Er heeft in deze weblog eerder een artikel gestaan over wanneer mensen beginnen te overlijden aan een combinatie van hitte en vochtigheid. Die combinatie wordt weergegeven met het natuurkundige begrip natte bol-temperatuur. Het is geen aangename literatuur. Zie https://www.bjmgerard.nl/bij-welke-temperatuur-gaan-mensen-dood-bij-droge-en-vochtige-hitte/ en dan eventueel verder terug.
Nu heeft Science op 06 december 2024 een artikel over hetzelfde onderwerp gebracht, dat gebaseerd is op goed Mexicaans statistisch materiaal. Het is te vinden op https://www.science.org/doi/10.1126/sciadv.adq3367 . Mexico is, volgens Science, een van de landen met de meeste klimaat-diversiteit binnen zijn grenzen. Dat vanwege wisselende afstanden tot twee oceanen, een moesson, en zeer uiteenlopende hoogtes. Binnen die verscheidenheid komen ook zeer hoge natte bol-temperaturen voor.
Je moet dus als volgt lezen:
De zwarte lijnen: Als een kind onder de vijf jaar één dag wordt blootgesteld aan een natte bol-temperatuur van gemiddeld 27°C, is de kans 45% groter dat het doodgaat als wanneer dat kind een dag zou zijn blootgesteld aan een natte bol-temperatuur van 13°C (RR betekent dat in dit geval de kans met het effect/de kans zonder het effect 1,45 is . Als de RR 1,00 is, bestaat er geen effect).
De twee staafdiagrammen: De grijze staafjes geven aan hoe de dagen met een bepaalde gemiddelde natte bol-temperatuur op dit moment in Mexico over het jaar verdeeld zijn (‘Dit moment’ is 1998 t/m 2019 – COVID zit er niet in). Het hoogste grijze staafje geeft aan dat 8,5% van de dagen in het jaar een gemiddeld natte bol-temperatuur van 13°C heeft. Alle grijze staafjes samen tellen op tot 100%. De rode staafjes (donkerrood is lichtrood plus grijs over elkaar heen) is idem als kort voor het einde van de eeuw broeikasgasscenario SSP 3–7.0 werkelijkheid is geworden. Het staafjespatroon is dan ca 2°C opgeschoven. Het hoogste rode staafje geeft aan dat 8,0% van de dagen in het jaar een gemiddeld natte bol-temperatuur van 15°C heeft (en zo ook bij 16°C). Alle rode staafjes samen tellen op tot 100%.
De combinatie van beide leidt tot een aantal extra doden ten gevolge van de temperatuur:
Lees dit als “op dit moment overlijden er ca 5800 mensen aan een gemiddelde natte bol-temperatuur van 9°C”. Dat is koud. Het overgrote deel daarvan is boven de 50. Natte bol-temperaturen boven de 21°C sterfte te veroorzaken bij alle leeftijdsgroepen. Als kort voor het einde van de eeuw broeikasgasscenario SSP 3–7.0 werkelijkheid is geworden, is er minder koudesterfte en meer hittesterfte, dit laatste bij alle leeftijdsgroepen.
Dit kan anders worden verteld in onderstaand, laatste overzicht.
Lees dit als (gebruik weer SSP3-7.0 het een na warmste scenario)
Het aantal mensen dat in Mexico per jaar aan koude sterft, neemt af van 52.000 (=15.000 + 37.000) naar 34.000 (=10.000 + 24.000). Het betreft bijna allemaal mensen boven de 50.
Het aantal mensen dat per jaar aan (vochtige) hitte overlijdt neemt toe van 3850 (=1500 + 100 + 1400 + 600 + 0 + 250) naar 7600 (= 2600 + 250 + 2050 +1100 +200 +1400 ). Het betreft mensen van alle leeftijden, waaronder veel meer jongeren.
Er gaan overigens verrassend veel oude mensen in Mexico dood van de kou. Zou je niet meteen denken. Het zou met een goede gezondheidszorg en volkshuisvesting mogelijk moeten zijn om mensen in Mexico tegen de kou te beschermen zonder dat het klimaat ervoor hoeft op te warmen.
Het Science-artikel geeft ook een overzicht als hierboven, maar dan met het aantal verloren levensjaren op de vertikale as. Dat ziet er vergelijkbaar uit.
Superorkaan Hagibis vlak voor deze op 12 oktober 2019, 06 UTC, de Japanse kust treft. Deze orkaan is als voorbeeld in het toeleverend artikel van Price uitgewerkt.
Op meerdere plaatsen op aarde probeert men machineleren (ook AI genoemd) in te zetten voor een betere weersvoorspelling. Dit met toenemend succes.
Basaal redenerend kun je het weer op twee manieren voorspellen: òf door heel hard aan de natuurwetten te rekenen, of door weersituaties uit het verleden aan een machineleer-computer te voeden.
De beste natuurkundemachine ter wereld staat bij het European Centre for Medium-Range Weather Forecasts , dat het wiskundige ENS-model gebruikt voor weersvoorspellingen op de middellange termijn. Dat vraagt om enorme rekenkracht op een supercomputer en de uitkomst duurt uren.
Het model GenCast is door DeepMind (van Google) gevoed met weergegevens van over de hele wereld van 1979 tot 2018 en heeft die op de AI-manier gebruikt om het mondiale weer van 2019 te voorspellen. GenCast doet er acht minuten over om het weer 15 dagen vooruit te voorspellen. Ilan Price is lead author van het project.
De AI-uitkomst is vergeleken met het echte weer in 2019, en met wat ENS ervan maakte. GenCast scoorde op een van tevoren afgesproken lijstje op 97% van de items beter.
DeepMind heeft de code van de software, alsmede de gekozen parameters, publiek toegankelijk gemaakt. Dit wordt door andere geleerden zeer op prijs gesteld. Inmiddels is ook het Europese centrum met een machineleer-programma bezig.
Achteraan het Nature News-artikel wordt doorverwezen naar
Het oorspronkelijke DeepMind-artikel waarop de publicatie in Nature News gebaseerd is
Een vergelijkbaar artikel van geleerden van Huawei uit Shenzhen (China)
Een eerdere Google-publicatie van het NeuralGCM-programma, dat natuurkunde en AI combineert voor korte- en lange termijn weersvoorspellingen
Deze artikelen zijn allen Open Access, maar lezing ervan moet het algemene publiek worden afgeraden. Ze zijn uiterst technisch.
In het toeleverend artikel van Price wordt de baanvoorspelling van de superorkaan Hagibis als voorbeeld genoemd. ERA5 is de ‘europese’ voorspelling (rode lijn). De blauwe set lijnen is wat GenCast ervan maakt, steeds korter van tevoren. De cirkel is waar het model stopt en dat is vier uur voor de orkaan aan landkomt.
De kennisbron Er is voor het eerst een overzicht van aantallen en dynamiek op de batterijenmarkt in Nederland. Die is van belang, omdat wisselende vraag naar energie en het wisselende aanbod van hernieuwbare energie beter op elkaar aangepast kan worden als je energie een tijd lang ergens in op kunt slaan.
Het pas uitgekomen ‘Nationaal Smart Storage Trendrapport’ beschrijft de stand van zaken in Nederland t/m 2023, en doet prognoses waarin de eerste helft van 2024 meegenomen is. Binnen het grotere geheel van de energieopslag beperkt deze publicatie zich tot het deelgebied opslag van elektrische energie in de vorm van batterijen en (een beetje) in de vorm van supercondensatoren .
Op hoofdlijnen kan men het rapport opsplitsen in vier thema’s: statistiek annex prognose; techniek; Nederlandse; en Europese politiek en beleid.
Statistiek en prognose
Een paar zaken vallen op.
Op de eerste plaats de snelle groei van de geplaatste capaciteit. Die is van praktisch niets in 2019 naar 621MWh in 2023 gestegen. Het rapport acht het mogelijk dat de groei van de totale capaciteit zich t/m 2026 voortzet op de aangegeven wijze, maar daar zitten wel de nodige onzekerheden in, zoals dat Nederland geen lange termijn-doel heeft voor batterijopslag.
Op de tweede plaats valt op dat als je naar de verdeling in grootteklassen kijkt, dat onevenredig veel kleine batterijen opgeteld onevenredig weinig capaciteit hebben. Onderstaande grafische weergaven in blokvorm hebben betrekking op alle eind 2023 bestaande systemen (‘tot’ moet gelezen worden als ‘tot en met’). Dat zijn er ca 40.000 . De grootteklasse >1MWh , goed voor 76 exemplaren, beslaat dus 0,2% van het aantal maar 46% van de capaciteit. De grootteklasse <5kWh omvat bijna 22.500 systemen (56% van het aantal)maar 10% van de capaciteit. De grootteklasse tussen de 5 en de 20kWh is goed voor 42% van het aantal en 23% van de capaciteit. Voor de grootteklasse 20-1000kWh zijn de cijfers resp. 1,8% en 21%.
