Duurzame energie kan zeer grote impact krijgen op het Brabants landschap

Inleiding over grootschalig en kleinschalig
Mensen houden zich vooral bezig met kleine, individuele energieprojecten in de eigen omgeving. Zo  hoort het, vinden ze en daarbij hoort logischerwijs de opvatting dat duurzame energieprojecten bottom-up
ontwikkeld horen te worden en dat energiecoöperaties en vergelijkbare stichtingen de maat der dingen zijn.

Dat kan tot draagvlak leiden, maar niet tot grote getallen. Het PBL heeft becijferd dat de gezamenlijke Nederlandse energiecoöperaties tot 2020 enkele PJ toe zullen voegen aan het duurzame energiepakket, terwijl het totale Nederlandse energiebudget ca 3200PJ is. Die paar PJ is misschien een onderschatting, maar dan nog halen wij de Klimaatovereenkomst van Parijs er niet mee.

Wie het Parijse klimaatakkoord als uitgangspunt neemt, praat over getallen die minstens enkele honderden maal de gezamenlijke energiecoöperaties zijn, en denkt dus macro. Ik denk zelf meestal macro. ‘Macro’ is alleen te behappen voor kapitaalkrachtige, professionele organisaties die sinds de (door mij betreurde) privatisering van de op NUTS-basis geschoeide energiemaatschappijen allemaal in particuliere handen zijn. Ik zou willen dat er weer een grote publieke energie-
maatschappij kwam.
Mede omdat ze particulier zijn, worden die grote organisaties als NUON of Raedthuys als boemannen gezien die, dwars tegen de bevolking in, hun grote projecten willen doordrukken (zie bijv. het 100MW- windproject langs de A16).

De twee invalshoeken moeten op een of andere manier in elkaar gaan grijpen. Goede participatieregelingen en idem afspraken zijn essentieel.

De ruimtelijke effecten van windturbines en grote zonneparken laten dezelfde tweedeling zien.
Eén turbine in de onmiddellijke leefomgeving is vooral een leefbaar-
heidsprobleem.
Van de ruimtelijke effecten van duizenden turbines en honderden hectares zonnepark, kunnen slechts weinigen zich een voorstelling vormen, zelfs niet bij Brabantse natuur- en milieuorganisaties. Men heeft geen idee van de maat en de schaal van de installaties, die nodig is om Nederland in 2050 voor 80 tot 95% minder CO2 te laten produceren dan in (bijv.) 2014.

De provincie begint er over na te denken
Beleid begint logischerwijs bij Rijk en provincie. De provincie Brabant (waarover ik van nu af spreek) is begonnen de kennisleemte te vullen met de publicatie van bureau Posad “Gebiedsstrategie Duurzame Energieopgave provincie Noord-Brabant” (sept 2016). Eventueel bereikbaar via https://metropoolregioeindhoven.nl/thema-s/ruimte-voor-energie en dan doorklikken.
Brabant Kennis heeft een interactief publieksdocument van gemaakt waar op een wat levendiger manier hetzelfde in staat http://brabantkennis.nl/energie-in-zicht/ .

Van nu af bespreek ik het werkstuk van Posad.

De Brabantse energievraag

Finaal Energetisch Verbruik Brabant 2050

Na de goedbedoelende, maar technisch zwakke documenten “Brabantse Energie Akkoord” en “Provinciale Uitvoeringsagenda Energie” ligt er nu voor het eerst een document dat probeert te starten vanuit een kwantitatieve analyse die te volgen is (hoewel niet vlekkeloos). Aangegeven is het Finaal Energetisch Verbruik van heel Noord-Brabant.
Aangenomen wordt dat in de autonome ontwikkeling de energievraag van 290,5PJ in 2014 zou stijgen naar 319,9PJ in 2050. Maar er wordt een besparingsprogramma opgezet, waardoor de energievraag in 2050 244,5PJ is (denkt men). De  besparing, en alle deelbesparingen, worden gegeven als (2050 zonder) minus (2050 met besparing). Totaliter dus 319,9-244,5PJ = 75,3PJ.

Aan die besparing (die ik nogal laag ingeschat vind) liggen aannames ten grondslag.
Vervolgens worden scenario’s bedacht die, bij elkaar opgeteld, tot die 244,5PJ aan duurzame energie komen. Ook daaraan liggen aannames ten grondslag. Ik kom op beide terug.

Dat lukt net als men in alle scenario’s de maximale variant neemt (conclusies blz 43). Je komt dan uit op:

Maximale opbrengst windturbines 7,58MW Brabant

Windenergie 142,4PJ, opgewekt door 2270 turbines van 7,58MW per stuk (ter vergelijking: Brabant moet 470MW uitvoeren van het landelijke 6000MW – programma, en dat gaat na voltooiing 3,6PJ per jaar opleveren)
Zonne-energie 70,9PJ, waarvan 9,1PJ opgewekt op het 37km2 dak (effectief wordt geacht te zijn 18% van alle dak), 4,4PJ op stortplaatsen, en 57,3PJ in parken van samen 143km2 groot (ter vergelijking: in 2015 wekte de zon aan stroom en warmte in Brabant 0,9PJ op)
Geothermie en restwarmte 17,9PJ , opgewekt als 7,8PJ bij woningen en 10,2PJ bij kassen, en wat industrie)
Biomassa 24,8PJ, opgewekt uit 6,6PJ covergisting en 18,2PJ monovergisting van mest (9.3 miljoen ton rundermest, 10,6 miljoen ton varkensmest, en nog zo het een en ander)

Totaal geeft dit (142,4+70,9+17,9+24,8) = 256PJ (en niet 253PJ, zoals Posad zegt).

Maximaal potentieel biomassa
Biomassa naar bronnenhoeveelheid

Behoorlijk heftig, maar wat waren de gebruikte aannames?
Dit op te splitsen in technische aannames enerzijds en afbakenende keuzes anderzijds.

Er zijn technische aannames t.a.v. de omrekening van een oorzaak in een opbrengst (bijv. wind in PJ), en t.a.v. het besparingsprogramma.
Aan de eerste heb ik niet echt gerekend. Op het oog klopt het allemaal redelijk en de kengetallen komen ongeveer overeen met wat ik zelf ook gebruikt heb bij eigen schattingen (zie Hoe 14% duurzame energie in Brabant in 2020 haalbaar is ).
In het besparingsprogramma worden enkele merkwaardige keuzen gemaakt.
Zo waardeert Posad de bestaande Brabantse woningen slechts tot label B op en beweert dat label A-woningen minder besparen dan label B-woningen (minder gas, maar onevenredig meer stroom). Dat laatste
lijkt me sterk. Maar het is typisch dat de provincie al jaren op het Nul Op de Meter-scenario tamboereert, terwijl er nu een zeer relevant document ligt namens diezelfde provincie, dat geen woord wijdt aan diezelfde Nul Op De Meter-woningen.
Het bespaartempo bij de industrie wordt op 1% per jaar gezet (dus t.o.v. het autonome groei-scenario), wat naar mijn smaak laag is, maar bovendien onjuist uitgerekend wordt. 36 jaar lang 1% eraf betekent *0,696, maar doe ik dat met het autonome ontwikkeling-gebruik in 2050, dan kom ik nog op een lager getal uit dan Posad geeft. Volgens de eigen systematiek zou de industrie in 2050, na besparing, nog 68PJ nodig hebben en geen 77PJ.
Verder rijdt bij Posad in 2050 alleen personenauto’s elektrisch. Over bussen en vrachtauto’s wordt niets gezegd.
Volgens mij onderschat Posad de mogelijke besparing met zeker 10 a 20PJ (dus van 244,5 moet 10 a 20PJ af).

