Inleiding
Nederland is verdeeld in 30 regio’s, die elk hun eigen bod moeten schrijven (nu nog concept-bod) om samen in 2030 aan de landelijke doelstelling te komen van 35TWh duurzame elektriciteit (126PJ) en moeten er anderhalf miljoen woningen en andere gebouwen geïsoleerd zijn en/of van het aardgasnet gehaald. De website van de RES is www.regionale-energiestrategie.nl .
De RES is een tussenstap, een impuls en niet de eindoplossing. Hij dekt nationaal (en regionaal ook) ongeveer 30% van het bestaande stroomverbruik en 20% van de woningen af. Het concept-bod wordt neergelegd in een document, geheten de Regionale Energie Strategie (RES).
De RES moet als minimum een document omvatten
- waarin uitgelegd wordt welke taak de regio voor zichzelf weggelegd ziet bij het grootschalig opwekken van elektriciteit met wind en zon (bij zon is de SDE-voorwaarde van 15kWpiek de ondergrens) en hoe dat in 2030 gerealiseerd zal zijn
- waarin uitgelegd wordt hoe het macroverhaal van de warmtevraag en -aanbod van de gebouwde omgeving in de regio in elkaar kan zitten (de Regionale Structuur Warmte). Deze moet voor de afzonderlijke gemeenten als uitgangspunt dienen.
- Waarin op het elektriciteitsnet en de opslagstructuur ingegaan wordt
Wat geen wind of grootschalige zon is, telt niet mee voor de RES, maar uiteraard wel voor het grotere plaatje waarvan de RES een deel is.
De inleverdatum voor de definitieve eerste ronde-RES-documenten is (vanwege Corona) verlengd van 01 juni naar 01 oktober 2020. Desalniettemin hebben de Brabantse regio’s Hart van Brabant, West-Brabant en Noordoost-Brabant hun bod al uitgebracht. De zelfbenoemde slimste regio van Nederland, Zuidoost Brabant, ontbreekt nog.
Het concept-bod is opgesteld door een Stuurgroep met de gemeenten, de waterschappen en de provincie, netbeheerder Enexis, en een Klankbordgroep met de energiecoöperaties, de BMF en het Brabants Landschap, rijksinstituten als Defensie en Rijkswaterstaat, de ZLTO en Agrifood, en nog een stel andere instituties. Het was een rijkgeschakeerd gezelschap.
Het concept-bod van Noordoost Brabant zou te vinden moeten zijn door de regio aan te klikken op https://regionale-energiestrategie.nl/kaart+doorklik/default.aspx , maar die link doet het niet. Ik heb de documenten van de site van een gemeente gehaald.
Het (forse) pakket bestaat uit een hoofddocument en een aantal bijlagen. Zolang de link het niet doet, voeg ik gemakshalve hieronder het hoofddocument bij.
Het is een degelijk pakket en het is goed te volgen en heeft maar weinig rekenfouten.
De storendste is in het hoofddocument op blz 11, waar de pijplijnprojecten stroom op tellen tot 4TWh, terwijl dat 0,4TWh moet zijn.
In de bijlage over de Regionale Structuur Warmte, in de afbeelding op blz 21, staat TJ waar PJ moet staan. Dit is gedeeltelijk doorvertaald naar het hoofddocument. Het is ook zo bij de identieke afbeelding in Energieverbruik en opwekpotentie (blz 33).
De tabel op blz 45 van deze bijlage (4.4 Overzicht) is niet in lijn met eerdere getalsmatige beweringen.
Het staat de regio’s vrij om eigen interesses aan het minimum toe te voegen.
De regio Noordoost Brabant heeft een uitvoerige landschapsstudie toegevoegd.
Het onderwerp ‘klimaatadaptatie’ (hoe gedragen we ons in reactie op de problemen die gaan komen?) komt wel langs in de tekst, maar is niet zelfstandig besproken. Dat zou moeten bij de uitwerking van wat men de ‘koppelkansen’ noemt. Een zinvolle klimaatadaptatie is bijvoorbeeld zonneparken combineren met waterberging.
Het concept-bod en de getallen – warmte
De zestien gemeenten verbruikten in 2017 samen 16,2PJ aan warmte, waarvan 0,1PJ hernieuwbaar werd opgewekt (WKO) in de categorieën wind en zon die voor de RES meetelt (en 1,1PJ uit biomassa, maar dat telt niet mee voor de RES).
Het geraadpleegde bureau gaat uit van de Nationale Energie Verkenning 2017, en raamt met een behoorlijk gedetailleerde input dat de vraag daalt naar 12,2PJ in 2050. Men trekt vervolgens gewoon de rechte lijn.
