Vliegvelden en windturbines

Inleiding
Onder grote tijdsdruk moeten regio’s ingrijpende besluiten nemen over waar nieuwe windturbines en zonneparken moeten komen. Dat leidt tot discussies.
Een nevenslagveld in die discussie is in hoeverre zones rond de vele Brabantse vliegvelden het bouwen van windturbines (en van andere hoge bouwwerken) onmogelijk maken – iets wat door sommigen wel, en door anderen niet wenselijk wordt gevonden.

Nu even ongeacht welk standpunt men hierover inneemt, hoe zit dat?

Bouwhoogtebeperkingsviewer

Bovenstaand schema komt van een site van RVO: https://ez.maps.arcgis.com/apps/webappviewer/index.html?id=8eaadfac232049849ad9841d35cd7451 . Op de site werkt dat interactief en kun je lagen aan en uit zetten en uitvergroten, en door aanklikken zien wat een gebied voor de luchtvaart voorstelt. in de afdruk hierboven een statische weergave van Zuid-Nederland.

Sommige gebieden horen bij Defensie, andere zijn civiel, en Eindhoven is combi.

In beide gevallen zijn er drie typen potentiele beperking

  • Radar.
    De grote cirkels zijn van de radar. Brabant valt onder de militaire verkeersleidingsradar van Volkel/Eindhoven (radartechnisch één basis) en Woensdrecht en van de gevechtsleidingsradar die nu nog in Nieuw-Milligen staat (op de Veluwe) en die Defensie wil plaatsen in Herwijnen (West-Betuwe). Zie www.defensie.nl/onderwerpen/radarstations .
    Vroeger conflicteerde de aanwezigheid van een hoog bouwwerk (zoals een windturbine) met de radarsystemen. Vanwege de Woensdrechtse radar mocht het windpark Kabeljauwbeek in eerste instantie niet meedoen in het masterplan voor wind in West-Brabant (dit terwijl het verder een van de best verdedigbare windplannen was).
    In 2011 werd het radarprobleem softwarematig benaderd in wat het Perseus-programma ging heten, ontwikkeld door TNO en in 2012 in de Staatscourant afgekondigd. Zie www.tno.nl/nl/aandachtsgebieden/defensie-veiligheid/roadmaps/information-sensor-systems/perseus-wind-turbine-radar-interference-assessment-tool/ (de site linkt door naar een nuttige toelichting). Kabeljauwbeek kon erdoor toch van start gaan, maar liep tegen weer andere juridische sores aan die onlangs door de Raad van State zijn opgelost. Eneco kan nu eindelijk beginnen (zie www.eneco.nl/over-ons/wat-we-doen/in-de-praktijk/windpark-kabeljauwbeek/ ).

    Er bestaat een kaart waarop voor heel Nederland bouwhoogtebeperkingen vanwege (alleen) de diverse radarsystemen aangegeven is. Die is te vinden op www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/duurzame-energie-opwekken/windenergie-op-land/milieu-en-omgeving/radar . De kleine cijfertjes geven een maximale bouwhoogte ter plekke aan (bij een turbine de tiphoogte) en dat lijkt best laag. Maar het geeft het Rijk een handvat om te kunnen controleren. Wie boven die hoogte ter plekke uit prikt met wat dan ook, moet dat voorleggen en vervolgens rekent TNO met het programma Perseus uit of de radar dat aan kan.

    Radarsystemen zijn dus niet altijd meer een beperking voor hoge bouwwerken, waaronder windturbines.
Beschermingsvlakken rond vliegvelden (ICAO Annex 14)
  • De twee andere typen beperking behandel ik hier in één verhaal. Het betreft de CNS-beperking en de bereikbaarheidsbeperking. In beide gevallen gaat het om beschermingsvlakken in de lucht rondom een luchthaven.
    Bovenstaand ICAO-schema geeft hetzelfde weer als de bouwhoogteviewer, maar dan van opzij gezien en met weglating van de landelijke radardekking.

    “CNS” staat voor Communicatie, Navigatie en Surveillance. Het betreft in de bouwhoogteviewer de cirkelvormige groene gebieden rond een luchthaven, en in het ICAO-schema de doorsnede B-B.
    In essentie betekent het CNS-beschermingsvlak dat de verkeerstoren zijn werk kan doen en daarbij niet door hoge bouwwerken gehinderd wordt.

    Het bereikbaarheidsbeperkingsvlak betreft in de bouwhoogteviewer het gele ‘vlinderstrikje’, in het ICAO-schema de doorsnede A-A met approach and take off-climb.
    In essentie bewerkt dit beschermingsvlak dat vliegtuigen bij het starten en landen nergens tegen aan vliegen.

    Uiteraard zijn de beperkingen, die uit deze vlakken voortvloeien, niet softwarematig weg te rekenen. Ze hebben daarom een reële invloed op de omgeving.
    Ze dicteren dat er geen nieuwe bebouwing gerealiseerd mag worden die door deze vlakken heen prikt, en dat bestaande gebouwen die dat wel doen weg moeten als het Plaatsgebonden Risico dat ze veroorzaken groter is dan 1 op 100.000 .

Het Eindhovense vliegveld heeft baten, maar in de nabije omgeving ook kosten, in dit geval in ruimtelijke zin.
Voor de gezamenlijke Brabantse vliegvelden zijn de ruimtelijke kosten zelfs heel groot. Voor zo ongeveer de halve provincie gelden bouwbeperkingen, onder andere op de bouw van windturbines, maar ook op de bouw van bijvoorbeeld hoge flats of schoorstenen.
Het zou goed zijn als de regio zich meer bewust werd van de prijs, die men voor een vliegveld betaalt.

Het beperkingengebied vanwege het bereikbaarheidsvlak rond Eindhoven
Het beperkingengebied vanwege het bereikbaarheidsvlak rond Volkel

BMF brengt RES-manifest uit

De Brabantse Milieu Federatie (BMF) heeft in vier Brabantse steden bij elkaar acht zittingen georganiseerd om over de Regionale Energie Strategie (RES) te overleggen.
Ik ben zelf ook bij twee van die sessies aanwezig geweest. Ook daar buiten om heb ik input geleverd bij het tot stand komen van dit document.
Ik ben als persoon lid van de BMF en Milieudefensie Eindhoven als organisatie.

De BMF spreekt vanuit haar rol als natuur- en milieuorganisatie . Ik zelf spreek meer vanuit de noodzaak van de productie van duurzame energie. Daar zit af en toe wat spanning tussen (ik vind dat de BMF zonneparken teveel als alleen maar een probleem ziet), maar het BMF-manifest is interessant genoeg om hieronder af te drukken.
Althans de samenvatting. De volledige tekst is te vinden op www.brabantsemilieufederatie.nl/nieuws/bmf-lanceert-manifest-voor-een-succesvolle-energietransitie/ .


Manifest van de BMF

14 aanbevelingen voor een succesvolle RES

Samenvatting

De Brabantse Milieufederatie stelt de volgende 14 concrete maatregelen voor in Noord-Brabant om te komen tot een succesvolle RES.

