Het haalde, geheel ten onrechte, nauwelijks de Nederlandse pers, maar men heeft in Denemarken iets gepresteerd waar Nederland op dit moment alleen maar van kan dromen: een breed gedragen akkoord tussen de landelijke en de lokale politiek, de boeren, de industrie, de vakbond van levensmiddelenarbeiders en de natuurgroepen. De Denen noemen het historisch en zijn er apetrots op.
Denemarken is niet veel groter dan Nederland en lijkt er in sommige opzichten op. Het land bokst, net als Nederland, met zijn landbouw (ook intensieve veehouderij) boven zijn gewicht als klein land. Grote delen liggen laag en zijn vatbaar voor zeespiegelstijging, en het verleden kent zware overstromingen.
(Deens binnenland achter de Waddenkust – foto bjmgerard)
Denemarken heeft een heel ambitieus klimaatbeleid (70% minder binnenlands broeikasgas in 2030 dan in 1990). Tot eind 2023 had de landbouw als geheel, al ruim tien jaar lang, geen poot uitgestoken om deze ambitie te steunen, terwijl het toch de grootste broeikasgasuitstoter van Denemarken is. Dat bracht het ‘tripartite’ overleg op gang. En toen men toch begon aan de verbouwing van Denemarken, werden ook andere probleemdossiers meegenomen zoals de stikstof, de natuur inclusief de veengebieden, de waterkwaliteit en de drinkwaterbeschikbaarheid.
Het officiele persbericht dd 24 juni 2024 Dit persbericht is in het Deens. Als service aan mijn lezers heb ik het door DeepL gehaald (zonder eindcontrole, maar bij dit soort officiële teksten gaat het meestal goed). Men vindt het hieronder.
De meest in het ook springende maatregel (maar naar mijn mening niet de meest vèrgaande) is dat er vanaf 2030 een belasting geheven gaat worden op de broeikasgasemissies van vee. Die start met een effectief bedrag van 120 Deense Kroon (DKK) per ton CO2,eq en dat loopt op naar 300 DKK per ton CO2,eq in 2025. Vee stoot veel methaan uit, vandaar de ‘scheetbelasting’ van BBC News.
Dit is de eerste broeikasgasbelasting op vee in de hele wereld.
Doe dd dit artikel ongeveer 8 DKK in een Euro.
Dit zijn de belangrijkste bepalingen in het pakket;
Reducties in broeikasgasemissies van 1,8 miljoen ton CO2,eq in 2030 – en het potentieel voor maximaal 2,6 miljoen ton.
Een CO2,eq -belastingop emissies van vee. Een belasting van DKK 300 per ton CO2,eq zal worden ingevoerd in 2030, oplopend tot DKK 750 per ton CO2,eq in 2035 met een basisaftrek van 60%. De effectieve belasting zal dus DKK 120 per ton bedragen in 2030, oplopend tot DKK 300 per ton in 2035.
Teruggave van de opbrengst aan de industrie: De opbrengst van de veetaks in 2030-31 zal worden teruggegeven als een Transition Support Pool voor overgangssteun om de groene overgang van de industrie te ondersteunen.
De behandeling van de opbrengsten zal in 2032 opnieuw worden bekeken.
Oprichting van het Danish Green Area Fund, dat activiteiten zal omvatten voor in totaal ongeveer 40 miljard Deense kronen. Uit dat gebiedsfonds moeten de bebossing, de aanleg van wetlands en en de aankoop van land betaald worden.
Aanleg van 250.000 hectare bos (overeenkomend met een gebied ter grootte van Lolland-Falster en Bornholm).
Braaklegging van 140.000 hectare koolstofrijke laaglandgrond (daaronder valt veengrond), inclusief marginale gebieden.
Een doelstelling van ten minste 20 procent beschermde natuur. De aanleg van 80.000 hectare ongerept particulier bos, 20.000 hectare staatsbos en het buiten gebruik stellen van laaglandgronden zal de hoeveelheid beschermde natuur aanzienlijk vergroten.
Een subsidieregeling van iets meer dan DKK 10 miljard tot 2045 voor de opslag van biochar (iets wat lijkt op houtskool) geproduceerd door pyrolyse.
Paradigmaverschuiving in de stikstofinspanning (een kwart, 13780 ton per jaar minder), waarbij gewijzigd landgebruik de belangrijkste drijvende kracht is achter het behalen van de doelen van de EU Kaderrichtlijn Water. Er moet daarnaast onder andere minder kunstmest gebruikt worden. Het officiële persbericht spreekt van ‘radicale heroverweging van de manier waarop het Deense land wordt beheerd’.
Heffing van 45 miljoen DKK per jaar voor slachthuizen met ingang van 2029 en toewijzing van een pool voor bijscholing van in totaal 100 miljoen DKK over de periode 2027-30.
Onder het pakket ligt de gedachte dat er uiteindelijk een duurzame, efficiëntere hightech-landbouw overblijft, met goede banen.
Deense Noordzeekust bij Agger, een smalle duinreep tussen de zee links en een meer rechts, mogelijk aangelegd na een overstroming (foto bjmgerard)
De Novo Nordisk Stichting zal in 10 jaar tijd 10 miljard DKK in het proces inbrengen. De publiek-private samenwerking zit in de Deense cultuur (even een zijsprong: dat is een belangrijke reden waarom het Deense statiegeldsysteem zo goed werkt). De Novo Nordisk is een onafhankelijke stichting die enerzijds wetenschappelijke, humanitaire en sociale doelen steunt, en anderzijds (via een tussenstation) geld binnenkrijgt uit aandelen in bedrijven – waaronder de farmaciereus Novo Nordisk (insuline, Wegovy, Ozempic). Men kan het zich op de website laten uitleggen onder de TAB Who are we?
Ik wil tot slot mijn lezers volgend citaat van de Deense minister van Buitenlandse Zaken, Lars Løkke Rasmussen, niet onthouden (in The Copenhagen Post van 18 nov 2024) “When you see across Europe that tractor tires are being burnt in the capitals and climate activists are sticking to the motorways, it is great to be in a country where the parties are brought together, and we are doing the biggest overhaul of the Danish landscape since Dalgas,” Dalgas richtte in de tweede helft van de 20ste eeuw in Jutland de Deense Heidemaatschappij op, die een grote rol speelde in de grote uitbreiding van het landbouwareaal tot wat nu een van de meest agrarisch bestemde landen van de wereld is.
Salling Sund vanaf het eiland Mors (foto bjmgerard)
Meadway betoogt dat (a) grote toenames van de kosten van levensonderhoud politieke gevolgen hebben en (b) dat het klimaat niet de enige, maar wel een belangrijke medeoorzaak voor die toenames is. In zijn commentaar wordt ter nadere onderbouwing doorgelinkt naar diverse bronnen.
In de VS meldde driekwart van de Trumpstemmers dat ze (ernstig) in de financiële penarie zaten vanwege de prijsstijgingen van voedsel en energie (van de Harris-stemmers zei maar een kwart dat). Macro deed de economie het prima, volgens de Democraten, maar het Bruto Nationaal Product kun je niet eten. In de inflatiecijfers zitten ook vliegreizen en flat screens, maar heel veel Amerikanen komen daar überhaupt niet aan toe.
Modri verloor in India zijn absolute meerderheid nadat het inflatiecijfer voor voedsel maandenlang 8% was, en de rijstprijs het hoogste niveau in tien jaar bereikte (zelfs de export werd opgeschort)
De Japanse LDP verloor zijn langdurige meerderheid nadat de rijstprijs in het voorafgaande jaar met 63% gestegen was.
Het klimaat is medeveroorzaker van de prijsstijgingen. Meadway noemt er een stel:
Sinaasappelsap in de VS is dubbel zo duur geworden vanwege een hittegolf, overstromingen en droogte in Florida en Brazilië
Chocolade-eieren zijn kleiner en duurder vanwege een dodelijk effect van een droogte en een overstromingen op de cacao-oogst in West-Afrika.
Boter is meer dan 80% duurder geworden in Europa vanwege het blauwtongvirus, dat op zijn beurt via de verspreiding van de knoetjes gekoppeld is aan het opwarmend klimaat ( https://www.bjmgerard.nl/blauwtong-is-een-klimaatziekte/ ).
Langdurige stortbuien in Europa hebben de oogst beschadigd, wat er volgens de FAO toe leidde dat in oktober 2024 de voedselprijzen hoger waren dan ze in de voorafgaande anderhalf jaar geweest waren.
Olijfolie werd in de Britse supermarkten in de laatste twee jaar bijna dubbel zo duur en dat is een rechtstreeks gevolg van droogte en extreme warmte in het Middellandse Zee-gebied. In Spanje is de prijs van olijfolie in vier jaar tijd bijna verdrievoudigd.
In een nevenartikel verwijst de Guardian naar een artikel van 09 maart 2024, waarin gemeld werd dat olijfolie in Spanje (de grootste producent van het artikel ter wereld) in die tijd het meest gejatte artikel in winkels was. De winkeliers hadden de vijf liter-flessen vastgeketend aan de schappen. Zelfs internationale bendes hadden de illegale handel en het illegale gesjoemel met het ‘vloeibare goud’ ontdekt. Zie www.theguardian.com/world/2024/mar/09/olive-oil-becomes-most-wanted-item-for-shoplifters-in-spain .