Het rapport gebruikt als een soort vuistregel dat de twee grootteklassen onder de 20kWh ‘residentieel’ zijn, welk anglicisme duidt op losse woningen of woningcomplexen. Het Trendrapport gaat ervan uit dat de ontwikkelingen in deze grootteklasse gedomineerd worden door de markt voor zonnepanelen. Commercieel of industrieel gebruik dekken de grootteklasse 20kWh – 1000kWh (=1MWh) af. De grootteklasse >1MWh wordt in de vuistregel aangeduid als ‘op utiliteitsschaal’. Een enkele keer wordt hier ook het woord ‘nuts’ gebruikt, maar dat is in zoverre misleidend omdat dit publiek beheer suggereert, terwijl het rapport geen uitspraak doet over eigendoms- of beheervormen.
(in beide gevallen moet ‘tot 2023’ gelezen worden als ‘tot en met 2023’)
Techniek Het eerste dat opvalt is dat alle tot en met 2023 bestaande accusystemen voor ruim 99,9% (van het aantal) uit Lithium-ion accu’s bestaan. De resterende <0.1% is naar schatting goed voor 15% van de capaciteit (maar dat verhaal oogt moeizaam, ik zou hier niet teveel precisie verwachten). De niet-Lithium-accu’s omvatten gemoderniseerde loodaccu’s (AGM), Vanadium Redox Flow Battery’s (VRFB) en supercondensatoren. De opmars van de Lithium Iron Phosphate Battery is in het Trendrapport nog niet terug te vinden. Waarschijnlijk zijn de grote (utilitaire schaal)-accu’s relatief vaak niet-Lithium ion, maar hoe dat precies zit valt met het Trendrapport niet te achterhalen.
Lithium-ion batterijen gingen in 2023 de deur uit voor prijzen tussen de 200 en 800€/kWh, maar meestal tussen de 330 en 500 €/kWh. IN de eerste helft van 2024 lag de prijs tussen de 420 en 620€/kWh. De stijging wordt enerzijds veroorzaakt door vraag en aanbod, anderzijds om dat batterijsystemen technisch meer kunnen.
Lithium-ion batterijen hebben voor- en nadelen t.o.v. andere types. Grote voordelen zijn dat je in een kilogram systeem heel veel energie kwijt kunt (tussen de 0,12 en 0,18kWh), en dat op een paar procent na elke kWh die je er bij het laden in stopt, bij het ontladen weer uitkomt. Die getallen liggen bij andere types accu’s, en bij supercondensatoren ongunstiger.
Anderzijds is een hoge energiedichtheid vooral van belang voor mobiele toepassingen, niet zozeer voor statische toepassingen, en gaan Lithium Ion-accu’s minder lang mee. Lithium-ion batterijen worden meestal gegarandeerd op 4000 tot 6000 op- en ontlaadcycli, hoewel hogere en lagere waarden voorkomen. Als zo’n accu gebruikt wordt bij zonnepanelen op het dak (dus één cyclus per dag), is dat ongeveer 10 tot 16 jaar. In praktijk gaan de accu’s langer mee, volgens het Trendrapport ca 6000 – 9500 cycli (hoewel ook hier hogere en lagere waarden voorkomen). Apart van de cycli-garantie is er ook een jaar-garantie en idem levensduur in jaren. Meestal worden Lithium-ion batterijen gegarandeerd tot 7,5 tot 10 jaar, en ligt de feitelijke levensduur meestal op 10,5 tot 15 jaar (dit alles ook weer met hogere en lagere waardes). Niet-Lithium Ion-accu’s (dus een zeer uiteenlopende groep) worden gegarandeerd tot 5000 a 10.000 cycli en daarnaast tot 5 a 10jaar. De levensduur is in praktijk meestal 10.000 a 35.000 cycli, en apart daarvan 15 – 45 jaar (supercondensatoren gaan heel lang mee). Lithium ion-accu’s zijn altijd een beetje brandgevaarlijk.
Schema van een Vanadium Redox Flow Battery ( https://doi.org/10.1016/j.ceramint.2023.01.165 ). Een dergelijke accu is voor stationaire doelen. De ont- en op te laden stof is opgelost in water. De accu kan in beginsel willekeurig groot zijn (als je genoeg Vanadium hebt).
Beleid en politiek in Nederland Dit soort rapporten worden geschreven binnen de bestaande kapitalistische verhoudingen. Deze site heeft vanuit een lichtelijk socialistisch perspectief interesse in gebieden waar natuurwetenschap en techniek politiek worden, en omgekeerd. Dat neemt interesse in de ontwikkeling van de productiekrachten allesbehalve weg.
De frustratie met het huidige kabinetsbeleid druipt uit de tekst. Het hoofdstuk over het Nederlandse batterijbeleid begint met de passage ‘Een van de grootste problemen voor deenergieopslagmarkt in het algemeen, en de batterijmarkt in het bijzonder, is de onduidelijkheid vanuit de overheid. In de afgelopen twee jaar zijn er verschillende belangrijkebeleidsmaatregelen genomen en beleidsstukken gepubliceerd. Uit alles blijkt: de overheid moet snel knopen gaan doorhakken. Waar is hoeveel batterijcapaciteit nodig en hoeveel vermogen? Welke batterijtypes hebben de voorkeur en welke wil Nederland zelf gaan produceren?’
Die onduidelijkheid is een vaak gehoorde klacht.
Aan de ene kant is het goed dat minister Hermans, anders dan ex-minister Jetten, een eigen departement heeft, geheten klimaat en Groene groei – waarbij meteen de hamvraag op tafel ligt of die twee samengaan.
Wat niet meehelpt is dat energieopslag en batterijen slechts in een bijlage van het Hoofdlijnenakkoord genoemd worden, in welke bijlage voor 1,2 miljard bezuinigd wordt op de ontwikkeling van batterijen en groene waterstof vanuit het Klimaatfonds. In het, op het Hoofdlijnenakkoord volgende, Regeerakkoord komen batterijen terug in het Actieprogramma Netcongestie dat 65 miljoen krijgt – geen vetpot. Het Trendrapport houdt zich, min of meer noodgedwongen, vast aan het lange termijnbeleid dat al onder het vorige kabinet vast lag.
Veel ruimte gaat naar de update van het Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan (INEK), dat Nederland (en elke andere EU-lidstaat) elke vijf jaar aan de Europese Commissie moet aanbieden. In juni 2024 is dat nog door ex-minister Jetten gedaan. Verder is gekeken naar de Routekaart Energieopslag, het Nationaal Energie- en Klimaatplan (NPE), de Integrale Infrastructuurverkenning 2030-2050, en het Programma energiehoofdstructuur.
Een paar observaties op basis van heel veel papier, voor wat batterijen betreft:
Het INEK versterkt de business case van energieopslag als regel indirect. Direct ligt er de gedachte om batterijopslag op zonneparken te stimuleren (daar zit een onrendabele top op van ca een ton per MWh). Het bijbehorende budget van ruim €400 miljoen is echter gehalveerd
vanuit het Nationaal Groeifonds was 297 miljoen euro toegekend aan Material Independence & Circular Batteries. Na de bezuiniging van €1,2 miljard blijft het bij deze eerste, eenmalige bijdrage. Dat kan bijvoorbeeld gevolgen hebben voor het Battery Competence Center, dat gevestigd is in de Brainportregio.
Er ligt een budget voor het programma Schoon en Emissieloos Bouwen (minder CO2 , stikstof en fijn stof) waarvan het vervolg nog onduidelijk is
De Routekaart Energieopslag pleit voor een onderzoek naar de wenselijkheid van huis- en buurtbatterijen. Dat is inmiddels uitgevoerd door CE Delft en Witteveen + Bos. De uitkomsten zijn niet eenduidig. Huisbatterijen kunnen het gebruik van de eigen zonnepanelen vergroten, maar vooralsnog is dat financieel niet rendabel. Huis- en buurtbatterijen beperken in hun exploitatie CO2 , maar kosten CO2 bij de productie. Vooralsnog ligt dat niet heel gunstig. Buurtbatterijen kunnen gunstig werken in de nieuwbouw, zolang de netcongestie het voornaamste doel is. Dit met name als de nieuwe woonwijk anders niet gebouwd kan worden.