Energieopgave

  1. Besparen, besparen, besparen! Laat energiebesparing een substantieel onderdeel uitmaken van de opgave in de RES.
    Benoem waar mogelijk al concrete uitvoeringsplannen met betrekking tot besparing.
  2. Doe een ambitieus ‘bod’ voor zowel elektriciteit als warmte en koppel de beide opgaves.
    Hou bij de elektriciteitsopgave rekening met het elektrificeren van mobiliteit, industrie en de warmtetransitie.
  3. Maak duidelijk over welke keuzes je als RES-regio wel én niet gaat, wat het handelingsperspectief is van inwoners en wie er uiteindelijk beslist over te maken keuzes.
    Maak de relatie met andere klimaattafels helder, zoals industrie en mobiliteit, maar ook de relatie met gemeentelijk en provinciaal beleid.
  4. Communiceer helder en transparant over de opgave en berekeningen. Refereer naar bronnen en maak zoveel mogelijk gebruik van dezelfde eenheden (TWh/kWh/PJ/CO2).

Ruimtelijke inpassing & locaties

  1. Zet maximaal in op energieopwekking in de gebouwde omgeving en draag dit actief uit. Neem als overheid regie op de opwekking van energie in de gebouwde omgeving én het buitengebied.
    Vind balans tussen het aandeel energieopwekking in de gebouwde omgeving en in het buitengebied. Stimuleer ook zoveel mogelijk (kleinschalig) zon op dak.
  2. In het buitengebied: concentreer windparken in enkele grote clusters en kies voor een mix van grootschalige en kleine zonneparken, passend naar maat en schaal van de omgeving.
  3. Maak een kaart van gebieden die uitgesloten zijn voor zon en/of wind, waaronder Natuurnetwerk Brabant-gebied.
    Naast natuurgebieden, zijn dit ook gebieden met een waardevolle cultuurhistorische waarde. Hou daarnaast enkele gebieden expliciet vrijgesteld van grootschalige zon- en windprojecten en heb aandacht voor stiltegebieden.
  4. Geef de natuur een stem door expliciet (aanvullend) onderzoek te doen naar ecologische waarden.
  5. Stem locaties voor energieopwekking en potentiele warmtebronnen af met buurregio’s en buurlanden.
Locatie windturbines langs de A16 in Voorkeursalternatief MER

Energiemix

  1. Zorg in de energiemix voor optimale ruimtebenutting.
    Wind waar het past, zon op verharde oppervlakten en spaarzaam op land en zoveel mogelijk in combinaties met andere functies.
  2. Geef uitleg over het onderscheid in potentiele energiebronnen voor 2030 en 2050.
    Besteed ook aandacht aan langetermijnoplossingen, zoals groene waterstof.

Participatie en communicatie

  1. Blijf participatiesessies organiseren, maar behoud overzicht. Bied eventueel ondersteuning aan gemeenten op het gebied van communicatie en participatie.
    Zorg er bovendien voor dat de (concept) RES begrijpelijk is voor niet-energieprofessionals.
  2. Neem 50% lokaal eigendom als uitgangspunt op in de RES.
    Maak een plan om procesparticipatie, financiële participatie en sociale participatie bij toekomstige energieprojecten vorm te geven.
  3. Betrek inwoners, omwonenden en natuurorganisaties al in een vroeg stadium bij energie- en warmteprojecten. Werk ook samen aan de uitvoering van energieprojecten.
Natuurontwikkeling bij Duitse zonneparken

Op werkbezoek bij Staatsbosbeheer

Inleiding
Ik heb, samen met de SP-fractie in Provinciale Staten, op 10 januari 2020 een werkbezoek afgelegd bij Staatsbosbeheer (SBB) Noord-Brabant. In het beheerkantoor in het Leenderbos werden we ontvangen door communicatiemedewerkster Mireille Oonk en boswachter Jos Kerssemakers (een ex-leerling van mijn oude school, het Bisschop Bekkers College).

SBB Noord-Brabant beheert  30577ha in Noord-Brabant, gespreid over de beheergebieden Oost (kantoor in Leende) en West. De organisatie kent veel aspecten. SBB doet aan natuurbeheer, maar ook aan dienstverlening, voorlichting en productie. Voor dit alles zie www.staatsbosbeheer.nl/over-staatsbosbeheer/feiten-en-cijfers/noord-brabant  .

Sociaal heden en verleden
SBB Noord-Brabant heeft in het heden ca 70 medewerkers. Daarnaast zijn er 760 vrijwilligers actief. Die doen bosbeheer en werken mee aan jeugdactiviteiten en educatieprogramma’s. Daarnaast vangt SBB leerlingen uit het speciaal voortgezet onderwijs op, biedt ruimte voor uitvoering van taakstraffen en werkt samen met zorginstellingen.

Het Leenderbos heeft ook een ‘sociaal’ verleden. Het grootste deel is ontstaan als werkverschaffingsproject in de jaren ’30 van de vorige eeuw – met de schop en inclusief kinderarbeid. De betaalkeet van de werkverschaffing is nu rijksmonument. Een bordje geeft geschiedenisles. Zie ook Biomassa uit het Leenderbos – mag dat?

Directiekeet in het Leenderbos uit de werkverschaffingsperiode, nu Rijksmonument
Over de geschiedenis van de werkverschaffing in het Leenderbos

Missie en ondernemingsplan
De kernwoorden van SBB zijn Beschermen, Beleven en Benutten.

Ongeveer 1/3de van het beheergebied van SBB heeft de uitsluitende functie natuur.

De overige 2/3de heeft een gemengde functie. Hierbinnen worden maatschappelijke doelen gerealiseerd:  natuurbehoud, biodiversiteit, recreatie, natuurinclusieve landbouw (via pachtvoorwaarden aan 3800ha), en productie van hout, biomassa in de vorm van houtsnippers en windenergie (waarvoor SBB eigen ja,mits -beleid heeft ontwikkeld, zie www.staatsbosbeheer.nl/over-staatsbosbeheer/dossiers/windenergie ).
Dit multifunctionele gebied is niet altijd topnatuur: er zijn bijvoorbeeld in de loop van de tijd nogal wat restjes ruilverkaveling bij SBB terecht gekomen.

SBB heeft het bekende FSC-certificaat voor duurzaam bosbeheer.

SBB heeft een toezichthoudende taak. Dat is in het buitengebied bepaald geen sinecure. SBB heeft in Noord-Brabant voor zijn ruim 30.000ha 4,5fte Buitengewoon Opsporings Ambtenaar.

Er is een leven voor en na Henk Bleker (van 2010 tot 2012 CDA-staatssecretaris van meer landbouw en minder natuur). Sindsdien staat SBB noodgedwongen wat zakelijker in het leven. De financiële opbrengsten van de zakelijkheid komen overigens geheel aan de natuur ten goede.


Een UPS-notenboom.
De koeriersdienst UPS wil 50 miljoen bomen op de wereld zetten. Daarvan komen er 50 in het Leenderbos terecht, waaronder deze notenboom.

Natuurbeheer, selecteren en kappen, en biomassa
Niet alle bos is Natura2000 en de meeste Natura2000 is geen bos. SBB is voor beide categorieën verantwoordelijk, en voor Natura2000-gebieden verplicht dat tot het instandhouden en verbeteren van uiteenlopende soorten landschappen.

Het Leenderbos is ontstaan als een dennen- en sparrenplantage ten behoeve van de Limburgse mijnen. Dergelijke bossen zijn kwetsbaar (op dit moment gaan alle fijnsparren er aan door de droogte en de letterzetter), en zijn niet erg biodivers.
Heide bijvoorbeeld kan ecologisch veel interessanter zijn. Daarom legt SBB in het Leenderbos een heidecorridor aan.