Meadway beweert niet dat het klimaat annex het weer de enige oorzaak van de prijsstijging is. Hij wijst erop dat in de periode 2020-2022 vijf grote agrarische ondernemingen 70% van de wereldhandel domineerde, en dat er (volgens Oxfam) in die tijd 62 voedselmiljardairs bij waren gekomen.
Evenmin beweert Meadway dat er niets tegen de prijsstijgingen te doen is. Wat niet tegen de voedselinflatie helpt, zegt hij, is om de rente te laten stijgen. Daar gaan de olijven in Soanje of de cacaobonen in Ghana niet harder door groeien. Hij noemt drie maatregelen die wel helpen:
Een vermogensbelasting op de nieuwe rijken en het vrijgekomen geld in de sector herinvesteren
Doelgerichte prijscontroles en buffervoorraden . De Spaanse regering wordt hier als voorbeeld genoemd (dit voorbeeld betreft energiezaken), alsmede het werk van Isabelle Weber ( recommended by economist Isabella Weber )
Op de lange termijn herinrichting van het landbouw- en handelssysteem , dat meer op veerkracht gebouwd moet worden en minder op winst.
Ik en Milieudefensie Eindhoven en de meekijksessie Wij als groep en ik als persoon hebben ons sterk gemaakt voor een zo groot mogelijke reductie van de broeikasgassen die door grote bedrijven worden uitgezonden. Dat doen wij, en doe ik, nog steeds.
We werken als groep mee aan de landelijke acties, waaronder de aanschrijving van de Shell en 29 andere bedrijven, we hebben in onze eigen regio een handvol bedrijven aangeschreven (zie elders op deze site), en we pakken het nodige meer op.
De meest recente is een meekijksessie waar de aanwezigen live het voorlezen van de samenvatting van het vonnis konden volgen. Dat was op dinsdag 12 november, hondsvroeg vanaf 08.00 uur, met een programma erom heen van Milieudefensie. De Eindhovense SP had ons in zijn partijkantoor tegen gunstige condities een zaaltje annex koffie en thee annex een grote TV ter beschikking gesteld, waarvoor dank. En dat werkte allemaal netjes.
Tegenslag in Klimaatzaak Shell: wij gaan door tot alle vervuilers groen zijn
Als jij je best doet voor het klimaat, mag je verwachten dat grote bedrijven dat ook doen. Maar dat doen ze niet. Ze verzetten zich zelfs uit alle macht, zoals Shell. Het is een taaie strijd, soms met tegenslagen. Zoals vandaag. Toch zullen we uiteindelijk winnen. Dit is waarom.
“Deze uitspraak raakt ons diep. Het is een tegenslag voor ons, de klimaatbeweging en miljoenen mensen over de hele wereld die zich zorgen maken. Maar wie ons een beetje kent, weet dat wij nooit opgeven. Ook hier zullen we samen sterker uitkomen. Het is hoopvol dat de rechter vaststelt dat Shell verantwoordelijk is voor het verminderen van uitstoot en dat bedrijven ook mensenrechten moeten respecteren. Dit is een marathon en geen sprint en de race is net begonnen. Vervuilers zijn sterk. Maar met z’n allen zijn wij sterker.” – Donald Pols, directeur van Milieudefensie.
Er is al veel bereikt
In 2021 wonnen we onze Klimaatzaak van Shell. De uitspraak vandaag betekent dat belangrijke onderdelen van dat vonnis worden teruggedraaid. Maar het betekent niet dat we weer bij nul beginnen. De rechter zei enerzijds dat Shell verantwoordelijk is om zijn CO2-uitstoot te verminderen. Maar anderzijds legt de rechter Shell helaas geen verplichting op.
Hoopvol is dat de rechter heeft gezegd dat:
Shell verantwoordelijk is voor het verminderen van zijn CO2-uitstoot om gevaarlijke klimaatverandering te beperken;
nieuwe olie- en gasvelden op gespannen voet staan met het klimaatakkoord van Parijs;
bescherming tegen klimaatverandering een mensenrecht is, en ook bedrijven zoals Shell mensenrechten hebben te beschermen.
Bovendien heeft onze overwinning in 2021 al veel veranderd:
Wereldwijd dagen mensen grote vervuilers en overheden met succes voor de rechter.
Steeds meer mensen sluiten zich bij de klimaatbeweging aan.
En misschien wel het belangrijkste: in de EU moeten grote vervuilers zich dankzij een nieuwe wet aan de klimaatafspraken van Parijs houden.
Stel je eens voor wat we samen nog meer voor elkaar kunnen krijgen!
Hierna volgt een oproep om lid van Milieudefensie te worden. Ik ondersteun deze oproep graag.
Een eigen toevoeging Ik ben geen jurist en geen van mijn onderstaande uitspraken is gezaghebbend.
Voor zover ik het beoordelen kan, moet onderscheid gemaakt worden tussen het fundament van de uitspraak, en de specifieke weigering van de toewijzing.
Het fundament van de uitspraak is gunstig voor Milieudefensie en vergelijkbare groepen. De Nederlandse rechter vindt bijvoorbeeld dat het klimaat een mensenrechtenkwestie is, en dat ook internationale bedrijven daaraan gebonden zijn. Shell en andere multinationals zijn verantwoordelijk voor hun gedrag.
Bouwend op dat fundament doet het Gerechtshof de specifieke uitspraak, dat de reductienorm van het IPCC van 45% minder ni 2030 voor de aarde als geheel geldt (dus gemiddeld), en dat noch de nationale en internationale wetgeving, noch de wetenschap, een bruikbaar antwoord geeft over hoe de gemiddelde norm vertaald moet worden naar specifieke sectoren en bedrijven. Rechters kunnen toetsen aan een norm, maar niet zelf een norm verzinnen. Dat is de taak van de politiek. De uitspraak van het Gerechtshof kun je lezen alsdat Milieudefensie een te wijd net uitgeworpen heeft. Opvallend is bijvoorbeeld dat het Gerechtshof stelt dat de specifiekere eis dat Shell geen nieuwe olie- en gasvelden mag openen, beter bespreekbaar zou zijn geweest. Maar deze eis was niet gesteld en het Gerechtshof kan in hoger beroep niets iets vinden van iets wat in eerste aanleg niet geëist is.
Het Gerechtshof maakt in zijn uitspraak melding van een groeiend geheel aan internationale wetgeving aangaande klimaat en bedrijven, vooral op EU-niveau. Het ETS is zo’n wetgeving, waarin een algemene methodiek wordt opgelegd aan categorieën bedrijven. Dat systeem werkt tegenwoordig heel behoorlijk.
Toekomstige acties zijn door deze actie niet hopeloos geworden. Maar altijd moet de vraag beantwoord worden of de actie een meer politiek, of een meer juridisch karakter heeft.
Jelmer Mommers heeft in de Correspondent aandacht aan het vonnis besteed. In strijd met mijn gewoonte (normaliter jat ik niet en schrijf ik mijn teksten zelf, maar dit is een speciale gelegenheid) druk ik hieronder de tekst van Mommers af. Bovendien is de tekst vrij op internet te vinden.
Hoe graag milieuorganisaties het ook willen: de Nederlandse rechter kan en wil een multinational als Shell niet dwingen tot minder uitstoot. Die taak ligt echt bij de internationale politiek.
Achter de vele rechtszaken die milieuorganisaties de afgelopen jaren hebben gevoerd over klimaat en natuur, steekt steeds één verlangen. Het verlangen naar een rechter die paal en perk stelt aan praktijken die al lang niet meer kunnen.
Dit [vul hier vervuilend gedrag in van een overheid of een bedrijf] kan niet meer door de beugel. Het moet stoppen.
Soms kan een rechter zo’n grens stellen. In de Urgenda-zaak tegen de Nederlandse staat bijvoorbeeld. Daarin werd in 2019 door de Hoge Raad bepaald dat bescherming van inwoners tegen weersextremen en andere gevaarlijke gevolgen van klimaatverandering een mensenrecht is. Staten hebben de plicht om dat mensenrecht te beschermen door afdoende klimaatbeleid te voeren. Nederland deed dat niet, dus won Urgenda en moest de overheid aan de bak
Maar soms kan of wil de rechter zo’n duidelijke grens niet trekken. De uitspraak van deze dinsdag in de klimaatzaak van Milieudefensie tegen Shell laat dat zien – dat er grenzen zijn aan de grenzen die een rechter kan trekken.
Waarom Shell nu niet veroordeeld is
Milieudefensie eiste in 2019 dat Shell zijn uitstoot in 2030 met 45 procent zou verminderen ten opzichte van het niveau van 2019. De rechtbank ging daar in 2021 in een uniek en baanbrekend vonnis in mee. Maar het gerechtshof oordeelt nu in hoger beroep dat die specifieke verplichting toch niet op Shell rust.
Het is niet dat het hof onwelwillend staat tegenover de argumenten van Milieudefensie, integendeel. In het arrest staat namelijk dat Shell wel degelijk de plicht en verantwoordelijkheid heeft om bij te dragen aan het beperken van de klimaatopwarming.* Multinationals zijn, net als staten, verantwoordelijk voor hun ‘gedrag’: zij mogen niet doelbewust bijdragen aan schendingen van mensenrechten, ook niet als die het gevolg zijn van de verkoop van olie en gas.
De erkenning van deze plicht is winst.
Shell Pernis (eigen foto Shell)
Maar wat het gerechtshof in Den Haag zegt níét te kunnen, is die algemene plicht van Shell vertalen naar een specifiek reductiepercentage dat in een bepaald jaar gehaald moet worden.
