.
Zonneparken brengen per km2 minder op, omdat daar een deel niet bebouwd is (bruto). Enz.)

Brabant spreekt in de gezamenlijke RES-sen 7,0TWh (25PJ) af aan wind en grootschalige zon.
Een aannemelijke invulling zou zijn 1,2TWh wind (volledige uitvoering van het Brabantse deel van de 470,5MW uit de Structuurvisie Wind op Land) en 5,8TWh grootschalige zon (in de wei en op het dak alleen als dat dak groot genoeg is).
Aan wind zou dat vragen in Brabant ca 160 turbines van 3MW.
Aan zon vraagt dat om ongeveer 6000MWpiek en dus om 100km2 als de opstelling geheel extensief in de wei is, om 40km2 als de opstelling geheel intensief in de wei is, en 30km2 als de opstelling geheel op grootschalig dak zou staan. Waarschijnlijk wordt het combi.
Brabant is ruim 5000km2 , dus een dergelijke invulling zou 1 a 2% van de oppervlakte vragen – een typische waarde in de RES-sen.
Extensieve zonneparken zijn zeer wel met andere functies te combineren.

Men moet het leed niet overdrijven.


De industrie
Hier treden soms interessante effecten op.
Grofweg wordt die geacht jaarlijks te groeien met -1, 0, 1,1 % per respectievelijk scenario.
Bij industrieën waar niets speciaals mee gebeurt, zoals aluminium en voeding, leidt dat tot bovenstaande percentages.
Raffinage neemt sterk af. Bij de twee laagste scenario’s verdwijnt alle ruwe olie uit de circulatie en wordt vervangen door pyrolyse van afvalplastic (waarvoor waarschijnlijk import nodig is), en bij de twee hoogste scenario’s blijft fossiele olie in gebruik als feedstock voor producten, maar dat is wel fors minder.
Kunstmest duikelt in de laagste twee scenario’s omdat de landbouwpraktijk geacht wordt circulair te worden, waardoor veel minder nodig is.

In het regionaliseringshoofdstuk zijn er de vijf belangrijkste clusters apart uitgelicht.
Dat betreft in mijn deel van de wereld Rotterdam-Moerdijk, maar dat valt niet uit te splitsen naar alleen Moerdijk, en Chemelot bij Geleen (wat men vroeger het DSM-terrein noemde).
Chemelot is een bedrijfsterrein met een heleboel bedrijven erop, die een onderlinge wisselwerking hebben. Het is een beetje geforceerd om die in categorieën op te splitsen die handig zijn in de indeling van Berenschot en Kalavasta, maar als je dat toch doet, geeft dat interessante energiecijfers.

De verschillen tussen de vier scenario’s zijn niet gering.

Vliegtuigen en schepen
In Nederland getankte brandstof voor grensoverschrijdende vliegtuigen en schepen (de zogenaamde “bunkers”) valt niet onder het Nederlandse energiebudget en is daarmee extraterritoriaal. Dat is een van de redenen waarom er niet gewoon BTW en accijns voor betaald wordt.
Omdat de Rotterdamse haven en Schiphol erg groot zijn, gaat het om veel energie : in 2015 160PJ voor de luchtvaart en 510PJ voor de scheepvaart. In 2019 was het 714PJ (ter vergeljking: het totale primaire energiegebruik in Nederland in 2019, zonder lucht- en scheepvaart, was 3047PJ (CBS))
Berenschot en Kalavasta wagen zich niet aan de politieke vraag waarom Nederland zou moeten opdraaien voor het verduurzamen van een extraterritoriale energie waarvoor geen belasting betaald wordt. Evenmin stellen ze vragen bij de groeipercentages van (opnieuw) -1, 0, +1, +1% in de respectievelijke scenario’s voor de scheepvaart en -1, 0, +1 en +2% voor de luchtvaart.

Ze benaderen het probleem slechts technisch:”zijn wij in staat dit budget binnen Nederland te verduurzamen?”. Hun antwoord is “grotendeels niet” en voor het deel wat niet lukt, is extra import nodig en die heeft geen gevolgen voor Nederlands handelen.

Het deel wat wel lukt, komt tamelijk arbitrair tot stand. In het scenario Nationale Sturing staat de Noordzee ingeboekt voor 51,5PJ wind en het Klimaatakkoord staat 72PJ toe. Men kent nu het verschil van 21,5PJ (40% van 51,5) geheel aan synthetische brandstoffen voor lucht- en scheepvaart toe. Vervolgens wordt die 40% ook (arbitrair) aan de andere scenario’s toegerekend.
Uit het gehanteerde voorbeeld voor 2019 blijkt dat Kalavasta rekent met een omzettingsrendement van stroom in waterstof van 66%, en van stroom in brandstof van 52% . Er zijn mensen die dat optimistisch vinden, maar Kalavasta geldt hier wel als een authoriteit.
TNO hanteert in andere studies vergelijkbare percentages.

Vervoer
Wat plaatjes die voor zichzelf spreken.

Verbruik totale mobiliteit in absolute getallen.
De verdeling van het personenvervoer (boven) en vrachtvervoer (onder) over categorieën)


Huishoudens
Huishoudens gebruiken elektriciteit voor apparaten, elektriciteit voor warmte (via, al dan niet hybride met groen gas of waterstof, warmtepompen), en warmte uit andere bronnen. Onderstaand diagram bevat al deze posten.

Deze afbeelding vraagt enige uitleg.
De posten zonder streepjeslijn erom heen zijn individueel, die met een streepjeslijn erom heen komen via een warmtenet. Ongestreept lichtgrijs is een individuele gasketel, gestreept lichtgrijs is warmte via een gasgestookt warmtenet. Geothermie, AVI en restwarmte zijn altijd warmte en altijd via een warmtenet. Zonthermie is in praktijk individueel, maar het kan ook een warmtenet voeden.
Warmtepompen verplaatsen vooral warmte. Met bijvoorbeeld 1GJ stroom kan een warmtepomp 4GJ warmte een huis binnenbrengen. De resterende 3GJ komen uit de omgeving (atmosfeer, oppervlaktewater of bodem). Die verplaatste warmte wordt voorgesteld door witte omstreepte hokjes.

Onderstaande tabel geeft de aannames, die ten grondslag liggen aan bovenstaand diagram.

Rapportage PBL over RES-sen

Inleiding
Het PlanBureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft een rapportage uitgebracht waarin het een beschouwing wijdt aan het totaal aan ingediende Regionale Energie Strategieën (RES-sen) in Nederland. Daarin zijn 27 van de 30 concept-RES-sen meegenomen en 25 impactanalyses op het elektriciteitsnet. De beschouwing is collectief en gaat niet per regio.
Het werkstuk is te vinden op www.pbl.nl/publicaties/regionale-energie-strategieen-een-tussentijdse-analyse .

Het was bedoeld als een tussentijdse analyse en aanvankelijk gepland voor 01 juni, maar door Corona is alles opgeschoven. De analyse is nu gepubliceerd op 01 oktober 2020, op welk moment de concept-RES-sen ingeleverd moesten zijn. Omdat het merendeel al eerder was aangeleverd en meegenomen kon worden, is de tussenanalyse eigenlijk meer een eindanalyse van de conceptfase.  

Doel is een versneld leerproces, zodat belanghebbenden eerder zicht krijgen om een RES goed te laten werken.

Regionale Energie Strategieën; een tussentijdse kwalitatieve analyse

De rapportage bespreekt op vooral kwalitatieve wijze vijf thema’s: Elektriciteit, Regionale Structuur Warmte, Ruimtegebruik, Bestuurlijk draagvlak en maatschappelijke betrokkenheid, en energiesysteemefficiëntie.
Omdat een focus op afzonderlijke gemeenten niet mogelijk is en omdat de focus van deze website op Noord-Brabant ligt, leg ik de nadruk vooral de regionale en provinciale schaal. Brabant bestaat uit vier RES-regio’s: West-Brabant, Hart van Brabant ( = rond Tilburg en Waalwijk), het MRE-gebied (rond Eindhoven en Helmond, dus Zuidoost-Brabant en Noordoost-Brabant). Aan de concept-RES van elk van deze vier gebieden heb ik al eerder een artikel gewijd, zie De Regionale Energiestrategie West-Brabant ; De Regionale Energie- en Klimaatstrategie Hart van Brabant ; De Regionale Energiestrategie Zuidoost-Brabant (MRE) ; en De Regionale Energiestrategie Noordoost Brabant .

Beschrijvingen zijn in het zwart en mijn commentaar in een steunkleur.

Elektriciteit
De opdracht was dat de gezamenlijke 30 regio’s opgeteld aan 35TWh (126PJ) duurzaam opgewekte elektriciteit moesten komen. Daarvoor mocht meetellen wind en grootschalige zon (vanaf 15kWpiek, de ondergrens voor de SDE+-subsidie). Bestaande installaties die aan deze voorwaarden voldoen, mogen meetellen.

27 regio’s komen (met enig voorbehoud) opgeteld tot ongeveer 50TWh. De regio’s verschillen onderling sterk in wat er al staat.
Die 50TWh kunnen op twee manieren onderverdeeld worden:

  • (met enig voorbehoud) 10TWh, reeds bestaand in 2019; 17TWh in de pijplijn (dwz, de SDE+subsidie is toegekend); en dus 23TWh nieuw (= de ambitie).
  • (met veel voorbehoud) 21TWh zon, 22TWh wind en 7TWh nog niet beslist

In de categorie ‘bestaand + pijplijn’ (dus 27TWh) bestaat ongeveer tweederde uit wind en een derde uit zon.
In de categorie ‘ambitie’ (dus 23TWh) bestaat ongeveer de helft uit zon (12TWh), een achtste uit wind (3TWh) en de rest uit ‘nog onbeslist’ (8TWh).

De populariteitsvolgorde is (aflopend) zon op dak (mits boven de SDE+drempel) – zon op land – wind .Deze categorieën vallen elk in hun eigen juridische categorie. De bestuurders verwachten meer van de categorie ‘zon op dak’ dan marktpartijen en netbeheerders. Deze vinden de door bestuurders ingeschatte benutting van grote daken (30 a 40%) te optimistisch.

Binnen de categorie ‘zon op land’ hebben de regio’s vooral in kleinschalige parken (<10 hectare) en binnen de categorie ‘wind’ voor turbines met een tiphoogte < 120m.
Het probleem hiermee is dat dit conflicteert met de op kostenefficiëntie gerichte SDE+ en met de eisen die het stroomnetwerk stelt. Een zonnepark bijvoorbeeld vraagt om een zwaardere aansluiting dan een windpark.
Kleinschaligheid maakt de stroomopwekking duurder. Omdat de groothandelsprijs voor stroom niet afhangt van de toevoeging van een nieuw klein project, betekent dat of dat er meer subsidie bij moet of dat het project niet uitvoerbaar is.

Verder valt op dat de combinatie van wind en zon nauwelijks of geen aandacht krijgt, terwijl die toch voor het netwerk een stuk efficiënter is.