De Boswet , en sinds 2017 de Wet natuurbescherming, kent in principe een herplantingsplicht. Voor bospercelen, die gekapt zijn om er Natura2000-biotopen als heide of zandverstuiving van te maken, geldt die plicht niet.
Dit heeft tot veel anti-kap commentaar geleid. Een algemeen anti-kap standpunt is echter zinloos en zelfs schadelijk. Zonder kap geen bosbeheer.
Het heeft veel meer zin om er actie voor te voeren om daadwerkelijk nieuw bosareaal te realiseren – de politieke wil bestaat daartoe in op papier, maar nog onvoldoende in praktijk. Zie Een nieuwe boom per inwoner van het MRE-gebied! .

SBB Brabant wil zelf ook meer bos: in de komende 10 jaar 1000ha erbij, 500ha in bestaand bos en 500ha nieuw. Maar dan moet dat (ook financieel) wel mogelijk gemaakt worden.

Aanplant van nieuwe bomen in bestaand naaldbos

Men plant nieuwe bomen binnen bestaand bos (andere soorten) in groepjes van ca 25 aan. Naarmate de bomen groeien, gaan ze elkaar verdringen. Vandaar dat de reguliere bosbouw een voortdurend proces is van selecteren en dunnen. Van dit groepje van 25 blijft uiteindelijk één boom over. Dergelijke getalsverhoudingen zijn de regel. Een bos brengt dus niet pas op als het volwassen is (een veel gemaakte denkfout), maar ook al in de aanloop er naar toe.

Als je niets doet, slaat er spontaan nieuw bos op, maar dan krijg je weer dezelfde soorten terug en wordt het bos niet diverser.
Bestemmingen van hout dat vrijkomt bij Staatsbosbeheer (SBB-site)

Boswerkzaamheden leiden tot zaaghout, anderszins bruikbaar hout, en automatisch ook tot een zeker percentage restmateriaal.
Zaaghout brengt, orde van grootte, een paar honderd Euro per kuub opbrengt, en fineerhout nog meer. Snippers brengen, orde van grootte, een tientje de kuub op. Bomen geheel opstoken in biomassacentrales is dus economisch waanzin.

SBB laat veel van dit restmateriaal in het bos achter, dit afhankelijk van de soort grond.

Het wel geoogste materiaal (grofweg 70% van de jaarlijkse bijgroei) wordt via het cascaderingsbeginsel verwerkt (de meest hoogwaardige  toepassingen als bijvoorbeeld zaaghout het  eerst). Onderaan die hierarchie komen de houtsnippers voor verbranding in bijvoorbeeld een biomassacentrale.

SBB wordt, geheel valselijk, door sommige actiegroepen beschuldigd van allerlei morbide bosbouwpraktijken, zoals in het Schoorlese Bos. Meer informatie over hoe het wel zit op www.staatsbosbeheer.nl/over-staatsbosbeheer/dossiers/bos-en-hout/veelgestelde-vragen .

Houtproductie in het Leenderbos

Burgerwindpark De Spinder (Tilburg) leerzame casus

Feiten over windpark De Spinder (Tilburg)
De Spinder is een bedrijventerrein aan de Noordrand van Tilburg, ten Westen van de N261 naar Waalwijk en grotendeels ten Noorden van de N260. Het is een voormalige vuilstort. Er liggen een afvalberg, een afvalverwerking van Attero en een waterzuiveringsinstallatie van Waterschap De Dommel.
Ten Noorden van De Spinder ligt het natuurgebied Huis ter Heide, dat als onderdeel van het Natuur Netwerk Brabant in beheer is bij Natuurmonumenten ( www.natuurmonumenten.nl/natuurgebieden/landgoed-huis-ter-heide ).

De aanzet komt van de gemeente Tilburg, de grondeigenaren en de Midden-Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij voor Energie en Duurzaamheid (MOED). Resultaat is dat een groep van elf energiecoöperaties uit Tilburg en het omringende gebied zijn overeengekomen om, samen met de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM), vier windturbines op te richten in het gebied De Spinder met de naam Spinderwind BV ( zie www.spinderwind.nl ).

De vier windturbines zijn van het type Nordex 117/2400 . Die hebben een ashoogte van 91 m en een rotordiameter 117m, en een nominaal vermogen van 2,4MW. Volgens de specificaties van de fabrikant ( http://www.nordex-online.com/en/produkte-service/wind-turbines/n117-24-mw.html?no_cache=1 ) is het type ontworpen voor locaties met weinig wind. Een turbine zou dan 3500 vollast-uren moeten kunnen draaien. Als dit op De Spinder waar blijkt, zullen de vier turbines samen 0,12PJ elektrische energie per jaar produceren (goed voor ongeveer 7000 huishoudens – die dan nogal veel verbruiken).

Binnen het plangebied liggen 2 bedrijfswoningen, die worden wegbestemd. Het uitgebrachte MER geeft aan dat er vanwege de slagschaduw, zonder stilstandsvoorziening, 10 woningen binnen de directe invloedssfeer van het windpark vallen. 13 woningen bevinden zich binnen de 42 dB Lden-contour. De bezwaren van deze groep bewoners richtten zich tegen een zuidelijk gelegen turbine, die uiteindelijk niet gerealiseerd is.
De dichtstbijzijnde woonwijk ligt ver weg.

Het totale investeringsbedrag van de vier turbines samen bedraagt ca €15,5 miljoen. Dat wordt bijeengebracht als volgt:

  • 7,5% door de BOM (uit het Energiefonds Brabant, waarin gelden die vrijgekomen zijn uit de verkoop van Essent)
  • 7,5% door de gezamenlijke energiecoöperaties. Deze delen dat bedrag door “Spinderdelen” uit te geven van €250 per stuk. Deze Spinderdelen kunnen alleen gekocht worden door leden van de energiecoöperaties. Momenteel zijn ze uitverkocht.
  • 85% uit Vreemd Vermogen (geleend geld).

Het verplichte essentiële informatie-document “BIJLAGE B. INFORMATIEDOCUMENT VOOR SPINDERDELEN” is te vinden op www.spinderwind.nl/burgerwindpark/ , onder de link “overige belangrijke informatie”. Op deze pagina is ook andere belangrijke documentatie te vinden, zoals de publieksbrochure.  

De noodzakelijke SDE+ – subsidie is inmiddels toegezegd.

Aan de procesgang bij de oprichting van Spinderwind en aan de juridische vormgeving is een case study gewijd ( zie www.windopland.info/wp-content/uploads/2018/03/NM-Wind-op-Land-bijlage-Brabant.pdf ) .
Het voert op deze plaats te ver om daar diep om in te gaan. Er staan interessante observaties.

Hierna twee commentaarpunten van mijn kant.

Klein project, opschaalbaarheid onduidelijk
De uiteindelijke uitkomst is een “politiek aaibaar” project geworden, zoals het Casusonderzoek dat formuleert. Milieuorganisaties en politieke kringen zouden erg graag willen dat de energetische verduurzaming van Brabant geheel afgedekt kon worden met dit soort knuffelprojecten. Ook mijn eigen partij, de SP, vindt dat dit type projecten de norm zou kunnen en moeten zijn.

Dat kan helaas niet het geval zijn.

De ene reden is dat De Spinder een goed, maar klein project is (ondanks de ashoogte van 91m). De eerder genoemde opbrengst van 0,12PJ moet worden afgezet tegen de totale energiebehoefte van Brabant, die momenteel rond de 290PJ zit en die, volgens het provinciale document POSAD in 2050 rond de 245PJ zit. POSAD voorziet een windaanbod ter duurzame dekking van rond de 105PJ . Nu kan men van alles vinden van POSAD en de studie is niet zonder gebreken, maar ook als men 58% van de windbehoefte naar zee verplaatst (wat het voorlopige klimaatakkoord doet) , dan nog praat je over een noodzaak van vele honderden Spinders in Brabant.