Om een maximale opwarming van 1,5 graad Celsius binnen bereik te houden, zou de gemiddelde wereldwijde uitstoot in 2030 met 45 procent moeten zijn verminderd ten opzichte van 2010, zei het toonaangevende VN-klimaatwetenschapsrapport IPCC eerder.
Maar het hof neemt afstand van het vonnis uit 2021 waarin dat gemiddelde percentage ook van toepassing werd verklaard op Shell. Milieudefensie heeft niet duidelijk genoeg aangetoond waarom Shell zich aan dat percentage zou moeten houden, aldus het arrest.
Dat oordeel is teleurstellend voor Milieudefensie, maar wel goed te volgen. Want Shell is een bedrijf dat wereldwijd olie en (steeds meer) gas verkoopt. Het concurreert daarbij onder meer met producenten en verstokers van steenkool, een viezere en goedkopere brandstof dan gas om stroom mee op te wekken.
Om de gemiddelde wereldwijde uitstoot met 45 procent te verminderen, zou het dan ook logisch zijn om steenkoolproducenten een hogere reductieverplichting op te leggen en de handelaars in gas een lagere. Er zijn ook sectoren die harder moeten lopen dan andere om de wereldwijde doelen te halen, omdat verduurzamen in de ene sector (zoals de elektriciteitssector) veel makkelijker is dan in de andere (zoals cementproductie). Daarover is geen discussie.
Maar volgens het gerechtshof is er wél discussie over wat specifieke sectoren in welk jaar zouden moeten hebben bereikt. Het parcours waar de wereld als geheel zich op moet begeven is duidelijk (snel minder uitstoten), maar wat daarin de plicht is van de olie- en gassector, laat staan van één oliebedrijf – daarover is geen consensus. Scenario’s noch de beleidsplannen van landen geven een duidelijk antwoord op die vraag.
Bovendien is het beleid van veel overheden, bijvoorbeeld die in de Europese Unie, er vaak juist op gericht om via een stijgende CO2-prijsuiteindelijk alle sectoren van de economie te vergroenen. Een strenge reductieverplichting voor een individueel bedrijf, of voor een sector, past daar niet bij.
En daar komt nog bij, oordeelt het hof, dat een opgelegde reductie voor Shell mogelijk niet effectief zou zijn, omdat andere producenten en handelaren in olie en gas paraat staan om marktaandeel van Shell over te nemen.
Met andere woorden: Shell kan wel activiteiten afstoten of opschorten om aan het vonnis te voldoen, maar het blijft onzeker of het klimaat daar iets mee zou opschieten.
Het percentage dat niet bleef plakken
Bij gebrek aan één internationale norm voor de olie- en gassector, en bij gebrek aan bewezen effectiviteit van een vonnis, kan het hof Shell dus niet veroordelen, luidt de uitspraak.
Wat dit laat zien? Zolang er geen consensus is over de precieze reductiepercentages die verschillende internationaal opererende sectoren moeten volgen, kun je niet van een nationale rechter verwachten dat zij zo’n percentage wél oplegt aan een specifiek bedrijf. Dat weten we nu.
Dat wil níét zeggen dat Shell ineens een voorbeeldig bedrijf is dat alle lof verdient omdat het zich zo netjes aan de wet houdt: de honger van de olie- en gasgigant naar almaar meer winst ten koste van toekomstige generaties is en blijft immoreel en onrechtvaardig. Zoals het gebruik van fossiele brandstoffen dat ook is.
Het hof suggereert nota bene zelf dat als Milieudefensie een eis had gesteld over Shells toekomstige olie- en gaswinning – over het feit dat het bedrijf telkens nieuwe bronnen aanboort terwijl de uitstoot al zou moeten dalen – daar misschien wél een veroordeling over mogelijk was geweest.
Maar dat deed Milieudefensie niet. Milieudefensie klampte zich vast aan een percentage. Een wereldwijd gemiddelde, dat het van toepassing verklaarde op één bedrijf. Dat was altijd de zwakke plek in deze zaak, en in het vonnis uit 2021. Shell dook erop, en won. De kans lijkt mij klein dat de Hoge Raad, als Milieudefensie in cassatie gaat, hier anders over zal oordelen.
Ik zelf bij een Shellactie van Milieudefensie op 19 mei 2018
Wie wat moet doen blijft een politieke vraag
Deze uitspraak betekent niet dat alle klimaat- en milieuzaken, ook die over bijvoorbeeld stikstof, nu gedoemd zijn te falen. Het betekent alleen dat de vraag wie wat moet doen in de energietransitie voorlopig een politieke vraag is en blijft.
Een vraag die door experts, wetenschappers, nationale overheden en de internationale gemeenschap duidelijker moet worden beantwoord.
In zekere zin is het vonnis dus een afspiegeling van het feit dat er over de precieze verantwoordelijkheid van grote ondernemingen in de klimaatopgave geen consensus is. Logisch ook, want daarbij gaat het over de verdeling van verantwoordelijkheden en plichten tussen sectoren en landen, tussen private en publieke spelers. Het idee dat een nationale rechter helderheid kan scheppen in dat internationale kluwen van belangen en plichten, als een soort duizenddingendoekje tegen taaie klimaatpolitiek, blijkt beperkt houdbaar.
En misschien is dat maar goed ook. Want op zijn slechtst is het verlangen van milieuorganisaties naar een sterke rechter die grenzen stelt de juridische versie van het verlangen naar een ‘sterke man’ in de politiek.
Er gaat het idee aan vooraf dat het debat nu wel gevoerd is, dat er genoeg feiten op tafel liggen, en dat het nu een kwestie is van afdwingen wat allang had moeten gebeuren. Als de democratische elite het nalaat, moet een autoritaire leider het maar doen. Als de politiek het nalaat, moet de rechter het maar doen.
Het arrest van deze dinsdag laat zien dat rechters daar niet altijd in meegaan, omdat dat hun rol niet is. Grenzen zijn dingen die mensen maken, of niet. Als mensen ze onvoldoende maken, kunnen rechters ze niet tevoorschijn toveren. En rechters die ondanks gebrekkig bewijs toch voorbarig een streep in het zand trekken, zoals de rechters in het vonnis in 2021 deden, kunnen later door andere rechters worden gecorrigeerd. De rechtsstaat werkt.
Boven de klimaattop in Azerbeidzjan die momenteel bezig is, hangt de donkere wolk van de verkiezing van Donald Trump in de Verenigde Staten, die zijn land niet alleen wil terugtrekken uit het Klimaatakkoord van Parijs, maar mogelijk ook uit het raamwerk van de mondiale klimaatonderhandelingen, het VN-Klimaatverdrag uit 1992. Dat is een rampzalige herinnering aan dit feit: het debat ís niet gevoerd.
De feiten blijven veranderen, de strijd voor een leefbare aarde is en blijft politiek, en wie een grens wil stellen aan vervuilende praktijken, zal meer moeten doen dan procederen.
Milieudefensie Eindhoven heeft, volgens het stramien van de landelijke bedrijvencampagne, een handvol bedrijven aangeschreven in de regio dat ze een klimaatplan moesten maken waarin in 2030 45% minder broeikasgas uitgestoren zal wordem als in 2019, gerekend over scope1 (het eigen functioneren), scope2 (de ingekochte gas, stroom en warmte) en scope 3 (de hele keten voor en achter het bedrijf). Een van de aangeschreven bedrijven is ABZ De Samenwerking, meestal nog aangeduid onder de oude naam ABZ Diervoeders. Zie https://www.bjmgerard.nl/milieudefensie-regio-eindhoven-verzoekt-abz-de-samenwerking-om-klimaatplan/ . De crux bij ABZ Diervoeders zit in scope 3 upstream, het gigantische klimaatbederf o.a. door ontbossing, degradatie van veenbodems, en sojateelt. Op de brief van 31 maart 2024 is nog steeds geen antwoord ontvangen.
Extinction Rebellion (XR) Eindhoven was zich, onafhankelijk van Milieudefensie Eindhoven, ook gaan interesseren voor ABZ De Samenwerking. De redenering vertrok vanuit de ontbossing en de soja, benoemde ook de gevolgen voor de inheemse bevolking, benoemde het dierenleed van de intensieve veehouderij, en besteedde ook aandacht aan stankoverlast door ABZ De Samenwerking in de omgeving. Dat vond XR een demonstratie waard, en dat met reden. XR wilde een brief aanbieden aan de directeur van het bedrijf. De brief is hieronder te vinden (Marcel Roordink is de directeur).
Omdat XR en Milieudefensie Eindhoven hetzelfde wilden in andere bewoordingen, zijn de twee organisaties bij de demonstratie gaan samenwerken onder de XR-leus “Voer voor verandering”. Dat was op vrijdag 08 november 2024 overdag. XR verdient hier de meeste credits voor de organisatie. Eerst een toespraak van XR-aanvoerder ‘Bitflip’ vanaf een bankje, en daarna werd het een klassieke, keurige wandeltocht onder vriendelijke politiebegeleiding van het 18 Septemberplein naar de poort van het bedrijf aan de Hastelweg.
Die poort zat potdicht en de directeur liet zich niet zien. Toen heeft XR de brief maar op de spijlen van de poort geplakt.