Maar de grootste impact hebben de afbakenende keuzes.
Dat zijn er twee.
– op de eerste plaats dat Nederland als geheel autarkisch moet zijn op energiegebied. Dat heeft zich gaandeweg tot een soort dogma ont-
wikkeld, maar waarom eigenlijk? Nederland importeert nu ook grofweg de helft van zijn energie. Waarom zouden we geen zonneenergie importeren uit Marokko of Spanje of Griekenland? Is de EU ook nog eens ergens goed voor.
– dat Brabant binnen Nederland autarkisch moet zijn. Alle Posad-scenario’s spelen zich geheel binnen Brabants grondgebied af.
Biomassastromen kunnen alleen binnen de provincie benut worden, hetgeen, gegeven de hoeveelheden veevoer uit verweggistan, nogal vreemd klinkt. Mag van Posad ook het veevoer niet meer van buiten Brabant komen? Klinkt te mooi om waar te zijn.

Maar het kwantitatief belangrijkste effect is dat wind op zee niet meegenomen wordt. “Brabant energieneutraal” is geen doel op zich, maar een middel. Het doel is “Nederland energieneutraal”. Dus mag men, naar mijn smaak, zo’n 15% van de geschatte opbrengst van het nu lopende 4450MW-programma op zee (binnenkort goed voor zo’n 50PJ) aan Brabant toerekenen. Scheelt weer 7 tot 8PJ.
Nog veel meer zoden aan de dijk zet het revolutionaire Energetic Odyssey-voorstel (nog niet meer dan een voorstel) om met de gezamenlijke Noordzeelanden 25000 windturbines op de Noordzee te bouwen (zie www.hnsland.nl/nl/projects/2050-energetic-odyssey en www.bjmgerard.nl/?p=4244 ). Die zouden samen goed moeten zijn voor ca 90% van de elektriciteitsproductie van de deelnemende landen, zijnde ongeveer 1/3 deel van de totale energiebehoefte.
De Provincie zou zich er met kracht voor moeten inzetten dat dit project zo snel mogelijk gerealiseerd wordt. Dat zou het totale Brabantse plaatje van de elektriciteitsopwekking veel beter te behappen maken. De gezamenlijke milieuorganisaties en de progressieve politieke partijen zouden zich achter dit Odyssee-plan moeten scharen.

Warmte en biomassa en de resterende elektriciteitstaak
Zelfs als de elektriciteitsproductie, zoals in het Odyssee-project, grotendeels op zee zou plaatsvinden, dan blijft er nog steeds een formidabele taak over.

Aan elektriciteit moet er nog steeds 20 a 25PJ op het Brabantse land opgewekt worden. Zelfs dat is nog een forse nieuwe taak.

127,2PJ van het totale Brabantse 290,5PJ-budget (44%) bestaat uit warmte, meestal afkomstig uit aardgas dat er straks niet meer is. Daar zal iets mee moeten gebeuren.
Dat Posad inzet op biomassa, waarvan het meeste in de vorm van mestvergisting, is dan ook principieel te volgen. Ik heb er zelf ook voor gepleit. Wat niet meteen te beoordelen is, is op hoeveel dieren de schattingen gebaseerd zijn. Als dat de huidige veestapel is, is er een probleem want die is veel te groot. Als dat (bijvoorbeeld) driekwart van de huidige veestapel is, kan daar, wat mij betreft, over nagedacht worden. Hier passen geen reflexmatige afwijzingen.
Het biomassadossier is ingewikkeld en veel hangt met veel samen. Iemand die er verstand van heeft, zou eens vanuit dat vertrekpunt naar de Posad-studie moeten kijken.

Verder verdient de toekomst van de collectieve warmtelevering veel meer aandacht van milieuorganisaties en progressieve partijen. In de toekomst zal collectieve warmtelevering (WKO, groen of hydrolysegas, en restwarmte en geothermie) een veel belangrijker rol spelen dan nu. Zie onder andere CE rekent klimaatneutrale warmtevoorziening woningen door voor 2050

Biomassaprojecten en collectieve warmteprojecten zijn visueel veel minder overheersend dan elektriciteitsprojecten als wind en zon. Het is in het belang van het landschap om die hoger te waarderen.

Duurzame energie bottom-up of top-down organiseren?

Duurzame energie-initiatieven in West-Brabant
SP-Statenlid Joep van Meel en ik hadden (18 jan 2017) een gesprek met Onno Eigeman, die een invloedrijk man is binnen de West-Brabantse
duurzame energie-wereld.
Hij is voorzitter van de Cooperatie Energiek Halderberge, coördinator van het Energieloket West-Brabant, Regiocoördinator Duurzaamheid West-Brabant vanuit de VEC Noord-Brabant (dat is de Vereniging van Energie Coöperaties), en lid van de Regiegroep Energietransitie West-Brabant.
De laatste ‘titel’ was de gespreksbasis.

Onno Eigeman

Een tijd geleden is in Noord-Brabant het Brabantse Energie Akkoord (BEA) vastgesteld. ( zie Het Brabants Energie Akkoord: een goed idee, maar het had een betere uitwerking verdiend ).  Daardoor is dit tevens de basis geworden van het provinciale beleid. Vervolgens heeft de provincie daarop een Uitvoeringsagenda gebaseerd (zie oa De Brabantse Uitvoeringsagenda Energie – kwantitatiefidem – politiek en kwalitatiefidem – het ECN-advies ). Beide documenten lopen over van de goede bedoelingen, maar ik vind ze technisch niet sterk.

Vervolgens is de gedachte verbijzonderd tot vier regio’s in Brabant, te weten West, Midden, Noord-Oost en Zuid-Oost. Eigeman doet dus West-Brabant.
Die regio’s werken als het ware aan een Regionaal Energie Akkoord, later eventueel een Lokale Energie Akkoorden.
Er moet een platform gaan komen (met site) waarop de regionale, en eventueel daaronder vallende lokale, organisaties ideeën en ervaringen gaan uitwisselen. Het Platform gaat inhoudelijk bestuurd worden door de actievoerders zelf.
Het is allemaal nog volop in ontwikkeling.

In West-Brabant borrelen de ideeën op, met in wisselende samenstelling Ondernemers, Onderwijs, Overheid en de Ondernemende burger (de 4 O’s). Eigeman heeft zelf 113 projecten in zijn portefeuille, waarvan 70 op het gebied van collectieve zonne-energie. De projecten hebben vaak ook een sociale component, zoals de boer in Stampersgat die 640 PV-panelen legt. Stampersgat is een klein dorp binnen de gemeente Halderberge, en de opbrengst van de panelen komt mede ten goede aan de renovatie van een appartementengebouw (niet tot Nul op de Meter overigens, maar tot A++).
Soms ook is de bedrijfseconomie leidend, zoals bij een project van 40000m2 PV-paneel op een bedrijf in Breda.