De andere reden is dat de deelname van de energiecoöperaties de kracht en tevens de zwakte van het verhaal is.
De coöperaties hebben allemaal €5000 ingelegd ter voorbereiding, en hebben jarenlang ontzettend veel werk gestoken in dit ene kleine project. Hiervoor past een grote erkentelijkheid, maar het is een inspanning die niet willekeurig herhaald kan worden. De deelnemende coöperaties (alle coöperaties in Midden-Brabant die wat voorstellen) keren nu even tot hun normale bezigheden terug. Misschien kan er weer een behapbaar project elders in Midden-Brabant over een paar jaar, maar dit soort versnipperde handelingen slepen de grote getallen niet binnen.

Actie tegen verkoop Essent 2009

Wat zich hier diepgaand wreekt, is dat publieke energiebedrijven als Essent, die op honderdvoudige schaal konden opereren als de gezamenlijke midden-Brabantse coöperaties, geprivatiseerd zijn. Mijn eerste keus zou zijn her-nationalisatie van de Nutsbedrijven. Getallen die er toe doen, kunnen met geen mogelijkheid door energiecoöperaties geleverd worden. En dat valt ze niet te verwijten.

Natuurmonumenten
Natuurmonumenten was fel tegen windturbines op De Spinder, en is dat nog steeds, al hebben ze het verzet opgegeven.

Er is goed onderzocht of de natuur zelf schade ondervindt. Dat is niet of nauwelijks zo.
Er is geen effect op Natura2000-gebieden. Effecten van windturbines op vogels zijn te verwaarlozen in vergelijking met die van andere doodsoorzaken. De uitwerking op vleermuizen is minder goed bekend, maar het op goedgekozen momenten stilzetten van de turbines brengt de eventuele schade, die er mocht zijn, drastisch nog verder terug.
Ook vanwege de bestaande aard van het gebied gaat er daar geen natuurwaarde verloren.

De crux zit in de menselijke beleving. Het probleem is dat je de turbines vanuit Huis ter Heide ziet.

Nu is Natuurmonumenten voor zijn functioneren sterk afhankelijk van de menselijke beleving. Mensen worden lid omdat ze de natuur mooi vinden en willen dat die blijft. Ikzelf overigens ook.
Maar de natuur wordt ook beïnvloed door verbranding van fossiele brandstoffen (bijv. door stikstofoxide of klimaatdroogte). En tegen die fossiele brandstof-effecten helpen windturbines. Windturbines zijn een vriend van de natuur, maar niet van de natuurbeleving.

De achterban van Natuurmonumenten heeft het bestuur gevraagd ook al om geen hout meer te stoken.
De gezamenlijke Natuur- en Milieuorganisaties hebben met de Constructieve Zonneladder een document opgesteld dat toch vooral remmend bedoeld is.

Er botsen hier verschillende crises op elkaar: energie – klimaat – biodiversiteit – grondwater. De natuur gaat daar niet onveranderd uit komen.
Natuurmonumenten zou er mijns inziens wijs aan doen om zich, samen met de achterban, op een betere manier met dit spanningsveld om te gaan. Anders wordt Natuurmonumenten een van de grootste drijvende krachten tegen duurzame energie.

Voor een verhaal door Barbara Tetteroo op de BMF-site zie www.brabantsemilieufederatie.nl/nieuws/burgerwindpark-de-spinder-van-idee-naar-werkelijkheid/ .

Inspectie van de Nordex-rotorbladen in de Antwerpse haven


Oproep: Ken jij geplande energieprojecten in jouw omgeving? Geef het door aan de BMF!

De Brabantse Milieu Federatie (BMF) doet in haar nieuwsbrief van 29 aug 2019 onderstaande oproep. Het hoort bij de voorbereiding van een nieuwe, ondergrondse hoogspanningslijn van Tilburg over Best naar Eindhoven ter vervanging van de huidige bovengrondse, die binnen enkele jaren tegen zijn grenzen aanloopt en sowieso aan onderhoud toe is.
In juni 2019 hebben erover drie informatieavonden plaatsgevonden (in Tilburg, Oirschot en Best).
In het verhaal hieronder een link naar de Tennetsite over dit plan.

Tennet ontwikkelt een hoogspanningstracé op het traject Tilburg-Best-Eindhoven. De BMF adviseert Tennet om rekening te houden met de groeiende vraag en het aanbod van duurzame energie in het gebied. Ken jij geplande energieprojecten rondom het traject, laat het ons dan weten.

Tennet heeft een voorlopig voorkeursalternatief gekozen voor het hoogspanningstracé Tilburg-Best-Eindhoven. Wij adviseren Tennet om extra hoogspanningsstations te bouwen, zodat toekomstige windparken en zonnevelden makkelijk aangesloten kunnen worden op het elektriciteitsnetwerk. Zo voorkomen we dat er in de toekomst opnieuw natuurwaarden worden gehinderd, als er dan alsnog een hoogspanningsstation moet komen.

Extra station

De vraag naar elektriciteit zal namelijk alleen maar toenemen en daar moeten we nu al rekening mee houden. Tennet kan echter pas een extra station bouwen als er genoeg duurzame energieprojecten zijn in het gebied en er concrete aansluitverzoeken liggen.

Ken jij een gepland wind- of zonneproject binnen het gebied op bovenstaande kaart? Al is het plan nog lang niet concreet. Geef deze aan ons door per mail naar Hanne van de Ven (contactgegevens hieronder) . Het gaat om projecten van minimaal 3 windturbines of 10 hectare zonneveld (meer dan 10 MW).

Natuurwaarden

Brabantse Landschap, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten zijn betrokken bij de ontwikkeling van het tracé om te zorgen dat de natuur zo min mogelijk hinder krijgt van het project. Kijk voor een actueel overzicht van het project op: www.tennet.eu/tilburg-best.

Hanne van de Ven
013-535 6225
E-mail
LinkedIn

Voorlopige trajectkaart (site Tennet)

Greenchoice plaatst megabatterij bij windmolenpark Hartelkanaal

Greenchoice heeft op 26 november 2018 een persbericht uitgebracht over de plaatsing van een grote opslag voor elektrische energie bij de windturbines van Greenchoice aan het Hartelkanaal. Met dergelijke opslagsystemen (waarvan er nog veel te weinig zijn) kan men binnen zekere grenzen piekbelastingen opvangen. De onlangs als noodzakelijk aangekondigde uitbreiding van het elektriciteitsnet kan er iets kleiner door blijven.
Op 06 juni 2019 werd de batterij in gebruik genomen (zie www.greenchoice.nl/groen-bezig/hartelkanaal/ ).
Hieronder het eerste persbericht.
De foto’s in dit artikel komen van Greenchoice.

Bij windmolenpark Hartelkanaal in Zuid-Holland plaatst Greenchoice een megabatterij voor de opslag van groene stroom. De duurzame energieleverancier wil hiermee verspilling van windenergie tegengaan en een bijdrage leveren aan een stabiel en duurzaam energiesysteem in Nederland. De batterij bestaat uit zes opslageenheden die elk een zeecontainer groot zijn. Samen kunnen ze 10 megawattuur (MWh) duurzaam opgewekte stroom opslaan. Daarmee is het de grootste batterijopslag bij een windmolenpark in Nederland.

In ons land wordt steeds meer duurzame stroom opgewekt. Om vraag en aanbod van stroom op ieder moment van de dag in evenwicht te houden, groeit de behoefte aan flexibiliteit. De batterij aan het Hartelkanaal moet in die flexibiliteit gaan voorzien.