In principe bieden de gezamenlijke accu’s van heel veel elektrische auto’s grote kansen als opslagmedium, maar dan moeten die auto’s twee kanten op met het elektriciteitsnet kunnen wisselwerken (V2G). Nu en ook de eerste paar jaar kan dat nog nauwelijks. Intussen kiezen toch heel veel huishoudens voor zonnepanelen met een eigen thuisbatterij die mede hun eigen auto laadt – één kant op. Net als bij de stadsverwarming kan het onvermogen van de politiek om tijdig op goede wijze collectieve oplossingen aan te bieden ertoe leiden dat dat straks niet meer kan omdat er inmiddels teveel mensen voor een eigen, individuele oplossing gekozen hebben. Eind november 2024 maakten Renault en MyWheels bekend dat er 500 Renault5 in Utrecht gestationeerd zouden worden met V2G – mogelijkheden.
Meer algemeen is landelijke sturing nodig om wildgroei van batterijen te voorkomen
TenneT, de beheerder van het hoogspanningsnet, wil in 2030 9GW beschikbaar hebben in standalone batterijen op nutsschaal (dus de grootste klasse). Dat moet, omdat er in 2030 geen kolencentrales meer zijn. Het levert een vergoeding op en daarvoor bestaat veel interesse, maar het realiteitsgehalte van die biedingen is nog onduidelijk.
De Europese circulariteitsdoelstelling De EU heeft op 10 juli 2023 de Battery Regulation aangenomen, kort daarna gevolgd door de Ecodesign for Sustainable Products Regulation. Beide hebben inmiddels kracht van wet. De Battery Regulation is een uitwerking van een Green Deal-bouwsteen Circular Economy Action Plan (2020). Welk geheel zelf nog geen kracht van wet heeft. De Battery Regulation is de eerste EU-wetgeving die op de totale levensketen toeziet.
Vanaf 2025 worden steeds strengere eisen gesteld aan de CO2-voetafdruk, de gebruikte grondstoffen, de inzameling, hergebruik en recycling van batterijen. De batterijproducenten worden gezamenlijk verantwoordelijk voor de gescheiden inzameling. Er wordt nagedacht over statiegeld. Dd 31 december 2025
Vanaf 2027 moeten consumenten de batterijen in hun nieuwe elektronische apparaten kunnen losmaken en apart vervangen (zodat niet het hele apparaat op de stort moet omdat alleen de accu het niet meer doet). Sinds kort is er ook een reparatie-stimulering. Dit geldt ook voor accu’s van elektrische fietsen en scooters.
Uiterlijk op 18 februari 2025 voor batterijen voor elektrische voertuigen, 18 augustus 2026 voor oplaadbare industriele batterijen, behalve die met uitsluitend externe opslag, 18 augustus 2028 voor batterijen voor lichte vervoermiddelen en 18 augustus 2030 voor oplaadbare industriele batterijen met externe opslag, zal de Europese commissie met CO2- voetafdrukprestatieklassen komen (horend bij de productie van de batterijen). Deze prestatieklassen worden iedere drie jaar beoordeeld en aangepast.
Er komen vergelijkbaar geformuleerde, oplopende eisen aan het minimumpercentage bijmenging van kobalt, nikkel, lood en lithium.
Dd 31 december 2025 moet tenminste 75 procent van het gemiddelde gewicht van lood-zuurbatterijen, 65
procent van het gemiddelde gewicht van lithiumbatterijen, 80 procent van het gemiddelde gewicht van nikkelcadmiumbatterijen en 50 procent van het gemiddelde gewicht van andere afgedankte batterijen worden gerecycled.
Tenslotte geldt sinds 18 augustus 2024 dat een stationaire batterijsysteem voor energieopslag alleen in de handel mag worden gebracht of in gebruik mag worden genomen als dit veilig is tijdens normale werking en gebruik. Hiervoor moet worden bewezen dat het batterijsysteem succesvol is getest op elf veiligheidsparameters.
Milieudefensie Jong had uitgevogeld dat de nieuwe CEO van VION, mevrouw Tjarda Klimp, in Boxtel (de grootste varkensslachterij van Nederland) op donderdagmorgen 28 november zou aantreden. Mevrouw Klimp was al CFO van VION.
VION is een van de 29 bedrijven die Milieudefensie in zijn klimaatcampagne aangeschreven heeft. Vooralsnog komt VION er in zijn antwoord op die aanschrijving niet goed af.
Milieudefensie Jong vond dat dit aantreden niet onopgemerkt voorbij kon gaan en dat een kritische verwelkoming gepast was. Daartoe had Milieudefensie Jong een rode loper (het huidige milieuschadelijke beleid symboliserend) en een groene loper (pro een groener, bewuster en milieuvriendelijker beleid ). Een en ander werd samengevat in de leus ‘Klimp ga voor krimp!’ Aanwezige groepen en mensen konden hun opinie op een ansichtkaart zetten.
Tjarda Klimp
Milieudefensie Eindhoven was met een delegatie aanwezig en had op de ansichtkaart gezet ‘Minder ontbossing. Minder veevoer. Minder dode varkens. Minder broeikasgas. Minder stank in Boxtel.”.
Uiteindelijk bleek mevrouw Klimp zich die dag afgemeld te hebben. In plaats daarvan verscheen een sub-opperhoofd op de trap naar het kantoor (welke trap hij niet verliet, dus hij heeft niet over een van de lopers geschreden). Het sub-opperhoofd kwam met een ingestudeerd verhaal dat VION het beste voorhad met het milieu, streefde naar verkleining van zijn footprint en inmiddels een footprint leek te naderen die richting die van vleesvervangers ging. Op vragen kwam geen verdere verduidelijking. Het overtuigde niet iedereen. Hij nam de voor mevrouw Klimp bestemde brief en ansichtkaarten in ontvangst.
Daarna volgden nog wat speeches vanaf de trap van mensen ui eigen kring, waaronder van Mirjam Bemelmans over de behandeling van arbeidsmigranten bij VION. Bemelmans zit voor PvdA-GroenLinks in de gemeenteraad van Boxtel.
De woordvoerder van VION, luisterend naar Mirjam Bemelmans
Het haalde, geheel ten onrechte, nauwelijks de Nederlandse pers, maar men heeft in Denemarken iets gepresteerd waar Nederland op dit moment alleen maar van kan dromen: een breed gedragen akkoord tussen de landelijke en de lokale politiek, de boeren, de industrie, de vakbond van levensmiddelenarbeiders en de natuurgroepen. De Denen noemen het historisch en zijn er apetrots op.
Denemarken is niet veel groter dan Nederland en lijkt er in sommige opzichten op. Het land bokst, net als Nederland, met zijn landbouw (ook intensieve veehouderij) boven zijn gewicht als klein land. Grote delen liggen laag en zijn vatbaar voor zeespiegelstijging, en het verleden kent zware overstromingen.
(Deens binnenland achter de Waddenkust – foto bjmgerard)
Denemarken heeft een heel ambitieus klimaatbeleid (70% minder binnenlands broeikasgas in 2030 dan in 1990). Tot eind 2023 had de landbouw als geheel, al ruim tien jaar lang, geen poot uitgestoken om deze ambitie te steunen, terwijl het toch de grootste broeikasgasuitstoter van Denemarken is. Dat bracht het ‘tripartite’ overleg op gang. En toen men toch begon aan de verbouwing van Denemarken, werden ook andere probleemdossiers meegenomen zoals de stikstof, de natuur inclusief de veengebieden, de waterkwaliteit en de drinkwaterbeschikbaarheid.
Het officiele persbericht dd 24 juni 2024 Dit persbericht is in het Deens. Als service aan mijn lezers heb ik het door DeepL gehaald (zonder eindcontrole, maar bij dit soort officiële teksten gaat het meestal goed). Men vindt het hieronder.
De meest in het ook springende maatregel (maar naar mijn mening niet de meest vèrgaande) is dat er vanaf 2030 een belasting geheven gaat worden op de broeikasgasemissies van vee. Die start met een effectief bedrag van 120 Deense Kroon (DKK) per ton CO2,eq en dat loopt op naar 300 DKK per ton CO2,eq in 2025. Vee stoot veel methaan uit, vandaar de ‘scheetbelasting’ van BBC News.
Dit is de eerste broeikasgasbelasting op vee in de hele wereld.
Doe dd dit artikel ongeveer 8 DKK in een Euro.
Dit zijn de belangrijkste bepalingen in het pakket;
Reducties in broeikasgasemissies van 1,8 miljoen ton CO2,eq in 2030 – en het potentieel voor maximaal 2,6 miljoen ton.