Ik heb grote bewondering voor de inzet en de creativiteit waarmee in West-Brabant gewerkt wordt. En toch heb ik er ook een kritische vraag bij.

Bottom-up of top-down?
Fundamenteel kun je op twee manieren met duurzame energie bezig zijn.

Je kunt micro allerlei projecten realiseren (bottom-up). Dat is wat in West-Brabant gebeurt. De sterke kant is dat er hard en creatief gewerkt wordt en dat daarbij de bevolking geënthousiasmeerd wordt, de zwakke kant is dat men op dit moment nauwelijks een idee heeft wat het totaal aan initiatieven feitelijk per jaar aan Joules oplevert. Dat zal moeten veranderen: als gesubsidieerde instelling moet er een jaarverslag komen en daarin moet uiteindelijk opgeschreven worden welke prestatie er voor welk geld verricht is.

Je kunt macro met energie bezig zijn en zeggen dat in het BEA staat dat er in 2020 ongeveer 40PJ Finaal duurzaam Energetisch Vermogen moet zijn in Brabant. In 2014 zat dat aantal op 19,3PJ. Er moet dus fors wat bij.

De sterke kant is dat als je dat realiseert, je aan je politieke commitment voldaan hebt (je voert feitelijk uit wat er overeengekomen is). De zwakke kant is dat je al gauw bureaucratisch bezig bent, en veel eerder ruzie met omwonenden hebt.
Door mijn positie als fractiemedewerker is mijn eerste reflex om de tweede positie te kiezen, mede omdat er bijna niemand anders is die dat doet. Er wordt veel te weinig gerekend.

Als ik bijvoorbeeld (bij gebrek aan beter) een schatting maak van het effect van Eigemans’ PV-portefeuille, en daarbij met de kletsnatte vinger aanneem dat als zijn kleinste project ca 1000m2 is en zijn grootste 40000m2 , zijn gemiddelde project (waarvan hij 70 heeft) ergens rond de 4000m2 zit, dan heeft hij voor 0,28km2 in zijn portefeuille. Dat is idealiter goed voor ca 0,17PJ.
Neem ik (optimistisch) aan dat een project binnen een jaar voltooid wordt en (nog optimistischer) dat het in heel Brabant even goed gaat, dan ben je in 2020 ongeveer  2PJ verder met van alle van onderop georganiseerde PV-projecten in heel Brabant samen.

Vergelijkbaar het 470MW-windenergieprogramma, dat in Brabant grofweg halverwege is. Voltooiing (die bepaald niet altijd bottom-up gaat) zou ca 2PJ toevoegen.
Maar om het BEA uit te voeren, moet er iets van 20 a 22PJ bij gekomen zijn in 2020. En dan zit je nog maar op 14% duurzame energie.

Het Planbureau voor de Leefomgeving in “Energiecoöperaties: ambities, handelingsperspectief en interactie met gemeenten – de energieke samenleving in praktijk” (2014) verwacht, dat coöperaties in heel Nederland samen aan energiebesparing en duurzame productie ‘hoogstens enkele PJ‘ toe zullen voegen. Waarbij de kanttekening op zijn plaats is, dat als een coöperatieactie ertoe leidt dat mensen panelen op hun eigen huis leggen, die opbrengst niet aan de coöperatie wordt toegeschreven, maar aan de woningeigenaar. De opbrengst is moreel, maar niet zakelijk. In deze zin is de invloed van de gezamenlijke coöperaties een stuk meer waard dan genoemde paar PJ.
Maar de gedachte dat de Brabantse coöperaties tot 2020 pakweg 2PJ toevoegen, is dus niet absurd laag.

Eigenlijk is het probleem dat de coöperatieve beweging zich vooral met woningen bezighoudt en vooral met elektriciteit. Maar woningen (met wat nutsgebouwen) beslaan momenteel slechts een kwart van de energievraag, en die bestaat momenteel slechts voor 1/5de deel uit elektriciteit.

(Brabant energieverbruik, bron de Klimaatmonitor jan 2017, 1000TJ = 1 PJ)
Brabantse duurzame productie, Klimaatmonitor jan 2017, 1000TJ=1PJ

Zie Klimaatmonitordata Eindhoven en Brabant_jan2017  , in het stuk de link naar waar deze getallen vandaan komen.

Combinatie nodig
Met andere woorden: het bottom-up verhaal kan niet het volledige verhaal zijn.
Het is zeer nodig, maar niet voldoende. Er moet iets anders zijn wat grote getallen levert, zoals bijvoorbeeld mestvergisting, andere biomassa, heel veel grote zonneparken en centrale warmtelevering (het recente Warmteplan van de provincie is een voorbeeld, zie Warmte in Brabant en CE rekent klimaatneutrale warmtevoorziening woningen door voor 2050 ).

Bovendien lopen de kosten al gauw zo hoog op dat het buiten het bereik raakt van bottom-up bewegingen. Een windturbine kost aan aanleg grofweg € 1,5miljoen per MW, dus het 100MW-project langs de A16 kost grofweg €150 miljoen. Dat wordt projectontwikkelaarswerk en onderhandelen dat er een goede participatieregeling uitkomt voor de omwonenden (zoals bijv. die in Klundert).

Uiteindelijk waren we het met zijn drieën wel eens dat de inspanningen bottom-up en top-down in elkaar moeten grijpen. De een kan niet zonder de ander.

Zonnepanelen op 80ha afgedankt bedrijventerrein? – updates

Drie updates zie onderaan dit artikel.

Het Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE) wil 80ha bedrijventerrein wegens overbodigheid zeker afdanken en 192ha misschien. Het SGE omvat de gemeenten en Helmond en zeven gemeenten daar rondom heen.

Milieudefensie heeft het SGE per brief gevraagd om die 80ha “vol te gooien” met zonnepanelen.
Een eerder artikel op deze site, met daarin de brief, is te vinden op https://www.bjmgerard.nl/?p=3626  (de afbeeldingen in het artikel stonden niet in de brief).
duurzame-energiegetallen-sge-gebied-over-2014-kleur

Samen wekten de negen gemeenten in 2014 slechts 3,45% van hun energie duurzaam op. Ondanks de torenhoge Brainport-pretenties in de regio is dat nog beduidend onder het Nederlandse gemiddelde van Nederland van 5,6% en van Brabant van 7,0%.
Met 80ha PV-paneel zou de duurzame opwekking groeien tot iets meer dan 4%. Houdt nog steeds niet over, maar in elk geval een stap.
Bovendien is dit een gunstige tijd om te investeren (lage rente, beschikbare subsidies).