Bij de poort nog drie toespraken:
Een van mij namens Milieudefensie Eindhoven, om de Milieudefensie-insteek uitte leggen. Ik vond de plannen van ABZ De Samenwerking schaars, onduidelijken daardoor oncontroleerbaar. Zo op het oog doet ABZ De Samenwerking er beter aan de productie te halveren, in plaats van de voorgenomen verdubbeling De tekst van dit verhaal is hieronder te vinden.
Een van een mevrouw van de buurtorganisatie van de aanliggende woonwijk ’t Ven, over de negatieve uitstraling van het bedrijf en van meer bedrijven op De Hurk
En een felle afsluitende redevoering van iemand namens XR
Ik (rode jas met microfoon) bij het verhaal van Milieudefensie
Een dag later zei directeur Roordink van ABZ De Samenwerking dat hij “totaal niet gediend was van het optreden van de demonstranten”. Hij vond het “totaal ongepast om op een productielocatie actie te voeren. Ga onze mensen niet op een werkdag lastig vallen”. Beetje wereldvreemd. Acties op productielocaties zijn bepaald geen onbekend fenomeen, en er viel geen werknemer te zien achter de poort (behalve twee beveiligers die niets te doen hadden. En waarom Roordink vanaf zijn productielocatie wel de omgeving mocht lastig vallen met stank, werd ook niet uitgelegd.
Maar goed. Ongetwijfeld is met deze demonstratie het laatste woord nog niet gezegd.
De gemeente Nijkerk wil tegenover ABZ De Samenwerking, aan de andere kant van de Arkervaart, tijdelijk 40 statushouders huisvesten. ABZ DeSamenwerking ziet dat niet zitten.
“De gemeente kán daar geen gezonde leefomgeving garanderen. Er is geuroverlast, geluidsoverlast. We zijn een categorie 4.1-bedrijf. Dat wil zeggen dat er in een cirkel van 200 meter geen bewoning mag plaatsvinden.” Zo pakten directeur Roordink en zijn advocaat uit bij de rechter “Aan de overkant staat onze machinetoren. Als daar iets misgaat, kunnen machineonderdelen honderden meters ver weg worden geslingerd. We werken met zuur; wat als er een zuurwolk ontstaat? We zijn nou eenmaal een gevaarlijk bedrijf.” De rechter was niet onder de indruk en gaf de gemeente gelijk.
Milieudefensie heeft het bericht meteen maar doorgestuurd naar de bewonersorganisatie van de Eindhovense wijk ’t Ven. Kregen we onderstaand kaartje terug met de 200 meter-cirkel rond de toren van ABZ De Samenwerking..
Wat ‘honderden’ precies betekent, en hoever een zuurwolk reikt, werd in het krantenartikel niet gespecificeerd.
De linker afbeelding geeft het regensysteem weer dat in juli 2021 de Atdennen en de aangrenzende Eifel teisterde met heel veel regen, die heel lang bleef hangen. Dat wordt steeds meer het nieuwe normaal. Het regensysteem kostte ruim 200 doden in België en Duitsland, en richtte voor miljarden schade aan. Zie https://www.bjmgerard.nl/waarom-de-limburgse-over-stroming-een-klimaatcomponent-had-en-hoe-dat-werkt/ .
Kort erna begon de wetenschappelijke analyse. Deltares is daarvoor de geëigende club. Deltares wijdde er een hackaton aan, waarbii in gedachten het regensysteem naar allerlei regio’s verschoven werd. In de rechterafbeelding hierboven ligt de kern boven Utrecht. Op https://www.deltares.nl/expertise/projecten/waterbom wordt de uitkomst van de hackaton beschreven. Op het einde kan men doorlinken naar een rapport ‘Wat als de waterbom elders in Nederland was gevallen?’. Bovenstaande afbeelding komt uit dit rapport.
Het rapport beschrijft per landschapstype op hoofdlijnen wat er gebeurt. Het gebied bijvoorbeeld van waterschap De Brabantse Delta wordt er uitgelicht en er wordt op hoofdlijnen gespecificeerd wat de beekjes op het hellende, zuidelijke stuk doen en idem wat er in de polderachtige lage gebieden gebeurt.
Het hackaton-document (november 2021) eindigt met een aantal aanbevelingen, waarvan men de logica gemakkelijk inziet:
Ontwikkelen en uitvoeren van stresstesten op bovenregionale schaal, met expliciete aandacht voor duur van de overlast, herstel en systeemgedrag;
Verbeteren van voorspellings- en monitoringssystemen zodat op tijd adequate informatie kan worden geleverd;
Opstellen of actualiseren van locatie-specifieke handelingsperspectieven van waterbeheerders (noodmaatregelen, maalstops, noodberging, aanpassen knelpunten, etc.);
Intensiveren van grensoverschrijdende uitwisseling van risico-informatie, ook voor de regionale wateren;
Evalueren van de capaciteit voor crisisbeheersing (preparatie, respons en nafase);
Beperken van de gevolgen van extreme, grootschalige neerslag via ruimtelijk beleid: in gevaarlijke plekken zou niet of aangepast gebouwd kunnen worden en bij de aanleg van vitale infrastructuur kan beter rekening gehouden worden met extreem weer;
Werken aan bewustzijn van belanghebbenden van risico’s van grootschalige wateroverlast en overstromingen en aan locatie-specifieke handelingsperspectieven.
Genoemde webpagina biedt overigens ook een link naar eenzelfde, latere studie van als de waterbom op de provincie Zuid-Holland zou vallen (dit was de andere bron van het artikel van Laura Wismans). Die is gedetailleerd tot op straatniveau. Ook is er een link naar het Limburgse watersysteem. Beide zijn heel interessant, maar deze site focust op Brabant en ik laat deze twee gebieden onbesproken.
Deltares sluit af met het overdragen van de kennis naar relevante overheidsorganisaties.
Brabant, de Maas en zware regenbuien Als voorbeeld het kwetsbare gebied rond en benoorden Den Bosch en Oss.
Er zijn twee situaties: de Maasdijk kan doorbreken, of hij kan dat niet doen. Het eerste heet overstroming en het tweede heet wateroverlast. Mogelijk zal dat sommige Brabanders een biet zijn, maar het kan bijvoorbeeld schelen voor de verzekering. De provincie gaat over de grotere schaal en de waterschappen over de kleinere. Maar dat overlapt. De provincie gebruikt de termen wateroverlast en overstroming door elkaar.
Het eerste artikel gaat over de Maasdijken en als die ergens doorbreken op een ‘bres’. In totaal worden veertig zogeheten breslocaties geselecteerd. Per locatie worden drie overschrijdingskansen gesimuleerd, met waterstanden die één keer in de honderd, duizend en tienduizend jaar kunnen optreden. Bovenstaande afbeelding is als de bres (van 100m) bij Oijen ligt (ten Noorden van Oss), bij een Maasafvoer van 3800 m3/sec (dat is meer dan in 2021, maar niet dramatisch veel meer).
De tweede publicatie gaat over een brief van de provincie en de waterschappen aan deltacommissaris Co Verdaas . De schrijvers merken op dat de klimaatverandering de problemen groter maakt, en dat er meer aandacht nodig is voor de wisselwerking tussen zijrivieren en het Nederlandse hoofdwatersysteem. Aanleiding was de natte winter 2023-2024, die zelfs op het platteland op de hoge zandgronden voor kleine drama’s zorgden. En toen moest de natte zomer van 2024 nog komen, waarin riviertjes als de Reusel en de Beerze huizen onbewoonbaar maakten.
De entree van Wintelre (gem. Eersel, op de hoge zandgrond) vanaf de Biemeren (vanaf ri. Oerle) op 04 jan 2024
Het waterschap Aa en Maas gaat (samen met Waterschap De Dommel, Rijkswaterstaat en de gemeenten) over de bescherming van Den Bosch en Oss als de Maasdijk niet doorbreekt maar de waterbom wel op Oost-Brabant valt. Het programma heet HoWaBo (Hoogwater Aanpak Brabant Oost) en de projectpagina is ( aaenmaas.nl/2022/oktober/aanpak-hoogwater-hertogenbosch-omgeving/ ). Eigenlijk is het HoWaBo 2.0 , want het specifiek op Den Bosch gerichte HoWaBo 1.0 bleek onvoldoende,
Na een ideeënboek van 36MB en het vervolg daarop van 35MB, zijn er 11 oplossingen gedestilleerd die verder worden uitgewerkt (de oplossingen worden op de website nader uitgelegd en dat kan ook via onderstaand aanklikken).
Het wordt een forse verbouwing met consequenties! De nieuwe waterbergingen moeten 36 miljoen kuub water kunnen opvangen. Dat moet o.a. in de Dungense polder, die echter ook in beeld voor andere functies zoals wonen, natuurontwikkeling en energiewinning. Vandaar dat de gemeente ’s-Hertogenbosch en gemeente Sint-Michielsgestel dit project op zich nemen voor nadere verkenning. Het klimaat kent zijn prijs.
En dan te bedenken dat dit de helft van het verhaal is: de helft als het extreem nat is. Maar steeds vaker is het ook een hele tijd extreem droog en daar hebben de Waterschappen ook mee te dealen. In beide gevallen klagen de boeren.
Inleiding De klimaatgevolgen van de luchtvaart bestaan uit een CO2 – deel en een niet CO2 – deel .