Een CO2,eq -belastingop emissies van vee. Een belasting van DKK 300 per ton CO2,eq zal worden ingevoerd in 2030, oplopend tot DKK 750 per ton CO2,eq in 2035 met een basisaftrek van 60%. De effectieve belasting zal dus DKK 120 per ton bedragen in 2030, oplopend tot DKK 300 per ton in 2035.
Teruggave van de opbrengst aan de industrie: De opbrengst van de veetaks in 2030-31 zal worden teruggegeven als een Transition Support Pool voor overgangssteun om de groene overgang van de industrie te ondersteunen.
De behandeling van de opbrengsten zal in 2032 opnieuw worden bekeken.
Oprichting van het Danish Green Area Fund, dat activiteiten zal omvatten voor in totaal ongeveer 40 miljard Deense kronen. Uit dat gebiedsfonds moeten de bebossing, de aanleg van wetlands en en de aankoop van land betaald worden.
Aanleg van 250.000 hectare bos (overeenkomend met een gebied ter grootte van Lolland-Falster en Bornholm).
Braaklegging van 140.000 hectare koolstofrijke laaglandgrond (daaronder valt veengrond), inclusief marginale gebieden.
Een doelstelling van ten minste 20 procent beschermde natuur. De aanleg van 80.000 hectare ongerept particulier bos, 20.000 hectare staatsbos en het buiten gebruik stellen van laaglandgronden zal de hoeveelheid beschermde natuur aanzienlijk vergroten.
Een subsidieregeling van iets meer dan DKK 10 miljard tot 2045 voor de opslag van biochar (iets wat lijkt op houtskool) geproduceerd door pyrolyse.
Paradigmaverschuiving in de stikstofinspanning (een kwart, 13780 ton per jaar minder), waarbij gewijzigd landgebruik de belangrijkste drijvende kracht is achter het behalen van de doelen van de EU Kaderrichtlijn Water. Er moet daarnaast onder andere minder kunstmest gebruikt worden. Het officiële persbericht spreekt van ‘radicale heroverweging van de manier waarop het Deense land wordt beheerd’.
Heffing van 45 miljoen DKK per jaar voor slachthuizen met ingang van 2029 en toewijzing van een pool voor bijscholing van in totaal 100 miljoen DKK over de periode 2027-30.
Onder het pakket ligt de gedachte dat er uiteindelijk een duurzame, efficiëntere hightech-landbouw overblijft, met goede banen.
Deense Noordzeekust bij Agger, een smalle duinreep tussen de zee links en een meer rechts, mogelijk aangelegd na een overstroming (foto bjmgerard)
De Novo Nordisk Stichting zal in 10 jaar tijd 10 miljard DKK in het proces inbrengen. De publiek-private samenwerking zit in de Deense cultuur (even een zijsprong: dat is een belangrijke reden waarom het Deense statiegeldsysteem zo goed werkt). De Novo Nordisk is een onafhankelijke stichting die enerzijds wetenschappelijke, humanitaire en sociale doelen steunt, en anderzijds (via een tussenstation) geld binnenkrijgt uit aandelen in bedrijven – waaronder de farmaciereus Novo Nordisk (insuline, Wegovy, Ozempic). Men kan het zich op de website laten uitleggen onder de TAB Who are we?
Ik wil tot slot mijn lezers volgend citaat van de Deense minister van Buitenlandse Zaken, Lars Løkke Rasmussen, niet onthouden (in The Copenhagen Post van 18 nov 2024) “When you see across Europe that tractor tires are being burnt in the capitals and climate activists are sticking to the motorways, it is great to be in a country where the parties are brought together, and we are doing the biggest overhaul of the Danish landscape since Dalgas,” Dalgas richtte in de tweede helft van de 20ste eeuw in Jutland de Deense Heidemaatschappij op, die een grote rol speelde in de grote uitbreiding van het landbouwareaal tot wat nu een van de meest agrarisch bestemde landen van de wereld is.
Salling Sund vanaf het eiland Mors (foto bjmgerard)
Meadway betoogt dat (a) grote toenames van de kosten van levensonderhoud politieke gevolgen hebben en (b) dat het klimaat niet de enige, maar wel een belangrijke medeoorzaak voor die toenames is. In zijn commentaar wordt ter nadere onderbouwing doorgelinkt naar diverse bronnen.
In de VS meldde driekwart van de Trumpstemmers dat ze (ernstig) in de financiële penarie zaten vanwege de prijsstijgingen van voedsel en energie (van de Harris-stemmers zei maar een kwart dat). Macro deed de economie het prima, volgens de Democraten, maar het Bruto Nationaal Product kun je niet eten. In de inflatiecijfers zitten ook vliegreizen en flat screens, maar heel veel Amerikanen komen daar überhaupt niet aan toe.
Modri verloor in India zijn absolute meerderheid nadat het inflatiecijfer voor voedsel maandenlang 8% was, en de rijstprijs het hoogste niveau in tien jaar bereikte (zelfs de export werd opgeschort)
De Japanse LDP verloor zijn langdurige meerderheid nadat de rijstprijs in het voorafgaande jaar met 63% gestegen was.
Het klimaat is medeveroorzaker van de prijsstijgingen. Meadway noemt er een stel:
Sinaasappelsap in de VS is dubbel zo duur geworden vanwege een hittegolf, overstromingen en droogte in Florida en Brazilië
Chocolade-eieren zijn kleiner en duurder vanwege een dodelijk effect van een droogte en een overstromingen op de cacao-oogst in West-Afrika.
Boter is meer dan 80% duurder geworden in Europa vanwege het blauwtongvirus, dat op zijn beurt via de verspreiding van de knoetjes gekoppeld is aan het opwarmend klimaat ( https://www.bjmgerard.nl/blauwtong-is-een-klimaatziekte/ ).
Langdurige stortbuien in Europa hebben de oogst beschadigd, wat er volgens de FAO toe leidde dat in oktober 2024 de voedselprijzen hoger waren dan ze in de voorafgaande anderhalf jaar geweest waren.
Olijfolie werd in de Britse supermarkten in de laatste twee jaar bijna dubbel zo duur en dat is een rechtstreeks gevolg van droogte en extreme warmte in het Middellandse Zee-gebied. In Spanje is de prijs van olijfolie in vier jaar tijd bijna verdrievoudigd.
In een nevenartikel verwijst de Guardian naar een artikel van 09 maart 2024, waarin gemeld werd dat olijfolie in Spanje (de grootste producent van het artikel ter wereld) in die tijd het meest gejatte artikel in winkels was. De winkeliers hadden de vijf liter-flessen vastgeketend aan de schappen. Zelfs internationale bendes hadden de illegale handel en het illegale gesjoemel met het ‘vloeibare goud’ ontdekt. Zie www.theguardian.com/world/2024/mar/09/olive-oil-becomes-most-wanted-item-for-shoplifters-in-spain .
Meadway beweert niet dat het klimaat annex het weer de enige oorzaak van de prijsstijging is. Hij wijst erop dat in de periode 2020-2022 vijf grote agrarische ondernemingen 70% van de wereldhandel domineerde, en dat er (volgens Oxfam) in die tijd 62 voedselmiljardairs bij waren gekomen.
Evenmin beweert Meadway dat er niets tegen de prijsstijgingen te doen is. Wat niet tegen de voedselinflatie helpt, zegt hij, is om de rente te laten stijgen. Daar gaan de olijven in Soanje of de cacaobonen in Ghana niet harder door groeien. Hij noemt drie maatregelen die wel helpen:
Een vermogensbelasting op de nieuwe rijken en het vrijgekomen geld in de sector herinvesteren
Doelgerichte prijscontroles en buffervoorraden . De Spaanse regering wordt hier als voorbeeld genoemd (dit voorbeeld betreft energiezaken), alsmede het werk van Isabelle Weber ( recommended by economist Isabella Weber )
Op de lange termijn herinrichting van het landbouw- en handelssysteem , dat meer op veerkracht gebouwd moet worden en minder op winst.
Ik en Milieudefensie Eindhoven en de meekijksessie Wij als groep en ik als persoon hebben ons sterk gemaakt voor een zo groot mogelijke reductie van de broeikasgassen die door grote bedrijven worden uitgezonden. Dat doen wij, en doe ik, nog steeds.
We werken als groep mee aan de landelijke acties, waaronder de aanschrijving van de Shell en 29 andere bedrijven, we hebben in onze eigen regio een handvol bedrijven aangeschreven (zie elders op deze site), en we pakken het nodige meer op.