Het antwoord
Milieudefensie ontving op 27 okt een antwoord van portefeuillehouder Hoekman-Sulman (wethouder van Geldrop-Mierlo) namens het SGE.
Mevrouw Hoekman-Sulman noemde het idee “goed en positief”, maar zei erbij dat er ook andere mogelijkheden zijn, bijvoorbeeld het Groenfonds van de provincie. De gebieden zijn nog niet bebouwd en soms staat er bos of andere natuur op.
Soms ook staan er bijvoorbeeld kassen op. De grond is niet altijd al in eigendom bij de gemeenten.
Bij de herinvulling van de gronden zullen alle alternatieven worden meegenomen.

De volledige tekst van het antwoord is hier te vinden.

Commentaar op het antwoord
De toonzetting van het antwoord is positief en het voorbehoud is niet onredelijk. Aan de andere kant hadden deze bezwaren ook niet geteld als het bedrijventerrein wèl ontwikkeld was geweest. Dan waren de kassen ook opgekocht geweest en de bomen ook gekapt.

Het is overigens een interessante discussie wat duurzamer is: zonnepanelen op een lap grond of een eventueel laagwaardig en reeds volwassen productiebos. Karel Knip schrijft er (deels uit zijn nek) in de NRC hele verhalen over. De uitkomst van deze afweging staat voor mij niet vast.
Het is ook een interessante discussie of je onder een veld zonnepanelen een goede nieuwe ecologische functie kunt definieren, al dan niet gecombineerd met schaap. En vervolgens, of die functie beter of slechter is dan laagwaardig volwassen productiebos.
Ik weet van dit onderwerp zelf te weinig af. Het lijkt me een leuke vraag voor de BMF en de regionale of de provinciale natuurambtenaren.

Daarnaast: Milieudefensie heeft het nog niet gehad over de 192 ha in de misschien-categorie. Daarvan zou misschien ook wel een deel met zonnepanelen kunnen worden vol gezet. Als een stad als Eindhoven in 2045 energieneutraal wil zijn, zal men toch iets moeten.

Inmiddels begint het idee in een stroomversnelling te geraken.
De Eindhovense SP kondigde een motie voor de begrotingsbehandeling aan in de Begrotingscommissie van 01 nov 2016. Het Eindhovens Dagblad van 02 nov 2016 noemde het een ‘proefballonnetje’ , maar dat doet de voorgeschiedenis zijdens Milieudefensie onrecht. Zie hier de motie –>  motie-zonnepark-op-vrijvallende-industrieterreinen
Wethouder Staf Depla (PvdA): “U komt hiermee op het juiste moment. De provincie heeft de regiogemeentes  gevraagd om een deel van de geplande bedrijventerreinen te schrappen, omdat er anders teveel komen. ….. Een zonnepark is één van de opties.

geschrapte-bedrijfsterreinen-sgegebied_ed_03nov2016
Een dag later stond in het ED een kaartje  met de bedrijventerreinen, die bij de deal betrokken waren. De negen gemeenten in het SGE-gebied hebben op 2 nov bij elkaar gezeten voor de finale besluitvorming. Ze maken een financiele pot, waarin de plussen en de minnen gaan, en spreken af, dat ze elkaar blijven vasthouden wat betreft de grondprijzen van de industrietereinen, die met enige opslag nog wel uitgegeven worden.
De definitief te schrappen hoeveelheid bedrijfsterrein blijkt inmiddels gegroeid tot ca 150ha.

Over de invulling van de geschrapte terreinen wil de provincie gaan meedenken met de gemeenten. Gedeputeerde Van Merrienboer in het ED (3 nov 2016) ziet kansen “met windmolens kun  je veel geld verdienen en ook zonnepanelen zijn interessant“. “Met tijdelijke ‘energieweiden’ kunnen gemeenten hun verlies op energiegrond extra compenseren.”

Dat woordje ‘tijdelijk’ is trouwens typisch. Als het om de grote misschien – categorie gaat (ca 165 hectare) valt dit te volgen. Als het om de afgeschreven categorie gaat, valt niet goed in te zien waarom dit ‘tij-
delijk’ zou moeten zijn – behalve als die tijdelijkheid uit de vergankelijk-
heid van alle technische dingen voortvloeit.

Tweede update: bij de Eindhovense begrotingsbehandeling hebben B&W de SP-motie overgenomen. De inhoud is dus zonder stemming tot beleid verklaard.

Derde update:
een motie van gelijke strekking heeft het in de provincie niet gehaald omdat de Gedeputeerde zei dat ze het beoogde al deed.
Een week later (18 nov 2016) is er wel een motie breed aangenomen waarin gesteld werd dat er “in de Verordening Ruimte voorstellen moesten komen, waarin stond onder welke voorwaarden ruimte kan wordne geboden aan bottom up-initiatieven, zodat ook zonnevelden in de onbebouwde ruimte mogelijk gemaakt kunnen worden.” De Verordening Ruimte is een van de belangrijkste wapens van de provincie.
De tekst zie –> motie_18nov2016_zonnepanelen-in-verordening-ruimte

 

Mijn jaarafrekeningen door de jaren heen – update 1

Voor de update-1 één jaar (okt 2015-okt 2016) later zie onderaan dit artikel.

Ik kreeg onlangs (eind okt 2015) van Greenchoice mijn jaarafrekening van oktober 2014 t/m 2015, zowel de heen- als de teruglevering. Ik vind dat een geschikt moment om mijn eigen energiesituatie te schetsen.

Verstandig om even mijn morele positie te benoemen. Ik ben voor
duurzame energie en ik wil daar ook persoonlijk een bijdrage aan
leveren, zolang het financieel enigszins binnen de grenzen van het redelijke blijft. Ik zit er dus primair voor het milieu in met een knipoog naar het geld en niet omgekeerd.

Wat is “rendabel”?
Verstandig om hier ook even het begrip ‘rendement’ te definieren.
Bij een elektriciteits-groothandelsprijs onder de 5 cent/kWh is momen-
teel geen enkele duurzame energievorm qua zuivere kostprijs rendabel. De kolen worden momenteel voor zo’n weggeefprijs aan de man gebracht, dat daar niets tegen op kan concurreren. Zie ook mijn artikel over de SDE-regeling ( Voorbeelden van de SDE+ regeling voor duurzame energie )
Omdat aan de zuivere kostprijs een veelvoud aan opslagen wordt toegevoegd, kunnen staat en energieleverancier spelen met die opslagen. Voor mij als burger is daardoor een economische rentabiliteit haalbaar. Bij gewenst gedrag rekent men mij minder opslag en dat levert al gauw meer op dan mijn spaarrekening mij levert. Ik gebruik in het hierna volgende deze definitie.

Mijn huis en mijn gezinssituatie
Ik woon in een standaard rijtjeshuis in de Eindhovense wijk Woensel dat rond 1970 gebouwd is. Het heeft een bruikbare vloeroppervlakte van 143m2 over drie reële woonlagen en een opbergzolder. Er is in 2000 een Nefit Ecomline HRC30 2000 ingezet, die jaarlijks onderhouden wordt. Het huis heeft geen kruipruimte.

nefit ecomline HRC 30 2000
nefit ecomline HRC 30 2000

We hebben een doorsnee gezinssituatie, waarvan de wisselingen geen grote invloed op de hierna weergegeven cijfers gehad hebben.
Ik ben een uitgesproken nachtmens, hetgeen energetisch niet gunstig is. Door de jaren heen verbruikten wij met ons huishouden aan elektriciteit zo’n 15kWh/dag. Dit getal daalt autonoom wat nu de kinderen het huis uit zijn.