Maurice Koenen, manager Inkoop- en Portfoliomanagement van Greenchoice: “Aan het Hartelkanaal hebben we 8 windmolens staan. Samen leveren ze per jaar gemiddeld 68 GWh groene stroom. Als het hard waait, is er veel aanbod. Als de vraag op dat moment echter laag is, kan het zijn dat de windmolens uit de wind gedraaid moeten worden. Zo gaat duurzame stroom verloren. Met de batterij kunnen de turbines blijven draaien. De opgewekte stroom wordt in de batterij opgeslagen en kunnen we op een later moment aan het energienet leveren. Ook gaat de batterij diensten leveren ter ondersteuning van 50hz frequentie op het energienetwerk.”

Opslag van elektrische energie bij de windturbines van Greenchoice aan het Hartelkanaal

Met de batterij bereidt Greenchoice zich voor op grootschalige integratie van hernieuwbare energie op het elektriciteitsnet. “Hoe meer duurzaam opgewekte stroom we kunnen opslaan, hoe beter”, aldus Koenen. “Als dit project bij het Hartelkanaal succesvol verloopt, willen we ook op andere locaties batterijen plaatsen. Zo kunnen kolen- en gascentrales uiteindelijk afbouwen, houden we flexibiliteit en een stabiel elektriciteitsnet.”

De batterij wordt geleverd door Alfen. Stephanie Schockaert, salesmanager bij Alfen: “We leveren een 10 MW-systeem dat bestaat uit zes opslageenheden met vooraf geïntegreerde batterijen. Het is een plug & play-oplossing die toekomstige uitbreidingen of transport van het systeem naar een andere locatie ook mogelijk maakt. Naast dat we het systeem leveren, integreren we het ook in het lokale elektriciteitsnet.”

Triodos Bank financiert het project. Tallien Zijlker, relatiemanager bij Triodos Bank: “Nu we steeds meer energie duurzaam opwekken, wordt het uitdagender om de energievraag en energielevering in balans te houden. Dit type batterijen biedt een passende oplossing en versnelt de noodzakelijke elektrificatie van onze economie. Samen met Greenchoice zetten we een veelbelovende eerste stap in deze relatief nieuwe markt.

Het persbericht is in zoverre verwarrend dat er zowel over 10MW als over 10 MWh gesproken wordt. Dat zijn toch echt twee verschillende dingen: de MW staat voor vermogen (hoeveel energie er per seconde in of uit kan), de MWh voor totaal opgeslagen energie.
Om het te snappen heb ik de specificaties opgezocht. Alfen heeft batterijspecificaties geplaatst op https://alfen.com/nl/energieopslag/thebattery-specificaties . Met zes van de grootste, daar geplaatste, batterijcontainers zou het mogelijk moeten zijn om beide getallen 10 te realiseren. Als zowel 10MW als 10MWh juist is, kan het systeem (indien vol) bij windstilte op papier ongeveer een uur lang leveren.
Welke containers er aan het Hartelkanaal geplaatst zijn, vermeldt het persbericht niet. Het is ook niet aan de foto te zien.

De Greenchoice-turbines aan het Hartelkanaal zijn 3,0MW nominaal per stuk, dus samen 24MW.

Brabant doet zijn best, maar loopt achter bij Wind op Land-taakstelling

Landsbreed
Het parlement heeft besloten dat er in het jaar 2020 6000MegaWatt (MW) windvermogen op het land moet staan.
(NB: daarmee bedoelt men een maximum vermogen, waarvoor de turbine  bij een range aan windsnelheden ontworpen is. Onder die range haalt de turbine niet zijn maximum vermogen, binnen de range wordt hij afgeregeld op het nominale vermogen, en als het heel hard waait wordt hij afgeschakeld – hier niet getekend. Deze voorbeeld-turbine is nominaal 3,00MW.

Power curve windturbine zonder afkap bij hoge windsnelheden

De jaargemiddelde opbrengst van een flinke turbine op het land is in Brabant meestal rond de 8TJ per MW opgesteld vermogen, maar kan bij hoge molens op een goede locatie (zoals langs de A16) oplopen tot ca 12TJ/MW.

Die 6000MW is na onderhandelingen verdeeld over de provincies.

De uitvoering van de taakstelling wordt gemonitord. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft in maart 2018 de monitoring over 2017 uitgebracht. Die is, samen met de begeleidende brief van Wiebes, te vinden op www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/03/31/monitor-wind-op-land-2017 .

Over de Monitoring 2015 is op deze site al eerder een artikel verschenen, zie Brabant loopt achter bij Wind op Land-taakstelling

Het landelijke beeld, uitgesplitst per provincie, ziet er zo uit:


Het lichtblauwe hokje geeft de doelstelling aan (in Brabant 470,5MW), de grijze tinten de diverse gradaties van zekerheid (voltooid, bouw in voorbereiding, vergunningprocedure loopt, ruimtelijke ordeningprocedure loopt, voortraject).

Op basis van wat er nu ligt, schat RVO dat in 2020 ongeveer 5200 van de 6000MW operationeel zal zijn. Na 2020 zal dat waarschijnlijk doorgroeien tot bijna 6900MW, vooral door extra projecten in Flevoland, Zuid-Holland en Groningen.
De provincies hebben toegezegd dat de afgesproken capaciteit, die in 2020 niet gerealiseerd is, in de periode 2012-2023 dubbel gerealiseerd zal worden in de vorm van duurzame energieprojecten, die nog niet eerder ingeboekt stonden. Dat mogen ook andere energievormen zijn als windenergie. De Nationale Energie Verkenning (NEV) is hier leidend. Dat schrijft minister Wiebes in een brief aan de Tweede Kamer dd 10 juli 2018.
Uitleg: stel dat RVO gelijk blijkt te hebben, en dat er dus 800MW (= 6000 – 5200) niet op tijd gerealiseerd wordt, dan gaan de provincies 1600MW ( = 2 * 800MW) extra aanleggen in de jaren 2021 t/m 2023. Uit de brief blijkt niet of het 900MW meer gerealiseerde windvermogen ( = 6900 – 6000) deel uitmaakt van die 1600MW . Dat zou niet onredelijk zijn.

Noord-Brabant
Op basis van wat nu bekend is, schat RVO in dat er in Brabant in 2020 277MW wind op land operationeel zal zijn (zijnde dat wat al af is of wat nu in voorbereiding is, in bovenstaand staatje de eerste twee grijze hokjes 218,7+58,3MW).
Gedeputeerde Staten (GS) reageren dat RVO te pessimistisch is. Door een inschatting te maken van de lopende procedures (de laatste drie grijze hokjes), verwachten GS in 2020 390MW operationeel te hebben. De rest komt in 2021 en 2022 (ruimschoots) af.
GS zetten sterk in op lokale participatie, maatschappelijke meerwaarde en goede ruimtelijke ordening. Ze verwachten dat dat aanvankelijk vertragend, maar per saldo versnellend werkt.

Een overzicht van de Brabantse projecten en knelpunten:

De belangrijkste knelpunten, schrijft Wiebes in zijn brief aan de Tweede Kamer, zijn een gebrek aan draagvlak en de vliegvelden.