Die 12,2PJ in 2050 moet in 2050 volledig hernieuwbaar opgewekt worden. Het bureau laat het aanbod groeien met een S-curve, omdat het aanneemt dat de bulk van de van het gas af-projecten pas na 2025 valt (en de RES loopt tot 2030). Men prikt het aanbod van hernieuwbare warmte in 2030 op 3,0PJ , en dat is dus de taak t.a.v. het opwekken van hernieuwbare warmte. Die 3,0PJ/y is een beetje uit de losse pols.
Het opwekken van de hernieuwbare warmte kost elektrische energie (pompen en elektromotoren en zo). Daardoor gaan baten aan de warmtekant gepaard met (kleinere) kosten een de elektra-kant.
De raming oogt mijns inziens plausibel.
Het concept-bod en de getallen – stroom
De zestien gemeenten verbruikten in 2017 samen 12,3PJ aan elektriciteit, waarvan 0,35PJ hernieuwbaar werd opgewekt in de categorieën wind en zon die voor de RES meetelt (en daarnaast 0,88PJ uit biomassa, 0,16PJ uit waterkracht en 0,30PJ zon op woningdaken, maar dat telt allemaal niet mee voor de RES).
De raming van de toekomstige stroomvraag bestaat uit een – en drie +-en.
Als er niets zou gebeuren, zou het stroomverbruik dalen vanwege besparing en vanwege de PV-panelen op woningen. Maar wordt wel iets verwacht, namelijk meer airco’s, meer laadpalen en extra stroom die nodig is voor de hernieuwbare warmtesector. Tot 2030 (de looptijd van de RES) kan men dat alles met redelijke zekerheid op één hoop gooien tot het saldo van 13,6PJ/y. Daarna wordt de voorspelling moeilijker en, op basis van expert judgment, wordt het op 18 a 21PJ/y ingeschat.
Voor het hernieuwbare aanbod heeft het bureau, versimpeld, gezegd dat in 2050 de elektriciteitsvraag met een volledig hernieuwbaar aanbod moet worden afgedekt, en daar vanaf 0,3PJ die er al was een rechte lijn naar toe getekend. Het verschil 5,5 PJ = 5,8 – 0,3PJ = 1,5TWh is de nog te realiseren opgave voor de RES.
Er zitten nogal wat onzekerheden in de raming, maar hij oogt mijns inziens plausibel.
Met 1,5TWh/y voldoet Noordoost Brabant iets meer dan evenredig aan de landelijk gesommeerde taakstelling van 35TWh/y.
Warmtebronnen en warmtenetten
De RES NOB stelt dat “individuele (warmte)oplossingen aan de orde zijn als er geen grootschalige collectieve oplossingen beschikbaar zijn” en “om maximaal gebruik te maken van (natuurlijk) aanwezige bronnen om de impact op de elektriciteitsvraag te beperken” (bijlage Regionale Structuur Warmte, blz 19 en 30) en “Individuele oplossingen beschouwen wij binnen de clusters voor collectieve oplossingen als sluitpost” (Pondere blz 25) Warmtepompen zijn geen wondermiddel. Ze zadelen, bij massale inzet, anderen met windmolens en zonneparken op.
Op papier lijken er veel mogelijkheden, maar er zijn nogal wat kanttekeningen.
In de RES Hart van Brabant staat een uitgediepte versie van deze materie, zie De Regionale Energie- en Klimaatstrategie Hart van Brabant .
- TEO (Thermische Energie uit Oppervlaktewater) bestaat in NO Brabant al op vier plaatsen. De techniek is redelijk berekenbaar, al zijn nog niet alle ecologische risico’s bekend. De techniek vraagt om een ZLT-warmtenet (Zeer Lage Temperatuur)
- LT- en MT/HT-restwarmte komt uit de industrie, datacenters, RWZI, enz. De hoeveelheid is via indirecte modellering afgeleid en is in praktijk onzeker en waarschijnlijk lager. Dit vraagt om een LT- of HT-warmtenet.
- Biomassa (droog) is een theoretisch maximum. Dit kan zowel als individuele als als collectieve oplossing dienen. Is transporteerbaar op wielen.
- Biogas kan in het gasnet. Er is een relatie met de omvang van de veeteelt en dus met de transitie in de landbouw. Het Ministerie van EZK werkt aan en Routekaart Groen Gas en een duurzaamheidskader.
Advies is om dit in de gebouwde omgeving te beperken tot oude binnensteden waarvoor geen ander alternatief is, en tot de industrie (de RWZI in Den Bosch levert biogas aan de Heineken voor het stoken van de ketels). - Zonthermie: het getal is alsof er geen PV-panelen liggen. Is zeer lokaal. Kan als individuele oplossing dienen en als collectieve (met WKO en LT-warmtenet).
- LTA (Lage Temperatuur Aardwarmte) is geothermie van 500 tot 1500m diepte; GEOthermie is van >1500m diepte; beide oogsten energie uit de aarde zelf.
