Vier scenario’s voor Het energiesysteem van de toekomst

Inleiding
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat ““Gasunie en TenneT samen met de regionale netbeheerders in 2019 het initiatief nemen om een integrale infrastructuurverkenning 2030-2050 op te stellen waarin inzichten vanuit de energiesector, vraagontwikkeling in de industrie en bevindingen vanuit de regionale energiestrategieën (RES’en) worden meegenomen. …. . Deze infrastructuurverkenning 2030-2050 dient als leidraad voor onder andere de investeringsplannen van de netbeheerders en voor investeringen door marktpartijen. De verkenning is gereed in 2021.”
Dit gebeuren heet inmiddels in de volksmond II3050.
Dit project verondersteld dat de afspraken in het Klimaatakkoord voor 2030 afgewerkt zijn, en meer specifiek dat de Regionale Energie Strategieën (RES-sen) hun doel bereikt hebben.

Het proces II3050 is in drie etappes verlopen, waarvan fase 1 en fase 3 tot een openbaar rapport geleid hebben.
Het rapport na fase 1 is van Berenschot en Kalavasta en heet “Klimaatneutrale energiescenario’s 2050”. Tegelijk met fase 1 is er, ook op 31 maart 2020, een rapport uitgebracht, in lijn met het eerdergenoemde,  door PosadMaxwan en Generation Energy “Ruimtelijke uitwerking Energiescenario’s”. Je zou dat, met een beetje goede wil, fase 1A kunnen noemen.
Beide rapporten zijn te vinden op www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/04/15/kamerbrief-klimaatneutrale-energiescenarios-2050 .
Het rapport na fase 3 is van de Gasunie, TenneT en de regionale netbeheerders (in Brabant Enexis). Het is gedateerd 29 apr 2021 en heet “Het energiesysteem van de toekomst”. Het is een fors rapport en zelfs de samenvatting is nog fors. Het is te vinden op www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2021Z07126&did=2021D15759 of op de site van de Gasunie www.gasunie.nl/energietransitie/energiesysteem-van-de-toekomst .

Dit artikel gaat over alle drie tegelijk.

Zienswijzeprocedure ‘Het energiesysteem van de toekomst’
Tegelijk met het verschijnen van ‘Het energiesysteem van de toekomst’ start het Rijk met een grote procedure, het “Programma Energiehoofdstructuur”. Op 20 mei 2020 gaf (toen nog) minister Wiebes in een Kamerbrief aan wat hem daarbij voor ogen stond. De brief en de Startnotitie voor dit programma zijn te vinden op www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/05/20/kamerbrief-over-afbakening-programma-energiehoofdstructuur .
Inmiddels is de Notitie Reikwijdte en Detailniveau bij dit Programma Energiehoofdstructuur uit, waarop men een zienswijze kan indienen van 30 april t/m 10 juni 2021. De formaliteiten, alsmede toegang tot deze NRD-notitie, kan op www.rvo.nl/onderwerpen/bureau-energieprojecten/lopende-projecten/overige-projecten/programma-energiehoofdstructuur .
Ik raad iedereen aan om alvast van zich te laten horen. Dat houdt ook mogelijkheden open voor de toekomst.

De hier besproken documenten over de energiescenario’s, alsmede de recente publicatie  van het PBL over het toekomstig ruimtegebruik in Nederland ( www.bjmgerard.nl/?p=15349 ), kan men zien als een soort onderlegger voor deze zienswijze op de NRD.

De vier scenario’s en ga er niet niet alleen op het gevoel mee om
Berenschot en Kalavasta hebben er voor gekozen om vier scenario’s te ontwikkelen, die zich onderscheiden door wie er de belangrijkste zeggenschap heeft: de regio, de Nederlandse Staat, de EU of de wereldmarkt.
De scenario’s zijn bedoeld als denkexercities. Je hoeft niet voor een van de vier te kiezen. Zie ze als cornervlaggen bij een voetbalveld: ze markeren de uiterste posities, maar ertussen in speelt zich het spel af. Combinaties zijn mogelijk.

Bij elk scenario hoort een set kenmerken, waarvan hierna een overzicht.

Alle scenario’s bevatten slechts zakelijk-energetische kenmerken als Watt-en, Watt-en per km2 , omzettingsrendementen, kunstmestproductie, kosten en dergelijke.
Voor veel mensen zijn uiteraard ook niet-energetische argumenten van belang als de objectieve staat van de natuur en de menselijke beleving daarvan (dat zijn twee verschillende dingen), windmolenherrie en slagschaduwen, recreatiemogelijkheden, het landschap, niet-energetische toepassingen als mais en koeien. Dat geeft spanningsvelden die momenteel uitvoerig naar voren komen.

De scenario’s zelf zijn niet politiek of ideologisch – het is alleen maar een gedachtenoefening. Maar de mensen die er iets van vinden, kunnen wel een politieke of ideologische achtergrond hebben. Ik denk dat de gemiddelde Milieudefensie- of Greenpeace-aanhanger mentaal dichtbij scenario Regionale Sturing zit, en dat scenario Internationale Sturing aantrekkelijk is voor mensen die een groene versie van een neoliberale energiemarktaanpak zoeken.
Maar de gemiddelde Milieudefensie-activist heeft, behalve interesse in energie en klimaat, vaak ook interesse in het landschap en dat botst, want het Regionale Sturingscenario heeft ook de meeste wind- en zonneparken. Waartegen over staat dat in dit scenario de kringlooplandbouw verondersteld wordt, en daarmee dat de kunstmest grotendeels afgeschaft wordt.

Ik kan dus lezers dezes uit milieu-activistische kring slechts aanraden de primaire politieke reflexen even te onderdrukken, en serieus na te denken of toch niet een grotere import van stroom of stroom, verpakt in waterstof, aanvaardbaar is. En of je toch niet, nolens volens, na moet denken over onderwerpen die minder ruimtebeslag  vragen als biomassa uit reststromen.
En ik zou deze lezer willen aanraden de reflex te onderdrukken dat klein altijd fijn is, en dat elk bedrijf even verwerpelijk is, en dat CO2 onder de grond per definitie van de duivel is. De lezer heeft minder keus dan hij wellicht denkt.

Persoonlijk denk ik dat de toekomst zit in een mix van het meeste regionaal, met ambitie en organisatie van nationaal en zekere importmogelijkheden uit de EU (en het ETS als stok achter de deur). En persoonlijk zou ik politieke oordelen vellen over de wenselijkheid van sommige activiteiten, zoals de verkoop van de halve opbrengst van een wind op zee-park aan Amazon ( https://nos.nl/artikel/2367804-amazon-koopt-halve-stroomproductie-nederlands-windpark ) of hoe ver de wenselijkheid van datacenters gaat en wie daar de baas over is (weinig dingen zo slecht voor het energiebudget als Netflixen), en of wij inderdaad onze windmolens op zee voor 30% moeten inzetten om synthetische kerosine voor Schiphol te maken.

Dit gaat niet over de scenario’s zelf (die zijn redelijk objectief), maar over de omgang ermee. Ik pleit hier voor een doordachte, rationele en geïnformeerde omgang die verder gaat dan alleen maar gevoelens van diverse aard.

Sankeydiagrammen
Het werkstuk van de netbeheerders geeft een presentatietechniek, die Berenschot en Kalavasta niet geven, namelijk Sankeydiagrammen. Die zijn erg fijn om dingen uit te leggen.
 

De diagrammen geven de energiestromen inclusief de energie die in producten verwerkt zit (bijvoorbeeld in plastic of kunstmest), en inclusief dat deel van de synthetische brandstof voor scheep- en luchtvaart dat binnen Nederland gemaakt wordt.
De cijfers zijn voor 2050.
Links komt de energie het systeem binnen, naar onderen lopen de omzettingsverliezen, en rechts komt de energie het systeem weer uit. Het systeem is het Nederlandse energiebudget.

Wat betekenen de energiescenario’s in hectares op de grond?
Voor als iemand wil rekenen wat een TWh of een PJ betekent hebben PosadMaxwan en Generation Energy vuistregels gegeven.

(Bij zon moet kW als kWpiek gelezen worden. In Nederland komt 1 kWpiek –> 950kWh/y redelijk uit.
Bij wind op land komt 1kW –> 2500kWh redelijk uit, maar dat wisselt hoever men van zee woont en naargelang de omgeving. Op zee komt 1kW –> 4500kWh redelijk uit.
Als er bij wind op land staat 4MW/km2 , moet men dat in gedachten lezen dat één forse turbine van 4MW op een cirkel  staat van 564m. )
( Dit schema is vanwege de leesbaarheid incompleet. De cijfers bij de twee niet-getoonde scenario’s zijn echter een stuk lager.
Het is van Posad en dus zitten er slordigheidsfouten in dit schema.
Lees dit als volgt: panelen op het dak halen 195MWpiek per km2 (dat is netto). Op bestaande gebouwen is in theorie 1250km2 dak beschikbaar, maar in praktijk 26% daarvan dus 325km2, genoeg voor 63MWpiek. In het Regionale Sturing – scenario wordt 42MWpiek gewenst. Dus deze wens past op 66% van de realiter beschikbare dakoppervlak.
Zonneparken brengen per km2 minder op, omdat daar een deel niet bebouwd is (bruto). Enz.)

Brabant spreekt in de gezamenlijke RES-sen 7,0TWh (25PJ) af aan wind en grootschalige zon.
Een aannemelijke invulling zou zijn 1,2TWh wind (volledige uitvoering van het Brabantse deel van de 470,5MW uit de Structuurvisie Wind op Land) en 5,8TWh grootschalige zon (in de wei en op het dak alleen als dat dak groot genoeg is).
Aan wind zou dat vragen in Brabant ca 160 turbines van 3MW.
Aan zon vraagt dat om ongeveer 6000MWpiek en dus om 100km2 als de opstelling geheel extensief in de wei is, om 40km2 als de opstelling geheel intensief in de wei is, en 30km2 als de opstelling geheel op grootschalig dak zou staan. Waarschijnlijk wordt het combi.
Brabant is ruim 5000km2 , dus een dergelijke invulling zou 1 a 2% van de oppervlakte vragen – een typische waarde in de RES-sen.
Extensieve zonneparken zijn zeer wel met andere functies te combineren.

Men moet het leed niet overdrijven.


De industrie
Hier treden soms interessante effecten op.
Grofweg wordt die geacht jaarlijks te groeien met -1, 0, 1,1 % per respectievelijk scenario.
Bij industrieën waar niets speciaals mee gebeurt, zoals aluminium en voeding, leidt dat tot bovenstaande percentages.
Raffinage neemt sterk af. Bij de twee laagste scenario’s verdwijnt alle ruwe olie uit de circulatie en wordt vervangen door pyrolyse van afvalplastic (waarvoor waarschijnlijk import nodig is), en bij de twee hoogste scenario’s blijft fossiele olie in gebruik als feedstock voor producten, maar dat is wel fors minder.
Kunstmest duikelt in de laagste twee scenario’s omdat de landbouwpraktijk geacht wordt circulair te worden, waardoor veel minder nodig is.

In het regionaliseringshoofdstuk zijn er de vijf belangrijkste clusters apart uitgelicht.
Dat betreft in mijn deel van de wereld Rotterdam-Moerdijk, maar dat valt niet uit te splitsen naar alleen Moerdijk, en Chemelot bij Geleen (wat men vroeger het DSM-terrein noemde).
Chemelot is een bedrijfsterrein met een heleboel bedrijven erop, die een onderlinge wisselwerking hebben. Het is een beetje geforceerd om die in categorieën op te splitsen die handig zijn in de indeling van Berenschot en Kalavasta, maar als je dat toch doet, geeft dat interessante energiecijfers.

De verschillen tussen de vier scenario’s zijn niet gering.

Vliegtuigen en schepen
In Nederland getankte brandstof voor grensoverschrijdende vliegtuigen en schepen (de zogenaamde “bunkers”) valt niet onder het Nederlandse energiebudget en is daarmee extraterritoriaal. Dat is een van de redenen waarom er niet gewoon BTW en accijns voor betaald wordt.
Omdat de Rotterdamse haven en Schiphol erg groot zijn, gaat het om veel energie : in 2015 160PJ voor de luchtvaart en 510PJ voor de scheepvaart. In 2019 was het 714PJ (ter vergeljking: het totale primaire energiegebruik in Nederland in 2019, zonder lucht- en scheepvaart, was 3047PJ (CBS))
Berenschot en Kalavasta wagen zich niet aan de politieke vraag waarom Nederland zou moeten opdraaien voor het verduurzamen van een extraterritoriale energie waarvoor geen belasting betaald wordt. Evenmin stellen ze vragen bij de groeipercentages van (opnieuw) -1, 0, +1, +1% in de respectievelijke scenario’s voor de scheepvaart en -1, 0, +1 en +2% voor de luchtvaart.

Ze benaderen het probleem slechts technisch:”zijn wij in staat dit budget binnen Nederland te verduurzamen?”. Hun antwoord is “grotendeels niet” en voor het deel wat niet lukt, is extra import nodig en die heeft geen gevolgen voor Nederlands handelen.

Het deel wat wel lukt, komt tamelijk arbitrair tot stand. In het scenario Nationale Sturing staat de Noordzee ingeboekt voor 51,5PJ wind en het Klimaatakkoord staat 72PJ toe. Men kent nu het verschil van 21,5PJ (40% van 51,5) geheel aan synthetische brandstoffen voor lucht- en scheepvaart toe. Vervolgens wordt die 40% ook (arbitrair) aan de andere scenario’s toegerekend.
Uit het gehanteerde voorbeeld voor 2019 blijkt dat Kalavasta rekent met een omzettingsrendement van stroom in waterstof van 66%, en van stroom in brandstof van 52% . Er zijn mensen die dat optimistisch vinden, maar Kalavasta geldt hier wel als een authoriteit.
TNO hanteert in andere studies vergelijkbare percentages.

Vervoer
Wat plaatjes die voor zichzelf spreken.

Verbruik totale mobiliteit in absolute getallen.
De verdeling van het personenvervoer (boven) en vrachtvervoer (onder) over categorieën)


Huishoudens
Huishoudens gebruiken elektriciteit voor apparaten, elektriciteit voor warmte (via, al dan niet hybride met groen gas of waterstof, warmtepompen), en warmte uit andere bronnen. Onderstaand diagram bevat al deze posten.

Deze afbeelding vraagt enige uitleg.
De posten zonder streepjeslijn erom heen zijn individueel, die met een streepjeslijn erom heen komen via een warmtenet. Ongestreept lichtgrijs is een individuele gasketel, gestreept lichtgrijs is warmte via een gasgestookt warmtenet. Geothermie, AVI en restwarmte zijn altijd warmte en altijd via een warmtenet. Zonthermie is in praktijk individueel, maar het kan ook een warmtenet voeden.
Warmtepompen verplaatsen vooral warmte. Met bijvoorbeeld 1GJ stroom kan een warmtepomp 4GJ warmte een huis binnenbrengen. De resterende 3GJ komen uit de omgeving (atmosfeer, oppervlaktewater of bodem). Die verplaatste warmte wordt voorgesteld door witte omstreepte hokjes.

Onderstaande tabel geeft de aannames, die ten grondslag liggen aan bovenstaand diagram.

Boswetenschapper: ‘Bouwers kunnen het bos juist redden’

Ik heb in deze blog veelvuldig geschreven over de met elkaar samenhangende onderwerpen bosbeheer – gebruik van hout – houtbouw – gebruik van houtige biomassa. Mijn centrale stelling is dat houtige biomassa bijzaak is in de bosexploitatie en regulier gebruik van hout voor gangbare doelen hoofdzaak – timmerhout, plaatmateriaal, papier, groene chemie.
Bossen op de noordelijke breedtes worden niet gekapt met biomassa als hoofddoel. Op deze foutieve aanname worden allerlei redeneringen gebaseerd (vaak emotioneel) die niet kloppen omdat de onderliggende basis niet klopt. Voorbeeld is de bekende koolstofschuldtheorie, die als leidend principe heeft dat hout slechts gekapt wordt om te verbranden.
Evenmin worden landen op Noordelijke breedtes kaalgekapt. Integendeel, het bos wordt elk jaar groter. Estland wordt hier vaak als afschrikwekkend voorbeeld genoemd, maar zelfs daar van met officiele FAO-statistiek eenvoudig te bewijzen dat de bossen groeien en dat brandhout in de export van ondergechikt belang is. Zie Slecht Investico-onderzoek over Estlandse bomen .

FAO-data van de bosoppervlakte in Estland

Een en ander wil niet zeggen dat de werkelijkheid probleemloos is, maar het probleem zit anders in elkaar dan in milieukringen vaak gezegd wordt. De discussie moet geframed worden als wat zij in hoofdzaak is, namelijk een bosbeheerdiscussie.
Een desolaat ogende kapvlakte is geen bewijs voor de oogst van biomassa, maar is een voorbeeld van ouderwetse bosbouwtechniek.

Omdat het verhaal achterstevoren geframed wordt, komen er ook achterstevoren resultaten uit de discussie. Want wie denkt dat biomassa de dominante factor is en dat dat fout is, denkt logischerwijs dat er dus helemaal niet gekapt mag worden en verbiedt dus in essentie de gangbare, reguliere traditionele bosbouw. Dus geen hout meer, en dus logischerwijs meer steen, beton en staal.
De gedachte die bedoeld is als klimaatverbetering eindigt via een achterstevoren framing dus in klimaatschade.