Commentaar:
Ik voeg toe dat de RES-operatie slechts goed is voor ongeveer 30% van de huidige elektriciteitsvraag  (en voor een nog veel kleiner deel van de totale energievraag). Bovendien zal de elektriciteitsvraag gaan exploderen als de industrie gaat verduurzamen (bijvoorbeeld via de waterstofroute).
Naast of na de RES moet er dus nog veel meer duurzame stroom beschikbaar komen. De RES is slechts een tussensprint.

Mijn aanbeveling is om meer aandacht te geven aan combiprojecten van wind en zon, en om niet verliefd te zijn op kleinschaligheid. Dat is politiek gezelliger, maat het brengt veel minder op.

Verder zou ik veel sterker inzetten op voorlichting aan de bevolking en participatie van de bevolking over alle thema’s, waarbij het halen van de taakstelling voorop staat.

Regionale Structuur Warmte
Warmte is vaak een nieuw thema in bovengemeentelijke samenwerking. In de 20 regio’s, die al een warmtenet hebben, kiest men meestal voor uitbreiding daarvan.
De populariteit onder bestuurders (aflopend geformuleerd) lijkt te zijn warmtenetten – warmtepompen (de keuze daarvoor is soms negatief) – duurzame gassen .
Er is echter nog veel onzeker.

  • Technisch, bijvoorbeeld wat geothermie en aquathermie kan opbrengen
  • De regulering van warmtenetten
  • Wie betaalt wat? Een warmtepomp wordt nu individueel betaald en een warmtenet collectief (waarna achteraf verrekening plaatsvindt).
  • Wat worden de bepalingen over duurzame gassen, bijvoorbeeld over bijmenging? Welke duurzame gassen?
  • Hoe is de relatie met de industrie als leverancier of afnemer van warmte en idem van energie die warmte kan worden (groen gas)? Hoe pakt de competitie om grote restwarmtebronnen uit?

Commentaar:
Bij de opwek van duurzame elektriciteit is de techniek bekend is en de opbrengst redelijk in te schatten. Bij de diverse warmte-opties ligt dat meestal anders.
Eigenlijk is er te weinig bekend om van de regio’s te vragen om nu al een regionaal warmteplan te maken. Er zijn gewoon te veel vraagtekens. Maar ondertussen wil men wel van het gas af.
Er loopt soms al wel wat, zoals het SCAN-onderzoek naar geothermie, maar dat is nog niet af. Bovendien is er een nieuwe geothermietechniek met, zegt men, minder beperkingen (zie Geothermie met één put )
Zo ook zijn er losse projecten over aquathermie, maar ontbreekt een totaalindruk.
Er is een warmteatlas, maar er is nog nauwelijks een vertaling van de bronnen in die warmteatlas naar concrete projecten.
Wat is de toekomst van de Amercentrale en het eraan hangende warmtenet?
De herziene Warmtewet en Warmtebesluit roepen veel juridische vragen op.
Wat nodig is op regionaal, provinciaal en landelijk niveau is brede en diepe opbouw van kennis, zowel met theoretische modellen als met proeven, boringen, en dergelijke.

Mestvergister De Princepeel in St Odiliapeel

De PBL-studie vraagt aandacht voor duurzame gassen en noemt daarbij groen gas (methaan) en waterstof. Beide roepen op zichzelf ook weer talloze vragen op.
Groen gas is bijvoorbeeld voor 2030 voor ruim tweederde geprognosticeerd uit mest. Nu heb ik principieel niets tegen het vergisten of vergassen van mest, maar niet in de hoeveelheden die in Brabant de ronde doen. Zodoende wordt de warmtevoorziening gekoppeld aan het veeteeltvraagstuk, zonder dat dat gezegd wordt.
De duurzame productie van waterstof vreet stroom. Als men het bestaande stroomverbruik maatstafgevend maakt en alleen piekbelastingen daarbinnen voor waterstof gebruikt, krijg je niet veel waterstof. Als men grootschalige waterstof wil, bijvoorbeeld om de industrie te verduurzamen, explodeert het stroomverbruik (de ca 1TWh die het windpark in de Wieringermeer opbrengt is er een kleine jongen bij – overigens gaat daarvan, anders dan beweerd, slechts de helft naar Microsoft). Men kan in alle redelijkheid van de RES-regio’s en de provincie niet verwachten dat deze een dergelijke waterstofvisie uitwerken.

Omdat er in praktijk, en ondanks alle beperkingen en onzekerheden, toch wat moet als je van het gas af wilt, zou ik geen enkele optie bij voorbaat uitsluiten. Dus bijvoorbeeld ook geen fundamentalistische zuiverheid over biomassa in de Amercentrale.

Ruimtegebruik
Uiteindelijk moeten er zoekgebieden worden aangewezen en de zonneparken en turbines daarbinnen veranderen het landschap onvermijdelijk. Alle regio’s doen daar wel iets mee, maar de mate waarin loopt sterk uiteen.
Het PBL onderscheidt drie strategieën:

  • vanuit landgebruik en landschapstypes (hierboven het voorbeeld van H+N+S Landschapsarchitecten t.b.v. de RES van de MRE-regio – de RES daarvan is vaag en schuift vooruit, maar het H+N+S-verhaal is goed).
  • Vanuit ruimtelijke principes en denkrichtingen (spreiding versus concentratie, klein- versus grootschalig, schaal bij schaal, enz). Hierboven uit de regio FruitDelta/Rivierenland). Men gebruikt hier de Handreiking zuinig en meervoudig ruimtegebruik. Het PBL doet hier een beetje gereserveerd over, omdat men zich vaak beperkt tot afvinken en er meestal niet creatief gedacht wordt. Bovendien spreken elementen uit elkaar zichzelf soms tegen, zoals ‘vraag en aanbod zo dicht mogelijk bij elkaar’ en ‘een eerlijke verdeling van lusten en lasten’ (wat alle regio’s willen). Synergie tussen meer doelstellingen in hetzelfde gebied komt nog niet erg van de grond.
  • Vanuit een bestaande ruimtelijke visie voor de regio (hierboven Hart van Brabant)

In de Uitvoeringsagenda van de Nationale Omgevings Visie (NOVI) is de ‘zonneladder’ gedefinieerd. Een goede behandeling daarvan is te vinden op https://solarmagazine.nl/nieuws-zonne-energie/i22312/nationale-omgevingsvisie-beperk-gebruik-landbouwgrond-en-natuur-voor-zonneparken :

  1. Op daken en gevels.
  2. Op onbenutte terreinen in bebouwd gebied.
  3. In landelijk gebied (waterzuiveringsinstallaties, vuilnisbelten, bermen van spoor -en autowegen).
  4. Op landbouw- en natuurgronden.

De bedoeling is dat de zonneladder het denken op volgorde zet en niet de uitvoering. De zonneladder is met nadruk niet volgtijdelijk bedoeld in die zin dat het eerste paneel pas op de grond mag als het laatste dak en de laatste vuilstort bedekt is. Toch maken sommige regio’s dat er wel van. Andere regio’s springen er vrijer mee om.

Voorstellen kunnen conflicteren met het beleid van de provincie (bijvoorbeeld over tijdelijkheid van inrichtingen of landschapskaders)

Commentaar:
Ik heb nog geen enkele RES gezien
waarbij niet al op voorhand vast stond dat daken, bermen en vuilstorten te weinig opleverden om aan de energiedoelen te voldoen. Of windturbines of zonneparken op landbouwgrond of beide zijn bij voorbaat nodig. En dan nog niet in rekening genomen dat de RES maar een deel is van een groter geheel.
In die zin is de zonneladder een rem op wat moet en is de volgtijdelijke uitgevoerde zonneladder een bewust gehanteerde sabotagetactiek. De natuurorganisaties, die dit bedacht hebben, hebben heel wat op hun geweten.
Mijns inziens moeten provincies, regio’s en gemeentes zich richten op de Gedragscode Zon op Land , die de natuurorganisaties, gedwongen door de ontwikkelingen, uiteindelijk overeengekomen zijn met de brancheorganisatie. Die Gedragscode is veel beter. Zie www.bjmgerard.nl/?p=10733 .

Er bestaat geen uitvoering van de RES die niet op een of andere manier het landschap verandert. Daar moet een zo goed mogelijk plan voor komen (bijvoorbeeld dat van H+N+S in de MRE-RES), maar het moet wel.
Mensen en natuurorganisaties zouden zichzelf de vraag moeten stellen wat voor hen voorop staat: het belang van de natuur zelf , of het belang van de menselijke beleving van de natuur. Dat zijn twee geheel verschillende zaken.
Objectief schaadt een goed beheerd windpark de natuur niet of nauwelijks, en objectief kan een goed aangelegd zonnepark een verrijking zijn voor de biodiversiteit. Subjectief vinden mensen het niet fijn voor hun natuurbeleving. Als de aanleg en het beheer van ene energiepark goed worden uitgevoerd, vind ik het objectieve belang van het klimaat leidend.

Bestuurlijk draagvlak en maatschappelijke betrokkenheid
Alle regio’s willen participatie en lokale inbreng. De meningen verschillen over hoe en in welk stadium. De concept-RES hoefde alleen bestuurlijk geaccordeerd te worden en hoefde niet te worden voorgelegd aan de gemeenteraden (wat onverplicht toch wel eens gebeurd is).
Het PBL komt in de concept-RESsen de vier basisvarianten tegen die in bovenstaande tabel weergegeven zijn. De MRE bijvoorbeeld koos (al dan niet door onenigheid gedwongen) de facto voor links boven. Eerst het regionale bod en vervolgens de grote vraag wie de zoekgebieden voor zijn rekening wil nemen.
De bemoeienis van de gemeenteraad en van de bevolking liep in de verschillende regio’s sterk uiteen. Zoekgebieden zijn vaak ‘technisch’ tot stand gekomen en nog weinig concreet – wat meestal betekent dat de discussie komt als de plannen wel concreet worden.

Projecten roepen overwegingen op over de verhouding tussen markt en overheid. Enkele RES-gebieden willen een eigen energieontwikkelingsorganisatie opzetten, maar de meeste zien de private partij als een gegeven en denken na over hoe in dat kader de financiële participatie vorm moet krijgen (50% lokaal eigenaarschap, hoe moet dat?) Kunnen arme mensen ook niet-risicodragend meedoen? Moet er een duurzaamheidsfonds komen? Moeten projectontwikkelaars een alliantie sluiten met buurtverenigingen? Moeten gemeenten bij de bank garant staan voor energiecoöperaties?

Commentaar:
Projecten roepen ook overwegingen op over de verhouding tussen gemeente, regio, provincie en Rijk. Regio’s hebben geen bevoegdheden. Ze moeten van alles en ze mogen niks. Dat roept automatisch de vraag op naar de opstelling van de provincie. Is die dienend of leidend of beide? Waarom moeten zon- en windprojecten perse tijdelijk zijn? Snelwegen, woonwijken en het PSV-stadion zijn ook niet tijdelijk. Hoe stelt de provincie zich financieel op?
Ik zou de provinciale regelgeving systematisch doorlopen of het op bepaalde punten niet ruimhartiger kon.