Ook in Brabant bestaan draagvlakproblemen. Een voorbeeld is het volstrekt absurde verzet van een kleine milieugroep, die zich verzet tegen het plan-Kabeljauwbeek bij Woensdrecht, ver weg van elke woonbebouwing en tegen de achtergrond het silhouet van de Antwerpse haven. Maar dat plan zal het uiteindelijk gaan redden.
Bij het grote project langs de A16 (zie MER windturbineproject A16 beschikbaar ) heeft de provincie het door zorgvuldig opereren zo kunnen plooien, dat er nu geen grootscheepse rancune meer bestaat. Zie ook www.brabant.nl/actueel/nieuws/2017/april/kwart-toekomstige-windmolens-a16-in-eigendom-lokale-gemeenschap  en www.brabant.nl/subsites/windenergiea16/downloads/algemene-downloads-windenergie . Op de laatste site kunnen alle A16-documenten gedownload worden, waaronder de Green Deal waarin tussen de exploitanten, de provincie en de omgeving afspraken gemaakt zijn over de deling van de opbrengst van het A16-project. Let wel: deze afspraak geldt dus alleen voor het A16-gebied en  niet voor andere windprojecten.

F16-vliegtuigen van Volkel

Een geheel ander probleem vormen de vele vliegvelden in Brabant. Er zijn vijf militaire vliegvelden (waarvan Eindhoven civiel medegebruik heeft dat veel groter is dan de militaire functie), en twee kleine civiele vliegvelden (Budel en Seppe).
Met name de militaire vliegvelden leggen hoogtebeperkingen op aan de omgeving en hebben radarsystemen die niet gestoord mogen worden. Daarom ondervinden projecten bij Gilze-Rijen en Volkel problemen. Bij Woensdrecht heeft men het probleem softwarematig kunnen oplossen en bij Eindhoven en De Peel bestaan geen windmolenplannen).
In zijn brief aan de Tweede Kamer zegt Wiebes dat hij “voor Zuidoost-Nederland in nauwe samenwerking met Defensie en BZK naar een integrale technische oplossing zoekt om de verstoring te verminderen.” Maar dat zei zijn voorganger Kamp twee jaar geleden ook al. Blijkbaar is het niet zo eenvoudig.

ASR-9 airport surveillance radar antenne

Limburg
Limburg is droevig. De provincie hoeft bijna niets (95,5MW van de 6000), en heeft daar nog maar 12,3MW van af.
Het grootste plan, dat van Greenport Venlo, is door gedoe met omwonenden ineens afgeblazen. Het zal nog een hele hijs worden om de taak te halen.

 

SP brengt werkbezoek aan DIFFER

Een delegatie van de SP-fractie in Provinciale Staten (PS) van Brabant en uit kringen van de Tilburgse SP-fractie heeft op vrijdag 22 juni 2018 een werkbezoek gebracht aan DIFFER. De delegatie werd ontvangen door directeur Richard van de Sanden.
Er volgde een rondleiding, een inleiding en een discussie.

DIFFER als instituut
DIFFER staat voor Dutch Institute For Fundamental Energy Research. Het is een NWO-instituut dat sinds 2015 een eigen laboratorium heeft op de Eindhovense TU/e . De verhuizing is betaald met €5,0 miljoen vanuit de regio (provincie, MRE en gemeente Eindhoven) en met €4,0 miljoen vanuit NWO.
Er werkt een staf van 220 mensen (verdeeld over 150 fte), en het jaarbudget bedraagt bijna €14 miljoen, grotendeels publiek gefinancierd.
DIFFER heeft een zestal geregistreerde patenten en licensies uitstaan bij de industrie en heeft vier industriele partnerships. Als uit die patenten geld gaat rollen, krijgt DIFFER royalties.

Visie van DIFFER op de energietransitie

DIFFER als onderzoeksinstelling
DIFFER werkt op twee hoofdonderwerpen, kernfusie en “Solar Fuels”.

Voor kernfusie is DIFFER toeleverancier van research ten behoeve van het Europese onderzoeksproject ITER. Concreet doet men onderzoek met hele hete plasma’s aan materialen, die binnen de ITER een uitlaatpoort moeten worden.
Vroeg of laat moet beheerste kernfusie (om PinkFloyd te citeren “Setting the controls for the heart of the sun”) een regelbare volcontinu basis worden voor de elektriciteitsvoorziening.
Politiek is dit belangrijk, maar het is ver van het regionale en lokale bed.

Omzetting en opslag van Solar Fuels

Voorstelbaarder en dichter bij huis is het solar fuels – programma. De TU/e en de Brainportregio dromen over het Fuelliance-initiatief (een naam in analogie met het dunne PV-film onderzoeksproject Solliance) dat iets vergelijkbaars moet gaan doen met synthetische brandstof uit zonlicht of overschotten aan duurzame elektriciteit.

De basistechnieken hiervoor bestaan al, maar de opgave is om die op een goede wijze te combineren en op te schalen. Als men dit op grote schaal en voor betaalbare prijzen voor elkaar zou krijgen, heeft dat klimaatvoordelen. Bovendien brandt de synthetische brandstof veel schoner dan fossiele brandstof. Het Beraad Vlieghinder Moet Minder heeft bijv. om die reden synthetische brandstof op zijn eisenlijstje staan.
Het rendement van de hele keten (van bijv. energie in zonlicht naar synthetisch ‘aardgas’) is nog klein (onder de 10%). Dat is een van de dingen die veel beter moet (maar het rendement van zonnepanelen was in het begin ook veel kleiner dan het nu is).

De hydrolyse-machine (op pilotschaal) van DIFFER

In de discussie ging het over de vraag waar je de oppervlakten vindt om dergelijke hoeveelheden energie te produceren. Het antwoord is: in landen met veel zon en veel ruimte, zoals de Sahara. Marokko heeft bijvoorbeeld veel zon-initiatieven.
Maar het zou ook een basis kunnen zijn om de positie van landen als Griekenland en Spanje binnen de EU te versterken.
Dit is nog toekomstmuziek.

Men kan de geproduceerde elektriciteit via zg. HVDC-kabels rechtstreeks transporteren, maar dat is duur. Het is tien maal zo goedkoop (zegt Van de Sanden) als je de stroom op locatie omzet in synthetische brandstof en die op de gebruikelijke wijze met tankers rond vaart.
(Dat er een HVDC-kabel naar Noorwegen ligt (de NorNed-kabel) is omdat die helpt om in real time het elektriciteitsnet te stabiliseren. De elektrische energie gaat ’s nachts naar het Noorden en overdag naar het Zuiden, en per saldo gaat er netto niet veel doorheen. Desalniettemin heeft het ding zijn aanlegkosten in no time terugverdiend.)

De thoriumreactor
De PVV zeurt in Provinciale Staten iedereen de kop gek over de thoriumreactor. Windmolens zijn minaretten en zonnepanelen deugen ook niet, maar de thoriumreactor is het helemaal. Wat Van de Sanden van de thoriumreactor vond?
Zie ook https://nl.wikipedia.org/wiki/Thoriumreactor .

Experimentele thoriumreactor van Seaborg (“Waste Burner”)

Van de Sanden vond de thoriumreactor, althans de gesmolten zoutvariant ervan, op zich een goed ontwerp. Hij is inherent veilig (stopt vanzelf bij storingen), er is relatief veel thorium, je krijgt veel minder radioactief afval dat veel korter straalt, en je kunt er zelfs bestaand radioactief afval in ‘verbranden’ . Er hebben kleine prototypes gedraaid.
Maar, en dat is voor de een een voordeel en voor de ander een nadeel, het is veel moeilijker om er kernwapens mee te maken. Daarom is in de naoorlogse jaren de afslag naar thoriumcentrales gepasseerd ten gunste van uranium als grondstof. Dat is nu de standaard.
Als een land nu een thoriumcentrale zou willen ontwikkelen, kost dat decennia en heel veel geld. Op korte termijn lost het dus geen problemen op.
Bovendien kan een provincie er niets mee. Als je er al wat mee zou willen, is dat nationale of mogelijk zelfs Europese industriepolitiek.