Inderdaad zijn er mensen die de consequentie expliciet trekken en elke menselijke ingreep in bossen verbieden. Productiebossen mogen niet, elk bos natuurbos.
Ik deel deze mening nadrukkelijk niet en vind hem schadelijk voor het klimaat.

Als autodidactische niet-meer-helemaal-leek op bosbouwgebied volg ik mensen die verstand hebben van bossen. De bekendste in Nederland is Gert-Jan Nabuurs. Die is hoogleraar Europees bos aan de Universiteit van Wageningen ( www.wur.nl/nl/Personen/Gert-Jan-prof.dr.ir.-GJMM-Gert-Jan-Nabuurs.htm en www.wur.nl/nl/Personen/Gert-Jan-prof.dr.ir.-GJMM-Gert-Jan-Nabuurs.htm?subpage=projects en www.gfbinitiative.org/nabuurs ). Hij is Coördinerend hoofdauteur bij het IPCC in het Sixth Assessment Report for Agriculture and Forestry. Hij is mede-auteur van de EASAC-studie naar de staat van de Europese bossen ( Over het EASAC-rapport “Multi-functionality and sustainability in the EU’s forests” ).
Ik heb enkele publicaties van Nabuurs gelezen en presentaties bijgewoond.

Nu stond er een interview met Nabuurs in Cobouw van 03 februari 2021. Cobouw is het blad van de bouwsector en het artikel had dan ook als vertrekpunt het gebruik van hout in de bouw. Houtbouw is momenteel “hot”.
De link is www.cobouw.nl/duurzaamheid/nieuws/2021/02/boswetenschapper-bouwers-kunnen-het-bos-juist-redden-101292521?utm_source=Vakmedianet_red&utm_medium=email&utm_campaign=20210208-cobouw-std&tid=TIDP4623216XB5E0D75FB3A64F789BF8B9ABCB27146DYI4&utm_content= .

Cobouw stond mij toe om het artikel gratis over te nemen, onder bronvermelding (zie bovenstaande link als je Cobouw hebt, of de tekst hieronder). Hiervoor dank.



Professor Nabuurs

Boswetenschapper: ‘Bouwers kunnen het bos juist redden’

Meer bouwen met hout is niet alleen goed voor het klimaat, maar ook voor de toekomst van het bos. Dat zegt hoogleraar Europese bossen Gert-Jan Nabuurs. “Of er genoeg is? Zat. Maar er zal een sterke tegenlobby zijn. En die komt niet alleen uit de beton- en staalhoek.”

Misschien te eentonig en de grond nog wat te zuur, maar anno 2021 gaat het best goed met de bossen in Europa, zegt boswetenschapper Gert Jan Nabuurs op een doordeweekse januaridag. De hoogleraar Europese bossen in Wageningen baseert zich op nieuwe bosstatistieken uit december. “Het is weleens anders geweest”, zegt hij er direct bij.

Wat dat betreft is de actuele toestand van het bos als een angstaanjagende bergrit in de Tour de France: het gaat met pieken en dalen. “Begin 1900 was er weinig bos en net toen het bos weer begon te floreren, brak de Tweede Wereldoorlog uit en werd er weer ontzettend veel gekapt. Nu is de groeisnelheid juist weer heel hoog.” Interview met een bomenliefhebber die het bos maar wat graag ‘opoffert’ voor de nieuwe stad. Een houten stad, het liefst. “Ermee bouwen is beter dan het opstoken voor eigen gebruik.”

Hoe zit dat? Het Europese bos groeit als een malle, maar de grond baart zorgen…
“Dat verbaast ons ook. De vruchtbaarheid is inderdaad niet zoals het moet zijn. Veel gebieden zijn te droog. Bossen zijn vaak aangeplant op uitgemergelde gronden. Dat heeft gevolgen voor de biodiversiteit. Aan de andere kant is het groeiseizoen door de klimaatverandering langer.”

Wat moet er gebeuren?
“De stikstofdepositie moet naar beneden. Dat kun je bereiken door boomsoorten met elkaar te mengen. Veel bossen bestaan nu uit één soort, zoals naaldbomen die de neiging hebben om de grond te verzuren. Combineer je die met linden, esdoorns, beuken of eiken dan kun je je boomsoortenkeuze afstemmen op de toekomstige klimaatverandering.”

In de bouwsector is hout hot. Bent u daar blij mee als bosliefhebber?
“Absoluut. Door meer hout in de bouw toe te passen, houd je het CO2 langer vast. Bij goed bosbeheer staat er in de tijd dat een houten woning of gebouw is afgeschreven alweer een nieuw bos te groeien. Daarnaast is de houtketen nu erg gericht op de papierindustrie en de private houtkachel. Door meer te bouwen met hout duw je die keten naar hogere kwaliteiten.”

Circulair appartementencomplex in Monnickendam volledig opgetrokken uit hout

Hoe dan?
“Als er meer wordt gebouwd met hout neemt de financiële waarde van het bos toe. Dat kan de miljoenen particuliere boseigenaren ertoe aansporen te investeren in een hogere kwaliteit hout. Nu is hun financiële positie vaak heel marginaal.”

Opmerkelijk. Ik kan me de tijd nog herinneren dat er stammenstrijden waren tussen keurmerken van duurzaam hout…
“Er is een tijd geweest, zeker in Nederland, dat men zei: hout vereist zoveel onderhoud en daarom is hout niet duurzaam. Mede door de opkomst van CLT en de klimaatdiscussie ziet men steeds meer in dat je door te bouwen met hout de uitstoot wel degelijk kunt beperken, het bos kunt beheren en de levensduur in de houtketen kunt verlengen. Ik vind dat een goede trend. Je vervangt daarmee beton en staal en gebruikt hernieuwbare grondstoffen.”

CLT (Cross Laminated Timber), hier van sparren (vurehout)

Is daarmee de cirkel rond? Moeten we bijvoorbeeld niet stoppen met hout in de kachel te verbranden?
“Ik ben niet tegen inzet van hout voor de bio-energie. Je zult namelijk altijd een stroom matige en slechte kwaliteit resthout houden. En als je meer wilt bouwen in hout, worden die reststromen zelfs groter.”

Er is niet genoeg hout zeggen criticasters. Invest NL stelt echter dat maar liefst 80 procent van de nieuwbouw in hout haalbaar is. Dat zijn 64.000 woningen. Kan dat inderdaad?
“Ja. In Europa groeit er elk jaar 800 miljoen kuub meter hout bij, waarvan we jaarlijks ongeveer 500 miljoen kuub oogsten. Natuurlijk zitten daar ontoegankelijke plekken bij, zoals berggebieden, maar wij hebben berekend dat je de oogst met 60 tot 70 miljoen kuub kunt opkrikken. In Europa worden er elk jaar 1 miljoen woningen gebouwd. Een niet al te fancy woning vereist 50 kuub CLT en trek je die lijn door dan kun je dus een miljoen woningen bouwen voor 50 miljoen kuub. Dus die 60.000 woningen per jaar in Nederland is eigenlijk marginaal.”

Omhakken die bomen!
“Zo eenvoudig is het niet. Dit vereist namelijk een hele logistieke verandering, daar zit het grootste probleem. De capaciteit van de CLT-fabrieken is op dit moment niet groot genoeg voor dat soort aantallen. Ook het oogsten van die 60 tot 70 miljoen extra bos is een enorme opgave en vereist investeringen in jong en nieuw bos.”

Wat moet er nu gebeuren?
“Stap één is gezet: bouwen met hout zit al meer tussen de oren bij architecten en projectontwikkelaars. De rol van Centrum Hout is daar belangrijk bij geweest. In de bosstrategie van de minister staat ook dat we een beetje meer moeten bouwen met hout. Er moeten echter nog wel wat misverstanden worden weggenomen en oplossingen worden gevonden om bijvoorbeeld brandgevaar tegen te gaan. Hout vliegt niet zomaar in de brand, maar als het fikt, fikt het hard. Die massieve zware balken hebben juist voordelen. Daarom worden ze ook veel bij zwembaden toegepast. CLT stort niet zomaar in, terwijl een stalen balk gelijk inzakt als het heet wordt.”

Op de norm voor duurzaam bouwen is kritiek. Tijdelijke opslag van CO2 wordt als het ware niet meegeteld. Zou je dat wel doen, dan is hout ineens het klimaatvriendelijke goud. Hoe kijkt u tegen die discussie aan?
 “Ik ben geen deskundige, maar krijg daar wel zijdelings iets van mee. Hoe dan ook moet je duurzaam bosbeheer toepassen. In Europa, de VS, Canada, China in Nieuw Zeeland en in delen van Rusland is dat al het geval. Onder aan de streep vind ik dat je hout wél moet belonen als opslagplaats van CO2. Collega’s van mij bekijken nu ook of de normen voor papier kunnen worden aangepast.”

Maar papier heeft toch een veel kortere levensduur dan houtskeletbouw of CLT?
“De papierindustrie verschuift sterk richting karton (voor internet-aankopen) en allerlei andere biobased producten. Daarnaast is het energiegebruik om papier te maken verminderd en is de recycling van papier verbeterd. Maar het klopt dat de cyclus van papier korter is.”

Heeft hout daar in de norm voor duurzaam bouwen last van?
“Niet echt last. In principe zit het in dezelfde cyclus als de bio-energie. Dat is het lastige aan deze discussie: je zult altijd bomen moeten kappen als je er iets mee wilt doen. Voor je het weet staat de Tweede Kamer op scherp. Daar zou houtbouw ook mee te maken kunnen krijgen.”

U voorspelt een zware tegenlobby. Ik neem aan uit de beton- en staalhoek.
“Die liften erop mee, maar het komt ook uit andere hoek. Als je tienduizenden extra woningen van hout wilt bouwen, gaan de Ngo’s­­ problemen maken. Neem alleen al FERN, dat is een lobby in Brussel die sterk is gericht op het beschermen van de bossen. Het Wereld Natuurfonds en Birdlife zeggen ook dat je het bos moet laten staan. Ik vind dat kortzichtig met bijna 9 miljard mensen op deze wereld.”

De vogelliefhebber vreest voor boskap, terwijl de boswetenschapper juist zegt dat het goed is voor het bos. Hoe zit dat? “Ik heb geen relaties met de industrie of wat dan ook. Maar het is gewoon moeilijk uit te leggen dat je een deel van het bos duurzaam kunt beheren en dat je daar producten van kunt maken. In dit soort discussies ben je of voor of tegen. Daarom zijn de Groenen in Duitsland ook al jaren tegen de biomassa-energie.”

Dus bouwers, in Europa is er hout zat, u moet alleen misschien iets verder de bergen inrijden?
“Zo ongeveer. Er is hout genoeg, ook in niet kwetsbare gebieden. Nu ligt er echter te veel nadruk op het einde van de omloop – hoe krijg ik dat hout het bos uit – , terwijl we juist aan de voorkant moeten investeren. De afgelopen twintig jaar heeft Nederland dat veel te weinig gedaan.”

Nu komt er toch 37.000 hectare bij…
“Ja, een klein stukje, een tiende van wat we nu hebben, maar we zijn er blij mee. Dertig jaar lang hebben we geen bosbeleid gehad.”

Blijft een opmerkelijke constatering: de bouwer als ultieme redder van het bos?
“Haha, maar zo zie ik het echt. In volumes kappen we op dit moment niet te veel, maar we kappen wel te mooie kwaliteit voor allerlei mindere doeleinden. Als je nogmaals kijkt naar de totale jaarlijkse oogst van 500 miljoen kubieke meter in Europa, dan gaat ruim 100 miljoen op aan particuliere eigenaren die op een zaterdag bomen omkappen om in de kachel te verbranden.”

Laat maar komen die houten wereld…
“Een houten wereld zal nooit helemaal kunnen. Allereerst kan hout nooit alle grote volumes in de beton- en staalwereld vervangen. Daarnaast wil je het oerbos in grote delen van de wereld behouden. Slechts in een paar regio’s, waaronder Europa, wordt duurzaam hout geproduceerd. Daar zul je het van moeten hebben.”

Nederland zou iets ‘houteriger’ moeten worden?
Glunderend: “Dat zou mooi zijn.”

Want bouwen met hout is goed voor de bossen, aldus de wetenschapper…
“Juist.”

Stavkyrke uit Urnes, Noorwegen, gebouwd in 1132, geheel uit hout


‘Help, de bouwgrondstoffen raken op’ 

Onderzoeksjournalist Thomas van Belzen volgt de ontwikkelingen op het gebied van biobased en circulair bouwen op de voet. In 2013 schreef hij het boek Duurzaamheidsoorlog en sindsdien kan hij dit belangrijke thema niet meer loslaten. De norm voor duurzaam bouwen (MPG) is nog altijd voer voor discussie. Bouwens komen in opstand tegen ‘oneerlijke’ regels en ondertekenden een manifest.

Lees ook het interview dat hij had met Ronald Rovers of zijn artikel over duurzaam inkopen, waarmee inkopers worstelen. Actueel is ook de discussie over de stichting Nationale Milieudatabase en houtvoordelen die niet worden meegeteld in de MPG.



Zie op deze site ook Circulair appartementencomplex in Monnickendam volledig opgetrokken uit hout en Waugh Thistleton architects beroemd om houtbouw .

Dalston Works is the world’s largest CLT building, and a landmark project in our ambition to roll out the use of timber construction in high-density urban housing, across London and beyond.
The ten-storey, 121-unit development is made entirely of CLT, from the external, party and core walls, through to the floors and stairs, weighing a fifth of a concrete building of this size, and reducing the number of deliveries during construction by 80 per cent.

Grootschalige mestbewerking en groen gas

Context
Nederland heeft een te grote veehouderijsector.
Alle dieren samen produceren meer mest dan men verantwoord in ons land kwijt kan. Volgens het laatste CBS-cijfer uit 2019 ( https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83983NED/table?ts=1610751197404 ) was de productie 74602  miljoen kg, waarvan in Brabant 13982 miljoen.
Omdat mest een erg variabele substantie is, kiest men als wettelijke basis meestal een beter kwantificeerbaar bestanddeel, te weten P2O5 (in de volksmond fosfaat). De wetgeving gaat feitelijk vooral over wat er met dat fosfaat gebeuren moet. Het is een heel verhaal ( www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/mest/mestverwerkingsplicht-veehouder ), maar het komt erop neer dat er binnen het systeem (grofweg reguliere toepassing op de Nederlandse resp. Brabantse landbouwgronden) beperkte mogelijkheden zijn, en dat de rest een probleem is. In Nederland als geheel kan 133,5 van de 155,5 miljoen kg fosfaat regulier toegepast worden , in Brabant is dat 15,8 miljoen van de 36,4 miljoen kg fosfaat.
Naast fosfaatregels bestaan er ook stikstofregels, maar omdat stikstof verschillende chemische vormen heeft, is stikstof lastiger voor de boekhouding.

Wat niet regulier als bodemverbeteraar toegepast kan worden, moet bewerkt worden en als gehoopt resultaat daarvan verwerkt.

Blokschema van een mestbewerker. Blauw=basiskleur, rood=reële kans op emissies, groen=weinig of geen kans op emissies


‘Bewerken’ is dat men fysische, chemische en biologische technieken op de mest los laat. Die zijn er in drie hoofdsoorten: indikken en scheiden, vergisten of superkritisch vergassen (dit laatste is nog een experimentele techniek in het pilotstadium en blijft hier verder buiten beschouwing – zie Superkritisch vergassen van natte biomassa (update dd 06 mei 2019) ). Combinaties zijn ook mogelijk.

Omdat de regering de veehouder verplicht om (een deel van) zijn mest te bewerken, heeft de regering aan de provincie en de gemeenten de plicht opgelegd installaties voor deze bewerking te faciliteren. Ter invulling van deze wettelijke plicht heeft de provincie Noord-Brabant nu een PlanMER lopen om de optimale locaties van deze installaties vast te stellen (dus: deze PlanMER gaat er niet over of de inrichtingen er komen, maar over waar ze komen).

Welke ‘bewerking’ dan ook verandert niet wat aan de aanwezigheid van de chemische elementen. Elke kg van het element koolstof, fosfor en stikstof (en andere), die een bewerking in gaan, komen er ook weer uit. Hooguit is hun chemische bindingsvorm veranderd.
Omdat mest wettelijk wordt gehanteerd via de indirecte methodiek van het fosfaat (dus van het element fosfor), draagt het bewerken van mest op zichzelf niet bij aan de oplossing van het mestprobleem. De totale hoeveelheid fosfaat blijft immers onveranderd.

‘Verwerken’ is dat de mest buiten het Nederlandse systeem terecht komt. In praktijk betekent dat in juridische zin verbranding (van pluimveemest) of export (gerekend op fosfaatbasis). Ook ‘superkritisch vergassen’ zou de mest buiten het systeem brengen.

Om wettelijk te mogen exporteren, en om economisch te kunnen exporteren, moet respectievelijk de rauwe mest een uur lang verhit worden (hygiëniseren) en ontdaan van het meeste water (wat bereikt wordt via de bewerking indikken en scheiden).
Bijna alle fosfaat gaat dan in de dikke fractie zitten.
De overblijvende dunne fractie (in essentie water met daarin opgeloste stoffen) wordt met omgekeerde osmose verder geconcentreerd. Wat dan overblijft noemt men ook  wel ‘mineralenconcentraat’.  Wateroplosbare verbindingen zoals bijna alle nitraat (een gebruikelijke stikstofverbinding) en kalium, alsmede een deel van de hormoon- en medicijnresten, alsmede van de zware metalen zit in deze dunne fractie. Deze dunne fractie wordt niet geëxporteerd en is op dit moment voor geen enkele agrarische toepassing praktisch.