Er ligt ook een vraag aan het Rijk. De SDE+regeling is er op gefocust om met zo weinig mogelijk belastinggeld zoveel mogelijk verduurzaming te bereiken. Op zich een loffelijk streven, maar het botst op de lokale verlangens naar kleinschaligheid en onzichtbaarheid.
Ik ben zelf in deze voor het grote gebaar, maar misschien is het om politieke redenen verstandig om een categorie in de SDE+ te definiëren die voor dit soort situaties adequaat is. Het lijkt me iets voor de provinciekoepel IPO,

Ik zou bij de huidige lage groothandelsprijs voor stroom (op de EPEX rond de 3 a 4 cent/kWh en af en toe negatief) voorzichtig zijn met een eigen energiebedrijf. Geen enkele opwektechniek op het land kan voor dat bedrag leveren. Daarom is SDE+-subsidie nodig en dan moet je weten waar je aan begint. Die is afgestemd op een gemiddelde organisatie binnen de branche met voldoende diepe zakken.
Ik zou op dit moment, al dan niet van harte, het bestaan van private partijen voor lief nemen en daarmee dealen. Daar kun je een eind mee komen en je loopt als gemeente of provincie geen ondernemersrisico.

Energiesysteemefficiëntie
Dat gaat in praktijk over het elektriciteitsnetwerk.

De capaciteit van ongeveer tweederde van de onderzochte stations (hoog-, tussen- en middenspanning) is waarschijnlijk te laag in 2030. Ook vóór de RES was het overigens soms al kritisch. Er moet bijgebouwd en verzwaard worden. Het is de vraag of daarvoor voldoende personeel is, soms ontbreekt de ruimte, en de doorlooptijden zijn sowieso al 5 tot 7 jaar.
Veel zon in de mix maakt het voor netwerkbedrijven moeilijker. De elektriciteitsproductie uit wind is ongeveer drie keer efficiënter dan uit zon (bij hetzelfde nominaal vermogen een drie keer langere bedrijfstijd).

De ene oplossingsrichting is netverzwaring.
De andere oplossingsrichting is een mix van alternatieven:

  • Aanpassing van het aandeel wind of zon per station
  • Aftopping bij piekbelasting zon
  • Wind en zon combineren op één netwerkkabel
  • Lokaal verbruik aan lokale opwekking koppelen (bijvoorbeeld zonneparken direct op laadstations)
  • Opslag (met batterijen of waterstof), in combinatie met
  • Energiesysteemintegratie (bijvoorbeeld koppeling aan de warmtetransitie)
Koppeling van een elektriciteitsnetwerk aan een warmtenetwerk

Commentaar:
Het is verstandig een beleid op provinciaal niveau te ontwikkelen (voor zover dat er niet al is) dat veel sterker op de alternatieve oplossingsrichtingen gericht is.
Daaraan zou nog moeten worden toegevoegd initiatieven om het tijdstip waarop elektriciteit gevraagd wordt te beïnvloeden (de wasmachine niet laten draaien omdat het avond is, maar omdat de zon schijnt).
Er bestaan smart grids voor stroom en ook voor warmte, die aan elkaar gekoppeld kunnen worden met Power to Heat-omzetting.
Dit soort ontwikkelingswerk is typisch iets dat op provinciaal niveau kan plaatsvinden, in samenwerking met Enexis, de TU/e, de Open Universiteit en bijvoorbeeld Ecovat.

Waterstofpolitiek is meer een landelijke zaak (TNO).

Wat staat er in de VS-Green New Deal? Hoe toepasselijk is die voor Nederland en Europa?

Inleiding
Na elk jubileum op deze site (in dit geval de 25000ste bezoeker) een artikel dat net iets anders is dan wat hier gangbaar is.

De Green New Deal in de VS trekt de aandacht. Onder andere de SP noemt hem als inspiratiebron  in “Een rood antwoord op de Europese Green Deal”, en ook binnen bijvoorbeeld Groen Links is het een thema.

Wat staat er in, en wat heb je daaraan in Nederland?
Een leerzaam stukje geschiedenis, een samenvatting en een commentaar.

Geschiedenis in de VS
Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Green_New_Deal .
De zinsnede ‘Green New Deal’ als beschrijving van een ‘enorm industrieel project’ is als eerste bekend uit de pen van journalist Thomas Friedman in de New York Times van 19 januari 2007. Hij schreef zijn opinieartikel midden januari, tussen zijn bloeiende narcissen. Hij zag het als een investeringsproject in de orde van grootte van het Manhattan Project (dat tot de eerste atoombom leidde).

De oorspronkelijke New Deal was van Roosevelt en beëindigde de economische crisis van 1929.

De term Green New Deal sloeg aan binnen en buiten de VS (o.a. in het United Nations Environment Program (UNEP). In diverse landen en onlangs ook in de EU.

In de VS werd de ‘Green New Deal’ vanaf 2010 het handelsmerk van de Green Party bij verkiezingscampagnes, zoals die voor president (Jill Stein in 2012 en 2016, en Howie Hawkins in 2020).

Een groep Democraten, waaronder afgevaardigde Alexandria Ocasio-Cortez (AOC in de volksmond) nam het plan van de Green Party in afgezwakte vorm over. Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Alexandria_Ocasio-Cortez .
AOC was aanwezig bij een demonstratie in het kantoor van Nancy Pelosi (de fractievoorzitter van de Democraten in het Huis van Afgevaardigden). Dat was lichtelijk tegen de politieke etiquette. Daar werd het democratische voorstel naar buiten gebracht.

Demonstranten bij het kantoor van Pelosi (nov2018)

Technisch gesproken wil AOC een apart Committee dat zich specifiek bezig houdt met de Green New Deal. Pelosi had in 2007 al een vergelijkbaar Committee ingesteld, maar dat mocht minder en kon minder en werd door de latere Republikeinse meerderheid kaltgestellt.
Op 07 febr 2019 werd het voorstel in de vorm van een niet-bindende resolutie aangeboden en door de democratische meerderheid in het Huis van Afgevaardigden aangenomen.
Tegelijk bracht de (buiten de VS minder bekende) senator Ed Markey het in de Senaat in, waar het voorstel met procedurele trucs onmiddellijk door de republikeinse meerderheid werd afgeschoten.

Wat staat er in de resolutie?
Het is een hele brede maatschappelijke visie die zowel energie-, milieu- en klimaatdoelen noemt, maar ook sociaal-economische. De resolutie beslaat dan ook 14 kantjes. Daarom hier een samenvatting. Voor de volledige tekst zie hieronder.

Je hebt eigenlijk vijf hoofdstukken.

HOOFDSTUK 0            OVERWEGINGEN
Er wordt verwezen naar het laatste IPCC-rapport, dat bij overschrijding van de 2°C-temperatuurstijging (waar de VS zelf onevenredig schuld aan is) veel leed voorspelt, onder andere in de VS zelf. Tegelijk is er een crisis rond de positie van werknemers en achtergestelde groepen, resulterend in grote ongelijkheden en massale verarming. De nationale veiligheid wordt bedreigd. En dat terwijl het allemaal veel beter kan.

HOOFDSTUK 1            DOELEN
De VS moet streven  naar netto geen emissie van broeikasgassen; miljoenen goedbetaalde banen; investeringen in infrastructuur; toegang tot schone lucht en water, klimaatveerkracht, gezond voedsel, tot de natuur en een duurzame omgeving; en een einde aan het racisme

HOOFDSTUK 2            PLANNEN
Hiervoor moet een 10 jaar durende nationale mobilisatie komen, om projecten te definiëren

  • Om klimaatrampen op te vangen
  • Die de infrastructuur repareren en opwaarderen en die iedereen schoon water bezorgen
  • Die ertoe leiden dat de energiebehoefte van de VS afgedekt wordt met “100% clean, renewable and zero-emission energy sources”
  • Die het elektriciteitsnet verbeteren en het mogelijk maken dat iedereen betaalbare elektriciteit krijgt
  • Waardoor alle bestaande en nieuwe gebouwen zo efficiënt mogelijk met energie en hulpbronnen omgaan
  • Waardoor de lozing van vervuilende en broeikasgassen van de industrie zo ver mogelijk teruggedrongen wordt
  • Waardoor de lozing van vervuilende en broeikasgassen van de landbouw zo ver mogelijk teruggedrongen wordt, en die ook aandacht besteden aan de bodem, aan een goed voedselsysteem en die aandacht geven aan gezinsbedrijven
  • Die de lozing van vervuilende en broeikasgassen van het transport zo ver mogelijk terugdringen
  • Die koolstof uit de luchthalen door herbebossing en bodemherstel
  • Bestaande gevaarlijke vuilstorten saneren
  • Andere vervuilingsbronnen verwijderen
  • Kennis, producten en diensten internationaal uitwisselen, zodat de VS de intgernationale leider op klimaatgebied wordt en ook andere landen hun New Green Deal bereiken

HOOFDSTUK 3            PROCES
De Green New Deal moet bereikt worden via een transparante en inclusieve samenwerking met kwetsbare gemeenschappen, vakbonden de zakenwereld en de academische wereld

HOOFDSTUK 4            VOORWAARDEN
De Federale regering moet

  • voor publiek geld zorgen, voor technische kennis en voor andere vormen van steun
  • alle sociale en omgevingskosten meenemen in bestaande wetten en sociale programma’s
  • onderwijs en opleiding aanbieden zodat iedereen mee kan doen in de Green New Deal
  • Investeren in R&D t.b.v. nieuwe vormen van schone energie en industrie
  • voor economische ontwikkeling zorgen en voor goede banen, met voorrang voor kwetsbare gemeenschappen
  • voor democratische participatieprocessen zorgen
  • arbeidersbelangen respecteren
  • banen creëren waarmee men een gezin kan onderhouden, inclusief goede secundaire arbeidsvoorwaarden
  • vrijheid van organisatie van werknemers garanderen
  • gezond werk garanderen
  • een handelssysteem optuigen, inclusief grensbeperkingen, zodat er meer binnenlands geproduceerd wordt en er geen banen en vervuiling geëxporteerd worden
  • optreden tegen de vervuiling van land, water en de oceanen
  • de rechten van inheemse volkeren respecteren
  • zorgen dat ondernemingen niet blootgesteld worden aan oneerlijke concurrentie en monopolies
  • een goede gezondheidszorg, adequate en betaalbare huisvesting, economische veiligheid schoon water, schone lucht, betaalbaar en gezond eten, en toegang tot de natuur

Wat vond men er in de VS van?
Zoals te verwachten, was er rechtse, linkse en min of meer neutrale kritiek. Er was ook veel maatschappelijke steun.