Op dit moment is de aardwarmtepotentie NO Brabant grotendeels onbekend. Er vindt onderzoek plaats. De getallen zijn gekozen alsof de techniek al wel bestond. - WKO (Bodemenergie) gaat tot 500m diepte en is geen oogst, maar een opslagtechniek, Kan individueel of met een LT-warmtenet.
Zie ook https://www.bjmgerard.nl/?p=7871 en https://www.bjmgerard.nl/?p=9323 .
Bij een MT- of HT-warmtenet mag de bron tot 5km van de huizen af liggen, bij een (Z)LT-netwerk 500 tot 1000 m.Het warmtebureau noemt woningen van na 1960 als regel goed genoeg geïsoleerd voor een ZLT- of LT-warmtenet (met ergens een warmtepomp tussen geplaatst), en van voor 1960 slechts geschikt voor een LT- of HT-warmtenet. 2000 woningen in een dichtbebouwd gebied is de ondergrens voor een warmtenet, 200 in dichtbebouwd gebied voor een collectief WKO-systeem.Bovenstaande schets brengt woongebieden in kaart die meer dan 2000 dicht opeen gebouwde woningen tellen en grotendeels van na 1960 zijn (groen); idem van voor 1960 (oranje); en >200 dicht opeen gebouwd (rood). De schets geeft dus slechts aan dat een woongebied aan de eisen voor een warmtenet of WKO-inrichting voldoet, niet dat dat ook daadwerkelijk aangelegd zal worden.
Er bestaat momenteel een warmtenet in ’s Hertogenbosch, dat aan een WKO hangt, en een warmtenet in ’s Hertogenbosch dat op TEO werkt.
Er bestaat momenteel in de regio, behalve biomassa, geen grote gemeentegrensoverschrijdende bron. De gedetailleerde invulling van de regionale strategie is op dit moment aan de gemeenten.
Elektriciteitsbronnen – wind
De bijlage over de opwekpotentie gaat uit van een standaard windturbine van 4MW en 3000 vollasturen(ashoogte en rotordiameter 130m). Deze levert 43TJ/y (= 0,043PJ/y).
Successievelijk worden gebieden weggestreept die onder een beperking vallen
- De 15 km-cirkels en de aanvliegfunnels t.b.v. de verkeersleidingradar van vliegveld Volkel en De Peel
- Gevoelige gebouwen (oa woningen op minder dan 400m afstand
- Buis- en hoogspanningsleidingen tot 200m afstand, spoorwegen tot 123,5m en vaarwegen tot 65m afstand
- Windturbines moeten instens 500m uit elkaar staan, anders beïnvloeden ze elkaars wind
- Van de provincie moeten er minstens drie bij elkaar staan
- Conform provinciale verordening geen windturbines in Natura2000-gebieden en het Natuurnetwerk Brabant
Blijft over ruimte voor 100 a 120 windturbines (samen dus goed voor 4,3 tot tot 5,2PJ per jaar.
Elektriciteitsbronnen – zon
- Gangbare, relatief kleinschalige, PV-installaties tellen voor de RES niet mee (worden ingeboekt als besparing). Deze worden op maximaal 3,0PJ per jaar ingeschat.
- Voor PV-installaties op grote daken, die voor de RES wel meetellen, rekent men vanaf 285m2 dak, panelen van 300Wpiek per stuk, die goed op de zon georienteerd zijn.
Enerzijds is dat een overschatting want niet elk dak kan dat dragen, anderzijds is het een onderschatting want ook ongunstig gepositioneerde panelen produceren stroom. Al met al boekt en 3,4PJ per jaar in - Op restgronden (spoorbermen, geluidsschermen, voormalige stortplaatsen en braakliggende terreinen wordt samen 0,13PJ per jaar verondersteld
- Voor PV-installaties op de grond rekent men met 300Wpiek per stuk , 3000 panelen per hectare, en 950 vollasturen per jaar, en met plaatsing op 4% van de agrarische grond. Dat levert dan 5,8PJ per jaar.
Alles samen komt men met zon op 9,4PJ per jaar.
Vergelijking hernieuwbare warmte- en stroomvraag en het bijbehorende aanbod
De hernieuwbare warmte binnen de gebouwde omgeving moet van 0,1 naar 3PJ/y in 2030 naar 12,2PJ/y in 2050. Je zou zeggen dat, ook binnen de beperkingen van de gekozen invulling van de RES, dat in 2030 technisch zou moeten kunnen lukken, al zijn eigenlijk alle warmteschattingen onzeker. Voor 2050 zou ik op dit moment geen uitspraak durven doen.
De hernieuwbare elektriciteit moest van 0,3PJ/y in 2017 naar 5,8PJ/y in 2030, en dan naar ergens rond de 20PJ/y in 2050.