Het CO2 – deel is gewoon wat ook bestaat bij alle andere fossiele verbrandingsprocessen. CO2 komt in de lucht en blijft daar eeuwen. De atmosfeer mengt en ongeacht waar de CO2 vrijkomt telt die steeds op dezelfde wijze mee voor de opwarming.
Het niet CO2 – deel gaat over klimaateffecten die alleen op kruishoogte (ca 10km) plaatsvinden. Dat gaat met name over strepen aan de hemel (contrails) en de daaruit voortvloeiende cirrusbewolking, en over de indirecte werking van stikstofoxides, en over methaan. Dat is ingewikkelde scheikunde, in bovengetoond schema (Lee, 2020) enigszins uitgelegd.
In 2020 heeft de Europese Commissie de knoop doorgehakt en verordonneerd dat het niet- CO2 – deel op het dubbele van het wel CO2 – deel vastgesteld werd. Dus als het CO2 – deel op de stralingsbalans X ws, was het niet CO2 – deel 2X (de één na onderste rode balk boven) en het totaal 3X (de onderste rode balk boven). 3X/X heet de CO2e-factor en dat is de 3 van de Europese Commissie.
Allerwege werd erkend dat de zoiets als een voorlopige vuistregel was.
De werkelijkheid is namelijk nog een behoorlijk beetje ingewikkelder,
omdat de gassen een uiteenlopende verblijfstijd in de atmosfeer hebben. CO2 blijft eeuwen, waterdamp op grote hoogte maanden, methaan 12 jaar, de door stikstof veroorzaakte verandering in de ozonconcentraties weken en een specifieke contrail een aantal uren. Het maakt dus uit of je 20 jaar, of 50, of 100 jaar vooruit of terug kijkt. Men moet hier een keuze maken.
Het vliegtuigtype en de vlieghoogte maakt uit. Op 3km hoogte ontstaan minder gauw contrails dan op 10 km hoogte.Hoe kouder, hoe meer contrails.
De feitelijke toestand van de atmosfeer maakt uit (het grillige weer en de breedtegraad die dat tot statistiek maakt). Eigenlijk zou je de CO2e-factor per individuele vlucht moeten uitrekenen, maar dat is niet te doen.
Het Schmidt-. Appleman criterium voorspelt in welke atmosferische condities een vliegtuig wel of geen contrails achterlaat.
De Tweede Kamer had bij motie ( (GroenLinks en Partij vd Dieren) )om een beleidsaanpak voor de niet CO2 – effecten gevraagd. De bestaande vuistregel was te onprecies. De minister gaf CE Delft (veel gevraagd voor dit soort werk) opdracht om tot beter inzicht te komen.
De Aviation Non-CO2 estimator CE Delft kwam met de Aviation Non-CO2 estimator, met de roepnaam ANCO.
CE Delft hoefde niet bij nul te beginnen want het Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt (DLR) had al een CO2eEstimator klaarliggen. En Nederland werkt officieel met het model Aeolus, dat voorspellingen doet over het midden- en lange termijngedrag van aantallen vluchten, passagiers, tonnen vracht, vliegtuigklassen en hun bestemmingen. CE Delft hoefde ‘alleen maar’ de Nederlandse outputgegevens om te bouwen tot Duitse inputgegevens – “ “ want dat was nog lastig genoeg.
DLR heeft gekozen voor twee natuurkundige eindproducten: de Global Warming Potential over 100 jaar (GWP100) en de Average Temperature Respons (ATR) over 100 jaar. De GWP100 is de standaard die het IPCC ook gebruikt. Het betekent zoiets dat als een eenmalige ton CO2 , opgeteld over honderd jaar een bepaalde hoeveelheid warmte opslaat, een eenmalige ton methaan over die 100jaar 28 keer die hoeveelheid warmte opslaat (dat is een combinatie van een veel kortere verblijfstijd bij een veel heftiger werking). Het DLR-instrument is voor dit soort berekeningen bedoeld. De ATR100 is zoiets als de temperatuurstijging na 100 jaar die hoort bij bovengenoemde opgeslagen extra warmte over die 100 jaar. Kortheidshalve beperk ik me tot de GWP100.
Men kan de emissies uit de uitlaat van vliegtuigen die starten van Nederlandse vliegvelden zien als een stroom incidentele tonnen achter elkaar en door de jaren heen. Aeolus levert in welk jaar welke vliegtuigen waar vandaan en waarnaar toe vliegen in welke aantallen. De GWP100-methode rekent dan vanaf een referentiejaar (in casu 2017) uit wat in aantal doeljaren de verhouding is tussen de GWP van alleen de CO2 en de GWP van de CO2 en de niet-CO2 samen (eerder genoemde CO2e-factor ). Het klinkt simpel, maar dat is het niet. Ik laat het hier verder bij, maar wie een relatief toegankelijke bron zoekt voor nadere uitleg kan bijvoorbeeld terecht op een uitlegsite van de EPA https://www.epa.gov/ghgemissions/understanding-global-warming-potentials .
Uitkomsten
Eerst valt op dat de CO2e-factor extreem breedtegraad afhankelijk is. De CO2e-factor van Schiphol naar Lille is 1,2 en van Schiphol naar Spitsbergen (het noordelijkste vliegveld met een lijndienst) is de CO2e-factor 12,8 . De factor wordt dus per paar vliegvelden uitgerekend. Het kan uitmaken of het goed of slecht weer is tussen hier en Soitsbergen, maar dat is niet meegenomen.
Vliegtuigen worden in klassen ingedeeld op basis van het aantal zitplaatsen. Kleine vliegtuigen hebben op zich, in gelijke overige omstandigheden, een hogere CO2e-factor, maar omdat ze lager dan 10km vliegen pakt de CO2e-factor toch lager uit (lagere hoogte geen of minder contrails). Bij toenemend aantal zitplaatsen neemt CO2e-factor iets af (nadruk meer op fossiel).
Lange afstandsvluchten hebben, in overig gelijke omstandigheden, een hogere CO2e-factor (Vancouver 8,6, New York 3,6)
Sustainable Aviation Fuel (SAF) werkt goed op zowel de CO2 als de niet-CO2. Op de CO2 omdat SAF per definitie op nul gezet wordt (wat niet helemaal terecht is). Op de niet-CO2 omdat SAF schoner verbrandt en minder roet produceert, en daardoor minder condensatiekernen en daardoor minder ijs en daardoor minder contrails en cirrus. Dat scheelt in het broeikasgaseffect ongeveer een kwart (in het voordeel). Statistisch pakt dat raar uit, want hoe meer SAF, hoe hoger de CO2e-factor. Dat is het verneukeratieve van statistiek. Een getallenvoorbeeld. Je start met een CO2e-factor (X + 2X)/X = 3. Nu meng je de helft SAF bij. De X wordt ½X en 2X wordt 1½X, dus de breuk wordt (½X + 1½X)/ ½X = 4.
De (verplicht gestekde, voor wat dat waard is) Europese bijmengverhouding van SAF is 0% in 2017, 5% in 2030, 32% in 2040en 63% in 2050. Eindhoven Airport wil in 2030 30% minder CO2 uitstoten, hetgeen ongeveer 30% bijmenging betekent. Het is een mooi streven, maar de vraag is of het lukt.
CE Delft heeft de CO2e-factor per Nederlands vliegveld uitgerekend. Dat geeft onderstaande tabel.
‘Low’ en ‘High’ hebben betrekking op de gestandaardiseerde WLO-welvaartscenario’s. ‘ICA’ is Intercontinentaal (bijvoorbeeld Tenerife of Turkije) Voor ATR100 had deze tabel er grofweg hetzelfde uitgezien.
De vuistregel-3 van de Europese Commissie is dus voor Eindhoven Airport (‘mijn’ vliegveld) ongeveer adequaat. Elke ton CO2 die vanaf daar de lucht ingaat, telt voor drie.
Ik ben geen vijand van asfaltcentrales, en evenmin van industrieterrein De Hurk waarop die centrale staat. Ik vind dat bedrijven schoon en klimaatvriendelijk moeten produceren, niet dat ze moeten verdwijnen. De asfaltcentrale heeft een belangrijke recyclingfunctie – asfalt blijft nodig, ook als er geen olie meer geboord wordt. Daarnaast is opheffen van industrieterrein De Hurk in praktijk onmogelijk en onbetaalbaar.
Er is veel touwgetrokken over de nieuwe milieuvergunning van ACE. Een eerder concept is ingetrokken, en nu ligt er een nieuwe conceptvergunning ( t/m 10 nov 2024 ter inzage). De bij deze conceptvergunning horende documenten zijn te vinden op https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-410213/terinzagelegging , Het pakket omvat ruim 30 afzonderlijke documenten, die echter niet allemaal even belangrijk zijn. Ik heb er uitgelicht de eigenlijke concept-vergunning zelf, een bijlage van ingenieursbureau Tauw en een bijlage van de GGD over benzeen, idem over PAK’s, en een notitie van Tauw over geur.
De SP-fractie in de gemeenteraad van Eindhoven vroeg mij naar mijn mening over de concept-vergunning. Ik heb die gegeven ( en daarna is die gedeeld, met mijn medeweten, met de fractie van de Partij voor de Dieren). Hieronder mijn analyse voor de Eindhovense SP. I heb hem taalkundig bewerkt, maar inhoudelijk is het verhaal ongewijzigd.