  • De rechtse kritiek kan men eenvoudig voorspellen, de huidige cultuur bij de Republikeinse Partij kennende – zie het lot van de resolutie in de Senaat.
    Dat het niet te betalen was, was nog de vriendelijkste kritiek. Een niet al te wilde centrumrechtse club  kwam op 95 – 177 triljoen over de eerste tien jaar (een triljoen is in de VS miljoen*miljoen. Wij zouden 1000 miljard zeggen).
    Overigens stelde Bloomberg Businessweek (vrij vertaald) dat Wall Street best wel met een hoop geld over de brug wilde komen als het Congres tot een fatsoenlijk plan kwam.
    Niet al te linkse Democraten en bijvoorbeeld ook de vakbonden hadden hun reserves, die met een wat rustiger woordkeus geuit werden.
  • De meest fundamentele linkse kritiek was dat de Green New Deal niet de oorzaak aanpakte, te weten de eindeloze groei en de consumptie in het kapitalisme.
    Men zal in de resolutie inderdaad nergens het woord ‘capitalisme’ tegen komen. De resolutie wil een vèrgaand overheidsoptreden binnen de bestaande structuur.

Het verschil tussen het oorspronkelijke voorstel van de Green Party (dat van 2016) en dat van de democraten is ook aan te wijzen in concrete passages.

  1. De Green Party wil in 2030 van alle fossiele brandstoffen af, maar de Democraten willen in hun resolutie  ‘net-zero greenhouse gas emissions’ en ‘meeting 100% of the power demand through clean, renewable and zero-emission energy sources’ . Het verschil is groter dan het op het eerste oog lijkt.
    De Democraten laten met deze formulering bijvoorbeeld de mogelijkheid tot kernenergie en Carbon Capture and Storage (CCS) open, de Green Party niet.
  2. De Green Party wil een carbon taks (belasting op CO2), de Democraten spreken met geen woord over welke vorm van belasting dan ook op koolstof
  3. De Green Party spreekt over ‘20 miljoen banen’, de Democraten over ‘miljoenen’.

Een andere discussie is wat er allemaal NIET mag. Op 10 januari 2019 spraken 626 milieu-organisaties zich uit voor de New Green Deal , zie

Maar dat met de toevoeging van wat er allemaal niet mocht: “any definition of renewable energy must also exclude all combustion-based power generation, nuclear, biomass energy, large scale hydro and waste-to-energy technologies “ en “market-based mechanisms and technology options such as carbon and emissions trading and offsets, carbon capture and storage”.  Wat er wel moest: stoppen met het winnen van fossiele brandstof (merkwaardig genoeg staat er niets over import van fossiele brandstof in), met het subsidiëren van vuile energievormen (waaronder, behalve fossiele, ook bovengenoemde vallen), 100% hernieuwbare energie uiterlijk 2035 (minus wat daar niet onder mag vallen), een beter elektriciteitsnet, meer openbaar vervoer, een verbod op voertuigen op fossiele brandstof uiterlijk 2040, het aanscherpen van de Clean Air Act voor klimaatdoelen, en sociale doelen in de geest van die welke ook in de resolutie staan.
Het is de eeuwige discussie over hoe recht in de leer men moet zijn.
Enkele grote, gevestigde en bekende clubs, waarvan de Sierra Club in Nederland de bekendste is, tekenden de brief bewust niet vanwege de beperkende toonzetting.

  • De neutrale kritiek is niet gebaseerd op onwil, maar richt zich vooral op de feitelijke uitvoerbaarheid.
    Ik laat hier model staan (voor een ruimer palet aan meningen) een artikel uit de MIT Technology Review ( www.technologyreview.com/2019/01/18/137792/lets-keep-the-green-new-deal-grounded-in-science/ ).
    De ene vraag is of een breed pakket, zoals AOC dat op tafel gelegd heeft, de kans op realisatie groter of kleiner maakt. Hierover wordt in het artikel wisselend gedacht.
    De andere vraag is of je met zoveel beperkingen als de brief van de 626 organisaties eist, in staat bent een deuk in een pakje klimaatboter te slaan. Het algemene antwoord daarop is NEE. “You don’t confront a crisis with a limited tool set,” says Jesse Jenkins, a postdoctoral environmental fellow at Harvard, who has closely studied the costs and feasibility of varying approaches to decarbonization. “You throw everything you’ve got at it.” en “As long as organizations hold onto a rigid set of ideas about what the solution is, it’s going to be hard to make progress,” says David Hart, director of the Center for Science, Technology, and Innovation Policy at George Mason University. “And that’s what worries me.”

Maatschappelijke steun voor de Green New Deal is ruim voorradig: onder andere Naomi Klein, Al Gore, Jill Stein van de Green Party, Ban Ki-moon, de Nobelprijswinnende economen Stiglitz en Krugman.

Alexandria Ocasio-Cortez
By Matt Johnson from Omaha, Nebraska, United States – IMG_3973, CC BY 2.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=83956630

Hoe ging het verder?
Uit een artikel in The Atlantic van 12 juni 2019 ( www.theatlantic.com/science/archive/2019/06/whats-green-new-deal-nobody-knows/591391/ ) rijst het beeld op dat (in elk geval op dat moment) de overwinnaars niet goed wisten hoe om te gaan met hun overwinning. Brede vergezichten in gloedvolle woorden zijn mooi, maar nu ter zake.

De detaillering is toevertrouwd aan de denktank “New Consensus” ( https://newconsensus.com/ ), maar daar is weinig informatiefs te vinden.
Ook verder onderzoek levert weinig op. Nu zijn daar ongetwijfeld redenen voor te vinden die niet met de Green New Deal te maken hebben. Ongetwijfeld is het een onderwerp waar de huidige Republikeinse Partij en zijn vertegenwoordiger in het Witte Huis niets mee te maken willen hebben.

Maar uit het Atlantic-artikel komt ook naar voren dat er interne oorzaken zijn. Een ervan is kennis. De New Green Deal is het resultaat van een campagne van actievoerders die de bestaande grote milieuorganisaties links hebben laten liggen. Daardoor zijn de verhoudingen gespannen.
Geen van de vijf mensen die de denktank New Consensus runnen, had veel ervaring met energie of milieupolitiek.
Daarom werd er een meeting gepland die op vier basale vragen antwoord moest geven: “welke vragen moeten we stellen?”, “Op welke debatten moeten we letten?”, “Met welke mensen moeten we praten?” en “hoe moeten wij. Volgens jullie, dit als organisatie gedaan krijgen?”. Als je die vragen na een belangrijke resolutie nog moet stellen, is er iets mis.
Plus waren ze voor de meeting vergeten de vakbonden uit te nodigen. Het uitnodigingsbeleid werd op zichzelf al een punt van discussie.

En woorden luisteren soms erg nauw binnen de klimaatbeweging die zichzelf al gauw de tent uitvecht. Een zinnetje uit de Resolutie als “100% clean, renewable and zero-emission energy sources” leent zich uitstekend voor een farizeïsche discussie over de precieze betekenis van het woordje “and”. Want staat dat “and” wel of geen kernenergie en Carbon Capture Storage (CCS)-technieken toe?
Vakbonden willen Carbon Capture, want dan kunnen de kolenmijnen nog wat langer doorwerken. Ook het IPCC en soortgelijk wil CCS, want elk denkbaar computermodel geeft aan dat je er zonder CCS gegarandeerd niet komt.
Maar de actievoerders willen bomen planten, waar op zich niets mis mee is, maar koolstofopslag in bomen is te weinig, te langzaam en te onbetrouwbaar.
In de november 2018-versie van de resolutie stond nog “massive investment in the drawdown and capture of greenhouse gases.” In de definitieve stond “Carbon dioxide should be reduced through proven low-tech solutions … such as land preservation and afforestation.” De politieke steun was daardoor breder, maar dat wat gesteund werd een heel stuk machtelozer.

Op het Party Platform van de Democratische Partij in verkiezingstijd dat over de Climate Crisis and Environmental justice gaat (te vinden op https://democrats.org/where-we-stand/party-platform/combating-the-climate-crisis-and-pursuing-environmental-justice/ ) staat dd 06 okt 2020 een lang verhaal waarin wel een toonzetting en een thematiek terug te vinden is uit de Green New Deal, maar waarin die term zelf niet voorkomt. Ongetwijfeld zijn er meer invloeden in dit verhaal terecht gekomen. In elk geval staat er de expliciete passage in “Recognizing the urgent need to decarbonize the power sector, our technology-neutral approach is inclusive of all zero-carbon technologies, including hydroelectric power, geothermal, existing and advanced nuclear, and carbon capture and storage”.

(Uit de Green Deal van de EU)

Mijn mening en het Rode antwoord op de Europese Green Deal
Als SP-lid zou mijn referentiekader moeten zijn de recente publicatie “Een rood antwoord op de Europese Green Deal” (25 juni 2020, www.sp.nl/rapport/2020/rood-antwoord-op-europese-green-deal ). Dat is echter slechts ten dele zo.

De SP-publicatie noemt Ocasio-Cortez als voorbeeld (samen met Bernie Sanders).

De SP deelt met de New Green deal de basisgedachte dat energie- en klimaatbeleid slechts in samenhang met andere grote maatschappelijke kwesties behandeld kunnen worden. Deze basisgedachte vind ik juist.
De meeste uitwerkingspunten zijn dat ook, al is de lijst onvolledig.

De SP heeft echter van drie dingen last.

De eerste is dat de SP een instinctief anti-Europagevoel heeft dat haar parten speelt. Zelfs als Europa iets goed doet, is het niet goed en elders is het beter. Ik waag mij hier niet aan een omvattend oordeel over de EU als geheel, want daar heb ik te weinig verstand van, maar ik heb dat instinctieve anti-gevoel niet. Als Europa met goede initiatieven komt op gebieden die ik snap, vind ik dat fijn. Zoals de schone lucht-directives, de brandstofrichtlijn, de RED II-richtlijn voor biomassa en bovenal het kunstwerk op eenzame hoogte in de wereld, de REACH-systematiek voor gevaarlijke stoffen.
De SP ziet de European Green Deal als iets dat functioneert binnen een markteconomie. Dat klopt. Vervolgens neemt de SP aan dat dit een unieke EU-slechtheid is en dat klopt niet, want de als voorbeeld aangevoerde Green New Deal van Alexandria Ocasio-Cortez doet precies hetzelfde. Wat logisch is, want aan beide kanten van de oceaan komt het initiatief in essentie van sociaal-democratische politici. Ocasio-Cortez is eigenlijk de Amerikaanse Frans Timmermans, maar ze ziet er alleen een beetje anders uit.
Als de SP een bij haar analyse passend voorbeeld zou willen noemen, zou ze eigenlijk in de VS de Green Party moeten noemen, want die is fundamenteel anti-kapitalistisch. Maar die propageert ook de eindigheid van de groei en het remmen van het consumentisme, en daar is de SP (nog?) niet aan toe.
Ik vind overigens de onderbouwing van de Europese Green Deal oneindig veel beter dan die van die in de VS.
De SP is wel voor een Europese aanpak van vervuiling, maar blokkeert vanwege haar reflexen de maatregelen die daar op Europese schaal voor nodig zijn, zoals het Emission Trade System (ETS) – net nou het een beetje begint te werken. De EU moet van alles, maar mag niks.