De meest recente is een meekijksessie waar de aanwezigen live het voorlezen van de samenvatting van het vonnis konden volgen. Dat was op dinsdag 12 november, hondsvroeg vanaf 08.00 uur, met een programma erom heen van Milieudefensie. De Eindhovense SP had ons in zijn partijkantoor tegen gunstige condities een zaaltje annex koffie en thee annex een grote TV ter beschikking gesteld, waarvoor dank. En dat werkte allemaal netjes.
Tegenslag in Klimaatzaak Shell: wij gaan door tot alle vervuilers groen zijn
Als jij je best doet voor het klimaat, mag je verwachten dat grote bedrijven dat ook doen. Maar dat doen ze niet. Ze verzetten zich zelfs uit alle macht, zoals Shell. Het is een taaie strijd, soms met tegenslagen. Zoals vandaag. Toch zullen we uiteindelijk winnen. Dit is waarom.
“Deze uitspraak raakt ons diep. Het is een tegenslag voor ons, de klimaatbeweging en miljoenen mensen over de hele wereld die zich zorgen maken. Maar wie ons een beetje kent, weet dat wij nooit opgeven. Ook hier zullen we samen sterker uitkomen. Het is hoopvol dat de rechter vaststelt dat Shell verantwoordelijk is voor het verminderen van uitstoot en dat bedrijven ook mensenrechten moeten respecteren. Dit is een marathon en geen sprint en de race is net begonnen. Vervuilers zijn sterk. Maar met z’n allen zijn wij sterker.” – Donald Pols, directeur van Milieudefensie.
Er is al veel bereikt
In 2021 wonnen we onze Klimaatzaak van Shell. De uitspraak vandaag betekent dat belangrijke onderdelen van dat vonnis worden teruggedraaid. Maar het betekent niet dat we weer bij nul beginnen. De rechter zei enerzijds dat Shell verantwoordelijk is om zijn CO2-uitstoot te verminderen. Maar anderzijds legt de rechter Shell helaas geen verplichting op.
Hoopvol is dat de rechter heeft gezegd dat:
Shell verantwoordelijk is voor het verminderen van zijn CO2-uitstoot om gevaarlijke klimaatverandering te beperken;
nieuwe olie- en gasvelden op gespannen voet staan met het klimaatakkoord van Parijs;
bescherming tegen klimaatverandering een mensenrecht is, en ook bedrijven zoals Shell mensenrechten hebben te beschermen.
Bovendien heeft onze overwinning in 2021 al veel veranderd:
Wereldwijd dagen mensen grote vervuilers en overheden met succes voor de rechter.
Steeds meer mensen sluiten zich bij de klimaatbeweging aan.
En misschien wel het belangrijkste: in de EU moeten grote vervuilers zich dankzij een nieuwe wet aan de klimaatafspraken van Parijs houden.
Stel je eens voor wat we samen nog meer voor elkaar kunnen krijgen!
Hierna volgt een oproep om lid van Milieudefensie te worden. Ik ondersteun deze oproep graag.
Een eigen toevoeging Ik ben geen jurist en geen van mijn onderstaande uitspraken is gezaghebbend.
Voor zover ik het beoordelen kan, moet onderscheid gemaakt worden tussen het fundament van de uitspraak, en de specifieke weigering van de toewijzing.
Het fundament van de uitspraak is gunstig voor Milieudefensie en vergelijkbare groepen. De Nederlandse rechter vindt bijvoorbeeld dat het klimaat een mensenrechtenkwestie is, en dat ook internationale bedrijven daaraan gebonden zijn. Shell en andere multinationals zijn verantwoordelijk voor hun gedrag.
Bouwend op dat fundament doet het Gerechtshof de specifieke uitspraak, dat de reductienorm van het IPCC van 45% minder ni 2030 voor de aarde als geheel geldt (dus gemiddeld), en dat noch de nationale en internationale wetgeving, noch de wetenschap, een bruikbaar antwoord geeft over hoe de gemiddelde norm vertaald moet worden naar specifieke sectoren en bedrijven. Rechters kunnen toetsen aan een norm, maar niet zelf een norm verzinnen. Dat is de taak van de politiek. De uitspraak van het Gerechtshof kun je lezen alsdat Milieudefensie een te wijd net uitgeworpen heeft. Opvallend is bijvoorbeeld dat het Gerechtshof stelt dat de specifiekere eis dat Shell geen nieuwe olie- en gasvelden mag openen, beter bespreekbaar zou zijn geweest. Maar deze eis was niet gesteld en het Gerechtshof kan in hoger beroep niets iets vinden van iets wat in eerste aanleg niet geëist is.
Het Gerechtshof maakt in zijn uitspraak melding van een groeiend geheel aan internationale wetgeving aangaande klimaat en bedrijven, vooral op EU-niveau. Het ETS is zo’n wetgeving, waarin een algemene methodiek wordt opgelegd aan categorieën bedrijven. Dat systeem werkt tegenwoordig heel behoorlijk.
Toekomstige acties zijn door deze actie niet hopeloos geworden. Maar altijd moet de vraag beantwoord worden of de actie een meer politiek, of een meer juridisch karakter heeft.
Jelmer Mommers heeft in de Correspondent aandacht aan het vonnis besteed. In strijd met mijn gewoonte (normaliter jat ik niet en schrijf ik mijn teksten zelf, maar dit is een speciale gelegenheid) druk ik hieronder de tekst van Mommers af. Bovendien is de tekst vrij op internet te vinden.
Hoe graag milieuorganisaties het ook willen: de Nederlandse rechter kan en wil een multinational als Shell niet dwingen tot minder uitstoot. Die taak ligt echt bij de internationale politiek.
Achter de vele rechtszaken die milieuorganisaties de afgelopen jaren hebben gevoerd over klimaat en natuur, steekt steeds één verlangen. Het verlangen naar een rechter die paal en perk stelt aan praktijken die al lang niet meer kunnen.
Dit [vul hier vervuilend gedrag in van een overheid of een bedrijf] kan niet meer door de beugel. Het moet stoppen.
Soms kan een rechter zo’n grens stellen. In de Urgenda-zaak tegen de Nederlandse staat bijvoorbeeld. Daarin werd in 2019 door de Hoge Raad bepaald dat bescherming van inwoners tegen weersextremen en andere gevaarlijke gevolgen van klimaatverandering een mensenrecht is. Staten hebben de plicht om dat mensenrecht te beschermen door afdoende klimaatbeleid te voeren. Nederland deed dat niet, dus won Urgenda en moest de overheid aan de bak
Maar soms kan of wil de rechter zo’n duidelijke grens niet trekken. De uitspraak van deze dinsdag in de klimaatzaak van Milieudefensie tegen Shell laat dat zien – dat er grenzen zijn aan de grenzen die een rechter kan trekken.
Waarom Shell nu niet veroordeeld is
Milieudefensie eiste in 2019 dat Shell zijn uitstoot in 2030 met 45 procent zou verminderen ten opzichte van het niveau van 2019. De rechtbank ging daar in 2021 in een uniek en baanbrekend vonnis in mee. Maar het gerechtshof oordeelt nu in hoger beroep dat die specifieke verplichting toch niet op Shell rust.
Het is niet dat het hof onwelwillend staat tegenover de argumenten van Milieudefensie, integendeel. In het arrest staat namelijk dat Shell wel degelijk de plicht en verantwoordelijkheid heeft om bij te dragen aan het beperken van de klimaatopwarming.* Multinationals zijn, net als staten, verantwoordelijk voor hun ‘gedrag’: zij mogen niet doelbewust bijdragen aan schendingen van mensenrechten, ook niet als die het gevolg zijn van de verkoop van olie en gas.
De erkenning van deze plicht is winst.
Shell Pernis (eigen foto Shell)
Maar wat het gerechtshof in Den Haag zegt níét te kunnen, is die algemene plicht van Shell vertalen naar een specifiek reductiepercentage dat in een bepaald jaar gehaald moet worden.
Om een maximale opwarming van 1,5 graad Celsius binnen bereik te houden, zou de gemiddelde wereldwijde uitstoot in 2030 met 45 procent moeten zijn verminderd ten opzichte van 2010, zei het toonaangevende VN-klimaatwetenschapsrapport IPCC eerder.
Maar het hof neemt afstand van het vonnis uit 2021 waarin dat gemiddelde percentage ook van toepassing werd verklaard op Shell. Milieudefensie heeft niet duidelijk genoeg aangetoond waarom Shell zich aan dat percentage zou moeten houden, aldus het arrest.