Zie ook Afzetkansen voor bewerkte mest?

In 2019 exporteerde Nederland (zie www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/mest/mest-importeren-en-exporteren ) 3100 miljoen kg mest (ca 4% van de totale productie), waarvan ca 36 miljoen kg fosfaat (ca 23% van de totale fosfaatproductie). Het percentageverschil is het resultaat van scheiden en indikken.

Deze geëxporteerde hoeveelheden zijn door de laatste vijf jaar grofweg constant. Het overgrote deel van de mest gaat naar België en naar enkele nabije streken in Duitsland en Frankrijk.

Omdat voor de bewerking en verwerking van mest betaald moet worden, is er een levendig illegaal circuit.

De Princepeel bij St Odiliapeel


Mest kan ook vergist worden. Hij gaat dan in een grote tank in een zuurstofloze omgeving, bij lauwwarme temperatuur, gevuld met bacteriën. Die breken de suikers en polymeren daarvan als cellulose, eiwitten en vetten af tot biogas. Dat bestaat uit methaan (=aardgas), CO2, en bijmengsels als zwavelwaterstof, waterstof, vluchtige vetzuren en ammoniak.
Mest vergist zichzelf spontaan ook, alleen trager. De gassen komen dan gewoon in de atmosfeer. Methaan en lachgas zijn een 28 respectievelijk 265 keer zo krachtig broeikasgas dan CO2 , en zwavelwaterstof in afgesloten ruimtes is levensgevaarlijk. Er vallen regelmatig doden in mestsilo’s.
Biogas kan chemisch worden gezuiverd (‘opgewerkt’) tot nagenoeg zuivere methaan of tot aardgas (Gronings aardgas bestaat grotendeels uit methaan met wat atmosferische stikstof bijgemengd). Na opwerken heet het ‘groen gas’.

Vergisten kan zonder (tot hooguit 5%) of met (tot hooguit 50%) toevoeging van materiaal anders dan mest. Het heet dan mono- resp. co-vergisting. Covergisting brengt meer biogas op, maar is moeilijker hanteerbaar.

Het eindproduct van vergisten, niet zijnde biogas, heet digestaat. Dat is een soort koolstofverarmde mest, met minder stinkstoffen omdat die vaak vluchtig zijn en daarom eerder worden afgebroken. Digestaat bevat nog steeds de oorspronkelijke hoeveelheid stikstof, fosfor en kalium. De stikstof in digestaat is wat makkelijker toegankelijk voor planten dan in rauwe mest.

Het duurzaamheidsvoordeel van scheiden en indikken (en exporteren) van reeds aanwezige mest, ten opzichte van de vroeger gangbare praktijk van ongelimiteerd uitrijden en verder niets, is dat het fosfaatoverschot niet overdadig en voor eeuwig in de bodem en het oppervlaktewater verdwijnt, maar elders in de wereld in planten wordt opgenomen. Fosfaat is een eindige grondstof en de grens van de mijnbouw is in zicht. Verder is een voordeel dat het organisch materiaal bodems elders verbetert, indien niet te sterk verontreinigd.

Het duurzaamheidsvoordeel van vergisten, ten opzichte van de vroeger gangbare praktijk van ongelimiteerd uitrijden en verder niets, is dat men er biogas (en na opwerking methaan = aardgas) mee kan produceren en kan verhinderen dat methaan en lachgas, die anders spontaan geproduceerd zouden worden, in de atmosfeer komen. Verder kan covergisting een rol spelen bij het verwerken van organisch afval, maar dat is tevens riskant en fraudegevoelig.
Digestaat bevat per definitie minder koolstof om aan de bodem toe te voeren, maar het lange termijn-effect is beperkt omdat de vluchtige mestbestanddelen het makkelijkst afgebroken worden in de vergister, maar ook  (indien onvergist) het makkelijkste worden weggeoxideerd in de grond. Een definitief oordeel op de langere termijn is nog niet uitgesproken.

Recente biogas-ontwikkelingen.
Men noemt het product dat uit de vergister komt biogas, en het resultaat na opwerking tot aardgaskwaliteit groen gas. Het taalgebruik echter, ook in de vakliteratuur, is slordig.

In 2018 werd er 14PJ geproduceerd, waarvan 9PJ verbrand werd in een Warmte-Kracht-Koppeling installatie (WKK), en 5PJ tot groen gas opgewaardeerd werd dat ingevoerd werd op het aardgasnet. Die 14PJ kwamen voort uit onderstaande taartpuntverdeling (38% uit mest).
Op basis van lopende of binnenkort startende projecten zou er in 2022 17PJ geproduceerd worden.

Mede omdat de elektriciteitsprijs erg laag is, verschuift de inzet van biogas van stroom naar groen gas.

(NVDE Groen gas: feiten en cijfers, 2018)

In het Klimaatakkoord dd juni 2019 is overeengekomen dat de hoeveelheid biogas in 2030 zal bedragen 70PJ.
Op https://groengas.nl/programmas/hernieuwbaar-gas-uit-biomassa/ kan men nalezen hoe de brancheorganisatie Groen Gas zich de samenstelling van die toekomstige 70PJ voorstelt. Van de daar genoemde 75PJ komt minstens tweederde uit mest.

Allerlei beleidsdocumenten zitten in dezelfde denklijn. Ook bijvoorbeeld het recente SER Biomassa-advies voorziet een grote rol voor groen gas (zie SER-advies schrapt biomassa voor energiedoeleinden te snel en op te losse gronden ).

Mede vanwege het Klimaatakkoord zijn de groen gas-technieken verbeterd en is er meer studie gedaan naar de precieze balansen, bijvoorbeeld in de CO2 – groengasketens van CE Delft dd juni 2019 (zie www.ce.nl/publicaties/2308/co2-balansen-groengas-ketens-vergisting-en-vergassing ).

Men moet deze tabel met eindresultaten van de studie als volgt lezen.
Voor dit artikel is relevant de rijen ‘varkensdrijfmest’ en de kolom ‘G-gas voor distributie’, dat is groen gas dat na opwerking het regionale, lagedrukgasnet in gaat. De eerste G-gas kolom geeft absolute getallen, de tweede bijbehorende percentages.
Verondersteld wordt dat de gebruikelijke handelingen met mest uitgevoerd zijn. De mest is uitgereden met of zonder voorafgaande vergisting. De situatie met vergisting en met energie uit biogas wordt vergeleken met de traditionele situatie zonder vergisting en met energie uit fossiel aardgas. 
Het getal 72 betekent dat als men 1GJ aardgas verbrandt, daarbij over de levensloop van dat aardgas 72 kg CO2,eq vrijkomt (dat is de CO2 bij verbranding plus de methaaneffecten van productie- en transportverliezen). Die 72 is de referentie.
Als men van het G-groen gas uit varkensdrijfmest alleen de CO2 meetelt die, opgeteld over de levensloop, vrijkomt is dat 32,9 kg CO2,eq . Er is 54% bespaard ((72-32,9)/72 ).
Maar bij een snelle verwerking va de mest komt er geen methaan en lachgas in de atmosfeer en bij de traditionele aanpak wel. Beide zijn krachtige broeikasgassen. Zodoende betekent de nieuwe aanpak een negatieve emissie t.o.v. de traditionele aanpak. Het getal – 98,5 moet dus gelezen worden als +32,9 – 131,4 .
(Als ze nou een schoolmeester hadden gehad bij CE Delft die gespecialiseerd was in uitleg, hadden ze het anders opgeschreven. Dan hadden ze opgeschreven dat het uitrijden van de mest, horend bij het produceren van 1 GJ biogas 31,9 kg CO2,eq  gekost had, en het uitrijden van mest in onvergiste toestand, waarna apart 1GJ uit aardgas, 72 + 131,4 kg CO2,eq .).

Brabants Burgerplatform publiceert ‘De harde feiten over grootschalige mestbewerking’
Zie https://brabantsburgerplatform.nl/mestbewerking/de-harde-feiten-over-grootschalige-mestbewerking-2/ .


De studie van het Brabants Burgerplatform laat zich puntsgewijze samenvatten:

  • Bronaanpak is een substantiele krimp van de veestapel en dat is het enige dat deugt
  • De mestbewerkingssector is machtig en hanteert mooie verhalen
  • ‘Mestfabrieken’ draaien op miljarden aan subsidies
  • De veeteelt berust op hele lange voerketens, o.a. vanuit het Amazonegebied. Die worden niet gesloten.
  • Scheiden en indikken maakt export naar nabije landen in Europa goedkoper, maar dat is geen succesverhaal
  • Omdat mestbewerking op zich niet wat doet aan de aanwezigheid van fosfaat, lost mestbewerking het mestoverschot niet op. Het verplaatst het slechts.
  • Bij vergisting komt de invoer aan mest, coproducten en energie minus het gas negatief uit.
  • Oude mest werkt nog slechter dan verse mest.
  • Met de dunne fractie van het scheiden en indikken (met ‘mineralenconcentraat’) kun je in praktijk niets. Het bespaart ook geen stikstofkunstmest, omdat een overschot in het concentraat onverbrekelijk bij een tekort in de gebieden hoort waar het voer vandaan komt of de dikke fractie naar toe gaat.
  • Het concentraat is onzuiver en slecht voor de bodem
  • Drijfmest is ook vervuild en die vervuiling, ook bij correct gebruik van de mest, is slecht voor de bodem
  • Stankproblemen zijn in praktijk onoplosbaar
  • Er gebeuren ongelukken
  • Er wordt gefraudeerd (uit de literatuurverwijzing blijkt dat bedoeld wordt dat illegale materialen voor covergisting gebruikt worden) en ook anderszins werken er gangsters in de sector die onvoldoende worden aangepakt
  • Er is te weinig kennis en professionaliteit in deze problematische sector.
  • Als het dan toch moet, dan 500 tot 1000 meter tussen een grootschalige mestbewerker en een burgerwoning

Wat ik er van vind
Ik ben het op sommige punten met het Burgerplatform eens, maar niet op alle.

Ik ben het er mee eens dat er een substantiële krimp van de veestapel moet komen, en dat de lange voerketens vanuit het Amazonegebied (en andere gebieden) beëindigd moeten worden. Dat echter een veeteelt die zich beperkt tot Noordwest-Europa per definitie tot minder varkens in Brabant leidt is minder zeker. Het zou ook tot minder varkens elders kunnen leiden (zie Landbouwkringlopen sluiten op schaal van NW Europa (3) – update ). Wageningen heeft daaraan in het kader van de Mestdialoog gerekend.

Een overdaad aan varkens en koeien (enzovoort) leidt tot een overdaad aan mestbewerking. Wat ik niet zie is de omgekeerde werking: dat het blokkeren van de overdaad aan mestbewerkers tot het blokkeren van de overdaad aan varkens enzovoort leidt.
Laat ik dit illustreren met een voorbeeld uit een andere sector.
Men kan vinden dat de gestimuleerde consumptiedrift van huishoudens tot een overdadige productie van huisvuil leidt. Maar het opheffen van de huisvuilophaaldienst gaat niet omgekeerd leiden tot minder consumptie, maar vooral tot al dan niet legale rotzooi.

De omgekeerde werking zou beter uit de verf komen als het Burgerplatform een betere nationale strategie had. Nu klaagt het Burgerplatform vooral over de gevolgen, maar is niet aanwezig bij de oorzaken.
Bij de groengas-discussies in het kader van het Klimaatakkoord bijvoorbeeld heeft het Burgerplatform de voorttrekkende groen gas-karavaan gemist. Het Klimaatakkoord is bijvoorbeeld ook ondertekend door  Coalitie Vitale Varkenshouderij, Natuur en Milieu, Natuur en Milieufederaties en Natuurmonumenten.
In de werkgroepen van het SER-akkoord ‘Biomassa in Balans’ van juli 2020, waarin de inzet van groen gas als vaststaande ontwikkeling gezien wordt, zaten Jorien de Lege namens Milieudefensie en Jelmer Vierstra namens Natuur en Milieu. (zie SER-advies schrapt biomassa voor energiedoeleinden te snel en op te losse gronden )
Het Burgerplatform heeft een proces lopen tegen de staat over het recht op geen stank (dus op een gevolg), maar verder heeft het vooral een strategie die zich op de provincie en de gemeenten richt. Dat is op zijn plaats als het om vergunningen en handhaving gaat, en om locatiebeleid, maar niet als het er om gaat het principe van de mestbewerking als zodanig aan te vallen.

Ik ben het met het Burgerplatform eens dat de mestbewerking een onvolwassen sector is waarin dringend behoefte is aan meer kennis en professionaliteit, en ook aan bereidwilligheid van de sector zelf. Een van de sterkere literatuurverwijzingen (nr 18) in het  rapport van het Burgerplatform is die naar het NCM-rapport ‘Knelpunten in mestverwaarding’ dd juli 2019 (zie www.mestverwaarding.nl/kenniscentrum/541/rapport-knelpunten-in-mestverwaarding ).

Ik ben het grosso modo ook eens met het Burgerplatform in hun analyse van de scheiden en indikken-methode. Het duurzaamheidsaspect hiervan (het hergebruiken elders in Europa van fosfaat en organisch materiaal in de dikke fractie in dat deel van de mest dat in Nederland niet legaal op het land kan) wordt door de bewerking niet op een hoger niveau getild, maar slechts minder duur gemaakt. Bovendien is de export geen succesverhaal.

(Meestal neemt men voor biogas ongeveer 20MJ/m3 en voor opgewerkt groen gas 32MJ/m3 . Afkomstig van de website van Groengas Nederland. Deze grafiek gaat over monovergisting.
Verse varkensdrijfmest produceert (Wageningen, https://edepot.wur.nl/300272 ) ongeveer 48m3 per ton drijfmest, maar dat is variabel. Dit is bruto. Het eigen verbruik van de inrichting moet er nog van af. De broeikasgascijfers van CE Delft zijn netto. )

Ik ben het niet met het Burgerplatform eens waar het om vergisten gaat. Ik vind de onderbouwing van het standpunt over vergisten zwak. Puntsgewijze de plussen en de minnen van vergisten:

  • Het is wel degelijk zo (anders dan het Burgerplatform suggereert) dat groen gas uit mest, over zijn levensloop, minder CO2 uitstoot dan aardgas. En, wat nog meer zoden aan de dijk zet, de uitstoot van de krachtige broeikasgassen methaan en lachgas tegengaat, vooral bij korte afhandelingstijden. Het Burgerplatform mist deze niet-CO2 emissies.
  • Mijns inziens is het grootste vraagstuk wat te doen met het eindproduct van de vergisting, het digestaat. Het Burgerplatform zegt hier weinig over.
  • De veiligheidrisico’s van vergisting bestaan, maar zijn te overzien. De lange lijst met literatuur van Burgerplatform noemt in Nederland slechts twee dodelijke ongevallen, een persoon die op het terrein aangereden is door een shovel, en iemand die in 2011 bij werkzaamheden door het dak van een vergister gevallen is. De  meeste doden vallen niet bij verwerkers, maar in opslagruimten met rauwe mest.
    Mijns inziens kan de veiligheid van vergisters, mits deze met voldoende deskundigheid en zorg geëxploiteerd worden, te vergelijken met een grote propaantank of LNG-opslag. Normaliter worden die in Nederland vergund op basis van afstandseisen en vergunningen. Dit kan met mestvergisters ook. ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de VNG (zie https://vng.nl/publicaties/handreiking-bedrijven-en-milieuzonering ) noemt als afstand vanwege geur 100m en vanwege veiligheid 30m. Gegeven de onvolwassenheid van de sector vind ik een grotere afstand op zijn plaats. Dezelfde zoneringsbrochure noemt vanwege het gevaar bij  een groot LPG-tankstation  een afstand van 200m . Dat zou voor de nabije toekomst een gedachte kunnen zijn.
  • Ook fraude bij covergisting is een risico waartegen moet worden opgetreden.
Groen gas – opties (CE Delft 2011)
  • Verwerkers stinken soms. Maar ik  heb er zelf een handvol  bezocht en die stonken toen niet, wat mij tot de gedachte brengt dat het, minstens in principe, mogelijk is stank sterk terug te dringen. Stank is geen wetmatigheid.
    Er zijn grote industriële inrichtingen waarbij dat geheel of grotendeels gelukt is, zoals de destructor Ecoson en Coppens Diervoeders op het BZOB-terrein. (zie Wijkraad Brouwhuis (Helmond) sluit convenant af met Coppens Diervoeding (update 19 feb 2016) ). Ik ben nu op afstand betrokken bij pogingen om de VION in Boxtel geurvrij te krijgen (zie VION heeft stank niet onder controle ).
    Er kunnen technieken worden voorgeschreven die, bij een goede bedrijfsvoering, veel kunnen presteren als de handhaving adequaat is. Ongetwijfeld is dat op dit moment niet overal het geval.
Biomassasubsidies staan in hetzelfde rijtje als andere hernieuwbare energie-subsidies en zijn niet onevenredig hoog. Over de jaren opgeteld is biomassa goed voor ruim 60% van de hernieuwbare energie en ca 40% van de subsidie.
  • Iets over de subsidies.
    Het burgerplatform doet ten onrechte voorkomen alsof alle mestbewerking  gesubsidieerd wordt. De eigen literatuurverwijzing 1 zegt het op zich correct, namelijk dat alleen de energieproductie gesubsidieerd wordt vanuit de SDE+ subsidie, dus alleen stroom of groen gas na vergisting.
    Subsidies zijn een dankbaar onderwerp voor wat demagogie. Men doet dan alsof de eigen ongewenste sector de enige is die subsidie krijgt. Maar de hele hernieuwbare energiesector (behalve wind op zee) drijft op subsidies. De subsidie op groen gas per kWh staat in hetzelfde rijtje als die op zonneparken en windturbines  en is grofweg even groot als die op zon en wind een paar jaar geleden was. Bij zon en wind hebben de schaal- en leercurve hun werk gedaan, bij vergisters nog niet.
  • Een voordeel van groen gas is dat het uit moleculen bestaat. Die zijn beter te transporteren dan kiloWatt-en (via het bestaande gasnet) en lenen zich beter voor groene chemie.
  • Ik doe geen uitspraak over locaties. Er loopt niet voor niets een PlanMER.
    Op deze site staan twee extreme voorbeelden: enerzijds de bestaande zuivelboerderij Den Eelder met een grote monovergister in real time (zie Op werkbezoek bij zuivelboerderij Den Eelder ), en dat aan huis op het platteland, en anderzijds een zeer grote vergister die men had willen bouwen op industrieterrein Chemelot, maar die op het laatste moment toch niet doorging ( zie OCI Nitrogen gaat grote mestvergister bouwen op Chemelot-terrein (update dd 29 juni 2018, 21 jan 2019 en 07 nov 2019) ) . Ik vind beide locaties aanvaardbaar.