(Verloop van de CO2 – prijs in het ETS)

De tweede is dat doorklinkt (zonder dat dat expliciet gezegd wordt) dat in een kapitalistische markteconomie geen grote en soms goede werken mogelijk zouden zijn.
Maar de Amerikanen hebben hun Manhattanproject (de eerste atoombom) en de eerste man op de maan, en wij hebben de Deltawerken. Die zijn toch echt in een kapitalistisch land door grote kapitalistische bedrijven aangelegd onder krachtige publieke sturing. En met visserijgemeenschappen die er de dupe van waren en geholpen zijn. Het socialisme is er niet dichterbij door gekomen, maar Nederland had toch echt moeilijk zonder de Deltawerken gekund.

De derde is dat het voor eenieder die zich in de klimaatbeweging waagt, onvermijdelijk is dat men in de gebruikelijke loopgraafgevechten terecht komt tussen politieke zuiverheid aan de ene kant en het halen van reële doelen aan de andere kant.
De SP heeft te weinig ervaring met milieu en klimaat, en daardoor te weinig dossierkennis.
Daardoor kiest de SP en New Green Deal tot voorbeeld die geen voorbeeld is, althans niet op de beoogde manier.
Dat speelt haar bijvoorbeeld parten in het standpunt over houtige biomassa (waar de premisse van de redenering aantoonbaar onjuist is), en in een teveel aan fiducie in het planten van bomen als oplossing. Er is op zich niets op tegen en veel voor als men veel bomen plant (als dat tenminste de juiste bomen op de juiste plaats zijn), maar het is slechts een bescheiden oplossing voor het koolstofprobleem.
Mijn positie ligt het dichtste bij die welke ik geciteerd heb van het MIT. Ik ben resultaatgericht en ik wil meters maken, en dat lukt niet als je bij voortduring bezig bent je te verschansen achter wat er allemaal niet mag. Je hebt alles nodig en meer dan dat.

In Nederland is die dossierkennis nog harder nodig dan in de VS, omdat Nederland veel dichter bevolkt is. In de VS kun je nog wel ergens 100km2 bos aanleggen en verderop 50 km2 zonnepark zonder dat je veel mensen in de weg zit. In Nederland heeft elke vierkante meter al een bestemming en men zit meestal hutje mutje op elkaar. Dat vraagt om veel moeilijker afwegingen.

Leclanché en S4 Energy installeren hybride energieopslag voor netstabilisatie

KINEXT – vliegwielen van S4 Energy in Almelo

De Zwitserse onderneming Leclanché en de in Rotterdam en Almelo gevestigde onderneming S4 Energy hebben in Almelo een energieopslagsysteem geïnstalleerd dat bestaat uit lithium-ionbatterijen (van Leclanché) en het vliegwielsysteem KINEXT (van S4 Energy). Het project is een uitbreiding van een eerdere gezamenlijke pilots.

Het systeem wordt ingezet om frequentieverstoringen in het hoogspanningsnet, die het gevolg zijn van de onregelmatige productie van hernieuwbare energie, te beperken en te stabiliseren. Als er ineens erg veel of erg weinig wind- of zonne-energie wordt aangeboden, zou de 50,00Hz – frequentie van het wisselspanningsnet kunnen veranderen en dat is niet de bedoeling. In extremis kan het tot uitval leiden.
Het KINEXT-vliegwielsysteem is qua vermogen en snelheid van laden en ontladen bijzonder geschikt zijn voor balanshandhaving. Het kan snel handelen.
Het totale systeem, dat nu in bedrijf is, staat in dienst van hoogspanningsnetbeheerder TenneT.

De snel reagerende vliegwielen maken het regime binnen het batterij-opslagsysteem rustiger en verminderen het aantal op- en ontlaadcycli van de lithium-ion-accu’s. Daardoor werken ze beter en gaan ze langer mee (minstens 15 jaar, is de bedoeling).
Leclanché zorgde ook voor de invertors en het Energy Management System.

Het batterijsysteem kan met 8,8 megawatt op- en ontladen. Het kan 7,12 megawattuur (25,6GJ) elektrische energie bevatten die uit wind of zon afkomstig zijn.  
6 stuks van de S4 Energy’s gepatenteerde KINEXT-vliegwielopslagsystemen kunnen samen 3MW vermogen leveren

Zie ook
www.leclanche.com/leclanche-and-s4-energy-complete-hybrid-energy-storage-project-to-serve-dutch-frequency-containment-reserve-market/
en
www.s4-energy.com/news-item.php?id=26

Container van Leclanché met Li-ionbatterijen

De Regionale Energiestrategie Zuidoost-Brabant (MRE)

Inleiding
Nederland is verdeeld in 30 regio’s, die elk voor de regionale Energie Strategie (RES) hun eigen bod moeten schrijven (nu nog concept-bod) om samen in 2030 aan de landelijke doelstelling te komen van 35TWh duurzame elektriciteit (126PJ) en moeten er anderhalf miljoen woningen en andere gebouwen geïsoleerd zijn en/of van het aardgasnet gehaald. De website van de RES is www.regionale-energiestrategie.nl .

De RES is een tussenstap, een impuls en niet de eindoplossing. Hij dekt nationaal ongeveer 30% van het bestaande stroomverbruik en 20% van de woningen af. Het concept-bod wordt neergelegd in een document, geheten de concept-Regionale Energie Strategie (concept-RES). Landelijk worden al die concepten opgeteld en becommentarieerd, waarna de regio’s de RES 1.0 gaan schrijven.

De concept-RES moet als minimum een document opleveren

  • waarin uitgelegd wordt welke taak de regio voor zichzelf weggelegd ziet bij het grootschalig opwekken van elektriciteit met wind en zon (bij zon is de SDE-voorwaarde van  15kWpiek de ondergrens) en hoe dat in 2030 gerealiseerd zal zijn
  • waarin uitgelegd wordt hoe het macroverhaal van de warmtevraag en -aanbod van de gebouwde omgeving in de regio in elkaar kan zitten (de Regionale Structuur Warmte). Deze moet voor de afzonderlijke gemeenten als uitgangspunt dienen.
  • Waarin op het elektriciteitsnet en de opslagstructuur ingegaan wordt

Wat geen wind of grootschalige zon is, telt niet mee voor de RES, maar uiteraard wel voor het grotere plaatje waarvan de RES een deel is.

(Dit verbruik is exclusief mobiliteit. Daar gaat een andere Klimaattafel over).

De concept-RES zuidoost-Brabant (de Metropool Regio Eindhoven, MRE) is opgesteld door de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen, Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre, de waterschappen Aa en Maas en De Dommel, de provincie Noord-Brabant en Enexis Netbeheer.
Het document is te vinden op https://metropoolregioeindhoven.nl/thema-s/energietransitie (en dan doorklikken).

Het staat de regio’s vrij om eigen interesses aan het minimum toe te voegen, maar het MRE-gebied heeft daar weinig gebruik van gemaakt. Het document beperkt zich sec tot wat gevraagd is.
De regio had ook andere maatschappelijke groepen kunnen uitnodigen om mee te denken over de RES (bijvoorbeeld de TU/e, de Fontys en de MBO-instelling Summa College voor de  installatie- en elektrotechniek en de werkgevers in de installatiebranche, maar dat is niet gebeurd (althans, het blijkt niet uit het document). Dit zou in het vervolgtraject mogelijk een waardevolle toevoeging zijn.

Zuidoost-Brabant  is een mozaiek van stad en platteland, van landbouw en veeteelt en natuur. Er zitten wel grote bedrijven, vaak hightech. Vanwege de hightech noemt het gebied zich de “Brainport-regio”. Het is een van de sterkste economische centra van Nederland met een sterk op de export gerichte maakindustrie. Dat zijn echter geen grote stroomvreters.

Eindhoven heeft een stadsverwarmingsnet in Meerhoven en op StrijpS (beide biomassa) en op de Hightechcampus, Helmond heeft een groot stadsverwarmingsnet met warmte kracht koppeling (WKK), nu nog op gas.

De Eindhovense wijk  ’t Ven is gesubsidieerde proefwijk in het kader van de landelijke “van het gas af-campagne”.

Misplaatst messianisme
De concept-RES omvat twee documenten, enerzijds het bestuurlijke document “Energiek en innovatief” en anderzijds een gebundelde pak met negen bijlagen met een uiteenlopend karakter, waarvan bijlage 5, 6, 8 en 9 adequaat en van belang zijn. Hierover verderop meer. De dunne bijlage 6 (het enegieverbruik) is hier en passant al behandeld.

Het bestuurlijke hoofddocument is zwak. Het herkauwt vooral en schuift vooruit naar het nog op te stellen  vervolgproduct, de RES 1.0 . Daartoe moet er een PlanMER komen.

Dit alles met veel bestuurlijke meta-taal: men beschrijft waar allemaal op gelet moet worden, maar daar blijft het teveel bij.
Omdat de RES-regels nu eenmaal dicteren dat er een bod moet worden uitgebracht, wordt het getal 2TWh genoemd als in 2030. Dat is een iets meer dan evenredig deel van de landelijke 35TWh. Ook is er een kaart met zoekgebied-vlekken voor wind en zon.
Verder worden er geen lijnen uitgezet en keuzes gemaakt en uit niets blijkt welke concrete voorstellen het bestuur van de MRE-regio feitelijk over wil gaan.
Evenmin is er een samenhangende regionale warmtevisie. Men herhaalt enkele statistiekgetallen uit de bijlage en schuift de rest vooruit.

Dat weerhoudt de regio er niet van om, geheel in Brainportstijl, de loftrompet te steken over de eigen voortreffelijkheden. “Er is geen plek op de wereld waar per dag zoveel nieuwe ideeën ontstaan”.  Dit valt niet helemaal te controleren, maar op milieu-, klimaat- en energiegebied worden die ideeën dan toch vooral buiten de eigen regio toegepast.
Uit een ranking van Natuur en Milieu uit 2015 blijkt dat in PV-vermogen per inwoner Helmond en Eindhoven het slechtst scoren van alle Brabantse steden, en veel slechter dan de omringende dorpen. Zie www.bjmgerard.nl/?p=2231 . En dat terwijl hier Solliance staat, een R&D-instituut dat onderzoek doet naar dunne film-zonnecellen.
In een Quick Scan van Natuur en Milieu dd februari 2018 (zie www.bjmgerard.nl/?p=6545 ) op twaalf duurzaamheidskenmerken doet Eindhoven het matigjes en Helmond uitgesproken beroerd.

De tijdvolgorde van de vier Brabatse RES-sen zegt ook iets: die van het MRE-gebied was er het laatste en er staat het minste in.