Volledige realisatie van het hier geschetste aanbod komt tot 4,3 a 5,2 + 9,4PJ is ongeveer rond de 14PJ.
De opwek-ambitie in 2030 (zijnde 5,8PJ)is dus met de beperkende keuzes van de gekozen invulling van de RES (wind en grootschalige zon) technisch ruim te halen 0,3 + 14 > 5,8PJ/y).
De opwek-ambitie in 2050 lijkt binnen de beperkende keuzes van de hier gekozen invulling van de RES technisch niet te halen (0,13 + ca 14 < 18 a 21PJ/y). De beperkende keuzes mogen niet verruimd worden door kleinschalige zon op dak toe te staan, omdat die al in de besparing meegenomen zijn (zou een dubbeltelling betekenen). Mogelijk kan biomassa het gat voor een deel vullen, en anders meer landbouwgrond.
De aannames bij dit alles is dat de besparingen gerealiseerd worden. De te halen getallen zijn gekoppeld aan die besparingen. Of dit lukt, is moeilijker in te schatten.
Verder moet men zich realiseren dat het totale Nederlandse energiebudget veel groter is dan wat de RES afdekt. De RES dekt slechts een deel van het elektriciteitsbudget af en een deel van de warmte binnen de bebouwde omgeving.
Daarnaast bestaan er posten als warmte buiten de bebouwde omgeving, transport voor zover dat niet elektrisch gaat, productieprocessen etc. De uitspraak dat het kan geldt dus binnen het beperkte kader van de RES.
Of dat wat technisch kan, ook politiek en bestuurlijk en financieel kan, zal de grote vraag blijken. Ik doe geen voorspelling.
Het landschap
Er is een zeer grondige analyse gewijd aan de landschappelijke kwaliteiten van de diverse deelgebieden van NO Brabant. De beperkte bespreking, die hier mogelijk is, doet dat werkstuk eigenlijk geen recht. Toch laat ik het, noodgedwongen, bij de aanbevelingen en twee afbeeldingen op het eind:
Acceptatie en participatie
Een cruciaal punt. De RES is ook een politiek en sociaal en economisch verhaal.
In het RES NOB-pakket zit ook een bijlage met een verslag van de informatiebijeenkomsten. Er was uiteraard het nodige gejeremiëer dat de kelk voorbij moest gaan en indien hij toch langs kwam, dan liever bij de buurman. En wensdromen dat je er kwam met alleen maar zon op huizendaken en op al die grote dozen, en op de vuilnisbelt. Dus alleen de populaire maatregelen. Nee dus, aantoonbaar niet.
Maar er waren ook wel verstandige uitspraken, bijvoorbeeld over een redelijke verdeling van lusten en lasten. Niet alleen arm-rijk, maar ook platteland-stad en burgers-bedrijfsleven. Bij het Klimaatakkoord hoort een participatieparagraaf (zie Uitwerking van de participatie-afspraken in het Klimaatakkoord ), maar die gaat vooral uit van risicodragend mede-eigendom. In (bijvoorbeeld) de gemeenteraad van Uden zijn er moties over ingediend.
Voor mensen met weinig geld en veel schuld is elk risico er een te veel, er moet dus ook iets van een niet-risicodragend fonds komen.
Multifuctionaliteit is populair, bijvoorbeeld zonneparken en extensieve veeteelt (in plaats van intensieve), of wind- en zonnepark en waterberging (klimaatadaptatie).
Een idee was om de sanering van de veeteelt via een systeem van grondruil of grondbank of iets dergelijks te koppelen aan de ontwikkeling van zonneparken. Dus als een boer op plaats A stopt, dat er op plaats B (waar dat beter uitkomt) een zonnepark kan komen (geen stom idee, maar het was al bedacht: zie het plaatje hieronder).
Een traditioneel spanningsveld is of men vindt dat de energietransitie bottom-up of top-down moet worden aangepakt. Ik ben zelf meer voor top-down. Draagvlak is mooi, maar de targets moeten gehaald worden. Goede politici pakken dat slimmer aan.
Men ziet liever lokale ontwikkelaar die de regio en de inwoners kennen, dan een prototypische anonieme multinational als projectontwikkelaar.
Zou je in eigen beheer een regionale projectontwikkelaar voor hernieuwbare energie kunnen oprichten, eventueel eerst voor coproducties? Het idee heeft haken en ogen, maar zou misschien politiek bij de bevolking goed vallen.
Wat mij zelf verbaasde is dat er geen brug geslagen is naar het technisch onderwijs en (bijvoorbeeld) de installatiebranche. Zoals in de Zeeuwse RES gezegd wordt, is het tekort aan goed technisch personeel een grote bottle neck voor de energietransitie. Waarom geen stageplaatsen, en daarna diploma’s, voor zelf opgeleide installatie- en sterkstroomtechnici? Zie Zeeland heeft RES 1.0 als eerste regio af .