Dat oordeel is teleurstellend voor Milieudefensie, maar wel goed te volgen. Want Shell is een bedrijf dat wereldwijd olie en (steeds meer) gas verkoopt. Het concurreert daarbij onder meer met producenten en verstokers van steenkool, een viezere en goedkopere brandstof dan gas om stroom mee op te wekken.
Om de gemiddelde wereldwijde uitstoot met 45 procent te verminderen, zou het dan ook logisch zijn om steenkoolproducenten een hogere reductieverplichting op te leggen en de handelaars in gas een lagere. Er zijn ook sectoren die harder moeten lopen dan andere om de wereldwijde doelen te halen, omdat verduurzamen in de ene sector (zoals de elektriciteitssector) veel makkelijker is dan in de andere (zoals cementproductie). Daarover is geen discussie.
Maar volgens het gerechtshof is er wél discussie over wat specifieke sectoren in welk jaar zouden moeten hebben bereikt. Het parcours waar de wereld als geheel zich op moet begeven is duidelijk (snel minder uitstoten), maar wat daarin de plicht is van de olie- en gassector, laat staan van één oliebedrijf – daarover is geen consensus. Scenario’s noch de beleidsplannen van landen geven een duidelijk antwoord op die vraag.
Bovendien is het beleid van veel overheden, bijvoorbeeld die in de Europese Unie, er vaak juist op gericht om via een stijgende CO2-prijsuiteindelijk alle sectoren van de economie te vergroenen. Een strenge reductieverplichting voor een individueel bedrijf, of voor een sector, past daar niet bij.
En daar komt nog bij, oordeelt het hof, dat een opgelegde reductie voor Shell mogelijk niet effectief zou zijn, omdat andere producenten en handelaren in olie en gas paraat staan om marktaandeel van Shell over te nemen.
Met andere woorden: Shell kan wel activiteiten afstoten of opschorten om aan het vonnis te voldoen, maar het blijft onzeker of het klimaat daar iets mee zou opschieten.
Het percentage dat niet bleef plakken
Bij gebrek aan één internationale norm voor de olie- en gassector, en bij gebrek aan bewezen effectiviteit van een vonnis, kan het hof Shell dus niet veroordelen, luidt de uitspraak.
Wat dit laat zien? Zolang er geen consensus is over de precieze reductiepercentages die verschillende internationaal opererende sectoren moeten volgen, kun je niet van een nationale rechter verwachten dat zij zo’n percentage wél oplegt aan een specifiek bedrijf. Dat weten we nu.
Dat wil níét zeggen dat Shell ineens een voorbeeldig bedrijf is dat alle lof verdient omdat het zich zo netjes aan de wet houdt: de honger van de olie- en gasgigant naar almaar meer winst ten koste van toekomstige generaties is en blijft immoreel en onrechtvaardig. Zoals het gebruik van fossiele brandstoffen dat ook is.
Het hof suggereert nota bene zelf dat als Milieudefensie een eis had gesteld over Shells toekomstige olie- en gaswinning – over het feit dat het bedrijf telkens nieuwe bronnen aanboort terwijl de uitstoot al zou moeten dalen – daar misschien wél een veroordeling over mogelijk was geweest.
Maar dat deed Milieudefensie niet. Milieudefensie klampte zich vast aan een percentage. Een wereldwijd gemiddelde, dat het van toepassing verklaarde op één bedrijf. Dat was altijd de zwakke plek in deze zaak, en in het vonnis uit 2021. Shell dook erop, en won. De kans lijkt mij klein dat de Hoge Raad, als Milieudefensie in cassatie gaat, hier anders over zal oordelen.
Ik zelf bij een Shellactie van Milieudefensie op 19 mei 2018
Wie wat moet doen blijft een politieke vraag
Deze uitspraak betekent niet dat alle klimaat- en milieuzaken, ook die over bijvoorbeeld stikstof, nu gedoemd zijn te falen. Het betekent alleen dat de vraag wie wat moet doen in de energietransitie voorlopig een politieke vraag is en blijft.
Een vraag die door experts, wetenschappers, nationale overheden en de internationale gemeenschap duidelijker moet worden beantwoord.
In zekere zin is het vonnis dus een afspiegeling van het feit dat er over de precieze verantwoordelijkheid van grote ondernemingen in de klimaatopgave geen consensus is. Logisch ook, want daarbij gaat het over de verdeling van verantwoordelijkheden en plichten tussen sectoren en landen, tussen private en publieke spelers. Het idee dat een nationale rechter helderheid kan scheppen in dat internationale kluwen van belangen en plichten, als een soort duizenddingendoekje tegen taaie klimaatpolitiek, blijkt beperkt houdbaar.
En misschien is dat maar goed ook. Want op zijn slechtst is het verlangen van milieuorganisaties naar een sterke rechter die grenzen stelt de juridische versie van het verlangen naar een ‘sterke man’ in de politiek.
Er gaat het idee aan vooraf dat het debat nu wel gevoerd is, dat er genoeg feiten op tafel liggen, en dat het nu een kwestie is van afdwingen wat allang had moeten gebeuren. Als de democratische elite het nalaat, moet een autoritaire leider het maar doen. Als de politiek het nalaat, moet de rechter het maar doen.
Het arrest van deze dinsdag laat zien dat rechters daar niet altijd in meegaan, omdat dat hun rol niet is. Grenzen zijn dingen die mensen maken, of niet. Als mensen ze onvoldoende maken, kunnen rechters ze niet tevoorschijn toveren. En rechters die ondanks gebrekkig bewijs toch voorbarig een streep in het zand trekken, zoals de rechters in het vonnis in 2021 deden, kunnen later door andere rechters worden gecorrigeerd. De rechtsstaat werkt.
Boven de klimaattop in Azerbeidzjan die momenteel bezig is, hangt de donkere wolk van de verkiezing van Donald Trump in de Verenigde Staten, die zijn land niet alleen wil terugtrekken uit het Klimaatakkoord van Parijs, maar mogelijk ook uit het raamwerk van de mondiale klimaatonderhandelingen, het VN-Klimaatverdrag uit 1992. Dat is een rampzalige herinnering aan dit feit: het debat ís niet gevoerd.
De feiten blijven veranderen, de strijd voor een leefbare aarde is en blijft politiek, en wie een grens wil stellen aan vervuilende praktijken, zal meer moeten doen dan procederen.
Milieudefensie Eindhoven heeft, volgens het stramien van de landelijke bedrijvencampagne, een handvol bedrijven aangeschreven in de regio dat ze een klimaatplan moesten maken waarin in 2030 45% minder broeikasgas uitgestoren zal wordem als in 2019, gerekend over scope1 (het eigen functioneren), scope2 (de ingekochte gas, stroom en warmte) en scope 3 (de hele keten voor en achter het bedrijf). Een van de aangeschreven bedrijven is ABZ De Samenwerking, meestal nog aangeduid onder de oude naam ABZ Diervoeders. Zie https://www.bjmgerard.nl/milieudefensie-regio-eindhoven-verzoekt-abz-de-samenwerking-om-klimaatplan/ . De crux bij ABZ Diervoeders zit in scope 3 upstream, het gigantische klimaatbederf o.a. door ontbossing, degradatie van veenbodems, en sojateelt. Op de brief van 31 maart 2024 is nog steeds geen antwoord ontvangen.
Extinction Rebellion (XR) Eindhoven was zich, onafhankelijk van Milieudefensie Eindhoven, ook gaan interesseren voor ABZ De Samenwerking. De redenering vertrok vanuit de ontbossing en de soja, benoemde ook de gevolgen voor de inheemse bevolking, benoemde het dierenleed van de intensieve veehouderij, en besteedde ook aandacht aan stankoverlast door ABZ De Samenwerking in de omgeving. Dat vond XR een demonstratie waard, en dat met reden. XR wilde een brief aanbieden aan de directeur van het bedrijf. De brief is hieronder te vinden (Marcel Roordink is de directeur).
Omdat XR en Milieudefensie Eindhoven hetzelfde wilden in andere bewoordingen, zijn de twee organisaties bij de demonstratie gaan samenwerken onder de XR-leus “Voer voor verandering”. Dat was op vrijdag 08 november 2024 overdag. XR verdient hier de meeste credits voor de organisatie. Eerst een toespraak van XR-aanvoerder ‘Bitflip’ vanaf een bankje, en daarna werd het een klassieke, keurige wandeltocht onder vriendelijke politiebegeleiding van het 18 Septemberplein naar de poort van het bedrijf aan de Hastelweg.
Die poort zat potdicht en de directeur liet zich niet zien. Toen heeft XR de brief maar op de spijlen van de poort geplakt.