De energie-operaties
In aug. 2008 hebben we alle kozijnen vervangen door kunststof, en tevens alle glas door HR++ thermopane. De kosten daarvan reken ik grotendeels als  onderhoudskosten van de woning. Daarna had mijn woning energielabel D.
In april en mei 2011 heb ik (met technische ondersteuning van buiten) het dak en de muren geïsoleerd, een zonneboiler geplaatst en twee fatsoenlijke zolderdakramen. Toen had mijn huis het B-label.
Het is arbitrair welk deel van de kozijnenoperatie ik aan energiebesparing toereken en welk deel aan regulier onderhoud, dat ook nodig was. Met de kletsnatte vinger heeft het energie-geheel ons 10 mille gekost en dat resulteert in een besparing (bij de huidige gasprijs) van €455 per jaar. De terugverdientijd is dus zo’n 22 jaar. Daarnaast is het huis aangenamer geworden om in te wonen en meer waard.

In maart 2014 hebben we drie standaard zonnepanelen laten plaatsen door ons reguliere installatiebedrijf. Dat kostte (na BTW-teruggave) €1970 en levert ca 600kWh/y op. Bij Greenchoice is 1 kWh 23 cent waard, dus deze investering levert ca €138/y op. De terugverdientijd is dus ca 14 jaar. De technische levensduur wordt meestal op zo’n 20 jaar geschat.
Ik ben nu 68 jaar, dus benieuwd of ik dat nog in mijn eigen huis meemaak.

De Blauwe Reiger
De Blauwe Reiger

Op 1 mei 2014 heb ik drie winddelen in de windmolen De Blauwe Reiger gekocht in Noord-Holland. Dat kostte €645 en het ding levert mij ergens rond de 1800kWh/y op, goed voor ruim 7 cent/kWh, dus ergens rond de €140/y. Dat wordt in mindering gebracht op mijn elektriciteitsrekening.
Daar moest een kleine €80 onderhoudskosten van af, dus de terug-
verdientijd zit ergens rond de elf jaar. De technische levensduur van windturbines wordt op 15 a 20 jaar geschat.

Benadrukt moet worden dat terugverdientijden breuken zijn met zowel in de teller als de noemer forse onzekerheden. Vast staat dat ik op mijn spaarrekening minder vang.

Al met al halen zon en wind pakweg 40 a 50% van mijn bruto elektrisch verbruik af.

Nul op de meter
De provincie wil ervoor zorgen dat in 2050 800.000 huizen in Brabant Nul op de meter worden. Ik ben benieuwd hoe dat met mijn huis en mijn leefwijze moet.

Oktober 2015 – okt 2016
Ons huishouden was gedurende de vorige periode kleiner geworden. In deze periode is de huishoudelijke situatie ongewijzigd gebleven. Het verbruik over deze periode is dan ook, vergeleken met de vorige periode, flink gedaald.

Mijn zonnepanelen zijn goed voor ongeveer 600kWh per jaar, waarvan iets meer dan 200kWh zichtbaar als teruglevering. Bij de huidige elektriciteitsprijs, die kleinverbruikers betalen (bij Greenchoice 20,23 cent/kWh), levert mij dat op €121. De aanschaf van deze drie panelen kostte toen nog (na BTW-teruggave) €1970 en exploitatielasten zijn er niet. De panelen leveren mij bij de huidige consumenten-stroomprijs 6,1% van de aanschafsom op. Andersom uitgedrukt, een terugverdientijd van 16 jaar als men de restwaarde van de panelen nadien op 0 stelt. Dat is waarschijnlijk te pessimistisch, maar daar valt geen getal aan te verbinden.
Kortom, het geheel levert mij meer op dan op dit moment een bankrekening doet. Ik ben tevreden en ik help het milieu.Mijn PV-panelen zijn gelegd voor de grote prijsdaling begon, en het zijn er maar drie (dus een relatief ongunstige overhead). Wie tegenwoordig zonnepanelen legt, is financieel beter af.

Mijn Blauwe Reiger draait in  Noord-Holland. Drie winddelen hebben mij eenmalig €645 gekocht. Die staan in de verslagperiode voor 1515kWh waarvoor Greenchoice mij 6,87 cent/kWh kwijtscheldt, goed voor €104.
De exploitatiekosten in deze periode bedroegen €84, zodat ik netto €20 wijzer wordt van het bezit. Dat bezit wordt in principe niet minder waard, want ik kan ze weer verkopen. De winddelen leveren mij dus 3,1% van de aanschafsom op.

Overigens was de groothandelsprijs voor elektrische energie in deze periode rond de 4 cent/kWh. 

Karel Knip schiet uit de bocht over zonnepanelen

Karel Knip is een bekende wetenschapsjournalist. Hij schrijft elke zaterdag een populair-wetenschappelijke rubriek in de NRC (welke rubriek ik bijna altijd lees).
Een zekere neiging tot provocatie is hem niet vreemd, maar op 22 okt 2016 ging die met hem op de loop. Daar beweerde hij dat een PV-paneel over zijn volledige levensduur meer energie verbruikt dan het oplevert. Om precies te zijn1/0,82 * zoveel als je in China geproduceerde panelen in Duitsland en Zwitserland plaatst.
Zonnepanelen zouden in de afgelopen 30 jaar niets bespaard hebben.

Knip baseerde zich op een artikel van Ferroni en Hopkirk uit Energy Policy van juli 2016 (het artikel is te lezen op www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0301421516301379 .
De auteurs hebben een zogenaamde LCA gemaakt van in China vervaardigde zonnepanelen. Een LCA is een Life Cycle Assessment. Daarin wordt de energie, die nodig is voor de volledige levenscyclus van een product, uitgerekend, dus inclusief productie, montage en sloop. Omdat voor de productie van de panelen veel stroom nodig is, wordt de duur-
zaamheid van PV-panelen over de volledige levensduur ongunstiger als die panelen gemaakt worden in een land dat veel steenkool stookt – zoals China, waar ca 70% van de panelen vandaan komt.

Nogal wat deskundigen zijn boos op Knip. Daaronder Jasper Vis, directeur Nederland van Dong Energy. Die heeft een energieblog dat zeer de moeite waard is, als je tegen lange technische artikelen kunt met veel grafieken. Hij is als het ware nog tien keer zo erg dan ik! Goed, wie zich daar niet door laat afschrikken, kan hem over dit onderwerp vinden op https://jaspervis.wordpress.com/2016/10/22/draaien-zonnepanelen-op-kolen/ .

Pepijn Vloetmans, 2015
Pepijn Vloetmans, 2015

Vis wilde zo snel mogelijk tegen Knip ingaan en hield het daarom bij een literatuuronderzoek. Dat gaf bijvoorbeeld het EROI-plaatje van hiervoor (de EROI is de Energy Return On Investment – 10 betekent dat het apparaat 10*zoveel energie produceert als nodig is om het te bouwen en te slopen).