Tenslotte

  • De veestapel moet worden ingekrompen, zodat er geen mestoverschot meer is. Dit is ook om andere redenen van belang.
  • Nieuwe vergunningen op basis van uitsluitend het scheiden en indikken-principe zouden niet meer moeten worden afgegeven. Dat vereist dat de regering deze techniek op termijn niet langer als oplossing beschouwt.
  • Ongeacht of er wel of geen mestoverschot is moet, vanwege het klimaat, een nader te bepalen deel van de mest vergist worden. Dit kan door vergisten op termijn als Best Beschikbare Techniek te betitelen.
  • Dit kan niet op basis van de vrije markt (zie OCI Nitrogen) en moet op basis van dirigistisch overheidsbeleid.
  • Bij de afweging van welk deel te vergisten, moeten meerdere factoren worden meegenomen, waaronder in elk geval de bodem.
  • Het functioneren van alle mestbewerkers moet worden gebonden aan strikte Best Beschikbare Technieken. Hierbij hoort een navenante handhaving.

Circulair appartementencomplex in Monnickendam volledig opgetrokken uit hout

CLT-plaat

VolkerWessels is vandaag met de bouw gestart van een uniek appartementencomplex in Monnickendam (gemeente Waterland). Het gebouw bestaat grotendeels uit CLT (Cross Laminated Timber – naaldhout waarvan lagen kruiselings op elkaar gelijmd zijn), ondersteund met traditioneel metselwerk en aluminium gevelelementen.
Het bouwen is koolstofnegatief (netto wordt er koolstof langdurig vastgelegd). De bouw is prefab en remontabel en daardoor volledig circulair. Door deze opzet blijft de bouwtijd beperkt tot vijf maand.
Het wonen in de bouw is all electric. Door de zeer goede isolatie zijn de energielasten laag.

Ik druk hieronder het persbericht van VolkerWessels af omdat ik het een mooi plan vind, en omdat ik het wil gebruiken als argument tegen niet goed ingelichte milieuactivisten die er heilig van overtuigd zijn dat houtige biomassa bestreden moet worden, terwijl ze in feite de reguliere bosexploitatie willen beëindigen. Zie onder andere Slecht Investico-onderzoek over Estlandse bomen en NEN-norm benadeelt bouwen in hout en Waugh Thistleton architects beroemd om houtbouw en Houtbouw voor het klimaat – terug naar de toekomst .

Het komt van www.volkerwessels.com/nl/nieuws/starthandeling-uniek-houten-woongebouw-in-monnickendam .


De bouw van het houten woongebouw M’DAM aan de Pierebaan in Monnickendam is van start gegaan. Wethouder Jelle Kaars van de gemeente Waterland zette vandaag symbolisch de eerste schop in de grond en gaf hiermee het startsignaal. Waterland is hierdoor straks de eerste gemeente in de regio met een compleet circulair houten woongebouw. Het plan is ontwikkeld door BMB ontwikkeling B.V. uit Limmen (onderdeel van VolkerWessels). M’DAM is een ontwerp van productontwikkelaar en architect Finch Buildings uit Amsterdam. De prefabricage en bouw van dit bijzondere houtbouwconcept wordt uitgevoerd door De Groot Vroomshoop (tevens onderdeel van VolkerWessels). M’DAM wordt in de zomer van 2021 opgeleverd.

Het project in Monnickendam is uniek. In Nederland is niet eerder een grootschalig woongebouw gebouwd, dat bijna in zijn geheel is opgetrokken uit CLT (cross laminated timber). De appartementen worden daarbij vrijwel volledig in de fabriek gebouwd. Door het gebruik van massief hout, het modulaire ontwerp en het industriële fabricageproces, heeft het gebouw per saldo een negatieve CO2-footprint: de som van de uitstoot is kleiner dan de hoeveelheid bespaarde en in het CLT gebufferde CO2. Door gebruik te maken van hout uit duurzaam beheerde productiebossen, planten de bouwpartners bovendien meer bomen terug dan er worden gebruikt.

Vijf maanden bouwtijd

Door het industriële fabricageproces worden de woningen al geproduceerd, terwijl de grondwerkzaamheden nog  plaatsvinden. Hierdoor blijft ook de bouwoverlast beperkt. Het totale bouwproces duurt slechts vijf maanden.De gevel van het in U-vorm ontworpen gebouw bestaat grotendeels uit hout, deels uit traditioneel metselwerk en deels uit aluminium gevelelementen. Het houtbouwconcept reduceert de CO2 uitstoot en is daardoor veel duurzamer en milieuvriendelijker dan traditionele bouwprojecten en zorgt voor een gezonder leefklimaat. Door het gebruik van hout en de re-montabele bouwmethode kunnen de grondstoffen in de toekomst worden hergebruikt. De koopwoningen zijn middels individuele particuliere hypotheekvormen gefinancierd en dit bevestigt het vertrouwen en erkenning van banken voor dit nieuwe hoogwaardige en uiterst duurzame product.

All-electric en duurzaam

Alle appartementen worden ‘all-electric’ opgeleverd. Dit betekent dat de volledige energievraag elektrisch wordt ingevuld. Een lucht-water warmtepomp zorgt voor het verwarmen van de appartementen en een boiler voor het verwarmen van water. Via zonnepanelen wordt zoveel mogelijk energie voor de appartementen – en waar mogelijk voor de algemene voorzieningen – opgewekt. Tevens heeft het gebouw een zeer hoge isolatiewaarde. Hierdoor kunnen bewoners rekenen op lagere energielasten. Duurzaam Waterland biedt bewoners die geen auto (willen) bezitten, in de nabijheid van M’DAM, elektrische deelauto’s aan.

Woningbehoefte en innovatie in de gemeente Waterland

Wethouder Jelle Kaars: “M’DAM sluit aan op de grote woningvraag in de gemeente Waterland. We lopen met M’DAM tevens voorop in het vernieuwend bouwen met de laagst mogelijke footprint”. Corporatie Wooncompagnie, dat 20 sociale huurwoningen uit het plan zal aanbieden, wil voldoende betaalbare huurwoningen realiseren en zorgen voor een duurzaam en divers aanbod. Directeur-bestuurder Stefan van Schaik: “Zowel de renovatie als nieuwbouwopgave vullen we waar mogelijk in met biobased materialen, zoals hout. Alle nieuwbouw telt voor ons, maar dit project ligt ons na aan het hart, omdat we hiervoor echt onze nek hebben moeten uitsteken. We hebben dit graag gedaan, omdat wij vinden dat de huidige woningnood schreeuwt om innovatieve oplossingen zoals deze”.

Slecht Investico-onderzoek over Estlandse bomen

Vooraf
Het platform Investico voor onderzoeksjournalistiek publiceerde op 09 december 2020 een aanval op enerzijds het biomassa- en bosbeheerbeleid van de Estse overheid en bedrijfsleven als dader, en anderzijds de Nederlandse overheid en energiesector als belangrijke medeplichtige. Het onderzoek is te vinden op www.platform-investico.nl/artikel/hoe-estse-bomen-worden-opgestookt-in-onze-centrales-geannoteerd-verhaal/  .
Dit verhaal is onderdeel van het project Money to Burn – een internationaal onderzoek door een team van zestien Europese journalisten en acht redacties, geleid door het Nederlandse onderzoeksjournalistieke platform Argos en gefinancierd door Investigative Journalism for Europe.

Ondanks de imponerende aftiteling vind ik het een zwak onderzoek. Ik vind het meer een opinie-artikel dat naar een al vaststaande uitkomst toe werkt (inderdaad, die bestond drie jaar geleden al, stelt het artikel).
Het grootste probleem is dat het de houtproductie en de biomassaproductie niet uit elkaar houdt. Verder zit de studie te veel op de emotietoer, hanteert de studie selectieve statistiek en gebruikt hij slordige definities.  Het citeert andersgezinden vooral voor de vorm, nauwelijks ingaand op hun kant van de zaak, presenteert gegevens eenzijdig en doet onware beweringen (‘Tussen 2014 en 2019 verdubbelde de jaarlijkse afname van bosoppervlak in Estland, blijkt uit onze analyse van gegevens46 van dataplatform Global Forest Watch en de Universiteit van Maryland, Google en NASA.’). Meteen maar een voorbeeld dat op deze bewering ingaat.

  • Er is in Estland geen grote systematische ontbossing en het bosareaal groeit licht
    Eerst de definitie van ontbossing ‘deforestation’.
    Om aan onafhankelijk en systematisch statistisch materiaal te komen, heb ik er de FAO-cijfers bij gepakt (de Food and Agriculture Organisation van de VN).
    De FAO-definitie (Global Forest Resources Assessment 2015 en 2020, FRA, www.fao.org/3/ca9989en/ca9989en.pdf ) voor deforestation is ‘The conversion of forest to other land use or the longterm reduction of the tree canopy cover below the minimum 10% threshold’. Die 10% is de ondergrens voor wat de FAO als ‘forest’ definieert. Het heet dus ontbossing als er een blijvende functieverandering optreedt van bos naar niet-bos, zoals infrastructuur en bebouwing. De cijfers daarover zijn warrig en als ‘ontbossing’ in deze zin bedoeld is, is de bewering onwaar. Het is in Estland een ondergeschikt fenomeen (FRA 2020 blz 15).

Er wordt in Estland wel flink gekapt, maar ook flink herplant (zowel machinematig als langs de natuurlijke weg). Omdat de functie niet verandert, moet dit geen ‘ontbossing’ genoemd worden. Per saldo groeit het Estlandse bos licht.


De feitelijk beschikbare FAO-cijfers lopen t/m 2017. Latere jaren zijn gemakshalve gelijk gesteld aan 2017 (FRA 2020 blz 8)
De biomassa en koolstofopslag boven, op en in de grond groeide eerst licht en blijft nu ongeveer gelijk (FRA 2020 blz 25 en 28).


In het onderzoek staat een ‘deforestation’-grafiek (zonder definitie van ‘deforestation’) in Natura2000-gebieden. In de context lijkt dit te betekenen kap waar opnieuw bos komt, en dus is het in de reguliere betekenis geen ontbossing. Op het Natura2000 – aspect kom ik later terug.

Een andere manier om mijn punt te maken is het staafdiagram van het landgebruik in Estland. Die komt van de website van Graanul en daarom heb ik hem geijkt op de FAO, en dat klopt precies.

Even weer terug naar het lopende verhaal.

Nu heb ik zelf ook al drie jaar een opinie die andersom is.  Maar om mijn gelijk te beargumenteren vond ik dat ik het beter moest doen dan het Investico-artikel, en omdat zo hier en daar iemand mij dat gevraagd had, heb ik enige tijd geïnvesteerd in dit artikel.
Ik wil deugdelijke en systematische statistiek gebruiken (zoals de al genoemde FAO-statistiek en internationale im- en exportstatistieken) en ik lees ook wat de Estse regering ervan vindt en wat het bedrijf Graanul ervan vindt. Dat bedrijf  functioneert in dit soort verhalen altijd als een soort opper-Beëlzebub. Mijn studie leidt tot wat Investico ongetwijfeld niet beoogd heeft, namelijk dat mijn Sympathy for deze Devil is toegenomen.

Ik gebruik in het volgende regelmatig de Sustainability Report 2019 van Graanul Invest. Dat is te vinden op www.graanulinvest.com/eng/environment/environment (evenals eerdere versies).

Twee caveats:
* ik ga er niet bij voorbaat van uit dat commerciele  ondernemingen de waarheid spreken. Ook niet dat ze bij voorbaat liegen. Ik probeer uitspraken te controleren, door Estlandse statistiek te vergelijken met andere.
* Ik  beweer niet dat er geen problemen zijn. Die zijn er wel, zelfs grote, maar ze zitten anders in elkaar dan Investico beweert.

Ik ga mijn antwoord geven in een aantal statements waarvan hierboven de eerste staat (met een . ervoor)

  • Graanul is Estland niet – even een stukje gevoel voor verhoudingen
    Zoals alle Scandinavische landen, kent Estland al eeuwen een bosexploitatie waarin hout in huizen, gereedschappen, meubels etc verwerkt wordt, en restanten opgestookt.
    Estland kent dan ook een gevarieerde houtbewerkende sector. De branche-organisatie Estonian Timber heeft er een pagina vol mee ( https://estoniantimber.ee/companies/ ) en alleen Graanul maakt pellets. De rest zaagt of maakt fineer of triplex.
    En Graanul is alleen in relatieve zin een reus. Het bedrijf bezit in Estland 53.687 hectare en dat is op 2.438.400ha bos in Estland. Goed voor 2,2%  van een bos ter grootte van een half klein land – eerder een middelgrote onderneming.
    Daarnaast heet Graanul nog wat grond in Letland.
    Graanuls pelletproductie is veel groter dan wat Graanul in Estland zelf aan hout oogst, omdat Graanul diensten verleent aan andere boseigenaren, houtresten van houtverwerkende bedrijven overneemt en importeert uit landen als Letland en Wit-Rusland.
  • Houtige biomassa is niet de hoofdzaak
    Om eerst weer even een gevoel voor getallen te krijgen:
    In 2018 werd er in Estland 14 miljoen m3 hout geoogst (op een totale voorraad van ca 494 miljoen m3 ). Die 14 miljoen kuub is goed voor ongeveer 10 miljoen ton.
    Van die 14 miljoen kuub kwam 0,66 miljoen kuub van de eigen productie van Graanul (2019), goed voor 0,46 miljoen ton.

Er bestaat geen makkelijke statistiek over hoeveel van die jaarlijkse 14 miljoen kuub afgesplitst wordt voor binnenlandse energiedoeleinden.
De FRA 2015 (blz 34-35) geeft van 2000 tot 2011 ‘removal for fuel wood’-waardes die tussen de 1,2 en 2,3 miljoen kuub schommelen en dat is inclusief de export. De FRA 2020 geeft hier geen statistiek.
De site http://www.europeanbioenergyday.eu/wood-fit-for-purpose-in-estonia2/ stelt dat 89% van de hernieuwbare energie in Estland op hout gebaseerd is, wat goed zou zijn voor 2,1 miljoen kuub, goed voor grofweg 25PJ, rechtstreeks in de kachel of via warmte-kracht installaties en dan de stadsverwarming (waar een groot deel van Estland op zit).
De IEA ( www.iea.org/countries/estonia )stelt dat biomassa goed is voor ca 1/9de deel van de 12,3TWh stroom in Estland, welke 1,35TWh na enig ruw cijferwerk ongeveer op ca 700 miljoen kg hout uitkomt. Graanul levert 170 miljoen kg wood chips (583.000 kuub) voor 0,34TWh. Waarschijnlijk dubbelt de restwarmte van die stroomopwekking  grotendeels met die van de 2,1 miljoen m3 vanwege de stadsverwarming.
Op basis van de IEA-cijfers is Graanul, volgens het eigen duurzaamheidsverslag, goed voor grofweg een kwart tot een derde van de huidige hernieuwbare energie in Estland.

Ik maak de binnenlandse vraag af naar energiehout af op rond de 2,5 miljoen m3 . Op 14 miljoen m3 houtoogst vind ik dat een bijzaak, zij het een belangrijke bijzaak.

In de export hetzelfde beeld.
De site TrendEconomy stelt je in staat om van elk land over elk jaar op elke denkbare wijze de im- en export binnen te halen . Mijn selectie is https://trendeconomy.com/data/h2?commodity=44,4401,4402,4403,4404,4405,4406,4407,4408,4409,4410,4411,4412,4413,4414,4415,4416,4417,4418,4419,4420,4421&reporter=Estonia&trade_flow=Export&partner=World&indicator=NW,TQ,TV&time_period=2019 (categorieën houtproducten, papierproducten en pulp).
De waarde van deze drie categorieën samen was in 2014 $1683 miljoen en in 2019 $1958 miljoen. Daarvan maakte de categorie Fuel wood in ruime zin in 2014 10,8% uit en in 2019 13,5%, en daarvan bestaat waarschijnlijk het merendeel uit pellets van Graanul.
In kilogram uitgedrukt stijgt de export van Fuel wood in ruime zin van 1231 miljoen kg in 2014 naar 2140 miljoen kg in 2019. Dit meest in  de vorm van pellets van Graanul (waarvan Graanul 2492 miljoen kg produceert, die dus grotendeels aan de export opgaan). Wie het gemakkelik wil, zie onderstaande file.