Tenslotte een staatje met het aantal inwoners en de hoeveelheid duurzame energie in RES-termen, die momenteel af is of al in de pijplijn zit:

Kortom, het MRE-gebied scoort momenteel per inwoner het minst aan bestaande of geplande hernieuwbare energie onder RES-condities.
Om de kreet waar te maken in een van de werkateliers “De MRE als energiepionier voor de wereld” waar te maken (H+N+S blz 23), moet er nog heel wat gebeuren.

In het hierna volgende is 1TWh = 3,6PJ .

Waarom 2TWh? – de duurzame stroom kwantitatief – Enexis
De enige manier om concreet te kijken hoe nu eigenlijk die 2TWH onderbouwd is, die in het hoofddocument uit de lucht komt vallen, is door in bijlage 8 te kijken naar de Doorrekening door Enexis. Die instelling moet de nieuwe kabels en trafo-stations en zo aanleggen. Een hele klus.

Dus  

  • 439,5MW wind op land (bij 3000 vollasturen goed voor 1,3TWh);
  • 213,5MW zonneveld (bij 950 kWh/kWpiek) goed voor 0,2TWh
  • 946,2MW zon op grote daken (bij 950 kWh/kWpiek) goed voor 0,9TWh

Als alle projecten hierboven inderdaad doorgaan, haalt men de 2TWH wel, en dit met enige reserve. Het probleem is alleen dat omdat het bestuurlijke document geen enkele concrete uitspraak doet, het realisme van deze cijfers moeilijk te beoordelen is.

De Kempengemeenten hebben een ambitieus plan opgesteld, dat op zijn eentje bijna goed is voor de volle mep van de 2TWh, en waarnaar de MRE hoopvol (om niet te zeggen smachtend) naar kijkt. Inmiddels echter begint men in Eersel minder enthousiast te worden over deze onevenredige inbreng. Men zou willen dat het MRE-bestuur hier politiek op reageert.

Verder neem ik aan dat Enexis capabel is, dus dat de berekeningen kloppen als de input die Enexis gekregen heeft klopt.
Enexis krijgt dan een forse klus. Voor 2030 moeten er twee nieuwe HS/MS stations komen en moeten er 11 worden uitgebreid.

Complex + complex = minder complex – de ruimtelijke analyse van de elektriciteitsopwekking
Een uitermate interessante bijlage is die waarin het befaamde landschapsarchitectenbureau H+N+S , samen met het bureau Over Morgen, op landschapsniveau in kaart brengt hoe een zorgvuldige planning van de duurzame elektriciteitsopwekking mogelijk is en meerdere doelen kan dienen.
Startpunt is de lichtelijk provocerende kreet dat “door het complexe vraagstuk van de energietransitie  te koppelen aan andere complexe vraagstukken, mogelijke oplossingen eerder in beeld komen”. Het werkt beter dan wanneer je grote problemen in stukjes knipt. Ik heb dat in deze kolommen wel eens in andere woorden gezegd met dat er meerdere crises tegelijk zijn, die elkaar beïnvloeden. Een meer prozaische term is ‘meekoppelkansen’.

Een voorbeeld: de opbouw van duurzame energie is een probleem, natuurontwikkeling is een probleem, waterbeheer is een probleem, maar de drie problemen samen zijn kleiner dan elk probleem afzonderlijk en kunnen met bijvoorbeeld een windmolenpark worden opgelost.
Of: de toekomst van boerenbedrijven en de leefbaarheid van het platteland zijn een probleem, een zonnepark is op zich een probleem, maar het een probleem kan het andere probleem oplossen (een zonnepark brengt voor de boer meer geld op dan varkens).

H+N+S heeft dat operationeel gemaakt door

  • acht landschapstypen te definieren: oude zandontginningen, beekdalen, jonge zandontginningen, Peelkern, Peelrand, bos en heide (droog en nat), urbane gebieden en infrastructuur
  • vier ambities te defnieren: niets doen, kleinschalige inpassing, grootschalige aanpassing, en transformatie (waardoor je een ander landschap krijgt)

Aldus heeft de regio 33 energiebouwstenen ontwikkeld voor een soort matrix. Wat voorbeelden eruit voor de landschapstypen oude zandontginningen en beekdalen.

(men moet deze twee blokken naast elkaar denken).

Nog een overzichtskaart van wat dat in de Peel zou opleveren:

Een en ander leidt tot complexe politieke discussies. Men schuift energiezaken en waterzaken en natuurzaken en landbouwzaken enz in elkaar. Dat vraagt nogal wat en daarom is het te betreuren dat het MRE-bestuur alleen formele en procedurele opmerkingen brengt.
Blijkbaar moet de PlanMER dit voor ons oplossen.

De Regionale Structuur Warmte (RSW)
In de concept-RES moet een soort warmtebalans voor de regio als geheel gemaakt worden, de Regionale Structuur Warmte (RSW) . Daarvan moeten gemeentelijke TransitieVisies Warmte worden afgeleid.

Er zijn drie belangrijke methodes om duurzame warmte af te geven, eventueel in combinatie: elektrisch (een warmtepomp), met een warmtenet en met groen gas

Het MRE-gebied verbruikte in 2017 20,9 PJ aan warmte. De bedoeling is dat daarop bespaard gaat worden en dat dit bedrag in 2030 18,4PJ zal zijn en in 2050 15,9PJ.
Deze warmte is wat nodig is voor het verwarmen van panden, of het nu om huizen, kantoren, ziekenhuizen of bedrijven gaat. De proceswarmte die nodig is voor industriële processen zit er niet in.

Deze warmtevraag lijkt op het eerste oog behapbaar met hernieuwbare processen, die in bovenstaand diagram samen goed zouden zijn voor 55,3PJ.
Er zijn echter belangrijke kanttekeningen:

  • De industriele proceswarmte zit niet in die 15,9PJ. De vraag is niet compleet weergegeven, het theoretisch mogelijke aanbod wel.
  • Het aanbod is wat theoretisch maximaal mogelijk is. Na aftrek van technische en praktische beperkingen, financiële haalbaarheid en maatschappelijk draagvlak blijft er een stuk minder over
  • De geothermische opbrengsten (de tweede en de derde balk) zijn uiterst onzeker. Tot nu toe is er in het MRE-gebied geen geothermiebron actief of in de maak . Bovendien lopen er geologische breuken door het gebied. Het onderzoek loopt nog.
  • Het grote bedrag van de zon-thermie op veld en dak concurreert met zonnepanelen voor stroom.
  • Met TEO (Thermische Energie uit Oppervlaktewater) en TEA (idem uit Afvalwater) is nog weinig ervaring opgedaan. Er kan het een en ander, maar de ecologische consequenties (die positief of negatief kunnen zijn) zijn nog niet voldoende uitgewerkt
  • De hoeveelheid biogas hangt o.a. van de omvang van de veestapel af.
  • Biomassa is waarschijnlijk voor onbepaalde tijd tijdelijk.

Vast lijkt in elk  geval te staan dat er in de toekomst een grotere rol weggelegd lijkt te zijn voor collectieve verwarmingssystemen. Warmtebronnen als geothermie, TEO en TEA en restwarmte zijn slechts via een warmtenet adresseerbaar.
De RES van Hart van Brabant bevat een schema dat wat duidelijker is dan een vergelijkbaar schema uit de warmtebijlage van de MRE. Ik druk dit hieronder af.

De warmtebijlage loopt de diverse bronnen af en geeft een schatting voor het MRE-gebied, die uiteindelijk in bovenstaand verzamel-staafdiagram terecht komt. Het voert te ver om alle bronnen hier te bespreken. Ik beperk mij tot biomassa, een controversieel punt, ook binnen de MRE.
Een citaat:

Bij de 21 gemeenten wordt niet eenduidig gedacht over de toepassing van biomassa.

 We zien droge houtige biomassa als een transitiebrandstof. De regio heeft warmte uit droge biomassa nodig om op korte termijn te kunnen voldoen aan de warmtevraag. Op termijn zal de inzet van droge biomassa uitgefaseerd worden en vervangen worden door duurzamere innovatieve alternatieven.
Over de snelheid van uitfasering wordt door gemeenten heel verschillend gedacht.

Biowarmte en biogas wordt vooral ingezet daar waar geen/nauwelijks alternatieve duurzame bronnen voorhanden zijn en waar een hoge temperatuur een vereiste is (bedrijven, oude woningen, solitaire woningen in het buitengebied). Biomassatoepassingen worden altijd vergeleken op duurzaamheid met beschikbare en toepasbare alternatieven. Hierbij dient de werkelijke emissie van de gehele keten berekend te worden, dus ook de uitstoot die ontstaat bij de teelt, winning, transport en verwerking.
Als alternatieven beter scoren, verdienen die de voorkeur.

Gebruik van lokale biomassa verdient altijd de voorkeur boven geimporteerde biomassa. Er wordt van initiatiefnemers verwacht dat er bij startende projecten uitvoerig wordt onderzocht of gebruik gemaakt kan worden van lokale biomassa.

We willen geen nieuwe biomassacentrales, tenzij er vanuit de energievoorziening een aantoonbaar zwaarwegend belang is. Biowarmte wordt bij voorkeur op grotere, maar ruimtelijk wel passende schaal opgewekt, zodat fijnstof afgevangen kan worden middels rookreiniging. Zo blijven milieugevolgen beperkt. We zijn transparant over hoeveel de biomassacentrales uitstoten en zorgen dat dit binnen de wettelijke grenzen is. Biomassa wordt bij voorkeur gebruikt als bron en voor de productie van gas. Dus niet voor de productie van elektriciteit.

Een grondstof moet zo vaak en nuttig mogelijk gebruikt worden. Hierbij geldt de volgende prioritering (Natuur en Milieu, november 2018): 1) bodemverbeteraar 2) Voedsel 3) Veevoer 4)Materiaaltoepassing 5) Biobrandstof 6) warmteproductie 7) elektriciteitsproductie. Een afwegingskader zal vorm moeten krijgen naarmate de vraag toeneemt en het aanbod gelijk blijft.

Zoals op deze plaats vaker beweerd, sta ik een stuk positiever tegenover biomassa. Er worden hier een hoop broodje aap-verhalen verteld.
Zolang de biomassa een bijproduct is van de reguliere bosbouw (wat, naar de statistieken uitwijzen, zo is), en zolang de financiele waarde van snipperhout laag is (wat zo is), en zolang de houtige biomassa uit Europa komt (de toevoegingen aan het CO2 -ketenbudget zijn dan te verwaarlozen), is de emissie over de hele keten gunstig en zou de mondiale footprint wel eens gunstiger kunnen zijn dan die van zonnepanelen, als daarvan ook de noodzakelijke mijnbouw en afvalverwerking meegerekend wordt.
Het is juist dat de aangelegde beperkingen de hoeveelheden biomassa beperken, maar wel tot een portie van het energiebudget die relevant is.
Het laatste nieuws van een nog niet gepubliceerde studie van de SER is, dat men op termijn op een hogere sport van de prioriteringsladder wil instappen. Bij houtige biomassa zou dat alleen maar kunnen betekenen dat 7 uitgefaseerd wordt (uitzonderingen daargelaten) en dat 6 opgewaardeerd wordt tot 5 (wat kan, maar niet eenvoudig en tamelijk duur is).
Ik moet het allemaal nog zien, maar ik wacht wel tot de SER-studie uit is. Vooralsnog denk ik, met sommige gemeenten in de MRE, dat de overgangstermijn best wel eens lang zou kunnen duren.