De EROI is de ene manier om het te zeggen (de EROI bij Ferroni en Hopkirk zou dan dus 0,82 zijn).
De andere manier is de CO2 eq per kWh voor allerlei energiesoorten uitrekenen. Dat geeft dit:

((NREL/IPCC))
((NREL/IPCC))

Ook zo beschouwd kan de beschuldiging niet waar zijn.

Jasper Vis had bij zijn literatuurstudie geluk. De PVV (altijd als de kippen erbij om duurzame energie verdacht te maken) in de Eerste Kamer was zo vriendelijk geweest vragen te stellen over het in juli verschenen onderzoek. Inmiddels had de minister daar ook al antwoord op gegeven en dat kon Vis letterlijk overnemen. Ik zal dat ook doen, onder dankzegging.
De minister:
“Het artikel van Ferroni en Hopkirk heeft met deze conclusies ook de aandacht getrokken van internationale deskundigen op het gebied van levenscyclusanalyses en energiesystemen. Een gezelschap van 23 wetenschappers, waaronder twee Nederlandse, van diverse wetenschapsinstituten heeft in reactie op het artikel van Ferroni en Hopkirk een gedetailleerd response paper ingediend bij het blad ‘Energy Policy’ . In een begeleidend schrijven aan de redacteuren van ‘Energy Policy’ geven zij aan dat ze zich afvragen hoe het artikel van Ferroni en Hopkirk een degelijk peer review proces heeft doorstaan. In hun response paper bekritiseren en verwerpen zij de analyse en conclusies van Ferroni en Hopkirk. Zij stellen dat sprake is van inconsistente, slecht onderbouwde en misleidende cijfers. Zo:

  • worden cijfers van zonnepanelen uit de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw gebruikt;
  •  wordt de levensduur van zonnepanelen ingeschat op 17 jaar in plaats van de gebruikelijke 25-30 jaar;
  • wordt de energieopbrengst van zonnepanelen bijna half zo hoog ingeschat als uit onderzoek blijkt;
  • worden de kosten van arbeid en kapitaal om panelen te produceren veel hoger ingeschat dan realistisch is;
  • worden (hoge) kosten van (veel) energieopslag in het toekomstige energiesysteem toegerekend aan zon pv;
  • wordt geen rekening gehouden met recycling van zonnepanelen.

Deze deskundigen wijzen er op dat uitgebreid onderzoek laat zien dat de gemiddelde energieopbrengst van de meest gebruikte (multikristallijn silicium) zonnepanelen 11,6 zo hoog is als de energie die het kost om ze te produceren.”

Pay-back tijd van PV-panelen bij verschillende aannames
Pay-back tijd van PV-panelen bij verschillende aannames

Waar wel iets in kan zitten (en waar Vis niet over schrijft) is dat China het plaatje minder mooi maakt.
Wie daar wel over schrijft is Kris de Decker op zijn website www.lowtechmagazine.be die, meer dan ik, een adept is van het sobere en zuinige leven. Ik vind het politiek onhaalbaar. Maar binnen zijn denkkader heeft hij soms gelijk. Zie http://www.lowtechmagazine.be/2015/04/zonnepanelen-steeds-goedkoper-maar-ook-minder-duurzaam.html (27 april 2015).
Hij stelt dat door het grotere aandeel steenkool, het slechtere stroomnetwerk en de lagere kwaliteit en daardoor levensduur, het totaalplaatje minder gunstig is dan het zou kunnen zijn. Chinese zonnepanelen produceren bijna drie keer zo weinig CO2 per kWh als standaard Europese grijze stroom, terwijl Europese zonnepanelen 13 keer zo schoon is.
Maar ook een techniekciticaster als De Decker haalt het niet bij het negativisme van Knip.
Bovendien, stelt De Decker, is China pas sinds 2009 een grote speler (zie het sprongetje in de grafiek hieronder). Ze kunnen dus niet de schuld krijgen van 30 jaar geschiedenis.

Prijs zonnepanelen door de jaren heen. In 2009 begon China grootschalig te leveren.
Prijs zonnepanelen door de jaren heen. In 2009 begon China grootschalig te leveren.

Bovendien, en dat zegt noch De Decker noch Knip, is China in hoog tempo aan het verduurzamen, en zich technisch aan het ontwikkelen. Het is dus zeer wel denkbaar dat over niet al te lange tijd Chinese panelen een stuk betere kengetallen hebben.

 

TU/e: Hoofdgebouw wordt uitzonderlijk duurzaam gerenoveerd en het lange termijn-duurzaamheidsbeleid

De renovatie van het hoofdgebouw
Het hoofdgebouw van de TU/e wordt binnenkort gerenoveerd tot een icoon van duurzaam bouwen. Na de oplevering (gepland voor juni 2018, start van de bouw in november 2016) zal het gebouw (vanaf dan Atlas geheten), naar eigen zeggen, het duurzaamste onderwijsgebouw ter wereld zijn, en komt het in de top-5 van alle duurzame gebouwen in Nederland.
Dit soort gebouwen wordt gemeten naar de BREEAM-norm. Het toekomstige Atlas-gebouw komt aan 93,86% van de te halen punten.
De TUe heeft een naam hoog te houden op energiegebied. In zekere zin is het ontwerp dan ook een soort Living Lab in eigen huis.

TU/e hoofdgebouw
TU/e hoofdgebouw

Het voert hier te ver om op de vele technische details in te gaan. Een uitgebreide projectbeschrijving is te vinden op https://www.tue.nl/universiteit/over-de-universiteit/tue-science-park/de-compacte-campus/de-uitvoering/project-3/atlas-duurzaamheid-breeam-outstanding/ .

Ik beperk mij hier tot enkele highlights:

  • het gebouw gaat geheel van het gas af
  • het wordt verwarmd met een campusbrede Warmte Koude Opslag (WKO)
  • het pand krijgt een zeer intelligente vliesgevel, maar werknemers kunnen toch hun eigen raam openzetten
  • op het dak van de naburige gebouwen Spectrum en Studentensportcentrum komt t.b.v. Atlas 4300m2 zonnepaneel te liggen, goed voor 500MWh per jaar (1,8TJ).
  • er is een zeer goede daglichttoetreding, waardoor relatief weinig kunstlicht nodig is. Dat wordt geleverd door LED-lampen.
  • de combinatie van alle maatregelen (waaronder hier niet genoemde) leidt ertoe dat het pand 80% minder CO2 uitstoot, terwijl het aantal bewoners meer dan verdubbelt
  • Het wordt mooi
Interieur hoofdgebouw TU/e (foto Project RSVP)
Interieur hoofdgebouw TU/e (foto Project RSVP)

Het projectoverzicht vermeldt niet wat het proces kost, maar suggereert door zijn toonzetting dat dat meer is dan een minder vergaande ambitie gekost zou hebben. Daar staat lagere exploitatiekosten tegenover. De TUe en het bouwteam vinden de meerkosten de moeite waard, o.a. vanwege de voorbeeldfunctie van de TU/e.