Zelfde idee: Fuel wood is in de export een bijzaak, zij het een belangrijke bijzaak.

Ik hou het erop dat all-in ongeveer een kwart tot een derde van de houtoogst in Estland, direct of indirect, eindigt als energiehout. Preciezer dan dit lukt me niet.

De besluitvorming over de bosexploitatie in Estland wordt dus overheerst door de klassieke houtproductie – zoals al eeuwen. Er worden als regel geen bossen gekapt, enkel om ze te vermalen.

Er is nog een tweede reden waarom houtige biomassa een bijzaak blijft, namelijk het simpele gegeven dat het per kuub minder opbrengt.
Houtprijzen schommelen sterk, maar de onderlinge prijsverhouding tussen de categorieën heat logs, pulpwood logs, naaldhout (softwood) sawlogs en loofhout (hard wood) saw logs blijft ongeveer hetzelfde. In 2019 zit fuel wood op 24€/m3 , pulpwood op 40€/m3 (hier getoond), naaldhout op 55€/m3 , en hardhout op 170€/m3 (de laatste twee hier niet getoond). Dit alles met een flinke toevalsmarge. Dus 1 : 1,5 a 2 : 2 a 2,5 : 5 a 7.

Het grote geld in de bosbouw zit niet in het energiehout, maar in het gewone hout.

  • De koolstofschuldtheorie van Investico klopt niet en Graanul zegt een koolstofsink te zijn
    Het is een populair narratief.
    Er is een bos; bos kan van zichzelf onbeperkt veel onbeperkt lang koolstof opslaan; op t=0 wordt het bos gekapt; het wordt geheel opgestookt in verderfelijke biomassacentrales; het duurt tot t = vele decennia voor de koolstof weer in bomen terug gevangen is; we hebben nu een probleem en alleen korte termijnoplossingen zijn aanvaardbaar, korte termijnschade niet.
    Ook Investico volgt dit narratief met enthousiasme.

Er klopt alleen niet veel van het narratief.

Op de eerste plaats wordt het meeste gekapte hout niet opgestookt. Voor het kwart tot derde deel dat wel verbrand wordt, geldt het narratief met de kanttekeningen dat de generatieduur van sommige bomen maar enkele decennia is (daarom noemt de Nederlandse SDE+subsidie in zijn reglementen 40 jaar), terwijl de tijdshorizon van klimaatstudies soms het jaar 2100 is.

Van het hout dat niet opgestookt wordt (ten tweede) komt de koolstof met vertraging vrij en die vertraging kan lang duren. Bij een goede organisatie van de houtbouw bijvoorbeeld (standaardisatie en recycling) kan de vertraging langer dan 100 jaar zijn (zie NEN-norm benadeelt bouwen in hout ), en in uitzonderlijke gevallen nog veel langer (zie Houtbouw voor het klimaat – terug naar de toekomst ).
Ook kunnen belangrijke korte termijn-voordelen bereikt worden als bijvoorbeeld hout vervanger wordt voor beton en staal.
Zo ontstaat er geen koolstofschuld, maar zoiets als een koolstoftegoed. Maar dat is niet in een makkelijk populair narratief weer te geven.

Op de derde plaats veronderstelt het narratief een ideaal bos. In feitelijke bossen gaat van alles mis door toenemende droogte, bosbranden, ziektes en beestjes. Zodoende kan de gemiddelde bewaartijd van koolstof in een houten huis best wel langer zijn dan in een boom in het bos, ook als die niet gekapt wordt.

Tenslotte (vier): in de bosbouw is er niet één groot moment t=0. Dat is een model dat door actievoerende buitenstaanders bedacht is zonder kennis van de bosbouw. Er zijn elk jaar een heleboel momenten t=0 en die waren er 30 en 50 jaar geleden ook al, en idem over 30 en 50 jaar (als alles goed gaat met het bos).
In de bosbouw middelt zich dat gewoon in de jaarlijkse bedrijfsvoering statistisch uit. Er ontstaat een gemiddelde balans van plus en min-koolstof.

En Graanul beweert in zijn Duurzaamheidsverslag 2019 dat zijn gemiddelde balans koolstofnegatief is.
Op zich is dat niet verbazingwekkend. Ook het IPCC stelt dat de bossen op de Noordelijke gematigde breedtes een koolstofsink zijn (netto koolstof opnemen omdat ze netto groeien). Als je dus niet teveel verprutst met CO2 lozen in je dagelijkse bedrijfsvoering, moet het lukken om koolstofnegatief te zijn.

Het Duurzaamheidsverslag echter presenteert zijn cijfers tamelijk chaotisch. Het is meer wervend en van de mooie plaatjes dan van het boekhouden. Je snakt naar een echt jaarverslag met gortdroge tabellen en leesbare Sankeydiagrammen met massa- en energiestromen. De beweringen vallen nu moeilijk te controleren.
De bewering kan waar zijn als hij als koolstoflozers omvat de gehele pelletproductie, alle door Graanul uitgevoerde werkzaamheden in het bos, en van de Combined Heat and Power inrichtingen alleen de energetische randkosten, en als als koolstofabsorbeerders alle eigen land van Graanul in Estland en Letland geteld wordt bij een koolstofvastlegging van 10,46 ton CO2,eq per hectare per jaar.
Het functioneren van de CHP-inrichtingen in eigenlijke zin moet dan worden afgedekt door de productie (in 2019) van 583.000 m3 (170 miljoen kg) houtchips als een aparte post, die buiten bovenstaande balans gehouden wordt.
Alleen op die manier kan ik er chocola van maken.
Als ik de CO2-effecten van die 583000 m3 als lozing meetel (wat je m.i. moet doen), speelt Graanul bij mij ongeveer quitte (mogelijk nog een klein beetje klimaatnegatief). Zo redenerend gebruikt Graanul de koolstofabsorbtie van zijn bosportefeuille om in eigen land enkele CHP-inrichtingen klimaatneutraal te laten draaien, en om een flinke hoeveelheid klimaatneutrale pellets de wereld in te sturen. Niet slecht voor een middelgrote onderneming.

Nou was het leuk geweest, zelfs fatsoenlijk, als het onderzoeksteam van Investico hier iets over gemeld had. Maar Investico noemt uit de rapportage alleen maar dat 84% van de houtoogst uit kaalkap kwam, en uit niets blijkt dat het document verder gelezen is.

  • Uitdunnen en versnipperde bomen
    Keer op keer wreekt zich dat dat men (ook Investico) de bosbouw niet afmeet aan de wetmatigheden van de sector zelf, maar aan die van geïdealiseerde opvattingen over energie en biodiversiteit.

Voor een commerciële bosbouwer bestaat het ideaalbeeld uit een bos vol  met dikke, lange, rechte en gezonde bomen waar je bij voorkeur goed planken van kunt zagen, en waar je anders pulp van kunt maken, bijvoorbeeld als de vezels zich lenen voor de papierindustrie of voor celstof. Daar werkt hij (of zij), en zijn opvolgers, decennia naar toe (de rotatietijd van een Noorse spar is bijvoorbeeld 60 tot 90 jaar, afhankelijk van de kwaliteit). Daarna wordt de plant geoogst en verkocht. Zo gaat het al eeuwen.
Om aan de gewenste bomen te komen, wordt er een- of meermalen doorgeselecteerd om de beste bomen meer ruimte te geven. Een kennis van mij, die als ecoloog  bij Staatsbosbeheer gewerkt heeft, vertelde me dat ze bij een bebossingsproject met coniferen met 6000 per hectare begonnen en met 300 eindigden. Er is een enorm verschil tussen netto en bruto.
Zie ook Hout als energiebron is niet perse van de duivel en Biomassa veel beter voor het klimaat dan aardgas .

Omdat er bij grootschalige bosbouw meer leeftijdsklassen tegelijk geoogst of weggeselecteerd worden, bestaat dus de oogst uit bomen in allerlei soorten en maten, waaronder inderdaad heel veel stammen die te slecht zijn voor het hoogste doel. Die worden als stam versnipperd. Het versnipperde hout kan allerlei bestemmingen hebben anders dan brandhout. Zo exporteert Estland ook 59 miljoen kg papierproducten, 94 miljoen kg plaatmateriaal, 277 miljoen kg houtpulp. Dat ‘alles wat niet perfect is de pelletmolen ingaat’ zoals Investico een Estse activist citeert, is niet waar. Zelfs niet bij Graanul, waar wel veel de pelletmolen in gaat.
De verwerking van hout dat niet aan de zaagbaarheidseisen voldoet op andere wijze verwerkt wordt is de normale gang van zaken in de bosbouw. Investico onthult hier geen diep geheim.

De oogst van Graanul bestaat voor 35% uit stammen om te zagen (wat heel redelijk is, en het bedrijf wil in 2050 op 50% zitten, wat heel ambitieus is), zit op 10% pulphout (wat weinig is ) en op 55% brandhout (wat verhoudingsgewijze veel is, maar het bedrijf heeft zich hierop gespecialiseerd).
Het verhaal in Estland is dat er ten rijde van het Sowjet-regime veel landbouwgrond herbebost is, maar zonder zorg, waardoor de kwaliteit slecht is. Zegt Graanul en gebruikt dat mede om zijn percentages te rechtvaardigen.

Commerciele bosbouw sluit andere functies niet uit. Er is ook gewoon biodiversiteit mogelijk en natuurbeleving en wandelen en fietsen en bosbessen plukken.

  • Kapmethodes en Natura2000 – gebieden
    Eerst een verhaal over de niet-Natura2000 – gebieden.
    De standaardmethode in de Scandinavische bosbouw is van oudsher de perceelsgewijze kap. Daarvoor bestaan uitgebreide reglementen (voor de Estse Boswet en Regels voor Bosmanagement zie www.envir.ee/en/forestry . Het is inderdaad, zoals Wiebes zegt, een oogstwijze.

Ongetwijfeld is een verse kapvlakte een onaangename beleving. Het ziet er heel erg uit als de TV-camera aan de rand gezet wordt. De menselijke beleving is echter slechts één aspect van de zaak.
In hoeverre het werken met elkaar afwisselende kapvlaktes van minder dan een hectare, afgezien van de menselijke beleving daarvan, feitelijk op de langere termijn schade aanricht aan bijvoorbeeld de biodiversiteit, is een andere vraag. De werkwijze bestaat al eeuwen en heeft bossen opgeleverd die nu, of anders tot voor kort, goede ecologische kenmerken hadden.
Ook Investico suggereert van alles, maar ontloopt een feitelijke behandeling.

Of dit zo moet blijven is een andere zaak. Nu het leefmilieu zwaar onder druk staat door klimaatgerelateerde problemen, stikstofemissies, versnippering en andere problemen, is een discussie op zijn plaats over subtielere vormen van houtoogst. Nabuurs spreekt bijvoorbeeld over Climate Smart Forestry, en ook in een EASAC-studie ‘Multi-functionality and sustainability in the European Union’s forests’ uit 2017 geeft denkrichtingen aan (zie Over het EASAC-rapport “Multi-functionality and sustainability in the EU’s forests” ) . Hierover meer onder het slothoofdstuk ‘Afwegingen’

Ik vind dat in Natura2000-gebieden de natuurwaarde voorop moet staan. Daar kan kap en herontwikkeling bij passen, als een verbetering van de natuurwaarde het doel is. In mijn persoonlijke omgeving heeft bijvoorbeeld Staatsbosbeheer veel gekapt, en kapt nog steeds, in het Leenderbos. Dat was ooit een monotoon, in de crisisjaren aangelegd, dennen- en sparrenbos en nu een Natura2000 – gebied – wat echter steeds weer nieuwe uitdagingen ondervindt, zoals de droogte en de stikstof en de noodzaak om ook andere biotopen te beschermen dan alleen maar bos. En daarom wordt er nog steeds gekapt.
In hoeverre de kap in Estse Natura2000-gebieden bedoeld is om die gebieden te verbeteren, kan ik van hieraf niet beoordelen. Ook hier suggereert Investico veel, maar komt niet tot feitelijke uitspraken.

Weer terug naar het lopende verhaal.

Afwegingen
In de kamer staan een olifant en een grote hond.
De olifant is de algemene productie van hout voor gebouwen, meubels, verpakkingen, papier, spaanplaat, groene chemie enzovoort. De grote hond is de houtige biomassa.
Met een grote hond in de kamer kun je omgaan als het beest zich gedraagt en daar kun je afspraken over maken. Binnen zekere grenzen kun je plezier hebben van het beest (bijvoorbeeld dat Nederland zijn klimaatdoelen haalt met iets minder schade voor het Nederlandse landschap). En als de hond zich niet goed genoeg gedraagt, richt je hem beter af. Dus, als de regulering van biomassa niet goed genoeg is (wat ik overigens betwijfel), maak je hem strenger.
Olifanten in woonkamers zijn een veel groter probleem.
Wat nu Investico voortdurend doet is de problemen van de olifant aan de hond toeschrijven omdat men het niet over de olifant wil hebben.
Door voortdurend de bijzaak te framen als hoofdzaak, blijft die hoofdzaak buiten beschouwing.

Houtige biomassa is een afgeleid probleem. Het Estlandse beleid wordt vooral bepaald door de houtproductie. De kapvlaktes zijn er niet omdat men biomassa wil , maar omdat men hout wil (wat, het zij nog eens herhaald, veel meer opbrengt). Bij die houtproductie blijft biomassa over.
Die mooie grote boom van 70 jaar oud waar activist Kuresoo bij Investico op wijst, werd gekapt vanwege zijn planken. Vanuit het perspectief van een bosbouwer gezien is dat een normale zaak. 70 jaar is een gangbare rotatietijd voor bijvoorbeeld een Noorse spar.

In Estland is ongeveer 1/8ste deel van het bos zwaar beschermd, ongeveer 1/8ste beperkt beschermd, en de rest in principe productiebos.
Productiebossen kunnen heel mooi zijn en men kan zich goed voorstellen dat zo’n bos voor veel Estlanders een soort spirituele functie heeft. Net zoals wijde open polderlandschappen dat voor Nederlanders hebben. Ik doe hier niet geringschattend over.
Maar een energietransitie met alleen maar aangename kanten bestaat  niet. In Nederland verandert het aanzien van polders door windturbines en zonneparken, en in Estland blijft een productiebos uiteindelijk nog steeds een productiebos. Men zal daarmee politiek moeten dealen, en wel door het zo goed mogelijk te doen en daarbij de bevolking mee te nemen.
Daarbij zijn bosbeschermers in Estland een maatschappelijke kracht maar niet de enige, net zoals wind – en zonneparkbestrijder Natuurmonumenten in Nederland een maatschappelijke kracht is, maar niet de enige.

Circulaire houten school Het Epos in Rotterdam (De Groot Vroomshoop houtbouw)

Hout als bouwmateriaal kan staal en beton en baksteen vervangen, kan erg goed circulair georganiseerd worden, en dat werkt op korte en lange termijn goed voor het klimaat en goed voor het grondstofgebruik. Bovendien is het mooi.
Afzien van houtgebruik zal klimaat en circulariteit ernstig schaden.

Tegelijk is glashelder dat de mogelijkheden beperkt zijn. Van hout als gebruiksmateriaal, en daarmee ook van houtige biomassa als afgeleide grootheid.
De Estlandse oogststatistiek is de laatste jaren sterk gegroeid en nadert zijn maximum (zie het tweede staafdiagram). Die groei kan zo niet doorgaan.
Als ik het goed zie, heeft Graanul de koolstofopslag in zijn eigen bossen opgebruikt om zijn huidige pelletproductie en CH PO-inrichtingen klimaatneutraal te maken, en is dat ongeveer de limiet.
En ook Estland (dat nu grotendeels op schalie-olie draait) moet vroeg of laat klimaatneutraal worden. Goed kans dat de pellets van Graanul voor een deel binnenlands ingezet moeten gaan worden.
Ongetwijfeld zullen er vroeg of laat in vergelijkbare landen vergelijkbare trends optreden. Estland is wat dat betreft een beetje een voorloper.

Er is, mijns inziens, in onze milieukringen dringend behoefte aan een serieus maatschappelijk debat over het hoe, waar en hoeveel van de bosbouw op de Noordelijke gematigde breedtes. Niet op zo’n tranentrekkende manier als Investico dat aanpakt, maar goed georganiseerd en wetenschappelijk onderbouwd.

Rare Amsterdamse gemeentehuisactie met terechte kritiek op Arjen Lubach

Het loopt soms raar.

Lubach
Ik erger me vaak kapot aan (vriendelijk uitgedrukt) de oppervlakkigheid en slordigheid van Arjen Lubach op energiegebied. Lubach heeft zijn persoonlijke voorkeuren (tegen biomassa en voor kernenergie) en daar moet komisch naar toegeredeneerd worden. Het is uiterst schadelijk.