Hiermee gaf van de Sanden een mening die ik zelf ook al had.

Volgorde van prioriteiten voor lagere overheden tav klimaat

Een advies voor de provincie en de gemeenten
In bovenstaande rangorde van verdienste staat energie-efficiency, isolatie en het gebruik van restwarmte bovenaan.

Het gebruik van restwarmte echter is een bij uitstek politiek vraagstuk. Want wie legt de warmtenetten aan en wie exploiteert ze?
De Eindhovense TU/e zelf heeft bijvoorbeeld een groot warmteoverschot en zou gemakkelijk een stuk omgeving kunnen verwarmen, maar de TU/e gaat echt zelf niet zo’n net aanleggen – als dat überhaupt al zou mogen. En ook de industrie mag niet zomaar van alles.
De nationale politiek zou eens kritisch naar de Warmtewet moeten kijken (zie De Warmtewet moet anders! of Het Brabantse warmteplan nader geanalyseerd  )

Voor de grootschalige uitrol van wind en zon is de betrokkenheid van de lagere overheden van essentieel belang. Dat zal veel gaan vragen!

De Fuelliance-droom van Brainport

Eindhovense SP hield avond over verduurzaming bestaande woningbouw

Het waarom van de avond
De verduurzaming van het bestaande woningbestand (in Noord-Brabant ca 800.000 woningen die er in 2050 nog steeds staan) is van wezenlijk belang.

Een drastische energiebesparing binnen deze bestaande woningvoorraad is van groot belang voor een forse besparing op het Brabantse en Eindhovense energiebudget. Hoe groter de besparing, hoe eenvoudiger het wordt om de resterende energie duurzaam op te wekken.
Een dergelijke vermindering is ook van belang voor de woonlasten van huishoudens. Een goed vormgegeven verduurzaming kan voor huurders en eigenaren voordelig uitpakken.

Andersom kan het betekenen, dat men slechte huurwoningen versneld wil slopen. Het is goed als huurders daar in een vroeg stadium bij betrokken worden.
Er zijn echter elders in Nederland ook voorbeelden dat complexen, die eigenlijk gesloopt zouden worden, zijn blijven staan door een grondige verduurzamende renovatie.
Kortom, bewoners hebben, hoe dan ook, belang bij dit onderwerp.

Tegelijk lijkt er soms een soort verlamming te bestaan. Er wordt veel gepraat, maar vaak weinig gedaan en nog minder is er sprake van een systematisch beleid.

Openbare avond Verduurzaming bestaande woningbouw 17 mei 2018

De SP wil druk van onderaf opbouwen om het proces in een hoger tempo te krijgen. Vandaar de openbare avond. Die vond plaats op donderdag 17 mei in ‘t Bellefort. Sprekers waren:

  • Bernard Gerard over de energiebalans van Noord-Brabant en Eindhoven
  • Jaap van Leeuwen, consulent energiebesparing van de Woonbond
  • Luc Reusken, manager vastgoed van Woonstichting Thuis
  • Paulus Jansen, (ex)SP-wethouder in Utrecht met o.a. wonen in de portefeuille

Bernard Gerard (medewerker provinciale SP-fractie)
hield een kort verhaal hoe de Brabantse energiebegroting in elkaar zit en hoe een drastische bezuiniging (bijvoorbeeld door 800.000 Brabantse woningen in 2050 energieneutraal gemaakt te hebben) in dat plaatje paste. Uitgangspunt is de provinciale Posad-studie.
De getallen zijn indicatief en dienen vooral om een idee te geven van de orde van grootte, waarover we praten.

Hoofdlijnen van het Brabantse energiebudget

Jaap van Leeuwen (consulent energiebesparing Woonbond)
schetste de toekomst vanuit het perspectief van de huurder.
Hij begon met te memoreren dat de regering 1,9 miljard uit de huursector gehaald had (met de verhuurdersheffing), en er nu voor de verduurzaming  0,2 miljard in terugstopte.

Aan de Klimaattafel over de gebouwde omgeving, die een nieuw Klimaatakkoord 2018-2030 moeten voorbereiden, wordt gesproken over dat in 2030 de woningvoorraad gemiddeld label A moet zijn, en dat er dan 2 miljoen woningen van het gas af moeten zijn.
In 2050 moet de gebouwde omgeving energieneutraal zijn.


Ter vergelijking: van Leeuwen becijferde de gemiddelde energielasten van een woning op €148 per maand in 2018 (en dat is stijgend). Daarvan iets meer dan 1/3de gas en de rest stroom.

Dit alles leidt de Woonbond tot een prioriteitenlijst:

Van Leeuwen pleitte ook nadrukkelijk voor een warmtestrategie, want daar gaat nu in woningen het meeste geld aan op.
In dit verband maakte hij de vergelijking dat een Fiatmotor ongeveer even groot was en een stuk complexer dan een warmtepomp, maar wel €600 kostte tegenover een warmtepomp €6000 . Met andere woorden: die warmtepomp moet een stuk goedkoper kunnen worden.

Hij noemde de noodzaak van een Regionale Energie- en Klimaat Strategie (REKS)

Luc Reusken, manager vastgoed van Woningstichting Thuis uit Eindhoven
Thuis heeft 10328 woningen, waarvan 3556 in Eindhoven en de rest in enkele voorsteden.

De stichting was in 2018 de meest duurzame woningbouwcorporatie van Nederland. Daar waren ze heel trots op. Evenzo op de prestatie dat in 2017 hun gehele woningvoorraad gemiddeld label B was geworden. Die labels zijn reëel, zegt Reusken, niet theoretisch.
In 2050 moet de woningvoorraad CO2-neutraal zijn.

Thuis was nu zover omdat ze eerder dan anderen, acht jaar geleden, begonnen zijn.

De praktijk leert, zegt Reuskens, dat je met je huurders om speaking terms moet blijven.

Thuis had uit eigen middelen in 10 jaar 70 miljoen financiele ruimte gecreëerd. Maar de vraag blijft hoe het financieel verder moet. Het zal ongeveer €450 miljoen kosten om 76% van hun woningen CO2– neutraal te krijgen.

 

(Deze flats aan de W. de Zwijgerlaan in Best vervangen nu gesloopte flats. De nieuwe flats zijn Nul Op de Meter. Zie ook www.mijn-thuis.nl/Willem-de-Zwijgerweg-Best/ ).

Paulus Jansen (ex-wethouder SP in Utrecht, o.a. Wonen)
Utrecht is een heel andere stad als Eindhoven. Niet alleen groter, maar ook een bijna dubbele woondichtheid en veel maar stadsverwarming. Zijn stad energieneutraal krijgen lukt volgens Jansen niet.

Het Utrechtse leidingennet en de vervangingstermijn

Jansen (die in Eindhoven technische Bouwkunde heeft gestudeerd en veel van deze materie afweet)  focuste vooral op de warmtevoorziening.

Hierboven de leiding-vervangingkaart van netbeheerder Stedin. De gele lijnen moeten op korte termijn vervangen worden en zodoende is Overvecht-Noord het eerst aan de beurt. De wijk gaat dus van het gas af.  Dat is een omvangrijke operatie en de inspraakbijeenkomsten vullen de krantenkolommen.