De lange termijn-planning van de TU/e
De TU/e heeft zijn duurzaamheidsambities neergelegd in een langlopend beleidsplan. Het uiteindelijke doel is dat de TU/e – campus in 2030 voor 50% energie-neutraal is. Aan dit plan wordt systematisch vastgehouden.
Het hoofdgebouw is straks het vierde TU/e – gebouw dat van het gas af is.
Sinds 2002 is het gasverbruik van de TU/e meer dan gehalveerd. Als alles af is, zal de besparing driekwart zijn. De CO2 – uitstoot door het resterende gasverbruik wordt gecompenseerd met o.a. bosaanplant en de TU/e koopt alleen groene stroom in.

De WKO van de TU/e is (naar eigen zeggen) een van de grootste van Europa. 70% van het gebouwde oppervlak is er straks op aangesloten. Als het systeem volledig uitgebouwd zal zijn, zal het 3*8 koude- en 3*8 warmtebronnen hebben, goed voor 3000m3/uur en goed voor een koelcapaciteit van 25MW. Dat zal ca 2 miljoen kWh aan stroom besparen (ruim 7TJ), en 300.000m3gas (ca 10TJ).

Uit het You Tube - filmpje van de WKO van de TU/e
Uit het You Tube – filmpje van de WKO van de TU/e

Een filmpje van hoe de WKO werkt is te vinden op www.youtube.com/watch?v=1nTzHK-YoDY&feature=youtu.be .
De gegevens van de WKO zijn te vinden op www.tue.nl/universiteit/over-de-universiteit/duurzaamheid/campus-en-bedrijfsvoering/energie/warmte-koude-opslag/ .

Voorbeeldfunctie
De systematische aanpak van de TU/e zou de overheid, niet in het minst Brainport en de gemeente Eindhoven, tot voorbeeld moeten strekken!

Is Montana Snowcenter duurzaam?

Montana Snowcenter is een onderdeel van de Kempervennen in Westerhoven, en dat valt weer onder Centerparcs. Het is een inrichting waar je het hele jaar indoor kunt skien.
In totaal zijn er zeven skihallen in Nederland.

Montana Snowcenter Kempervennen Westerhoven
Montana Snowcenter Kempervennen Westerhoven

Een skihal slurpt energie. Deze hal heeft per jaar 1,5 miljoen kWh nodig (5,4TJ).

De exploitant van de skihal, Theo van Lierop, stond trots in het Eindhovens Dagblad  (08 okt 2016) omdat hij 3340 zonnepanelen op zijn dak had liggen, samen volgens hem goed voor 0,80 miljoen kWh (2,9TJ) per jaar (als ik het trouwens nareken, kom ik op 0,70 miljoen kWh uit, maar goed. Moeten wel heel erg rendabele panelen zijn).
De panelen zijn aangeschaft met SDE+ subsidie

Montana Snowcenter Kempervennen Westerhoven
Montana Snowcenter Kempervennen Westerhoven

En nu worstel ik met de vraag of je dit geheel duurzaam moet noemen.

Midden in de zomer kunnen skien in een steeds warmer wordend land vind ik net zoiets als het WK voetbal in Quatar of het warm stoken van een horecaterras in de winter of het willen openhouden van de Eindhovense ijsbaan in juli – lichtelijk absurd. Moet je zoiets in Nederland nu willen?

3340 zonnepanelen (een halve hectare) zonnepanelen aanleggen is op zich goed. Dat meneer Van Lierop er trots op is dat zijn hal de enige van de zeven is, die zoiets heeft, en die zodoende de schade beperkt, kan ik mij ook voorstellen.

Maar ik zou het nog beter vinden als Nederland alleen skihallen had die in de wintermaanden open gingen – of helemaal geen skihallen.

Een tijd na dit artikel heb ik voor Milieudefensie een Open Brief naar Montana Snowcenter en de Kempervennen gestuurd om een warmteplan te maken voor hergebruik van de afvalwarmte. Deze kan men vinden op Open Brief aan Kempervennen: maak een warmteplan!

Sterke prijsdaling van zonnestroom

De digitale nieuwsbrief van Duurzaam Bedrijfsleven publiceerde vandaag deze grafiek van de kostprijs van zonnestroom in zeer recente tijden. Momenteel is €1 = $1,12 .

Prijsverloop zonnestroom in $/kWh voor gunstige locaties (DuBedr 21sept2016)
Prijsverloop zonnestroom in $/kWh voor gunstige locaties (DuBedr 21sept2016)

De daling is zonder meer spectaculair.

Er moet bij gezegd worden dat niet duidelijk is welke kengetallen aan de tenders ten grondslag liggen (afschrijvingstermijn, rente, schaalgrootte etc), zelfs niet of deze kengetallen dezelfde zijn voor alle locaties in de grafiek

Er moet ook bij gezegd worden dat deze prijzen gehaald worden op zeer gunstige locaties. Dat is van groot belang. Zie

Schatting toekomstige kosten in $/kWh van ITRPV
Schatting toekomstige kosten in $/kWh van ITRPV

Ook de branche-organisatie ITRPV voorspelt een daling, maar specificeert die naar verschillende instralingsregimes, met als kengetal hoe-
veel kWh in praktijk jaarlijks opgebracht wordt door 1 kWp. In Nederland is dat ongeveer 875 kWh/kWp, in Abu Dhabi ergens rond de 1600 a 1700 kWh/kWp . Nederland zit dus iets boven de blauwe lijn, Abu Dhabi halverwege de groene en de gele. Dat scheelt nogal.

Dat neemt niet weg dat de trend, na het in rekening brengen van de nodige korrels zout en de verschillen in opbrengst per kWp, hoopgevend is.

De SDE+ regeling 2016 berekent als gunstigste prijs in Nederland 9,0 cent/kWh, maar zit meestal hoger.
De jaargemiddelde groothandelsprijs voor elektrische energie in West-Europa zit momenteel rond de 4 cent/kWh.
Vroeg of laat schiet zal dus de kostprijs voor zonnestroom onder de opbrengstprijs schieten en zal subsidie overbodig worden.

 

Gooi die 80 hectare afgedankt bedrijfsterrein vol met zonnepanelen!

Ik heb voor Milieudefensie op 22 september 2016 onderstaande brief gestuurd naar het bestuurlijk samenwerkingsverband Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE). Een afschrift is naar alle leden van B&W en de gemeenteraden in de regio.

Zie ook:
Het vertrek van de sheriff en de industriepolitiek van Brainport
Zonnepanelen op bedrijventerreinen in en rond Eindhoven
————-

milieudefensie

80ha bedrijventerrein wordt afgedankt
Het heeft even geduurd, maar eindelijk breekt dan het besef door dat de negen gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE) in het verleden de noodzaak van nieuwe bedrijventerreinen veel te hoog ingeschat hebben. Het bestuurlijke samenwerkingsverband heeft 550 hectare in de aanbieding, waarvan 278 ha regulier in aanbieding blijft, 192 ha in de ijskast gezet wordt, en dus 80 ha binnenkort afgedankt wordt. Daarvoor moet een toekomst bedacht worden.