Zo ook op zondag 08 november. Het was een mengsel van waarheden, halve waarheden en onwaarheden over de ‘van het gas af-operatie’ die, omdat Lubach zo’n goede komiek is, schade aanricht bij mensen die de boodschap, dankzij de goede verpakking, geloven.

Dat is des te makkelijker omdat de ‘van het gas af-operatie’ een ingewikkeld verhaal is. De problemen zijn niet alleen technisch, maar ook politiek en sociaal-economisch. De operatie is zeker niet populair onder de bevolking, maar er zit externe dwang op de broeikasgasreductie vanwege het klimaat en vanwege het voortbestaan van Nederland.

Het handboek lastige vragen
Toen ging het raar lopen.

Ook de gemeente Amsterdam baalde van Lubach en besloot tot een tegencampagne.

Het Regionaal Energieloket schreef op verzoek een contra-tekst.  Het Regionaal Energieloket is een door de gemeenten gefinancierde organisatie met de verduurzaming van de woningvoorraad als gespecialiseerd doel. Daartoe loopt er een hoop deskundigheid rond. Zie https://regionaalenergieloket.nl/ en https://regionaalenergieloket.nl/over-ons . Je kunt er bijvoorbeeld een energiescan van je huis laten doen door op de computer vragen in te vullen. Heb ik zelf ook gedaan om het te testen, hoewel wij pas in Eindhoven zo’n gesprek gehad hebben (met gratis Energiebox).

De gemeente Amsterdam besloot om die contra-tekst als intern document aan zijn ambtenaren te geven met de aansporing “Stuur dit handboek niet naar bewoners”.
Een van de ambtenaren luisterde goed en stuurde het niet naar de bewoners, maar naar De Telegraaf, dat er op 13 november over schreef, met een downloadlink.

Onduidelijk is waar de bij voorbaat hopeloze geheimhoudingsplicht eigenlijk goed voor was.
Het is een fatsoenlijke analyse van wat er allemaal wel, half en niet klopt aan het verhaal van Lubach. Eigenlijk zelfs te fatsoenlijk voor De Telegraaf, maar goed, de primeur…

  • Het is niet zo dat er maar 86 huizen van het gas gehaald zijn, zoals Lubach zegt, er zijn in Purmerend 86 huizen van het gas gehaald – en elders ook een heleboel.
  • Het is niet zo dat warmtenetten alleen op gas of biomassa of restwarmte draaien, maar ze kunnen ook een start maken met bijvoorbeeld aquathermie of warmte-kracht koppeling (zoals de Amercentrale).
  • En het is niet zo dat een warmtepomp geen broeikasgas bespaart als hij op stroom uit aardgas loopt – zelfs dan bespaart hij nog flink omdat je voor 4J output aan warmte maat 1 J input aan stroom nodig hebt (het ding produceert geen warmte, maar verplaatst warmte, net als een koelkast).

    Dat soort kennis is aan Lubach en zijn team niet besteed.
    Eigenlijk zegt de populaire lolbroek Lubach dat er maar twee mogelijkheden zijn:
  • Kernenergie, maar zelfs als er een bedrijf is dat dat aandurft, staat het product er pas over 15 a 20 jaar – wijzen de ervaringen uit. In elk geval ver na het doeljaar 2030.
  • Meer gas van Poetin.

Met alle andere oplossingen is iets, uiterst humoristisch verwoord, mis.
Lubach en zijn team moeten hun huiswerk beter gaan doen.

Wie het verhaal wil lezen kan het hieronder vinden.

Kabinet volgt het te optimistische SER-advies biomassa

Het SER-advies biomassa
Ne een voorgeschiedenis met veel toeleveranciers bracht de SER uiteindelijk het als afronding bedoelde eindadvies over de inzet van biomassa in Nederland voor energie en als grondstof. Ik heb hieraan aandacht besteed in een eerder artikel www.bjmgerard.nl/?p=13163 .

Zeer kort samengevat wil de SER dat koolstof zo lang mogelijk uit de cyclus moet blijven. Biomassa moet daarom via het cascaderingsprincipe meer als grondstof ingezet worden en minder voor energie. Elektriciteitsopwekking en lage temperatuur-warmte moeten op termijn worden afgebouwd, want daarvoor bestaan technische alternatieven. Biomassa moet richting groene chemie, en slechts richting energie daar waar geen alternatieven bestaan (zoals waar hoge temperaturen nodig zijn).

Ik ben het  tot op zekere hoogte met het SER-advies eens. Ook ik vind de bestaande Nederlandse en europese biomassa-regelgeving in principe goed (hoewel verdere uitwerking wenselijk is), ik deel in hoofdlijnen de beschikbaarheidsramingen, ik deel de aanbeveling om de milieueisen aan kleinere inrichtingen aan te scherpen en ik volg het cascaderingsprincipe (van hoogwaardig naar laagwaardig gebruik). Maar ik vind het SER-advies hopeloos optimistisch.

Enerzijds omdat er, behalve technische belemmeringen, ook nog zoiets als politieke en bestuurlijke belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie – en die wegen veel zwaarder. De praktijk is veel pessimistischer.
Geen enkel grootschalig Nederlands energieprogramma heeft ooit zijn doel gehaald.

  • De 6000MW wind op land uit het SER-akkoord 2013 eindigde in het beoogde jaar 2020 op 4509MW (inclusief wat er nog niet stond, maar in voorbereiding was).
  • De 14% hernieuwbare energie uit hetzelfde SER-akkoord eindigde op 31 december 2019 op 8,7%
  • De 25% minder CO2– emissie (t.o.v. 1990) uit het Urgendavonnis zal eind 2020 ook niet gehaald worden.
  • Het Klimaatakkoord, waaronder de RESsen, moet nog blijken

In alle gevallen wordt de taakstelling geruisloos doorgeschoven naar een volgend programma.

Dat er technische alternatieven bestaan, zoals de SER zegt, klopt. Dat klopt zelfs al vele jaren. Het is alleen niet de bottle neck. Bottle necken zijn dat alles in de SER marktconform moet, dat Nederland de energiebedrijven geheel marktconform uit handen gegeven heeft waardoor je iedere keer weer ad hoc-afspraken over participatie moet maken, een mede daardoor onwillige bevolking en een politiek die die onwil, al dan niet met graagte, aangrijpt om dwars te liggen – daarbij vaak gesteund door de natuurorganisaties. Aan die onderliggende werkelijkheid verandert niets en daardoor is de SER-bewering dat er technische alternatieven zijn de zoveelste slag in de lucht.

Het SER-advies biomassa is de zoveelste onnavolgbare zwenking in het toch al grillige en daardoor schadelijke Nederlandse energiebeleid.

Een van de meest voor de hand liggende gewassen t.b.v. groene chemie is de suikerbiet, hetzij met restanten van gewone bieten, hetzij met speciaal gekweekte chemische bieten. Maar (zie https://enzuid.nl/docs/ENZuid_FICHES_Ketentransitie.pdf ), dat stond in juni 2020 nog in de kinderschoenen. Men stond toen helemaal aan het begin van een pilot met een paar honderd hectare op in totaal 85000 hectare suikerbiet in 2017 (CBS).
Overigens geldt de afweging gebruik voor voedsel-gebruik voor niet-voedsel, net als bij andere biomassa, ook voor de suikerbiet.

Anderzijds zijn de aannames over groene chemie en groen gas net zo over-optimistisch. Deels om dezelfde redenen. Binnen de grenzen van een verantwoorde certificering kan er al tien jaar prima biokerosine gemaakt worden en er ligt al een EU-programma uit 2011, maar er wordt in de EU nog steeds nauwelijks biokerosine gemaakt. Niet vanwege het principe, maar omdat biokerosine de tickets een paar Euro duurder maakt. De markt doet zijn werk.
En dat zal blijven gebeuren. Je kunt prima fenolhars maken uit lignine en daar kun je prima triplex mee lijmen (zie www.houtwereld.nl/houtnieuws/triplex-met-lignine-lijm/ ), maar ongeziens is het duurder dan fenolhars uit olie en dus willen de producenten subsidie en anders wordt het niet verkocht. Het hele groene chemie-gebeuren bestaat al jaren vooral uit pilots en proof-of-principles, maar hoeveelheden die er toe doen worden niet geproduceerd.

Net zo optimistisch zijn de groen gas-veronderstellingen. Ik verdedig altijd de groen gas-productie, maar die vindt voor tweederde plaats bij een veel te grote, stinkende en ziekmakende veeteelt – laten de dames en de heren van de SER dat maar eens in Brabant komen verdedigen. Wie mij niet gelooft, zie https://groengas.nl/programmas/hernieuwbaar-gas-uit-biomassa/ .

Verwaardingsschema (uit www.bioconomy.nl )


Kortom, zowel wat betreft de afbouw van makkelijke energie als van de opbouw van moeilijke groene chemie is de stip wel juist, maar ligt de horizon veel verder weg dan gedacht. Voor beide zal de noodzakelijke overgangstermijn veel langer blijken dan gedacht.

Ik heb hier al vaker verdedigd om de Amercentrale, na volledige omschakeling op biomassa, nog een overgangstermijn te gunnen tot bijvoorbeeld 2040.

De hoorzitting over biomassa
Een advies is een advies en wordt pas politiek als het kabinet er iets van vindt. Dat is gebeurd. Voor die tijd heeft het kabinet er op 14 oktober 2020 een hoorzitting in de Tweede Kamer aan gewijd.
Een lijst met deelnemers en de aangeleverde position papers zijn te vinden op www.tweedekamer.nl/debat_en_vergadering/commissievergaderingen/details?id=2020A03564 .

Er staan interessante documenten bij, van welke ik de bijdrage van prof. Turkenburg, Sible Schöne van HIER opgewekt en Staatsbosbeheer met waardering noem.

In de visie van tegenstanders van biomassa (welk standpunt in niet deel) komen vaak misvattingen voor alsof de in Europa gebruikte biomassa speciaal voor dat doel gekweekt is (wat niet zo is); dat de CO2 – emissie niet meetelt (wat niet zo is, die telt mee op de plaats waar gekapt wordt); dat ecologie gelijk gesteld moet worden aan bos (wat ook niet zo is); en wordt er niet geredeneerd vanuit de bosbouw en de producten daarvan (wat misleidend is).
Ik heb deze thema’s vele malen op deze site behandeld en daar verwijs ik graag naar. Zie o.a. www.bjmgerard.nl/?p=12131 en www.bjmgerard.nl/?p=12749 en www.bjmgerard.nl/?p=13611 , naast andere.

Het kabinetsstandpunt
Het kabinet heeft zijn visie neergelegd in het Duurzaamheidskader biogrondstoffen dd 16 oktober 2020 (hetgeen overigens betekent dat het voor de hoorzitting al af moet zijn geweest). Zie www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/10/16/duurzaamheidskader-biogrondstoffen .

Het kabinet neemt ongeveer de visie van de SER over met op strategische plaatsen de toevoeging ‘in principe’ (zie bijvoorbeeld onderaan blz 3) of ‘als het kan’ en dat is in mijn optiek heel verstandig. Het kabinet is af en toe wat minder schimmig dan de SER.
‘Fair share’ is bijvoorbeeld zo’n schimmig begrip, want wat is ‘fair’? Dat is een ideologisch begrip waarvoor verschillende opvattingen leveren.
‘Fair Trade’ is concreter. Dat is met afspraken en garanties invulbaar en voor een dele bestaan die al.

Mijns inziens fietst de Amercentrale net tussen alle verboden door. Er wordt niet ‘uitsluitend elektriciteit’ opgewekt (want er hangt een grote stadsverwarming aan); hij is vanaf 2025 geen kolencentrale meer; en de inzet voor lage temperatuurwarmte van houtige biogrondstoffen heeft ‘tijdelijk’ een belangrijke rol en daarna een rol bij pieklasten – waarbij niet gedefinieerd is wat tijdelijk is en wat pieklast is. ‘Cruciaal is dat duurzame alternatieven tegen redelijke kosten beschikbaar zijn.’ Men zegt hier nogal wat.
Het kabinet schetst een redelijk genuanceerd beeld van de opkomst en ondergang van houtige biomassa voor de verwarming van woonwijken met ene stadsverwarming (te lang om af te drukken, zie blz 9 onderaan tot blz 12 bovenaan). Een kenmerkende passage is ´Het kabinet hanteert hierbij als uitgangspunt een zo vroeg mogelijk maar verantwoord einde aan de afgifte van nieuwe subsidiebeschikkingen en overweegt daarbij de mogelijkheid om nieuwe subsidies voor basislast eerder af te bouwen dan die voor pieklast.’
Het PBL mag dat verder uitzoeken. Mensen in West-Brabant doen er verstandig aan om zich hiertegen aan te bemoeien.
Ten aanzien van groen gas spreekt het kabinet dezelfde blijde verwachtingen uit als de SER, zie www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/03/30/kamerbrief-routekaart-groen-gas en www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/duurzame-energie-opwekken/biogas/routekaart-groen-gas . Dat past bij het kabinetsbeleid om onder geen voorwaarde dwingende krimp aan de veeteelt op te leggen.
De Routekaart Groen Gas verdient een eigen bespreking op deze site. Die zal er komen.

Mestvergister De Princepeel in St Odiliapeel

Voor lucht- en scheepvaart, zwaar wegtransport en hoge temperatuurwarmte (in de industrie) wil het kabinet capaciteit voor de inzet van biomassa opbouwen.
Voor de luchtvaart betekent dat dat het kabinet in 2030 14% van alle in Nederland getankte kerosine duurzaam wil hebben en in 2050 100%, Dat staat in het sectorplan Slim en Duurzaam ( www.bjmgerard.nl/?p=7993 ). In navolging van BVM2 en het LBBL plaats ik daarbij de kanttekening dat een goede certificering leidend moet zijn, en de hoeveelheid volgend, en dat als je verder uit analyseert hoe het zit met bio- en Power to Liquid-brandstof, dat alleen met een kleiner aantal vliegbewegingen te halen is. Zie ook www.bjmgerard.nl/?p=13623 .

In de industrie wil het kabinet de Topsectoren Eergie en Chemie een pilot laten starten met ene koolstofboekhouding.

Uiteindelijk komt het kabinet tot een Uitvoeringsagenda die aan de visie Duurzaamheidskader Biogrondstoffen zit vastgehecht. Ik geef deze als afbeelding.

Wat staat er in de VS-Green New Deal? Hoe toepasselijk is die voor Nederland en Europa?

Inleiding
Na elk jubileum op deze site (in dit geval de 25000ste bezoeker) een artikel dat net iets anders is dan wat hier gangbaar is.

De Green New Deal in de VS trekt de aandacht. Onder andere de SP noemt hem als inspiratiebron  in “Een rood antwoord op de Europese Green Deal”, en ook binnen bijvoorbeeld Groen Links is het een thema.

Wat staat er in, en wat heb je daaraan in Nederland?
Een leerzaam stukje geschiedenis, een samenvatting en een commentaar.

Geschiedenis in de VS
Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Green_New_Deal .
De zinsnede ‘Green New Deal’ als beschrijving van een ‘enorm industrieel project’ is als eerste bekend uit de pen van journalist Thomas Friedman in de New York Times van 19 januari 2007. Hij schreef zijn opinieartikel midden januari, tussen zijn bloeiende narcissen. Hij zag het als een investeringsproject in de orde van grootte van het Manhattan Project (dat tot de eerste atoombom leidde).

De oorspronkelijke New Deal was van Roosevelt en beëindigde de economische crisis van 1929.

De term Green New Deal sloeg aan binnen en buiten de VS (o.a. in het United Nations Environment Program (UNEP). In diverse landen en onlangs ook in de EU.

In de VS werd de ‘Green New Deal’ vanaf 2010 het handelsmerk van de Green Party bij verkiezingscampagnes, zoals die voor president (Jill Stein in 2012 en 2016, en Howie Hawkins in 2020).

Een groep Democraten, waaronder afgevaardigde Alexandria Ocasio-Cortez (AOC in de volksmond) nam het plan van de Green Party in afgezwakte vorm over. Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Alexandria_Ocasio-Cortez .
AOC was aanwezig bij een demonstratie in het kantoor van Nancy Pelosi (de fractievoorzitter van de Democraten in het Huis van Afgevaardigden). Dat was lichtelijk tegen de politieke etiquette. Daar werd het democratische voorstel naar buiten gebracht.

Demonstranten bij het kantoor van Pelosi (nov2018)

Technisch gesproken wil AOC een apart Committee dat zich specifiek bezig houdt met de Green New Deal. Pelosi had in 2007 al een vergelijkbaar Committee ingesteld, maar dat mocht minder en kon minder en werd door de latere Republikeinse meerderheid kaltgestellt.
Op 07 febr 2019 werd het voorstel in de vorm van een niet-bindende resolutie aangeboden en door de democratische meerderheid in het Huis van Afgevaardigden aangenomen.
Tegelijk bracht de (buiten de VS minder bekende) senator Ed Markey het in de Senaat in, waar het voorstel met procedurele trucs onmiddellijk door de republikeinse meerderheid werd afgeschoten.

Wat staat er in de resolutie?
Het is een hele brede maatschappelijke visie die zowel energie-, milieu- en klimaatdoelen noemt, maar ook sociaal-economische. De resolutie beslaat dan ook 14 kantjes. Daarom hier een samenvatting. Voor de volledige tekst zie hieronder.

Je hebt eigenlijk vijf hoofdstukken.