Schema van een gangbare asfaltcentrale
Een milieuoordeel over ACE als een bestaand, aan een vaste locatie gebonden bedrijf met een overwegend traditionele opzet. ACE zit, geheel rechtmatig, in een bestaand pand met een correcte bestemming en een productieproces dat toegestaan is, mits buiten de fabriek op emissiegebied aan randvoorwaarden voldaan is. De gemeente kan, als bevoegd gezag, niet van dit kader afwijken.
De nieuwe conceptvergunning biedt drie belangrijke verbeteringen t.o.v. vroeger:
Sinds 2013 is er al een nieuwe en langere trommel, waardoor het opwarmproces langer duurt en met een lagere bedrijfstemperatuur volstaan kan worden, welke in de nieuwe vergunning voorgeschreven wordt op hooguit 130°C. Dat is van groot belang, want de emissie van benzeen en PAK’s loopt sterk op met stijgende bedrijfstemperatuur.
Mede door actie van omwonenden is er t.o.v. de ingetrokken plannen uit 2022 een Actieve Kool Filter toegevoegd (AKF), met bijbehorende regel- en controleapparatuur. (Actie helpt altijd, maar soms anders als je van tevoren dacht). Het AKF is primair bedoeld tegen geur, maar werkt ook tegen benzeen en PAK’s.
Het lossen van oud asfalt en het laden van nieuw asfalt moet in een min of meer gesloten ruimte plaatsvinden, die afgezogen wordt via het AKF naar de schoorsteen
Daarnaast zijn er een paar bepalingen die mogelijk niet nieuw zijn, maar wel van belang:
De jaarlijkse doorzet blijft maximaal 200.000 ton, en de uur-doorzet blijft maximaal 240 ton. Van die 200.000 ton per jaar mag de hoeveelheid te recyclen asfalt toenemen tot 150.000 ton per jaar (was tot nu toe 40.000 ton per jaar)
De maximale bedrijfsduur is 1500 uur per jaar
Er is geen natuurvergunning nodig, omdat de stikstofdepositie niet verandert Update dd 07 februari 2025: De Rendac-uitspraak van de Raad van State dd 18 dec 2024 stelt, dat het intern salderen van stikstof als methode om geen natuurvergunning te hoeven aanvragen niet toegestaan is. Dat is een vèrgaande stap die ook gevolgen heeft op plekken waar dat niet zo g oed uitkomt. Het zou op papier zo kunnen zijn dat de capaciteitsuitbreiding van het te recyclen asfalt, binnen de gelijkblijvende totale doorzet, en de nieuwe koolfilters meet stikstofemissie veroorzaken, waarvan men dacht dat die elders binnen de inrichting gecompenseerd konden worden. Het is zeer wel denkbaar dat de natuurvergunning na gepast rekenwerk alsnog verleend kan worden, maar dat kost op zijn minst tijd. De gemeente, het bedrijf en de omgeving balen als een stekker. als een stekker.
Benzeen en PAK’s In beide gevallen moet aan een emissie-eis voldaan worden (bij de pijp) en aan een immissie-eis (de concentratie in de omgeving op neushoogte).
De emissie-eisen voor benzeen en PAK’s zijn erg streng (Zeer Zorgwekkende Stoffen, ZZS). Bij herhaalde metingen in het verleden bleek dat het erom spande. Door het AKF en de temperatuurverlaging zou de emissie fors afgenomen moeten zijn, en dus aan de voorwaarden voldoen. In de nieuwe vergunning wordt structureel meten voorgeschreven.
In beide gevallen ook ligt er een verspreidingsberekening t.b.v. de immissie op neushoogte van ingenieursbureau Tauw (voor benzeen dd okt 2021 en voor PAK’s dd nov. 2022, beide gebaseerd op voorafgaande metingen). Gezien de datum is dat gebaseerd op de oude situatie, zonder de extra bepalingen in de nieuwe concept-vergunning. In beide gevallen heeft de GGD een op Tauw gebaseerd advies uitgebracht.
Voor benzeen gaat Tauw uit van 93gr/uur bj 1200 uur (dus 112 kg/jaar). Voor PAK’s gaat Tauw uit van 15gr/uur bij 1200 uur (dus 18kg/jaar)
Voor benzeen geeft dit bovenstaande grafiek voor de immissie op neushoogte. De piek ligt ca 400 m (dat is in de beschreven Noordoostelijke richting ter hoogte van de Zeelsterstraat-Bergen op Zoomstraat), en heeft daar de waarde 0,0018µg/m3 . Er bestaan heel veel benzeenbronnen (o.a. het vliegveld en de A2/N2), en die veroorzaken gezamenlijk een achtergrond iin Eindhoven rond de 0,6µg/m3 . De wettelijke norm is 5µg/m3 . De GGD oordeelt dat er geen, door ACE veroorzaakt, benzeenprobleem in de omgeving is. Deze concentraties zijn nog zonder de de extra reductie die het gevolg zal zijn van de nieuwe vergunning.
De immissiegrafiek voor PAK’s ziet er net zo uit, met een piek van 0,28ng/m3 op 400m noordoost. De norm voor PAK’s is 1ng/m3 . De GGD concludeert dat aan het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR) voldaan is. Ook dit nog zonder nog zonder de extra reductie die het gevolg zal zijn van de nieuwe vergunning.
Geur Tauw heeft drie verspreidingsberekeningen gemaakt voor geur. Situatie 1 is als er niets gebeurt (Business As Usual, BAU) Situatie 2 is BAU + afzuiging van de laad- en losruimte Situatie 3 is BAU + afzuiging van de laad- en losruimte + het Actieve Kool Filter (AKF)
In het hierna volgende betekent 99,9 percentiel dat de concentraties 0,1% van het jaar overschreden worden. En aangezien een jaar 8760 uur telt, is dat zowat 9 uur per jaar.
De richtwaarde in de gemeente Eindhoven voor de 99,9-percentiel in woongebieden is 2ouE(H)/m3 en idem de grenswaarde 4ouE(H)/m3.
De berekeningen van Tauw leiden tot onderstaande plaatjes (de lichtblauwe punten zijn rekenpunten van het gebruikte model):
Geur uitgedrukt in ouE(H)/m3
Handhaving en controle Milieuvergunningen staan of vallen met de correcte uitvoering en de handhaving daarvan. Met de nieuwe vergunning is ACE nog steeds een gemoderniseerde versie van een ouderwets concept. Er staat in de concept-vergunning een heel scala aan meet- en controleprotocollen. Vooralsnog ga ik er van uit dat dat voldoende zal blijken te zijn.
Een positief eindoordeel met beperkingen Binnen de beperkingen waar dit verhaal mee begon – ‘ACE als een bestaand, aan een vaste locatie gebonden bedrijf met een overwegend traditionele opzet’ vind ik deze milieuvergunning, als basis voor een bedrijf dat een noodzakelijke recyclingactiviteit uitvoert, en aannemende dat deze activiteit storingsvrij en naar beste weten geëxploiteerd wordt, goed.
Maar er zijn twee belangrijke overwegingen, die het niet ondenkbaar maken dat deze vergunning uiteindelijk toch een tussenresultaat zal blijken te zijn.
De ene is dat er pilots lopen om asfalt met een verplaatsbare machine te recyclen, of zelfs rijdend, Ook moederbedrijf KWS van ACE heeft een dergelijke pilot lopen. De vraag is of dit de behoefte aan centrale lokaties gaat ondergraven.
De andere is dat ACE nog steeds een ouderwets fossiel bedrijf is met een grote aardgasvlam. Behalve het milieu, zal ook het klimaat eisen gaan stellen. Vroeg of laat zal dat tot elektrificatie leiden – wat ook op milieugebied tot verdere verbetering kan leiden. Zie https://www.bjmgerard.nl/nederlandse-industrie-loosde-in-verhouding-meer-broeikasgassen/
Elke duizendste keer dat iemand op de homepage van mijn website klikt, een verhaal met een wat meer persoonlijke en een wat minder wetenschappelijke en politieke tint als normaliter op deze website. Nu naar aanleiding van de 39000ste tik op mijn neus.
De Dutch Design Week Vandaag eindigt de Dutch Design Week (DDW) in mijn woonplaats Eindhoven. Het is een druk bezocht evenement, waarin in een groot scala aan onderwerpen en handelingen, overgoten met een ergerlijk designjargon, aan den volke gepresenteerd wordt. Dit liefst in het Engels. Soms is het niks, soms is het amusant, soms zie je een goed idee dat niet praktisch is en soms gaat het over iets waar je wat aan hebt.
Ik had het druk en daarom weinig tijd, dus ik heb me vandaag beperkt tot twee projecten in de kantlijn.
Het ene was het project NextUp op het Stationsplein. Dat moest op een of andere manier betekenisvol zijn voor de ontwikkeling van Knoop XL, een grootschalige ontwikkeling van het Eindhovense Stationsgebied. Over dat project kun je boeken volschrijven en feitelijk hebben de dossiers erover al die omvang, maar ik laat het erbij dat het een spanningsveld is tussen goede bedoelingen en harde realiteiten. Maar NextUp ging een pietsie over de goede bedoelingen en niet over de realiteiten. Ik was er snel weer weg.
Het andere was het project van AtelierNL en van het provinciale programma Meanderende Maas. Dat was goed en men sprak gewoon Nederlands.
Mijn vrouw en ik hebben veel in het Rivierenland gefietst en we vinden het mooi (meestal).