Het braakliggend veldhovens bedrijventerrein Habraken
Het braakliggend Veldhovens bedrijventerrein Habraken

SGE-gebied presteert slecht op duurzame energie-gebied
De negen gemeenten in het SGE-gebied Eindhoven, Helmond, Waalre, Nuenen, Best, Geldrop-Mierlo, Oirschot, Son en Breugel en Veldhoven presteren met zijn allen slecht op het gebied van de opwekking van
duurzame energie.
De Klimaatmonitor (https://klimaatmonitor.databank.nl/) geeft op basis van CBS-cijfers aan dat de negen gemeenten samen 43142TJ energie gebruiken, waarvan 1492TJ duurzaam. Dat betekent dat de negen gemeenten samen in 2014 slechts 3,45% van hun duurzame energie opwekten.
Dat is erg weinig. Nederland als geheel wekte in 2014 5,6% duurzaam op en de provincie Noord-Brabant 7,0%.
Het is zelfs blamerend weinig als dit percentage wordt afgezet tegen de ronkende taal, waarin de kosmische betekenis van ‘ons’ Brainport voor de techniek en voor de nationale economie bezongen wordt. De Brabantse zonnepanelentechniek wordt overal toegepast, behalve in eigen huis.
Alleen Nuenen en Oirschot overschrijden het nationale gemiddelde, en alleen Nuenen houdt de eer van de regio hoog door ook over het Brabantse gemiddelde heen te gaan. Nuenen als hoop in bange tijden…
duurzame-energiegetallen-sge-gebied-over-2014-kleur

Zet die 80ha vol met zonnepanelen!
80ha zonnepanelen, netto voor 2/3de gevuld, bij gangbare rendementen en bij het in Nederland gangbare kengetal voor de omzetting van kWp in kWh, zou jaarlijks ongeveer 270TJ opleveren. Ten opzichte van het beetje, dat we nu hebben, is dat een plus van 18%.
Dat is nog niet genoeg om Nederland in te halen, maar in elk geval een goed begin.

Misschien kan in het overblijvende 1/3 deel een zekere natuurwaarde ontwikkeld worden, al dan niet gevuld met schapen.

Geld
Deze tijd is ideaal voor investeringen.
–  de rente is nagenoeg nul
–  de provincie zit met smart te wachten op eenieder die met goede plannen komt om de provinciale potten te helpen ledigen
–  de provincie meent goede kans te maken op Europese ondersteuning, die overigens de grote steden in het SGE-gebied wellicht ook zelf al binnen zouden kunnen halen. Meneer Juncker heeft  honderden miljarden klaar liggen!
–  de SDE+ – regeling van het Rijk heeft 8 miljard per jaar in de aanbieding
–  en misschien hebben de deelnemende gemeentes zelf ook nog wel een paar cent.

Aan de slag!
Milieudefensie vindt: aan de slag!
Plaatsen die panelen!
Brainport, ontwikkel een duurzame energiebeleid!

 

Namens Milieudefensie Eindhoven

Bernard Gerard, secretaris
Hulstbosakker 21
5625VR Eindhoven
040-2454879
eindhoven@milieudefensie.nl
www.bjmgerard.nl

 

Een vliegtuig op zonnepanelen kan, maar is geen oplossing – updat 26 juli 2016

Update: De Solar Impulse is weer terug waar hij begon, in Abu Dhabi. Op 26 juli 2016 zette hij zijn wielen weer aan de grond.

De Solar Impuls 2 is weer terug in Abu Dhabi op 26 juli 2016
De Solar Impuls 2 is weer terug in Abu Dhabi op 26 juli 2016

Op de foto de piloten Piccard en Borschberg.
Ze hebben 40.000 km achter de kiezen in ongeveer 800 uur zuivere vliegtijd. De reis heeft veel langer geduurd (van 9 maart 2015 tot 26 juli 2016), maar dat kwam vanwege storingen en vanwege slecht weer. de Solar Impuls 2 is een extreem mooi weer-vliegtuig.
Piccard meent “I’m sure that within the next 10 years we’ll see electric airplanes carrying 50 passengers on short- to medium-haul flights,”. Ik geloof er niets van, tenzij hij erbij zegt dat hij hybride elektrische vliegtuigen bedoelt. Dan zou hij gelijk kunnen hebben.

Niettemin een geweldige prestatie, die nog meer voor duurzame energie als voor duurzaam vliegen van belang is.

De Scientific American van 9 maart 2015 geeft een mooi verhaal met mooie foto’s over de Solar Impulse 2 die alleen op zonne-energie vliegt. Het vliegtuig is op 8 maart 2015 gestart in Abu Dhabi voor een tocht rond de wereld met als eerste stop Oman, waar het vliegtuig vanwege het weer een paar uur rondjes moest draaien  voor het kon landen.
Het vliegtuig is een prachtig voorbeeld van wat je met zonne-energie kunt (je kùnt ermee vliegen) maar ook wat je er niet mee kunt (namelijk er praktisch mee vliegen).

De Solar Impulse 2 in de hangar
De Solar Impulse 2 in de hangar

Het vliegtuig weegt 2300 kg, waarvan ruim een kwart opgaat aan vier lithium polymeer-batterijen. Het vermogen komt van 17248 monokristallijne ultradunne (135 micrometer) siliciumzonnecellen met een totale oppervlakte van 269,5 m2 en een rendement van 23%, die samen goed zijn voor 340 kWh/dag. De spanwijdte is 72 m, meer dan van een Boeing 747.

Spanwijdte-vergelijking met een Boeing 747
Spanwijdte-vergelijking met een Boeing 747

De topsnelheid is 140 km/uur. Er past één piloot in, die de beschikking heeft over 3,8m3 leefruimte met een geïmproviseerde toiletvoorziening.
Behalve in accu’s, slaat het vliegtuig overdag ook energie op als zwaarte-energie. Het vliegtuig klimt overdag naar 8500 m hoogte (de cockpit is onverwarmd en heeft geen overdruk!) en daalt ‘s nachts als een zweefvliegtuig naar 1500 m.

Wie de tocht om de wereld wil volgen kan naar http://www.solarimpulse.com/ gaan. Wie meer over de techniek wil weten kan het beste kijken op http://globalrevolution.org/en/our-story/#.VQOOtY5qJ7k

De Solar Impulse 2 in Abu Dhabi
De Solar Impulse 2 in Abu Dhabi

Het is prachtige techniek en een prima voorbeeld wat zonne-energie kan. Tegelijk is het een bewijs dat vliegen, hoezeer men dat ook zou wensen, niet duurzaam te krijgen is. Het is niet mogelijk om op deze basis een praktisch vliegtuig te bouwen.
Men kan zich geen vliegtuig voorstellen dat 100 echte mensen, met vracht, in een drukcabine in enkele uren betrouwbaar (en dus niet al te weer-afhankelijk) 3000 km weg brengt zonder gebruik van kerosine – zij het fossiel, zij het duurzaam. Dat is een van de redenen waarom ik er in deze kolommen steeds voor pleit om niet tot een te snelle en absolute afwijzing van biobrandstof te komen.

Hopelijk wordt er in 2050 een stuk selectiever gevlogen. Maar kerosine zal ook dan nodig blijken.