Warmtesituatie in Overvecht-Noord (Utrecht)

Als men een warmtenet wil verduurzamen, komt men als vanzelf op vraagstukken rond lage temperatuur-warmte 9pakweg 25 tot 40°C). Het gaat over het slim bestrijden van legionella, over vloerverwarming of grote radiatoren via restwarmte en geothermie naar monopolievraagstukken. De Utrechtse gemeenteraad heeft in 2017 een Warmtevisie vastgesteld en dat is iets waar de Eindhovense gemeenteraad vroeg of laat ook aan moet.

Utrecht sorteert voor op €250 miljoen per jaar (dat is inclusief de particuliere gelden).

De presentaties zijn in .pdf-vorm te vinden:

Bernard Gerard

Jaap van Leeuwen

Luc Reusken

Paulus Jansen (deze presentatie is vanwege de omvang op deze site iets ingekort)

De Brabantse SP wil meer van dit soort bijeenkomsten gaan organiseren.

 

MER windturbineproject A16 beschikbaar

De bestuurlijke opdracht
In 2013 is afgesproken dat de gezamenlijke Nederlandse provincies plek gaan bieden aan in totaal 6000MW wind op het land. In de daarop volgende onderhandelingen heeft Brabant 470MW toegewezen gekregen. Daarvan moet minstens 100MW gerealiseerd worden in één groot project, dat door het Rijk, indien nodig, dwingend kan worden opgelegd.
De provincie heeft in de Structuurvisie 2010 (plus 2014), en daarna in de Verordening Ruimte, bepalingen opgenomen waar deze windenergie wel en niet gerealiseerd kan worden.

In Brabant hebben de provincie en de West-Brabantse gemeenten afspraken gemaakt over 200MW, waarvan het 100MW-project een deel is. Het Brabantse 100MW-project strekt zich uit in een strook van ongeveer 1km aan elke kant breed, langs de A16, van de Belgische grens tot het Hollands diep.

De A16-invulling
Er is een proces opgezet dat met veel mogelijke invullingen begon, maar dat gaandeweg teruggetrechterd werd tot er 11 varianten overbleven. Dit alles gebeurde in overleg met de bevolking. Die was er niet altijd blij mee, maar het werd ook geen opstand. Gedeputeerde van Merrienboer (PvdA) en zijn ambtenaren en ingehuurde deskundigen hebben zich af en toe de blaren op de tong moeten praten.
Wat hielp is dat er een sociale participatieregelig ingesteld is. Een deel van de exploitatiewinst zal aan de omwonenden ten goede komen.
Dit verhaal gaat echter niet over deze voorgeschiedenis.

De realisatie van het project vereist een gemeentegrensoverschrijdend bestemmingsplan, een PIP (Provinciaal Inpassings Plan). Daar hoort een MER bij die alle mogelijke aspecten van de overgebleven 11 varianten in dat PIP doorrekent. En die MER (nog een concept) is nu uit (zie https://merwindenergiea16.brabant.nl/mer/samenvatting-van-het-mer ).
In het MER zijn alle 11 varianten doorgerekend op een aantal criteria: geluid, slagschaduwen, water, externe veiligheid archeologie, cultuurhistorie, landschap en de ecologie ter plekke (deze soms meer, soms minder, kwantitatief). Alle 11 varianten scoren, maar wisselend.
Vervolgens heeft men zitten peuteren om uit al die varianten een VoorKeursAlternatief (VKA) te definieren. Dat is, wat de provincie betreft, de kant die het op moet (hieronder de laatste kolom).

Overzichtstabel alle 11 varianten en het VKA

Het VoorKeursAlternatief – energie
In het VKA worden er 26 hoge turbines geplaatst en twee middelhoge. Bij de hoge moet je denken aan een tiphoogte van ongeveer 210m en 4,2MW nominaal vermogen, bij de middelhoge aan 180m tiphoogte en 2,5MW (deze cijfers moet men zien als representatieve voorbeelden).
Bij elkaar komt men zodoende aan 114MW, waarvan men 15% in mindering brengt aan diverse verliezen (o.a. onderhoud of de turbines uitzetten als de slagschaduwen te hinderlijk zijn – kan oplopen tot 5 uur en 40 minuten per jaar). De turbines hebben 3300 vollasturen per jaar.

Dat alles brengt de jaarlijkse opbrengst op 375GWh/jaar , oftewel 1,35PJ/y . Dat valt niet tegen – tot nu toe had ik voor mijzelf ruim 0,8PJ ingeboekt. Maar nu de turbines steeds hoger worden, draaien ze steeds meer uren per jaar en dat tikt flink aan.

Ligging turbines en geluidscontouren A16-project

Het VKA lijkt het meeste op variant 11. In die variant “de knooppuntenvariant” staan de turbines in de oksels van waar snelwegen op elkaar uitkomen, zoals bij  de knooppunten Zonzeel (ten Noorden van Breda), Klaverpolder (bij Moerdijk) of Galder (ten Zuiden van Breda), of op industrieterrein Hazerldonk.

Het VoorKeursAlternatief – geluid
Het geluid is altijd het meest omstreden probleem.
De milieuwetten eisen dat een turbine aan de gevel van kwetsbare gebouwen (o.a. woningen) jaar- en etmaalgemiddeld <47 dB Lden is, en jaar- en nacht gemiddeld <41 dB. De praktijk wijst uit dat aan de nachteis voldaan wordt als aan de dag-eis voldaan wordt, zodat de nacht-eis niet meer apart vermeld wordt (behalve in de bijlagen).
Zie https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2010-749.html .

Onder het VKA voldoen op de 3016 onderzochte huizen er 18 niet aan de 47 dB Lden – eis. Daar moet dus iets op gevonden worden, bijvoorbeeld isoleren of uitkopen “saneren” stelt de toelichting op h
Onderzoek wijst uit dat binnen de groep die 47dB Lden aan de gevel heeft, 9% ernstige hinder heeft. Dat is dus van bovengenoemde 18 woningen.

Het MER bevat ook een geluidscumulatie-analyse. Die wordt gegeven in GES-taal (Gezondheids Effect Screening). Men moet het getal 198 lezen als dat van de 3016 huizen samen de GES-score 198 toeneemt (dus gemiddeld 0,066 per huis).
In de tabel eronder staat wat men zich ongeveer bij een GES-score moet voorstellen.

Het VoorKeursAlternatief – slagschaduwen
Het frequentste probleem betreft de slagschaduwen die optreden. 1973 huizen zien af en toe een schaduw over de woning flitsen en bij 306 woningen binnen die verzameling is dat meer dan 17 dagen, 20 minuten per dag. Als die woningen op minder dan 12 rotordiameters (in praktijk ongeveer 1,7km) van de turbine afliggen, wordt de turbine automatisch even stilgezet.

Het VoorKeursAlternatief – ecologie
Ecologisch (ter plekke) is er niet echt veel aan de hand. Een windturbine langs de A16 kost, afhankelijk van waar hij staat, 10 tot 15 vogels per jaar het leven die tegen de rotor aanvliegen. Het windpark als geheel kost ongeveer 365 vogels per jaar het leven. Dat is op de stand als geheel niet heel veel. De huiskat, de auto en de glazen loopbrug hebben veel meer vogellevens op hun kerfstok.
De turbines in het VKA hebben all-in lichte effecten op vogels en  vleermuizen.

Vliegbewegingen van ganzen

Het MER rekent alleen met de ecologie ter plekke. Dat is eigenlijk raar, want het beëindigen van kolen- of gasstook elders moet de ecologie van het gebied in ruime zin juist verbeteren. Deze opwaardering van de algemene achtergrond wordt niet in het MER meegenomen.

Eindoordeel
Van mij mogen ze gauw gaan bouwen.