Afsluiting
In het MRE-gebied is nog een hoop te doen voor  er een goede RES 1.0 ingediend kan worden. Ik zie uit naar de PlanMER.

SP wil politieke discussie over Enexis

Enexis Beheer beheert het elektriciteits- en gasleidingennetwerk in Brabant, Limburg en delen van Noord-Nederland. Het valt onder de Enexis Holding. Alle aandelen van Enexis zijn in handen van vijf Nederlandse provincies en zo’n 130 gemeenten. De gemeenten in Noord-Brabant hebben 30,8% van de aandelen in handen en de provincie Noord-Brabant zelf 7,6%.

Enexis staat voor grote investeringen, onder andere vanwege de in omvang toenemende duurzame energie. Daarom wilde de provincie Noord-Brabant (in persoon van Gedeputeerde Staten – GS) een hybride converteerbare aandeelhouderslening verstrekken, nader te bepalen binnen een bandbreedte van 150 tot 225 miljoen €. Prettig is dat de provincie dan nog een beetje geld vangt voor vermogen dat anders renteloos wegroest.
Het geld is bedoeld voor versterking van het elektriciteitsnetwerk in Noord-Brabant.

Het voorstel kwam aan de orde in de vergadering van Provinciale Staten (PS) van 19 juni 2020.

Het was eigenlijk de bedoeling dat PS het voorstel als vooral technisch zou behandelen. Men moest ‘ja’ zeggen en zich er verder niet mee bemoeien.

Nu is dit een goed voorstel. De Socialistische Partij (SP) vond dat ook, maar had geen zin om het voorwerp als alleen maar technisch te beschouwen. Er zitten nogal wat politieke kanten aan het werk van de Enexis Holding. Zowel aan het netbeheer zelf (welke klanten bedien je het eerst?) als aan de dochterbedrijven (‘netwerkbedrijven’) die onder de Holding mogen vallen, en die op de grens van overheid en markt zitten (mag Enexis zelf een opslagvoorziening bouwen en beheren?). De Authoriteit Consument en Markt (ACM) is argwanend.

SP-fractievoorzitter Maarten Everling had twee amendementen ingediend. 

Het eerste amendement vroeg aan GS om er bij Enexis op aan te dringen om bij het verzwaren van het netwerk prioriteit te geven aan initiatieven vanuit de samenleving, zoals energiecoöperaties.
Het tweede amendement vroeg aan GS om de invloed aan te wenden om ook de opslag van energie deel uit te laten maken van de infrastructuur van Enexis.

Opslag van elektrische energie (bijvoorbeeld in de voormalige experimentele buurtbatterij zoals in Etten-Leur) kan de verzwaring van het netwerk deels overbodig maken. De opslag vlakt pieken af. Dat kan in principe ook financieel gunstig zijn. Toch maakte het document, dat ten grondslag lag aan de lening, er geen gewag van.

Getoond is de buurtbatterij, die van 2012 tot 2018 als experiment gefungeerd heeft in de wijk De Keen in Etten-Leur. De resultaten van het experiment worden nu  geanalyseerd).

De twee amendementen werden gesteund door de SP zelf, Groen Links en de Partij voor de Dieren. Een meerderheid van PS vond dat een dergelijke voorbereidingsvergadering, waarmee GS op pad gestuurd werden, vooral technisch moest zijn. En omdat partijen als de PVV en Forum voor Democratie sowieso niets te maken willen hebben met alles waar ‘duurzaam’ voor staat.

De SP vindt dit een gemiste kans, maar zal dit soort onderwerpen op de politieke agenda houden.

De tekst van de amendementen is hieronder in te zien.

5G bedreigt het weerbericht

Inleiding
Iemand vroeg mij op Facebook wat ik van 5G vond.

Ik heb op deze site gezegd dat ik aan mij gerichte vragen zo goed mogelijk zou proberen te beantwoorden. Ik heb de vraag op Facebook maar opgevat als een vraag aan deze site en gezegd dat ik eerst rustig wilde nadenken over een antwoord. Het is niet mijn core business. Gelukkig heb ik een goed archief.

Inmiddels begonnen gekken telecommasten in de fik te steken die niet eens voor het 5G-netwerk dienden (want dat zendt nog niet regulier uit in Nederland). Onder andere ging een mast van het C2000-systeem van de hulpdiensten in de hens.
Naar men zegt vermoeden de brandstichters een verband met het uitbreken van de Corona-epidemie. Dit uiteraard geheel ten onrechte. Corona en vergelijkbaar komt omdat ze vleermuizen en hun habitat niet met rust kunnen laten.

Soms neemt het bijgeloof zodanige vormen aan dat het gevaarlijk wordt.

Even een korte intro op 5G.
Het wordt de vijfde generatie in een reeks systemen voor mobiele telecommunicatie (welk systeem onder andere mobiele telefonie mogelijk maakt). We zitten nu met 2G, 3G en 4G.
5G bestaat momentele alleen nog in testsituaties.

(900MHz = 0,900GHz )
Ter vergelijking: de WiFi zit op 2,412-2,472 GHz en op 5,2 – 5,7GHz, de magnetron zit op 2,45GHz .

Mobiele telecommunicatie werkt met frequentiebanden.
De aanduiding 800megaHertz (800MHz) staat voor een band tissen de 790 en de 862Mhz. Die is als volgt verdeeld:

Indeling van de 800MHz-band (0,800GHz)

( http://www.frequentieland.nl/breedband/digitaal-dividend.htm )
De linkerhelft gaat down naar het mobieltje en de rechterhelft gaat up naar het systeem. Die gebiedjes zijn in 2012 voor veel geld geveild.

Hoe hoger de frequentie, hoe meer er kan. Maar lang niet altijd is die hogere capaciteit nodig.

Volgens het officiele bureau Kennisplatform ElektroMagnetische velden www.kennisplatform.nl/wat-is-5g/ wordt bovenstaande figuur de layout. Uit de tekening wordt meteen duidelijk wat een hoofdprobleem is: hoe hoger de frequentie, hoe korter het bereik. En hoe moeilijker het signaal door muren en dubbel glas heen komt.

Een informatief artikel dat er dieper op de materie in gaat dan ik nu wil en kan, is https://communities.surf.nl/artikel/waarom-het-belangrijk-is-de-35-ghz-band-vrij-te-kunnen-gebruiken .

Alles lezende, kom ik uit op twee soorten discussie, een medische en een niet-medische discussie.

De medische discussie
Sommige mensen zien vreselijke gevaren. Ik niet. Ik volg de officiële lijn dat er alleen een zwak warmteeffect is.

De medische discussie valt in tweeën uiteen: die over het veld van de zender, en die over het veld van de telefoon.

Het elektromagnetische veld nabij zendstation, bestaande uit drie zenders (samen typisch enkele tientallen W) is alleen vlak bij de antenne zo sterk, dat je er voor moet opletten. Dat geldt vooral monteurs en soms glazenwassers. Al snel daalt de veldsterkte tot ver onder de toegestane limiet. In Eindhoven is dat in 2010 op verschillende plaatsen zelfs nagemeten door de KEMA (en apart daarvan berekend door de Fysicawinkel) en die bleef overal onder tot ver onder de 1V/m, behalve op een bedrijventerrein. Alleen vlak voor de antenne kwam de KEMA op 4,2V/m. De norm was 41V/m of hoger, afhankelijk van GSM of UMTS. Zie GSM- en UMTS-zenders in Eindhoven en hun volstrekte onschadelijkheid en Hoogspanningsleidingen en telefoons: gevaren niet aangetoond .
In een veel geciteerd Zwitsers onderzoek uit 2006 bleek dat bij een randomized, double blind onderzoek de onderzochte personen niet wisten aan te geven of de apparatuur aan of uit stond.
Ik weet dat er mensen zijn die echt een probleem hebben, maar ik denk dat dat toch vooral psychosociaal is. Hoe tragisch ook.

Voor zover er een gevolg is, betreft dat de telefoon. Die zendt straling terug naar de mast. Een standaard GSM-telefoon is maximaal 2W en gemiddeld veel minder, maar omdat die veel dichter bij het lichaam gehouden wordt dan de zender, overheerst de straling van de telefoon veruit die van de zender. Een headsetje overigens en handsfree bellen scheelt al veel.
De werkgroep IARC van de WHO heeft kasten vol literatuur doorgeploegd, en vervolgens twee soorten kanker in de hersenen, op basis van de statistiek, niet kunnen uitsluiten. Daarom de veelgebruikte 2B-indeling.

Er is overigens door niemand ooit een geloofwaardig biologisch mechanisme op tafel gelegd dat een fysiologische werking op weefsel zou kennen verklaren, behalve de officiële lijn warmte. En onze hersens zijn goed beschermd tegen opwarming.

Wie het mogelijke kleine gevaar ontlopen wil kan zichzelf dus eenvoudig beschermen door niet mobiel te telefoneren.
Verder is geen enkele activiteit gevaarloos, evenmin als de niet-activiteit. Als ik geen mobiel heb, kan ik geen 112 bellen bij een ongeluk of een misdrijf, en het gevaar daarvan is vele malen groter. Risico’s moeten niet tegen een nulscenario worden afgewogen, maar tegen een ander risicoscenario.

Antennes in het gebied Eindhovne-Den Bosch-Tilburg (Antennebureau)

De niet-medische discussie
Die is geheel anders.

Enerzijds zijn er beweerde voordelen zoals AI, zelfrijdende auto’s, ziekenhuisoperaties op afstand, virtual reality, bezorging met drones, het Internet of things, en meer van deze algemeen geformuleerde, maar zelden  uitgewerkte clichées. Er is een fraai boekwerk vna het industriele consortium Eurofiber op www.eurofiber.nl/lifeline/samen-op-weg-naar-hoogwaardige-digitale-connectiviteit/ .
Men wordt geacht hierna eerbiedig te zwijgen, maar ik zie het niet meteen. Waarom zou AI (Artificial Intelligence) 5G nodig hebben? Zijn zelfrijdende auto’s in druk stedelijk gebied sowieso een goed en uitvoerbaar idee? Waarom zou een drone 5G nodig hebben? En het Internet of Things komt in elk geval mijn huis niet in.