De Meanderende Maas De Maasdijk tussen Ravestein en Lith moet aan de Brabantse kant versterkt worden (de Gelderse kant is sterk genoeg). Voor die versterking bestaan goede redenen, onder andere dat als de dijk het begeeft, Oss en Den Bosch onder kunnen lopen. Dijkverzwaring is tegenwoordig meer dan alleen maar inzet van bulldozers en betonmolens. Het is multidisciplinair en er werken dan ook tien organisaties mee aan het project (met Waterschap Aa en Maas als trekker). Voor een beschrijving zie https://www.meanderendemaas.nl/over-het-project/ . Het Ruimte voor de Rivier-beginsel uit 2007 is een van de beste ruimtelijke ordening-besluiten van de laatste jaren ( https://nl.wikipedia.org/wiki/Ruimte_voor_de_rivier en https://www.deltaprogramma.nl/gebieden/rivieren/maas ). En zeker ook de Maas moet die ruimte ook krijgen, ook tussen Ravestein en Lith. Vervolgens leent die vrijgekomen ruimte zich goed voor recreatie en natuurontwikkeling. Het project heeft dan ook veel draagvlak en in juli 2024 was de besluitvorming geheel rond. De schop kan de grond in.
Zes kuub Maasklei
AtelierNL Het keramische AtelierNL ( https://www.ateliernl.com/ en https://www.ateliernl.com/about en https://ddw.nl/en/programme/12535/meanderende-maas ) wil mooie dingen maken uit natuurlike materialen, ook al is de website geheel in het Engels (zelfs zonder vertaling). De twee dames Nadine Sterk en Lonny van Ryswyck kijken in ‘about’ vastberaden de lens in zonder dat duidelijk wordt wat ze precies bedoelen, maar als men die lichte irritaties naast zich neerlegt, is het verder een goede website.
De link tussen de Maas en het Atelier bestaat uit klei. Bij het project Meanderende Maas wordt vier miljoen kuub klei afgegraven. Die gaat naar de dijkverzwaring binnen of buiten het traject Ravestein-Lith, en naar steenfabrieken. AtelierNL heeft inmiddels zes kuub Maasklei ontvangen en een deel daarvan ligt als een imposant lijkende berg op de vloer van hun atelierruimte (de berg is hol omdat anders de vloer het begeeft, maar dat zie je niet). De bruine kleur komt van ijzeroxide.
Klei in Nederland
Tijdje met Hans van Engen staan praten, projectleider namens provincie en Waterschap Aa en Maas), van huis uit landschapsarchitect. De stapel klei bevat een klein beetje PFAS want alles bevat een klein beetje PFAS. De klei in verhouding niet zoveel, want alleen de bovenste laag bevat wat. In de Romeinse tijd was er nog geen PFAS. Verder ook nog wat gepraat over de non ferro en de Dommel, maar dat is een apart onderwerp. En dat ik in mijn middelbare schooltijd vakantiewerk gedaan heb in de ouderwetse steenfabriek van Osse in het Twentse Losser (https://fabriekofiel.com/losser/ , zeeklei uit het Tertiair met nog fossielen erin – handmatig om de zoveel dagen al die stenen omkeren die moesten drogen voor ze de over ingingen). Mijn vader heeft ook nog een blauwe maandag bij Osse gewerkt in de vooroorlogse crisistijd. Een genoeglijk gesprek.
AtelierNL maakt van die klei best mooie dingen.Zes kuub is 9000 borden. Ze kunnen even vooruit.
Wat er in de krant stond In enkele kranten (waaronder de NRC) stond op 05 oktober 2024 een artikel, dat gebaseerd was op een nieuwsbericht van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEA), dat kopte dat de ‘grootste industriële vervuilers viezer waren geworden’. Het originele nieuwsbericht van de NEA is te vinden op Emissieautoriteit: nog-geen-groene-groei-industrie . Het was een beetje een ingewikkeld bericht en lastig te ‘koppen’, want het ging eigenlijk niet over vervuiling, maar over broeikasgassen; het ging over 2021, 2022 en 2023; het ging maar over een deel van de industrie; en van dat deel was iets meer dan de helft minder ‘vies’ geworden. Dat krijg je allemaal niet in één kop. Toevallig toonde het NOS-journaal op de dag dat ik dit schrijf een bericht, dat het NEA-nieuwsbericht als basis gebruikt. Zie https://nos.nl/artikel/2541431-industrie-loopt-achter-met-halen-van-klimaatdoelen .
Ik ga proberen deze ingewikkelde materie uit te leggen. Of Nederland zijn klimaatdoelen in 2030 haalt, valt of staat met dit onderwerp.
Het ETS en de NEA Het Emission Trade System (ETS) is de hoeksteen van het klimaatbeleid van de EU. Het is een ingewikkeld, niet perfect maar wel redelijk goed werkend systeem. Het gaat over broeikasgasemissies en niet over toxische emissies. Het woordje ‘vies’ hoort in mijn systematiek bij ‘toxisch’ en niet bij ‘broeikasgas’, maar daar loopt de koppenmaker van de NRC tegen zijn ruimtebeperkingen aan. Het zij zo.
Ik beperk me hier (net zoals de NEA) tot het ETS, voor zover toegepast op de industrie.
Binnen de EU zijn alle staten overeengekomen dat aan het uitstoten van één ton broeikasgas (1000kg) in principe een prijs wordt gehangen in de vorm van één recht dat je moet kopen. Het is dus zoiets als een marktafhankelijke boete. In 2024 is de ‘boete’ €86 per geloosde ton. Kopen kan op een veiling van overheidswege of van een ander bedrijf dat over heeft. Aan de som van alle rechten is een plafond verbonden dat elk jaar daalt met 4,3 a 4,4%. Als extra daling worden op gezette tijden rechten uit de markt genomen, o.a. omdat in de beginfase van het systeem veel rechten gratis zijn weggegeven. Op deze wijze hoopt de EU ergens rond 2040 van alle broeikasgasemissies in de onder het ETS vallende bedrijven verlost te zijn.
Prijs van een ETS-recht door de jaren heen
Bedrijven staan op de ETS-lijst vanwege de aanwezigheid van bepaalde processen (bijvoorbeeld ertsverwerking of de fabricage van krantenpapier) of apparaten (bijvoorbeeld, wat veel voorkomt, een verwarmingsketel >20MW). Dat laatste ook als het bedrijf die 20MW niet vol maakt – de aanwezigheid van de mogelijkheid om dat wel te doen telt.
In Nederland vallen 282 installaties onder het ETS. Het nieuwsbericht van de NEA gaat over deze 282 inrichtingen.
Het ETS wordt in Nederland uitgevoerd door de Nederlandse Emissieautoriteit (NEA). Daarnaast organiseert de NEA ook de Nederlandse CO2 – heffing (dat is dus een Nederlandse belasting die aanvullend op het Europese ETS werkt). Een volledig overzicht van taken is te vinden op de home page van de NEA https://www.emissieautoriteit.nl/ . Dit verhaal gaat over ETS Stationair.
‘Schoner of viezer’ en de benchmark De NEA kan alleen maar getalsmatige, vergelijkende uitspraken doen, zoals in het nieuwsbericht, als daar een getalsmatige structuur onder ligt. Die is dubbel: enerzijds het volume in ton product of in TeraJoule (TJ) energie, anderzijds de emissie per ton of TJ. Beide kunnen onafhankelijk van elkaar veranderen.
Het volume is eenvoudig statistisch te verwerken. Dat Nederlandse productievolume is in de jaren 2021-2022-2023 gedaald t.o.v. een eerdere periode. Het nieuwsbericht vermeldt niet in welke sectoren het productievolume hoeveel gedaald is.
De NEA concentreert zich in zijn nieuwsbrief op de andere grootheid, de broeikasgasemissie per ton product of per TJ. Dat heet de ‘CO2-efficientie’. Die vergelijking stoelt op een ingewikkeld benchmarksysteem.
De EU deelt het geheel aan ETS-inrichtingen op in 55 gebieden: 52 productgebieden die per ton beoordeeld worden (bijvoorbeeld gesinterd erts of krantenpapier); brandstof en warmte die per TJ beoordeeld worden; en procesemissies.
Wie gunstiger werkt dan de benchmark krijgt emissierechten cadeau en kan die desgewenst verkopen; wie op de benchmark zit hoeft niet te betalen; en de 90% eronder moet dokken.
De eerste benchmarks zijn vastgesteld over de periode 2013-2020 met de jaren 2016 en 2017 als kenmerkend. Het gemiddelde over die twee jaar van de (Europabreed) beste 10% van de installaties in een bepaalde bedrijfssector zou eigenlijk moeten dienen als benchmark. Maar er waren bij invoering veel praktische problemen, dus er zijn ook benchmarks vastgesteld die (veel) ongunstiger waren dan die ideale 10%..
De tweede set benchmarks is vastgesteld in 2021 voor de periode 2021 t/m 2025, met als kenmerkjaren 2022-2023. De prestatie van de beste 10% wordt geacht een langdurige dalende verbeteringstrend van die beste 10% vanaf 2016-2017 voort te zetten naar 2022-2023 en dat zou dan in eerste aanleg de nieuwe benchmark moeten zijn. Echter, om vooruitgang te garanderen moet de daling t.o.v. 2016-2017 in elke bedrijfstak minstens 4% zijn, en om de industrie te beschermen mag de daling hooguit 24% zijn. De getallen, die men op deze manier krijgt, zijn dan de benchmark in formele zin.