Bij de poort nog drie toespraken:
Een van mij namens Milieudefensie Eindhoven, om de Milieudefensie-insteek uitte leggen. Ik vond de plannen van ABZ De Samenwerking schaars, onduidelijken daardoor oncontroleerbaar. Zo op het oog doet ABZ De Samenwerking er beter aan de productie te halveren, in plaats van de voorgenomen verdubbeling De tekst van dit verhaal is hieronder te vinden.
Een van een mevrouw van de buurtorganisatie van de aanliggende woonwijk ’t Ven, over de negatieve uitstraling van het bedrijf en van meer bedrijven op De Hurk
En een felle afsluitende redevoering van iemand namens XR
Ik (rode jas met microfoon) bij het verhaal van Milieudefensie
Een dag later zei directeur Roordink van ABZ De Samenwerking dat hij “totaal niet gediend was van het optreden van de demonstranten”. Hij vond het “totaal ongepast om op een productielocatie actie te voeren. Ga onze mensen niet op een werkdag lastig vallen”. Beetje wereldvreemd. Acties op productielocaties zijn bepaald geen onbekend fenomeen, en er viel geen werknemer te zien achter de poort (behalve twee beveiligers die niets te doen hadden. En waarom Roordink vanaf zijn productielocatie wel de omgeving mocht lastig vallen met stank, werd ook niet uitgelegd.
Maar goed. Ongetwijfeld is met deze demonstratie het laatste woord nog niet gezegd.
De gemeente Nijkerk wil tegenover ABZ De Samenwerking, aan de andere kant van de Arkervaart, tijdelijk 40 statushouders huisvesten. ABZ DeSamenwerking ziet dat niet zitten.
“De gemeente kán daar geen gezonde leefomgeving garanderen. Er is geuroverlast, geluidsoverlast. We zijn een categorie 4.1-bedrijf. Dat wil zeggen dat er in een cirkel van 200 meter geen bewoning mag plaatsvinden.” Zo pakten directeur Roordink en zijn advocaat uit bij de rechter “Aan de overkant staat onze machinetoren. Als daar iets misgaat, kunnen machineonderdelen honderden meters ver weg worden geslingerd. We werken met zuur; wat als er een zuurwolk ontstaat? We zijn nou eenmaal een gevaarlijk bedrijf.” De rechter was niet onder de indruk en gaf de gemeente gelijk.
Milieudefensie heeft het bericht meteen maar doorgestuurd naar de bewonersorganisatie van de Eindhovense wijk ’t Ven. Kregen we onderstaand kaartje terug met de 200 meter-cirkel rond de toren van ABZ De Samenwerking..
Wat ‘honderden’ precies betekent, en hoever een zuurwolk reikt, werd in het krantenartikel niet gespecificeerd.
De linker afbeelding geeft het regensysteem weer dat in juli 2021 de Atdennen en de aangrenzende Eifel teisterde met heel veel regen, die heel lang bleef hangen. Dat wordt steeds meer het nieuwe normaal. Het regensysteem kostte ruim 200 doden in België en Duitsland, en richtte voor miljarden schade aan. Zie https://www.bjmgerard.nl/waarom-de-limburgse-over-stroming-een-klimaatcomponent-had-en-hoe-dat-werkt/ .
Kort erna begon de wetenschappelijke analyse. Deltares is daarvoor de geëigende club. Deltares wijdde er een hackaton aan, waarbii in gedachten het regensysteem naar allerlei regio’s verschoven werd. In de rechterafbeelding hierboven ligt de kern boven Utrecht. Op https://www.deltares.nl/expertise/projecten/waterbom wordt de uitkomst van de hackaton beschreven. Op het einde kan men doorlinken naar een rapport ‘Wat als de waterbom elders in Nederland was gevallen?’. Bovenstaande afbeelding komt uit dit rapport.
Het rapport beschrijft per landschapstype op hoofdlijnen wat er gebeurt. Het gebied bijvoorbeeld van waterschap De Brabantse Delta wordt er uitgelicht en er wordt op hoofdlijnen gespecificeerd wat de beekjes op het hellende, zuidelijke stuk doen en idem wat er in de polderachtige lage gebieden gebeurt.
Het hackaton-document (november 2021) eindigt met een aantal aanbevelingen, waarvan men de logica gemakkelijk inziet:
Ontwikkelen en uitvoeren van stresstesten op bovenregionale schaal, met expliciete aandacht voor duur van de overlast, herstel en systeemgedrag;
Verbeteren van voorspellings- en monitoringssystemen zodat op tijd adequate informatie kan worden geleverd;
Opstellen of actualiseren van locatie-specifieke handelingsperspectieven van waterbeheerders (noodmaatregelen, maalstops, noodberging, aanpassen knelpunten, etc.);
Intensiveren van grensoverschrijdende uitwisseling van risico-informatie, ook voor de regionale wateren;
Evalueren van de capaciteit voor crisisbeheersing (preparatie, respons en nafase);
Beperken van de gevolgen van extreme, grootschalige neerslag via ruimtelijk beleid: in gevaarlijke plekken zou niet of aangepast gebouwd kunnen worden en bij de aanleg van vitale infrastructuur kan beter rekening gehouden worden met extreem weer;
Werken aan bewustzijn van belanghebbenden van risico’s van grootschalige wateroverlast en overstromingen en aan locatie-specifieke handelingsperspectieven.
Genoemde webpagina biedt overigens ook een link naar eenzelfde, latere studie van als de waterbom op de provincie Zuid-Holland zou vallen (dit was de andere bron van het artikel van Laura Wismans). Die is gedetailleerd tot op straatniveau. Ook is er een link naar het Limburgse watersysteem. Beide zijn heel interessant, maar deze site focust op Brabant en ik laat deze twee gebieden onbesproken.
Deltares sluit af met het overdragen van de kennis naar relevante overheidsorganisaties.
Brabant, de Maas en zware regenbuien Als voorbeeld het kwetsbare gebied rond en benoorden Den Bosch en Oss.
Er zijn twee situaties: de Maasdijk kan doorbreken, of hij kan dat niet doen. Het eerste heet overstroming en het tweede heet wateroverlast. Mogelijk zal dat sommige Brabanders een biet zijn, maar het kan bijvoorbeeld schelen voor de verzekering. De provincie gaat over de grotere schaal en de waterschappen over de kleinere. Maar dat overlapt. De provincie gebruikt de termen wateroverlast en overstroming door elkaar.
Het eerste artikel gaat over de Maasdijken en als die ergens doorbreken op een ‘bres’. In totaal worden veertig zogeheten breslocaties geselecteerd. Per locatie worden drie overschrijdingskansen gesimuleerd, met waterstanden die één keer in de honderd, duizend en tienduizend jaar kunnen optreden. Bovenstaande afbeelding is als de bres (van 100m) bij Oijen ligt (ten Noorden van Oss), bij een Maasafvoer van 3800 m3/sec (dat is meer dan in 2021, maar niet dramatisch veel meer).
De tweede publicatie gaat over een brief van de provincie en de waterschappen aan deltacommissaris Co Verdaas . De schrijvers merken op dat de klimaatverandering de problemen groter maakt, en dat er meer aandacht nodig is voor de wisselwerking tussen zijrivieren en het Nederlandse hoofdwatersysteem. Aanleiding was de natte winter 2023-2024, die zelfs op het platteland op de hoge zandgronden voor kleine drama’s zorgden. En toen moest de natte zomer van 2024 nog komen, waarin riviertjes als de Reusel en de Beerze huizen onbewoonbaar maakten.
De entree van Wintelre (gem. Eersel, op de hoge zandgrond) vanaf de Biemeren (vanaf ri. Oerle) op 04 jan 2024
Het waterschap Aa en Maas gaat (samen met Waterschap De Dommel, Rijkswaterstaat en de gemeenten) over de bescherming van Den Bosch en Oss als de Maasdijk niet doorbreekt maar de waterbom wel op Oost-Brabant valt. Het programma heet HoWaBo (Hoogwater Aanpak Brabant Oost) en de projectpagina is ( aaenmaas.nl/2022/oktober/aanpak-hoogwater-hertogenbosch-omgeving/ ). Eigenlijk is het HoWaBo 2.0 , want het specifiek op Den Bosch gerichte HoWaBo 1.0 bleek onvoldoende,
Na een ideeënboek van 36MB en het vervolg daarop van 35MB, zijn er 11 oplossingen gedestilleerd die verder worden uitgewerkt (de oplossingen worden op de website nader uitgelegd en dat kan ook via onderstaand aanklikken).