HOOFDSTUK 0            OVERWEGINGEN
Er wordt verwezen naar het laatste IPCC-rapport, dat bij overschrijding van de 2°C-temperatuurstijging (waar de VS zelf onevenredig schuld aan is) veel leed voorspelt, onder andere in de VS zelf. Tegelijk is er een crisis rond de positie van werknemers en achtergestelde groepen, resulterend in grote ongelijkheden en massale verarming. De nationale veiligheid wordt bedreigd. En dat terwijl het allemaal veel beter kan.

HOOFDSTUK 1            DOELEN
De VS moet streven  naar netto geen emissie van broeikasgassen; miljoenen goedbetaalde banen; investeringen in infrastructuur; toegang tot schone lucht en water, klimaatveerkracht, gezond voedsel, tot de natuur en een duurzame omgeving; en een einde aan het racisme

HOOFDSTUK 2            PLANNEN
Hiervoor moet een 10 jaar durende nationale mobilisatie komen, om projecten te definiëren

  • Om klimaatrampen op te vangen
  • Die de infrastructuur repareren en opwaarderen en die iedereen schoon water bezorgen
  • Die ertoe leiden dat de energiebehoefte van de VS afgedekt wordt met “100% clean, renewable and zero-emission energy sources”
  • Die het elektriciteitsnet verbeteren en het mogelijk maken dat iedereen betaalbare elektriciteit krijgt
  • Waardoor alle bestaande en nieuwe gebouwen zo efficiënt mogelijk met energie en hulpbronnen omgaan
  • Waardoor de lozing van vervuilende en broeikasgassen van de industrie zo ver mogelijk teruggedrongen wordt
  • Waardoor de lozing van vervuilende en broeikasgassen van de landbouw zo ver mogelijk teruggedrongen wordt, en die ook aandacht besteden aan de bodem, aan een goed voedselsysteem en die aandacht geven aan gezinsbedrijven
  • Die de lozing van vervuilende en broeikasgassen van het transport zo ver mogelijk terugdringen
  • Die koolstof uit de luchthalen door herbebossing en bodemherstel
  • Bestaande gevaarlijke vuilstorten saneren
  • Andere vervuilingsbronnen verwijderen
  • Kennis, producten en diensten internationaal uitwisselen, zodat de VS de intgernationale leider op klimaatgebied wordt en ook andere landen hun New Green Deal bereiken

HOOFDSTUK 3            PROCES
De Green New Deal moet bereikt worden via een transparante en inclusieve samenwerking met kwetsbare gemeenschappen, vakbonden de zakenwereld en de academische wereld

HOOFDSTUK 4            VOORWAARDEN
De Federale regering moet

  • voor publiek geld zorgen, voor technische kennis en voor andere vormen van steun
  • alle sociale en omgevingskosten meenemen in bestaande wetten en sociale programma’s
  • onderwijs en opleiding aanbieden zodat iedereen mee kan doen in de Green New Deal
  • Investeren in R&D t.b.v. nieuwe vormen van schone energie en industrie
  • voor economische ontwikkeling zorgen en voor goede banen, met voorrang voor kwetsbare gemeenschappen
  • voor democratische participatieprocessen zorgen
  • arbeidersbelangen respecteren
  • banen creëren waarmee men een gezin kan onderhouden, inclusief goede secundaire arbeidsvoorwaarden
  • vrijheid van organisatie van werknemers garanderen
  • gezond werk garanderen
  • een handelssysteem optuigen, inclusief grensbeperkingen, zodat er meer binnenlands geproduceerd wordt en er geen banen en vervuiling geëxporteerd worden
  • optreden tegen de vervuiling van land, water en de oceanen
  • de rechten van inheemse volkeren respecteren
  • zorgen dat ondernemingen niet blootgesteld worden aan oneerlijke concurrentie en monopolies
  • een goede gezondheidszorg, adequate en betaalbare huisvesting, economische veiligheid schoon water, schone lucht, betaalbaar en gezond eten, en toegang tot de natuur

Wat vond men er in de VS van?
Zoals te verwachten, was er rechtse, linkse en min of meer neutrale kritiek. Er was ook veel maatschappelijke steun.

  • De rechtse kritiek kan men eenvoudig voorspellen, de huidige cultuur bij de Republikeinse Partij kennende – zie het lot van de resolutie in de Senaat.
    Dat het niet te betalen was, was nog de vriendelijkste kritiek. Een niet al te wilde centrumrechtse club  kwam op 95 – 177 triljoen over de eerste tien jaar (een triljoen is in de VS miljoen*miljoen. Wij zouden 1000 miljard zeggen).
    Overigens stelde Bloomberg Businessweek (vrij vertaald) dat Wall Street best wel met een hoop geld over de brug wilde komen als het Congres tot een fatsoenlijk plan kwam.
    Niet al te linkse Democraten en bijvoorbeeld ook de vakbonden hadden hun reserves, die met een wat rustiger woordkeus geuit werden.
  • De meest fundamentele linkse kritiek was dat de Green New Deal niet de oorzaak aanpakte, te weten de eindeloze groei en de consumptie in het kapitalisme.
    Men zal in de resolutie inderdaad nergens het woord ‘capitalisme’ tegen komen. De resolutie wil een vèrgaand overheidsoptreden binnen de bestaande structuur.

Het verschil tussen het oorspronkelijke voorstel van de Green Party (dat van 2016) en dat van de democraten is ook aan te wijzen in concrete passages.

  1. De Green Party wil in 2030 van alle fossiele brandstoffen af, maar de Democraten willen in hun resolutie  ‘net-zero greenhouse gas emissions’ en ‘meeting 100% of the power demand through clean, renewable and zero-emission energy sources’ . Het verschil is groter dan het op het eerste oog lijkt.
    De Democraten laten met deze formulering bijvoorbeeld de mogelijkheid tot kernenergie en Carbon Capture and Storage (CCS) open, de Green Party niet.
  2. De Green Party wil een carbon taks (belasting op CO2), de Democraten spreken met geen woord over welke vorm van belasting dan ook op koolstof
  3. De Green Party spreekt over ‘20 miljoen banen’, de Democraten over ‘miljoenen’.

Een andere discussie is wat er allemaal NIET mag. Op 10 januari 2019 spraken 626 milieu-organisaties zich uit voor de New Green Deal , zie

Maar dat met de toevoeging van wat er allemaal niet mocht: “any definition of renewable energy must also exclude all combustion-based power generation, nuclear, biomass energy, large scale hydro and waste-to-energy technologies “ en “market-based mechanisms and technology options such as carbon and emissions trading and offsets, carbon capture and storage”.  Wat er wel moest: stoppen met het winnen van fossiele brandstof (merkwaardig genoeg staat er niets over import van fossiele brandstof in), met het subsidiëren van vuile energievormen (waaronder, behalve fossiele, ook bovengenoemde vallen), 100% hernieuwbare energie uiterlijk 2035 (minus wat daar niet onder mag vallen), een beter elektriciteitsnet, meer openbaar vervoer, een verbod op voertuigen op fossiele brandstof uiterlijk 2040, het aanscherpen van de Clean Air Act voor klimaatdoelen, en sociale doelen in de geest van die welke ook in de resolutie staan.
Het is de eeuwige discussie over hoe recht in de leer men moet zijn.
Enkele grote, gevestigde en bekende clubs, waarvan de Sierra Club in Nederland de bekendste is, tekenden de brief bewust niet vanwege de beperkende toonzetting.

  • De neutrale kritiek is niet gebaseerd op onwil, maar richt zich vooral op de feitelijke uitvoerbaarheid.
    Ik laat hier model staan (voor een ruimer palet aan meningen) een artikel uit de MIT Technology Review ( www.technologyreview.com/2019/01/18/137792/lets-keep-the-green-new-deal-grounded-in-science/ ).
    De ene vraag is of een breed pakket, zoals AOC dat op tafel gelegd heeft, de kans op realisatie groter of kleiner maakt. Hierover wordt in het artikel wisselend gedacht.
    De andere vraag is of je met zoveel beperkingen als de brief van de 626 organisaties eist, in staat bent een deuk in een pakje klimaatboter te slaan. Het algemene antwoord daarop is NEE. “You don’t confront a crisis with a limited tool set,” says Jesse Jenkins, a postdoctoral environmental fellow at Harvard, who has closely studied the costs and feasibility of varying approaches to decarbonization. “You throw everything you’ve got at it.” en “As long as organizations hold onto a rigid set of ideas about what the solution is, it’s going to be hard to make progress,” says David Hart, director of the Center for Science, Technology, and Innovation Policy at George Mason University. “And that’s what worries me.”

Maatschappelijke steun voor de Green New Deal is ruim voorradig: onder andere Naomi Klein, Al Gore, Jill Stein van de Green Party, Ban Ki-moon, de Nobelprijswinnende economen Stiglitz en Krugman.

Alexandria Ocasio-Cortez
By Matt Johnson from Omaha, Nebraska, United States – IMG_3973, CC BY 2.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=83956630

Hoe ging het verder?
Uit een artikel in The Atlantic van 12 juni 2019 ( www.theatlantic.com/science/archive/2019/06/whats-green-new-deal-nobody-knows/591391/ ) rijst het beeld op dat (in elk geval op dat moment) de overwinnaars niet goed wisten hoe om te gaan met hun overwinning. Brede vergezichten in gloedvolle woorden zijn mooi, maar nu ter zake.

De detaillering is toevertrouwd aan de denktank “New Consensus” ( https://newconsensus.com/ ), maar daar is weinig informatiefs te vinden.
Ook verder onderzoek levert weinig op. Nu zijn daar ongetwijfeld redenen voor te vinden die niet met de Green New Deal te maken hebben. Ongetwijfeld is het een onderwerp waar de huidige Republikeinse Partij en zijn vertegenwoordiger in het Witte Huis niets mee te maken willen hebben.

Maar uit het Atlantic-artikel komt ook naar voren dat er interne oorzaken zijn. Een ervan is kennis. De New Green Deal is het resultaat van een campagne van actievoerders die de bestaande grote milieuorganisaties links hebben laten liggen. Daardoor zijn de verhoudingen gespannen.
Geen van de vijf mensen die de denktank New Consensus runnen, had veel ervaring met energie of milieupolitiek.
Daarom werd er een meeting gepland die op vier basale vragen antwoord moest geven: “welke vragen moeten we stellen?”, “Op welke debatten moeten we letten?”, “Met welke mensen moeten we praten?” en “hoe moeten wij. Volgens jullie, dit als organisatie gedaan krijgen?”. Als je die vragen na een belangrijke resolutie nog moet stellen, is er iets mis.
Plus waren ze voor de meeting vergeten de vakbonden uit te nodigen. Het uitnodigingsbeleid werd op zichzelf al een punt van discussie.

En woorden luisteren soms erg nauw binnen de klimaatbeweging die zichzelf al gauw de tent uitvecht. Een zinnetje uit de Resolutie als “100% clean, renewable and zero-emission energy sources” leent zich uitstekend voor een farizeïsche discussie over de precieze betekenis van het woordje “and”. Want staat dat “and” wel of geen kernenergie en Carbon Capture Storage (CCS)-technieken toe?
Vakbonden willen Carbon Capture, want dan kunnen de kolenmijnen nog wat langer doorwerken. Ook het IPCC en soortgelijk wil CCS, want elk denkbaar computermodel geeft aan dat je er zonder CCS gegarandeerd niet komt.
Maar de actievoerders willen bomen planten, waar op zich niets mis mee is, maar koolstofopslag in bomen is te weinig, te langzaam en te onbetrouwbaar.
In de november 2018-versie van de resolutie stond nog “massive investment in the drawdown and capture of greenhouse gases.” In de definitieve stond “Carbon dioxide should be reduced through proven low-tech solutions … such as land preservation and afforestation.” De politieke steun was daardoor breder, maar dat wat gesteund werd een heel stuk machtelozer.

Op het Party Platform van de Democratische Partij in verkiezingstijd dat over de Climate Crisis and Environmental justice gaat (te vinden op https://democrats.org/where-we-stand/party-platform/combating-the-climate-crisis-and-pursuing-environmental-justice/ ) staat dd 06 okt 2020 een lang verhaal waarin wel een toonzetting en een thematiek terug te vinden is uit de Green New Deal, maar waarin die term zelf niet voorkomt. Ongetwijfeld zijn er meer invloeden in dit verhaal terecht gekomen. In elk geval staat er de expliciete passage in “Recognizing the urgent need to decarbonize the power sector, our technology-neutral approach is inclusive of all zero-carbon technologies, including hydroelectric power, geothermal, existing and advanced nuclear, and carbon capture and storage”.

(Uit de Green Deal van de EU)

Mijn mening en het Rode antwoord op de Europese Green Deal
Als SP-lid zou mijn referentiekader moeten zijn de recente publicatie “Een rood antwoord op de Europese Green Deal” (25 juni 2020, www.sp.nl/rapport/2020/rood-antwoord-op-europese-green-deal ). Dat is echter slechts ten dele zo.

De SP-publicatie noemt Ocasio-Cortez als voorbeeld (samen met Bernie Sanders).

De SP deelt met de New Green deal de basisgedachte dat energie- en klimaatbeleid slechts in samenhang met andere grote maatschappelijke kwesties behandeld kunnen worden. Deze basisgedachte vind ik juist.
De meeste uitwerkingspunten zijn dat ook, al is de lijst onvolledig.

De SP heeft echter van drie dingen last.

De eerste is dat de SP een instinctief anti-Europagevoel heeft dat haar parten speelt. Zelfs als Europa iets goed doet, is het niet goed en elders is het beter. Ik waag mij hier niet aan een omvattend oordeel over de EU als geheel, want daar heb ik te weinig verstand van, maar ik heb dat instinctieve anti-gevoel niet. Als Europa met goede initiatieven komt op gebieden die ik snap, vind ik dat fijn. Zoals de schone lucht-directives, de brandstofrichtlijn, de RED II-richtlijn voor biomassa en bovenal het kunstwerk op eenzame hoogte in de wereld, de REACH-systematiek voor gevaarlijke stoffen.
De SP ziet de European Green Deal als iets dat functioneert binnen een markteconomie. Dat klopt. Vervolgens neemt de SP aan dat dit een unieke EU-slechtheid is en dat klopt niet, want de als voorbeeld aangevoerde Green New Deal van Alexandria Ocasio-Cortez doet precies hetzelfde. Wat logisch is, want aan beide kanten van de oceaan komt het initiatief in essentie van sociaal-democratische politici. Ocasio-Cortez is eigenlijk de Amerikaanse Frans Timmermans, maar ze ziet er alleen een beetje anders uit.
Als de SP een bij haar analyse passend voorbeeld zou willen noemen, zou ze eigenlijk in de VS de Green Party moeten noemen, want die is fundamenteel anti-kapitalistisch. Maar die propageert ook de eindigheid van de groei en het remmen van het consumentisme, en daar is de SP (nog?) niet aan toe.
Ik vind overigens de onderbouwing van de Europese Green Deal oneindig veel beter dan die van die in de VS.
De SP is wel voor een Europese aanpak van vervuiling, maar blokkeert vanwege haar reflexen de maatregelen die daar op Europese schaal voor nodig zijn, zoals het Emission Trade System (ETS) – net nou het een beetje begint te werken. De EU moet van alles, maar mag niks.

(Verloop van de CO2 – prijs in het ETS)

De tweede is dat doorklinkt (zonder dat dat expliciet gezegd wordt) dat in een kapitalistische markteconomie geen grote en soms goede werken mogelijk zouden zijn.
Maar de Amerikanen hebben hun Manhattanproject (de eerste atoombom) en de eerste man op de maan, en wij hebben de Deltawerken. Die zijn toch echt in een kapitalistisch land door grote kapitalistische bedrijven aangelegd onder krachtige publieke sturing. En met visserijgemeenschappen die er de dupe van waren en geholpen zijn. Het socialisme is er niet dichterbij door gekomen, maar Nederland had toch echt moeilijk zonder de Deltawerken gekund.

De derde is dat het voor eenieder die zich in de klimaatbeweging waagt, onvermijdelijk is dat men in de gebruikelijke loopgraafgevechten terecht komt tussen politieke zuiverheid aan de ene kant en het halen van reële doelen aan de andere kant.
De SP heeft te weinig ervaring met milieu en klimaat, en daardoor te weinig dossierkennis.
Daardoor kiest de SP en New Green Deal tot voorbeeld die geen voorbeeld is, althans niet op de beoogde manier.
Dat speelt haar bijvoorbeeld parten in het standpunt over houtige biomassa (waar de premisse van de redenering aantoonbaar onjuist is), en in een teveel aan fiducie in het planten van bomen als oplossing. Er is op zich niets op tegen en veel voor als men veel bomen plant (als dat tenminste de juiste bomen op de juiste plaats zijn), maar het is slechts een bescheiden oplossing voor het koolstofprobleem.
Mijn positie ligt het dichtste bij die welke ik geciteerd heb van het MIT. Ik ben resultaatgericht en ik wil meters maken, en dat lukt niet als je bij voortduring bezig bent je te verschansen achter wat er allemaal niet mag. Je hebt alles nodig en meer dan dat.

In Nederland is die dossierkennis nog harder nodig dan in de VS, omdat Nederland veel dichter bevolkt is. In de VS kun je nog wel ergens 100km2 bos aanleggen en verderop 50 km2 zonnepark zonder dat je veel mensen in de weg zit. In Nederland heeft elke vierkante meter al een bestemming en men zit meestal hutje mutje op elkaar. Dat vraagt om veel moeilijker afwegingen.