In 2016-2017 konden de beste fabrikanten krantenpapier maken met een broeikasgasemissie van 0,007ton CO2/ton papier, maar vanwege praktische problemen is de benchmark voor krantenpapier toen vastgesteld op 0,298 ton CO2/ton krantenpapier. Waarschijnlijk kan die beste 10% dat over 2022-2023 nog een beetje beter dan genoemde 0,007ton CO2/ton papier . De bedoeling is dat de niet-beste 90% richting die 0,007 gaat, maar ter bescherming is het daaltempo gemaximeerd op 76% van 0,298, dus op 0,226ton CO2/ton papier. De vraag ligt voor de hand waar die grote verschillen vandaan komen. Ik weet dat niet, maar het zou kunnen dat er een Scandinavische fabriek langs een waterkrachtcentrale staat die duurzaam beheerd hout van ter plekke als grondstof gebruikt. Wordt een taaie klus om daar tegenop te concurreren met je emissiecijfers.
Bij gesinterd erts werkt het benchmarksysteem recht toe, recht aan.
Ander voorbeeld: aardgas. Kan ik meteen uitleggen hoe de Europese Commissie het benchmarksysteem ombouwt tot rangordesysteem. Nederlands aardgas (met een spoortje ethaan) heeft een verbrandingswaarde van 57 ton CO2/TJ . De nu geldende brandstofbenchmark is 42,6 ton CO2/TJ . Het verschil (56 – 42,6) is 25% van 57 en zodoende staat een ETS-fabriek, die aardgas in zijn ketel stopt en verder geen gedoe, bij de Europese Commissie te boek als een installatie die 25% achterloopt op de geldende benchmark. Hoe krijgen de beste 10% dan vroeger hun emissies op 34,3 ton CO2/TJ ? Bijvoorbeeld met toegevoegd biogas (telt niet mee) , of met (duurzame) elektrische voorverhitting, of iets in die geest.
Nu de getallen in de NEA-nieuwsbrief De NEA werkt in zijn rangorde met de relatieve achterloopcijfers. Als een bedrijf in de eerste periode 30% achterliep op de benchmark, en in de tweede periode 20%, is dat gedefinieerd als ‘verbetering’. Als een bedrijf in de eerste periode 30% achterliep op de benchmark, en in de tweede periode 40%, is dat gedefinieerd als ‘verslechtering’ .
De NEA komt tot de statistische conclusies dat
148 van de 282 installaties presteerden met hun CO2-efficientie over 2023 beter dan over 2021, 134 deden het slechter
Vooral de grotere bedrijven presteerden slechter
Waardoor het gemiddelde over alle 282 bedrijven achteruitgang betekent
Over 2021 lagen de Nederlandse ETS-benchmarkachterstanden gemiddeld 13,7% achter op de bij hun behorende ETS-benchmark, over 2023 was dat 16,9%
(zoals al gezegd) het totale productievolume van Nederlandse ETS-bedrijven is procentueel meer gedaald dan de achteruitgang gestegen is, dus in absolute zin is er minder broeikasgas geloosd en in relatieve zin meer.
Kun je per onderneming zien hoe ze het doen? Ja. Na enig zoekwerk op co2-efficientiecijfers-2018-2023 per onderneming en dan de zip-file uitpakken tot Excel. Hierboven wat voorbeelden van Brabantse bedrijven met wat commentaar.
Alles wat door de jaren heen hardnekkig rond de 25% zit, stookt naar alle waarschijnlijkheid gewoon gas. DAF Trucks kan zijn verwarmingsketel best wel elektrificeren, als er genoeg groene stroom is
De voorgeschiedenis Milieudefensie landelijk heeft, in de nasleep van het Shellvonnis, 29 bedrijven in den lande aangeschreven dat deze een klimaatplan moesten maken. Milieudefensie Eindhoven heeft in diezelfde geest een brief gestuurd naar een handvol bedrijven in de regio, waaronder DAF Trucks N.V. (onderdeel van PACCAR) Daarin werd DAF Trucks N.V. gevraagd om tot dezelfde emissiebeperking te komen als gevraagd aan de 29 bedrijven, namelijk een broeikasgasemissie die in 2030 45% lager is dan in 2019. Verder werd om een klimaat- en milieujaarverslag gevraagd.
Er volgde een constructief antwoord. Er bestond bij DAF Trucks meer beleid dan naar de buitenwereld (bijvoorbeeld via de site) bleek. Het bedrijfsdoel was om in 2030 45% minder uit te stoten dan in 2019, 64% minder in 2035 en 90% minder in 2040. Dit voor scope 1,2 en 3. Verder werkt DAF Trucks aan de (Europees verplichte) ESG-rapportage.
Overigens heeft niet alleen Milieudefensie op duurzaamheidsgebied wensen. Ook de Europese Unie heeft reductiedoelen voor nieuwe vrachtauto’s, te weten 43% in 2030 en genoemde percentages in latere jaren.
Twee maand na het antwoord van DAF Trucks lag het beloofde Sustainability Report 2023 op tafel, vergezeld van een gespreksuitnodiging.
Het Sustainability Report 2023 Het is in meerdere opzichten een interessant jaarverslag.
DAF Trucks maakte in Eindhoven en in het Belgische Westerlo samen in 2023 69.800 nieuwe trucks, 59.500 motoren, 58.464 cabines en 139.000 assen.
De scope -1 en -2 emissies van dit productieproces in alleen de Eindhovense fabriek bedroegen samen 73.941 ton CO2 . Dat is (volgens het jaarverslag) ongeveer een half % van alle emissies. De rest is scope-3. Het overgrote deel van die scope-3 emissies (ca 95%) komt uit uitlaten van nu rondrijdende vrachtauto’s, waarvoor als ‘educated guess’ op basis van modellen en kengetallen grofweg 30 ton per vrachtauto wordt aangehouden, op basis van 100.000 km per jaar en 1,6 miljoen km over de levensduur van de truck. Het resterende deel van de scope-3 emissies zit bij toeleveranciers en daar heeft DAF Trucks ook verduurzamingsafspraken mee. Mede op basis van het erop volgende gesprek moet de totale broeikasgasemissie van DAF op circa 8 tot 15Megaton CO2 geschat worden (op welk getal dus 45% bespaard zou moeten worden). In dit erop volgende gesprek is gezegd dat er aan gewerkt wordt om de emissiegetallen verder in kaart te brengen, en er in het volgende jaarverslag op terug te komen.
Verder verschijnen er in het jaarverslag sterke initiatieven op het gebied van circulariteit, en bevat het ook passages over sociaal beleid.
Het gesprek Het beloofde gesprek heeft op 23 september 2024 plaatsgevonden, ten kantore van DAF Trucks. Aanwezig waren voor DAF Trucks Jos Habets (Director Operations) en Eri van de Laar (Sustainability Manager), voor Milieudefensie landelijk staflid Niels Hazekamp, en voor Milieudefensie eindhoven Bernard Gerard, Tom Edelbroek en Wen Spelbrink.
Het was een goed gesprek.
De gesprekspartners waren het eens over de wenselijkheid van het reductiedoel. Daarna kwam aan de orde hoe dit doel praktisch bereikt kon worden. DAF Trucks benadrukte dat er heel veel verschillende vrachtauto’s zijn qua gewicht, actieradius, techniek en bedrijfsdoel (een vuilniswagen stelt andere eisen dan een zware langeafstandstruck of een brandweerauto of een vrachtauto voor stadsdistributie). DAF Trucks sluit geen enkele verduurzamingstechniek a priori uit, maar werkt in praktijk momenteel nog met de modernste dieselmotoren (die ook op biobrandstof kunnen rijden) en met elektrische of hybride-elektrische motoren. Waterstof en e-fuels zitten nog in de experimentele fase – niet zozeer omdat het technisch niet kan, maar vooral vanwege de toeleveringslogistiek.
De gesprekspartners verschilden van mening over de dwingendheid van de wetgeving, in combinatie met het invoeringstempo. Milieudefensie benadrukte het acute karakter van de klimaatcrisis en ziet de reductiecijfers als taakstellend. Als ze niet met alleen maar technische middelen gehaald kunnen worden, moet ook gedacht worden aan minder gesleep met goederen en met andere transportmiddelen. DAF Trucks stelt dat dit soort maatschappelijke verschuivingen buiten zijn beïnvloedingsmogelijkheden ligt, en dat het bedrijf produceert voor een markt met smalle marges. De nieuwe vrachtauto’s moeten wel verkocht worden. De afweging van klanten die de aanschaf van een elektrische truck overwegen wordt sterk beïnvloed door de kWh-prijs en door de kwaliteit van de laadinfrastructuur die (anders dan bij personenwagens) nog grotendeels ontwikkeld moet worden en die veel hogere eisen stelt dan de eisen die bij personenwagens gesteld worden. Deze behoeften liggen deels op politiek terrein. DAF Trucks kan zijn invloed uitoefenen, maar kan hier niet wat afdwingen.
Hoewel Milieudefensie en DAF Trucks inzake de problematiek rond de praktische vormgeving andere afwegingen maken, kan Milieudefensie begrip opbrengen voor de positie van DAF Trucks.
Afgesproken is dat er een vervolggesprek komt. Het Sustainability Report 2024 zou hiervoor een goede kapstok kunnen zijn.
V.l.n.r. dhr. Spelbrink, Edelbroek, mevr. Van de Laar, dhr Gerard, Hazekamp en Habets