Het wordt een forse verbouwing met consequenties! De nieuwe waterbergingen moeten 36 miljoen kuub water kunnen opvangen. Dat moet o.a. in de Dungense polder, die echter ook in beeld voor andere functies zoals wonen, natuurontwikkeling en energiewinning. Vandaar dat de gemeente ’s-Hertogenbosch en gemeente Sint-Michielsgestel dit project op zich nemen voor nadere verkenning. Het klimaat kent zijn prijs.
En dan te bedenken dat dit de helft van het verhaal is: de helft als het extreem nat is. Maar steeds vaker is het ook een hele tijd extreem droog en daar hebben de Waterschappen ook mee te dealen. In beide gevallen klagen de boeren.
Inleiding De klimaatgevolgen van de luchtvaart bestaan uit een CO2 – deel en een niet CO2 – deel .
Het CO2 – deel is gewoon wat ook bestaat bij alle andere fossiele verbrandingsprocessen. CO2 komt in de lucht en blijft daar eeuwen. De atmosfeer mengt en ongeacht waar de CO2 vrijkomt telt die steeds op dezelfde wijze mee voor de opwarming.
Het niet CO2 – deel gaat over klimaateffecten die alleen op kruishoogte (ca 10km) plaatsvinden. Dat gaat met name over strepen aan de hemel (contrails) en de daaruit voortvloeiende cirrusbewolking, en over de indirecte werking van stikstofoxides, en over methaan. Dat is ingewikkelde scheikunde, in bovengetoond schema (Lee, 2020) enigszins uitgelegd.
In 2020 heeft de Europese Commissie de knoop doorgehakt en verordonneerd dat het niet- CO2 – deel op het dubbele van het wel CO2 – deel vastgesteld werd. Dus als het CO2 – deel op de stralingsbalans X ws, was het niet CO2 – deel 2X (de één na onderste rode balk boven) en het totaal 3X (de onderste rode balk boven). 3X/X heet de CO2e-factor en dat is de 3 van de Europese Commissie.
Allerwege werd erkend dat de zoiets als een voorlopige vuistregel was.
De werkelijkheid is namelijk nog een behoorlijk beetje ingewikkelder,
omdat de gassen een uiteenlopende verblijfstijd in de atmosfeer hebben. CO2 blijft eeuwen, waterdamp op grote hoogte maanden, methaan 12 jaar, de door stikstof veroorzaakte verandering in de ozonconcentraties weken en een specifieke contrail een aantal uren. Het maakt dus uit of je 20 jaar, of 50, of 100 jaar vooruit of terug kijkt. Men moet hier een keuze maken.
Het vliegtuigtype en de vlieghoogte maakt uit. Op 3km hoogte ontstaan minder gauw contrails dan op 10 km hoogte.Hoe kouder, hoe meer contrails.
De feitelijke toestand van de atmosfeer maakt uit (het grillige weer en de breedtegraad die dat tot statistiek maakt). Eigenlijk zou je de CO2e-factor per individuele vlucht moeten uitrekenen, maar dat is niet te doen.
Het Schmidt-. Appleman criterium voorspelt in welke atmosferische condities een vliegtuig wel of geen contrails achterlaat.
De Tweede Kamer had bij motie ( (GroenLinks en Partij vd Dieren) )om een beleidsaanpak voor de niet CO2 – effecten gevraagd. De bestaande vuistregel was te onprecies. De minister gaf CE Delft (veel gevraagd voor dit soort werk) opdracht om tot beter inzicht te komen.
De Aviation Non-CO2 estimator CE Delft kwam met de Aviation Non-CO2 estimator, met de roepnaam ANCO.
CE Delft hoefde niet bij nul te beginnen want het Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt (DLR) had al een CO2eEstimator klaarliggen. En Nederland werkt officieel met het model Aeolus, dat voorspellingen doet over het midden- en lange termijngedrag van aantallen vluchten, passagiers, tonnen vracht, vliegtuigklassen en hun bestemmingen. CE Delft hoefde ‘alleen maar’ de Nederlandse outputgegevens om te bouwen tot Duitse inputgegevens – “ “ want dat was nog lastig genoeg.
DLR heeft gekozen voor twee natuurkundige eindproducten: de Global Warming Potential over 100 jaar (GWP100) en de Average Temperature Respons (ATR) over 100 jaar. De GWP100 is de standaard die het IPCC ook gebruikt. Het betekent zoiets dat als een eenmalige ton CO2 , opgeteld over honderd jaar een bepaalde hoeveelheid warmte opslaat, een eenmalige ton methaan over die 100jaar 28 keer die hoeveelheid warmte opslaat (dat is een combinatie van een veel kortere verblijfstijd bij een veel heftiger werking). Het DLR-instrument is voor dit soort berekeningen bedoeld. De ATR100 is zoiets als de temperatuurstijging na 100 jaar die hoort bij bovengenoemde opgeslagen extra warmte over die 100 jaar. Kortheidshalve beperk ik me tot de GWP100.
Men kan de emissies uit de uitlaat van vliegtuigen die starten van Nederlandse vliegvelden zien als een stroom incidentele tonnen achter elkaar en door de jaren heen. Aeolus levert in welk jaar welke vliegtuigen waar vandaan en waarnaar toe vliegen in welke aantallen. De GWP100-methode rekent dan vanaf een referentiejaar (in casu 2017) uit wat in aantal doeljaren de verhouding is tussen de GWP van alleen de CO2 en de GWP van de CO2 en de niet-CO2 samen (eerder genoemde CO2e-factor ). Het klinkt simpel, maar dat is het niet. Ik laat het hier verder bij, maar wie een relatief toegankelijke bron zoekt voor nadere uitleg kan bijvoorbeeld terecht op een uitlegsite van de EPA https://www.epa.gov/ghgemissions/understanding-global-warming-potentials .
Uitkomsten
Eerst valt op dat de CO2e-factor extreem breedtegraad afhankelijk is. De CO2e-factor van Schiphol naar Lille is 1,2 en van Schiphol naar Spitsbergen (het noordelijkste vliegveld met een lijndienst) is de CO2e-factor 12,8 . De factor wordt dus per paar vliegvelden uitgerekend. Het kan uitmaken of het goed of slecht weer is tussen hier en Soitsbergen, maar dat is niet meegenomen.
Vliegtuigen worden in klassen ingedeeld op basis van het aantal zitplaatsen. Kleine vliegtuigen hebben op zich, in gelijke overige omstandigheden, een hogere CO2e-factor, maar omdat ze lager dan 10km vliegen pakt de CO2e-factor toch lager uit (lagere hoogte geen of minder contrails). Bij toenemend aantal zitplaatsen neemt CO2e-factor iets af (nadruk meer op fossiel).
Lange afstandsvluchten hebben, in overig gelijke omstandigheden, een hogere CO2e-factor (Vancouver 8,6, New York 3,6)
Sustainable Aviation Fuel (SAF) werkt goed op zowel de CO2 als de niet-CO2. Op de CO2 omdat SAF per definitie op nul gezet wordt (wat niet helemaal terecht is). Op de niet-CO2 omdat SAF schoner verbrandt en minder roet produceert, en daardoor minder condensatiekernen en daardoor minder ijs en daardoor minder contrails en cirrus. Dat scheelt in het broeikasgaseffect ongeveer een kwart (in het voordeel). Statistisch pakt dat raar uit, want hoe meer SAF, hoe hoger de CO2e-factor. Dat is het verneukeratieve van statistiek. Een getallenvoorbeeld. Je start met een CO2e-factor (X + 2X)/X = 3. Nu meng je de helft SAF bij. De X wordt ½X en 2X wordt 1½X, dus de breuk wordt (½X + 1½X)/ ½X = 4.
De (verplicht gestekde, voor wat dat waard is) Europese bijmengverhouding van SAF is 0% in 2017, 5% in 2030, 32% in 2040en 63% in 2050. Eindhoven Airport wil in 2030 30% minder CO2 uitstoten, hetgeen ongeveer 30% bijmenging betekent. Het is een mooi streven, maar de vraag is of het lukt.
CE Delft heeft de CO2e-factor per Nederlands vliegveld uitgerekend. Dat geeft onderstaande tabel.
‘Low’ en ‘High’ hebben betrekking op de gestandaardiseerde WLO-welvaartscenario’s. ‘ICA’ is Intercontinentaal (bijvoorbeeld Tenerife of Turkije) Voor ATR100 had deze tabel er grofweg hetzelfde uitgezien.
De vuistregel-3 van de Europese Commissie is dus voor Eindhoven Airport (‘mijn’ vliegveld) ongeveer adequaat. Elke ton CO2 die vanaf daar de lucht ingaat, telt voor drie.