Anderzijds zijn er grote nadelen.
De 3,5Ghz-zenders halen enkele tientallen tot honderden meter. Als je bijvoorbeeld een autoweg wilt afdekken met zelfrijdende auto’s, moet er om de 200m een station hangen (mits vrij uitzicht en geen bomen), en wel dicht op de weg. “5G-netwerk wordt planologische nachtmerrie” kopte het Financieel Dagblad op 06 april 2019. En programmadirecteur Verhagen van Arcadis liet op dezelfde plek zien dat op een stukje Stationskwartier in Amersfoort, waar nu 17 stations staan, er straks 130 staan.

De datasector is de snelst groeiende energievreter van Nederland, mogelijk nog sneller dan de luchtvaart. In twee jaar verdubbelt de stroomvraag en nu is het dataverkeer, all in, volgens de IEA goed voor 2% van het mondiale stroomverbruik.
In How to stop data centres from gobbling up the world’s electricity wordt in Nature een studie aangehaald ( www.nature.com/articles/d41586-018-06610-y ) van onderzoekers van de Chinese telecomgigant Huawei. Zij voorspellen dat de ICT-sector in 2030 mogelijk 21 procent van alle elektriciteit verbruikt.

En het gaat miljarden kosten. Of deze investering nu de dringendste is in het post-Coronatijdperk?

De situatie vraagt niet zozeer om medische paniekverhalen die nergens voor nodig zijn (die leiden alleen maar af), maar om een goede politieke kosten-batenanalyse. En wat mijzelf betreft, is dat geen gelopen race.

De weersvoorspelling geschaad
Een groot nadeel, wat in de pers slechts beperkt aan de orde gekomen is, is dat het 5G-systeem de kwaliteit van de weersvoorspelling kan aantasten. Ik ken slechts een (goed) artikel uit de NRC ( www.nrc.nl/nieuws/2019/05/24/de-weerman-wordt-gestoord-door-5g-a3961467 ). Nature zei hetzelfde ( www.nature.com/articles/d41586-019-01305-4 ).

Dit heeft allemaal te maken met de hoogste frequentie van 5G, die van 26GHz. Die er niet is en, als het aan mij ligt, niet gaat komen. Maar het ligt niet aan mij, want in november 2019 is het besluit al genomen tijdens de World Radiocommunication Conference in Sharm El-Sheikh.

Het zit zo.
Satellieten meten de hoeveelheid water in de atmosfeer. Dat is van zeer groot belang voor de weersvoorspelling. De waterdamp geeft een zwak signaal op 23,8GHz.
De FCC (van de VS) heeft een frequentieband tussen de 24,25 en 24,45GHZ, en een band 24,75-25,25GHz geveild. Als een zender in de onderste band zich slecht gedraagt, stoort hij in het waterdampgebied en ziet de satelliet hem voor waterdamp aan. Zoiets als wanneer je de muziek van je buren door je eigen muziek heen hoort.
De combinatie kan als de waterdampband en de communicatieband afdoende van elkaar gescheiden zijn. Dat wordt uitgedrukt in de eenheid decibel Watt. De WMO )World Meteorological Organisation) eiste de waarde -55, de EU eiste -42, en de VS -20 (hetgeen betekent dat de VS ruim 150* zoveel ruis toe staat dan de EU).
De waarde werd na maanden bittere gevechten tot 01 sept 2027 -33, en daarna -39 decibel Watt. Tot 2027 soepel, want dan kan de industrie vast zijn netwerken opbouwen.
Algemeen wordt dit geïnterpreteerd als dat het weerbericht verloren heeft. De WMO heeft een ‘statement of concern’ in de notulen van de conferentie gezet.

Blijkbaar gelooft de WMO er niet zo in dat de 26GHz-straling binnenshuis blijft, zoals het plaatje van het Kenniscentrum

Nog eens de niet-medische discussie
De Nederlandse politiek zou er verstandig aan doen om de verdere ontwikkeling nauwlettend en kritisch te volgen.

Rechter verplicht Enexis tot aansluiting wind- en zonne-energiepark

De casus-Pottendijk Emmen
Energiepark PottendijkBV wil een wind- en zonnepark aanleggen in de gemeente Emmen. Op zich is dat buiten het focusgebied van deze site en daarom ga ik op de details niet nader in, behalve dat het om 50MW wind gaat en 8 en 33 MWpiek zon. Wie interesse heeft, kan bij de gemeente Emmen kijken op https://gemeente.emmen.nl/bouwen-en-wonen/milieu/windenergie . Dat is op zich wel een leerzame pagina hoe je als gemeente met deze problematiek kunt omgaan.

Energiepark Pottendijk wil door Enexis op het middenspanningsnet worden aangesloten met infrastructuur (de aansluiting) ter grootte van 60MVA en transportcapaciteit 60MW. De voorjaarsbeschikking stelt SDE+ – subsidie ter beschikking, maar daar hangt een termijn aan.

Enexis beheert daar het net en zoals bekend, heeft het net in de noordelijke provincies capaciteitsproblemen. Enexis wou niet. Vanwege het spoedeisende belang (de SDE+ – termijn) kwam er een kort geding voor de Rechtbank in Den Bosch (dit omdat Enexis zijn hoofdkantoor in Brabant heeft – Enexis beheert ook het Brabantse net).
Energiepark Pottendijk BV won. Enexis moet het park aansluiten en moet onder voorbehoud de geproduceerde energie transporteren, en draait voor de proceskosten op.

Ik laat nu alle zaakgebonden details weg en concentreer me op de algemene geldigheid.

In essentie zei de Rechtbank dat Enexis alleen op papier bepaald had dat de grens van de capaciteit bereikt was. Enexis had de bestaande aansluitingen, zoals die op papier staan, opgeteld en niet gekeken of die aansluitingen in praktijk tot hun maximum gebruikt werden. Het was dus denkbaar dat er in praktijk nog wel aansluitcapaciteit was.
De Rechtbank volgt de ACM die stelt dat een netbeheerder de in de Elektriciteitswet 1998 en in de Netcode Elektriciteit bepaalde congestieprocedure volledig gevolgd hebben, alvorens transport geweigerd mag worden. Bestaande en nieuwe aangeslotenen moeten gelijkwaardig behandeld worden. Een gespecialiseerde advocaat legt dat in de nieuwsbrief Solar uit ( https://solarmagazine.nl/nieuws-zonne-energie/i19381/advocaat-chatelin-over-veroordeling-rechtszaken-gaan-elkaar-snel-opvolgen-als-enexis-aansluitbeleid-niet-verandert?utm_source=Solar%20Magazine&utm_campaign=95a7dd4480-EMAIL_CAMPAIGN_2018_05_14_COPY_01&utm_medium=email&utm_term=0_54b49bf328-95a7dd4480-8751229 ).
Verder bepaalde de Rechtbank dat Enexis wel volledig de gevraagde aansluitcapaciteit moest aanleggen, en niet gerechtigd was om het bijbehorende maximale transportvermogen contractueel te beperken, maar dat Enexis niet verplicht was om onder alle omstandigheden dit volle transportvermogen te leveren. Als het net het niet meer aankan, moet de capaciteit eerlijk onder de aangeslotenen verdeeld worden.

De reactie van Enexis is te vinden op www.enexis.nl/over-ons/wie-zijn-we/over-ons/nieuws/kort-geding-pottendijk .

Het kantoor van Enexis in Den Bosch

Het onderliggende probleem
Zoals wel vaker, is er sprake van een volumevraagstuk en een verdelingsvraagstuk.

De zaak-Pottendijk gaat over een verdelingsvraagstuk. Het nieuwe varken moet van de rechter op gelijke basis tot de trog worden toegelaten als de oude varkens.
Het onderliggende volumeprobleem is niet opgelost. De trog wordt niet groter en de boer hoeft er van de rechter niet meer voer in te doen.

In zijn reactie op bovengenoemde site zegt Enexis Netbeheer dat ze door de netwerken aan te passen en te verzwaren de komende twee jaar transportcapaciteit op haar netwerk zal realiseren voor nog eens zo’n 1350 MW zonne-energie. 280 MW in de zuidelijke provincies en 1070 MW in de noordelijke provincies.
Enexis beheert het tussen- en middenspanningsnet (50kV en 20 a 25kV), deze versterking is dus een andere dan die van het hoogspanningsnet van Tennet – welke laatste instelling echter wel met hetzelfde probleem zit.
Enexis gaat dus meer voer in de trog doen.

Naast netverzwaring moeten er ook andere technieken toegepast worden, zoals lokale netten en opslagtechnieken. Daarover op andere momenten meer, maar zie op deze site alvast https://www.bjmgerard.nl/?p=10089 en Nationaal plan energieopslag en Overgaan op gelijkstroom?.

Gelijkspanning in de wijk (DC-Groot gelijk – boek van Eneco)

Oproep: Ken jij geplande energieprojecten in jouw omgeving? Geef het door aan de BMF!

De Brabantse Milieu Federatie (BMF) doet in haar nieuwsbrief van 29 aug 2019 onderstaande oproep. Het hoort bij de voorbereiding van een nieuwe, ondergrondse hoogspanningslijn van Tilburg over Best naar Eindhoven ter vervanging van de huidige bovengrondse, die binnen enkele jaren tegen zijn grenzen aanloopt en sowieso aan onderhoud toe is.
In juni 2019 hebben erover drie informatieavonden plaatsgevonden (in Tilburg, Oirschot en Best).
In het verhaal hieronder een link naar de Tennetsite over dit plan.

Tennet ontwikkelt een hoogspanningstracé op het traject Tilburg-Best-Eindhoven. De BMF adviseert Tennet om rekening te houden met de groeiende vraag en het aanbod van duurzame energie in het gebied. Ken jij geplande energieprojecten rondom het traject, laat het ons dan weten.

Tennet heeft een voorlopig voorkeursalternatief gekozen voor het hoogspanningstracé Tilburg-Best-Eindhoven. Wij adviseren Tennet om extra hoogspanningsstations te bouwen, zodat toekomstige windparken en zonnevelden makkelijk aangesloten kunnen worden op het elektriciteitsnetwerk. Zo voorkomen we dat er in de toekomst opnieuw natuurwaarden worden gehinderd, als er dan alsnog een hoogspanningsstation moet komen.

Extra station

De vraag naar elektriciteit zal namelijk alleen maar toenemen en daar moeten we nu al rekening mee houden. Tennet kan echter pas een extra station bouwen als er genoeg duurzame energieprojecten zijn in het gebied en er concrete aansluitverzoeken liggen.

Ken jij een gepland wind- of zonneproject binnen het gebied op bovenstaande kaart? Al is het plan nog lang niet concreet. Geef deze aan ons door per mail naar Hanne van de Ven (contactgegevens hieronder) . Het gaat om projecten van minimaal 3 windturbines of 10 hectare zonneveld (meer dan 10 MW).

Natuurwaarden

Brabantse Landschap, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten zijn betrokken bij de ontwikkeling van het tracé om te zorgen dat de natuur zo min mogelijk hinder krijgt van het project. Kijk voor een actueel overzicht van het project op: www.tennet.eu/tilburg-best.

Hanne van de Ven
013-535 6225
E-mail
LinkedIn

Voorlopige trajectkaart (site Tennet)