De zin en onzin van biomassa volgens Ties Joosten van Follow the Money

Ties Joosten van Follow the Money, een bekende onderzoeksjournalist, heeft een lang en grondig artikel geschreven over biomassa. Daarin zegt hij ongeveer hetzelfde dat ik in deze kolommen ook steeds beweer.
Het is niet mijn gewoonte om andermans teksten te jatten, maar deze keer doe ik dat in alle openheid en onder dankzegging.
De analyse is van 25 juli 2020.
Hieronder het begin van het artikel. De rest van de tekst volgt als bijlage.


Foto bij een artikel over het biomassaplein in Deurne

De zin en onzin van biomassa

Biomassa is een energiebron van organische oorsprong. Het is ook een reden voor experts, politici en wetenschappers om rollebollend met elkaar over straat te gaan. Zelfs over de op het oog eenvoudige vraag of biomassa duurzaam is, wordt gevochten. Ties Joosten ging op zoek naar feiten in dit verhitte debat.

Klimaatjournalist Ties Joosten verdiepte zich in het debat omtrent bio-energie en zette de feiten op een rijtje. Dit zijn de belangrijkste conclusies:

  • Bio-energie kán duurzaam zijn, maar de inzet is wel aan grenzen gebonden.
  • De belangrijke grenzen zijn de noodzaak tot voedselproductie, de lengte van de koolstofkringloop, en de biodiversiteitscrisis.
  • Maar ook dan blijft er ruimte voor biomassa in de energiemix. Ook voor houtige biomassa, ook in Nederland.
  • Die ruimte wordt door tal van sectoren (te) intensief geclaimd. Niet alles kan. Het is aan politici, ambtenaren en ondernemers om te identificeren hoe de beperkte beschikbaarheid ingezet kan worden.

Het Nederlandse bos is niet in de uitverkoop

In De Groene verscheen op 26 augustus 2020 het artikel “Het bos in de uitverkoop – Dit is landbouw met bomen”. Zie www.groene.nl/artikel/dit-is-landbouw-met-bomen .

Ik ben het grotendeels niet met dit artikel eens. Nog sterker, ik vind dat Groene-journalist Marcel ten Hooven hier niet, zoals de borstklopperij van de Groene laat pop-uppen, gedurfd en diepgravend bezig is en dat hij moeilijke vragen wel uit de weg gaat.

“Het bos” blijkt bij nader inzien in het artikel beperkt tot het bos van Staatsbosbeheer (SBB). SBB beheert 27% van het Nederlandse bos, dus impliciet krijgen Natuurmonumenten en de provinciale landschappen en de klooosterorden en de andere particuliere bosbezitters ook een veeg uit de pan.

Het artikel is één grote aanval op Staatsbosbeheer, en daaronder op het kabinetsbeleid, gepersonifieerd door Henk Bleker in 2010, zaliger politieke gedachtenis. Met de kritiek op Bleker ben ik het overigens eens.
Journalistiek is het geen goed artikel. Het is uit de emotie geschreven, laat vooral tegenstanders aan het woord, hanteert slechts natuurbeheer als maatstaf en Ten Hooven heeft niet aan hoor en wederhoor gedaan.

 Ik heb de balen van dat voortdurende inhakken op Staatsbosbeheer. Volgens mij is SBB een van de betere organisaties in dit land en een goede natuurbeheerder die, anders dan bijvoorbeeld Natuurmonumenten en de provinciale landschappen, niet stelselmatig de boot afhoudt als het om een bijdrage aan het klimaatbeleid gaat.
En voor alle duidelijkheid: ik heb geen direct belang bij SBB. Ik wordt er niet door betaald en ben er niet in dienst en mijn belang gaat niet verder dan dat ik met genoegen door het Leenderbos fiets, dat door SBB fraai van een monotone dennenplantage uit de crisisjaren ’30 (met kinderarbeid en de schop) in een Natura2000 – gebied is omgetoverd.

De aanplant van het Leenderbos in de crisisjaren 1930 (met kinderarbeid en de schop)
De betaalkeet uit de tijd van de werkverschaffing in het Leenderbos (bij het SBB-kantoor)

In essentie gaat het artikel van Ten Hooven over drie deelonderwerpen:

  • de houtoogst versus het natuurbelang als principe
  • de omvang van de houtoogst
  • de uitvoeringswijze van de houtoogst

Ik ga in dit artikel schrijven over de eerste twee onderwerpen. Er is zeker discussie mogelijk over het derde onderwerp (welke discussie inmiddels volkomen gepolariseerd is) en elders op deze site heb ik daar al wel aandacht aan besteed (zie Over het EASAC-rapport “Multi-functionality and sustainability in the EU’s forests ), maar voor nu laat ik het commentaar op de uitvoeringswijze over aan een reactie van SBB zelf op de eigen site: www.staatsbosbeheer.nl/over-staatsbosbeheer/nieuws/2020/09/reactie-op-artikel-groene-amsterdammer .

Wat is Staatsbosbeheer?
Dit maar eerst even, want dat is nodig.
SBB is een Zelfstandig Bestuurs Orgaan (ZBO), op basis van een wet uit 1998. Andere voorbeelden van ZBO’s zijn de Sociale Verzekerings Bank en het CBR (zie www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/rijksoverheid/zelfstandige-bestuursorganen ). Dat betekent dat de instelling redelijk zelfstandig is, maar niet absoluut. De minister kan beleidsregels uitvaardigen en heeft grote invloed via de subsidiecontracten (welke subsidies, sinds Bleker, voor het grootste deel van de provincies komen).
Die leggen aan SBB een veelheid van taken op, zoals uitvoering van de Wet Natuurbeheer, de Natura2000-wetgeving, maar ook beheer en onderhoud van fietspaden en wandelroutes, hulp bij de klimaataanpak, sociale eisen, en bijvoorbeeld ook een minimum percentage van de jaarlijkse bijgroei in het bos dat geoogst moet worden (60%).

SBB is in 1899 gestart met een eerste, utilitaire taak, namelijk het vastleggen van stuivend zand op de Veluwe en in de duinen met bos, en de aanleg van bos voor de Limburgse mijnen. In 1928 kwam er als tweede taak bij de bescherming van het natuurschoon, en later als derde taak de landinrichting, en na de Tweede Wereldoorlog als vierde taak de recreatie. In recente tijden begint als vijfde taak op te komen de ondersteuning van het klimaatbeleid.
SBB is dus een soort Nutsbedrijf en geen op één doel gerichte vereniging met leden, zoals bijvoorbeeld Natuurmonumenten. Het is daarom principieel onjuist het functioneren van SBB slechts aan natuurbeschermingsmaatstaven af te meten (zoals Ten Hooven doet).

Het mantra van SBB is dus Beter Beschermen, Meer Beleven en Duurzaam Benutten (dat laatste dus ook!).

Boomstammen in het Leenderbos, opgewaardeerd van monotoon productiekosten tot Natura2000-gebied.

Natuur is meer dan alleen bos – er is ook biodiversiteit buiten het bos
Voor Ten Hooven, en de mensen die hij aan het woord laat, is slechts ‘bos’ het referentiekader. Alle bos is waardevolle natuur of wordt dat vanzelf, en de rest wordt niet genoemd.

Maar slechts een derde van het bezit van SBB bestaat uit bos. De Peel bijvoorbeeld is ook van SBB en daar wil men het liefst niet teveel bomen. Een dergelijk gebied heeft zijn geheel eigen biodiversiteit. De Peel is een voorbeeld dat natuuropvattingen verschuiven.
SBB beheert 30.000 hectare veen.

Peelexcursie
Stuifzand in de Schoorlese Duinen

De stuifzanden zijn een ander voorbeeld. Waar die vroeger vastgelegd moesten worden, mogen die nu weer gecontroleerd stuiven en dan zijn ze soms Natura2000-gebied (zoals bijvoorbeeld in de Schoorlese Duinen).

Het meest opvallende manco in het artikel van Ten Hooven is dat je nergens het woord ‘Natura2000’  aantreft – de belangrijkste juridische borging van het Nederlandse natuurbeleid. Zonder de Europese Natura2000 – wetgeving was er geen stikstofuitspraak van de Raad van State geweest – en ook de bossen van Ten Hooven hebben last van die stikstof.

Het niet noemen van het begrip ‘Natura2000’ is in de invalshoek van Ten Hooven logisch, omdat dat daar niet in past. De meeste bossen zijn geen Natura2000, en de meeste Natura2000-biotopen zijn geen bos.
Het kan dus zeer wel gebeuren dat een Nutsbedrijf als SBB, dat het overheidsbeleid vorm moet geven, laagwaardig bos kapt om hoogwaardige natte heide met vennen te ontwikkelen. Zoiets is bijvoorbeeld bij ons gebeurd op de Strabrechtse Heide om het Beuven te redden, dat (mede) werd leeggezogen door de dennenbomen. Zie Het ven, het grondwater en het bos .

Goede doelen verschuiven en conflicteren onderling
Voor Ten Hooven en de mensen, die hij aan het woord laat, ligt het ideaal in de bosaanpak van de jaren ’80. Het bos als zelfregulerend systeem met zo weinig mogelijk interventies van buiten en oogst als bijzaak, voor zover met dit hogere doel te verenigen. Het ‘wilde’ bos.

Maar de tijden zijn veranderd.
Het klimaat is een probleem, zo ook de circulaire productie, en het grondwater is minstens een aandachtspunt. Het bijbehorende overheidsbeleid is mede veranderd en omdat SBB een gesubsidieerde ZBO is, moet SBB mee.

Anders dan andere natuurorganisaties denkt SBB niet meteen ‘het klimaat is mooi, maar niet bij ons’ (lees de ‘Constructieve’ Zonneladder). SBB denkt mee en heeft een goede klimaatparagraaf ( http://www.staatsbosbeheer.nl/over-staatsbosbeheer/dossiers/klimaat ). Het onderhoud van het Leenderbos levert snippers voor de stadsverwarming van Meerhoven en SBB wil ook wel eens nadenken of er niet ergens een windmolen of zonnepark kan staan. Dit ongetwijfeld tot verdriet van echte puristen.
In die klimaatparagraaf hoort ook het voornemen thuis (dat al in begin van uitvoering is) om op eigen terrein 5000 hectare nieuw bos aan te leggen, en om 5000 hectare veen te vernatten.

En hoe moet men zich een circulaire productie voorstellen zonder een afname van beton en plastic en staal, en een toegenomen houtbouw? De enige manier om langdurig en systematisch steeds meer koolstof op te slaan in hout is door het te oogsten en voor een langlevende toepassing te gebruiken. Er is prachtige houtbouw denkbaar en de oudste houten bouwwerken zijn zowat duizend jaar oud (zie Waugh Thistleton architects beroemd om houtbouw en dan verder teruglinken naar een Chienese houten tempel uit 1056 en een Scandinavische houten stavkirche uit de 12de eeuw).
Anders dan door Ten Hooven beweerd, blijft een bos (zijnde een statistische boom) niet eeuwig koolstof opslaan (en als het bos voortijdig doodgaat vanwege droogte, brand of beestjes, is dat zelfs maar heel kort).

Dus waarom geringschattend doen over ‘Landbouw met bomen’? Er is grote vraag naar hout en dat is met goede redenen. Waarom is het gebruik van hout maatschappelijk gewenst en de productie ervan niet? Het is geen wiet…

En sommige bomen zijn in sommige omstandigheden slecht voor het grondwater.

Loblolly Pine plantage in de VS

Dat wil niet zeggen dat de jaren 80-opvatting aan waarde verloren heeft, maar wel dat het niet meer HET doel is, maar EEN doel tussen andere essentiele doelen. Veel natuurliefhebbers hebben moeite met deze omslag en zitten in een soort meervoudige spagaat tussen natuur en klimaat en houtproductie en verdroging. Dat is begrijpelijk en inderdaad pijnlijk, maar daar kom je alleen maar uit met een soort synthesevisie.
Ik vind dat Staatsbosbeheer een betere synthesevisie heeft dan bijvoorbeeld Natuurmonumenten.

Verzamelde info uit de jaarverslagen van Staatsbosbeheer

Slechte research
Ik vind dat Ten Hooven slechte research gedaan heeft. Eigenlijk geen, behalve dat hij ergens het geïsoleerde getal ‘25 miljoen in 2019’ in zijn verhaal slingert zonder enige verdere context – een bekende demagogische tactiek. Diepgravende en gedurfde journalistiek had toch wel wat meer cijfers bij elkaar kunnen sprokkelen.
Het is nu eenmaal moeilijk om met één getal een toename te bewijzen.

Dat moet beter kunnen, dacht ik, en ik heb de jaarverslagen vanaf 2001 bij elkaar gepuzzeld (lukt wel, maar niet altijd eenvoudig) en de belangrijkste gegevens geordend weergegeven (wat nog meer gepuzzel vraagt omdat SBB wel het geld systematisch bijhoudt, maar niet het hout). Uiteindelijk vind je wat je zoekt, maar SBB zou er goed aan doen in zijn jaarverslagen ook standaard productiekengetallen op te nemen.

Als nou Ten Hooven zijn huiswerk gedaan had, had hij kunnen zien dat de kap van SBB na 2010 inderdaad toegenomen is. De gemiddelde jaarlijkse kap van 2001 t/m 2010 (=Bleker) bedraagt 310.000 m3/y (als je bij 2003 begint 318.000), en van 2011 t/m 2019 bedraagt die 350.000 m3/y (waarbij ik 2019, waar de verslaglegging te kort schiet) op 300.000 geprikt heb).
De oogst is dus niet helemaal stabiel op rond de 300.000 m3/y , zoals SBB zegt, maar stabiel op rond de 350.000 m3/y , ook weer niet dramatisch hoger.
Sinds 2016 wordt een deel van de extra kap, die in de tabel gerapporteerd wordt, veroorzaakt door de essentaksterfte. Dat is een besmettelijke agressieve schimmelziekte waartegen geen geneeswijze bestaat.

Er vallen nog wel wat zaken op, zoals

  • Sinds Bleker ligt het kapvolume hoger dan vóór Bleker, maar stijgt niet verder.
  • De helft tot tweederde van de houtopbrengst gaat op aan kosten
  • SBB verdient nu iets meer dan de helft van zijn geld zelf
  • De andere inkomsten veel hoger zijn dan de houtinkomsten (huur en pacht, vakantiehuisjes, zadenverkoop, excursies, etc)
  • Sinds Bleeker de houtopbrengst in € ongeveer gelijk gebleven is, terwijl de andere inkomsten ruim verdubbeld zijn
  • Tot 2008 handelde SBB ook in hout van derden. Dat leidde tot scheve gezichten in de branche en daar zijn ze mee gestopt.

Volgens mij runt Staatsbosbeheer zijn tent nog niet zo slecht. Jaarlijks draait men een beetje in de plus, en dat wordt inhoudelijk opnieuw ingezet. Die 5000 hectare nieuw bos en veen moet ergens uit betaald worden.

Overigens heeft SBB criteria bij het kappen:

  • Hooguit 74% van de jaarlijkse bijgroei wordt geoogst
  • Ondergronds materiaal blijft in de grond
  • Van stammen wordt 87% gebruikt voor hout, papier, plaatmateriaal en 13% voor brandhout
  • Van tak- en tophout wordt 10 a 20% als biomassa geoogst, vooral op rijkere (vruchtbare) grond. De rest blijft in het bos.
Bestemmingen van rondhout dat vrijkomt bij Staatsbosbeheer (eigen site)

Biomassa en energiehout
SBB heeft in 2002 (samen met Natuurmonumenten) de dochteronderneming Energiehout BV opgericht. Daarin zijn de biomassa-activiteiten ondergebracht. Sinds 2006 wordt die (summier) in het financiele overzicht genoemd.
Inmiddels is SBB volledig eigenaar van Energiehout BV.

Het is lastig om een beeld te krijgen van wat er inhoudelijk precies in Energiehout BV gebeurt, omdat je alleen twee financiele eindcijfers ziet. In de begeleidende tekst wordt geen consistent beeld geschetst. Van Energiehout BV is geen jaarverslag te vinden.

Vast staat dat er diverse soorten biomassa bij SBB vrijkomen.
In verschillende jaarverslagen komen hoeveelheden houtige biomassa voorbij van rond de 50.000 ton per jaar.
Energiehout BV geeft op zijn site dat SBB per jaar 200.000 ton gras maait ( www.energiehout.com/producten/default.aspx ). Dat gaat allerlei kanten op, van dierentuinen tot de verpakkingindustrie tot groene chemie bij Avantium tot de vergister voor groen gas.
Daarnaast is er ook nog restmateriaal van het beheer van moerassen.

Er valt te weinig peil op te  trekken om tot nette kolommen in de matrix te komen. Mijn advies aan SBB zou zijn om meer werk te maken van de verslaglegging van wat er bij Energiehout BV gebeurt. Niet omdat dat geheimzinnig is, maar omdat transparantie hier helpt.

PS: In een reactie zegt een woordvoerder van Staatsbosbeheer mijn aanbevelingen voor een betere verslaglegging intern ingebracht te hebben.
Een deel van de extra kap die in de tabel gerapporteerd wordt, betreft essen die gekapt zijn vanwege de essentaksterfte. Dat is een besmettelijke agressieve schimmelziekte waartegen geen geneeswijze bestaat. Zie www.staatsbosbeheer.nl/over-staatsbosbeheer/dossiers/bos-en-hout/essentaksterfte .