Reusachtig Nederlands onderzoek naar luchtvervuiling en sterfte

Methode en resultaten
Je kunt met Big Data alle kanten op, zelfs de goede. Dat blijkt uit een onderzoek (gepubliceerd 11 maart 2015), uitgevoerd door het RIVM en het Institute for Risk Assessment Studies (IRAS) van de Universiteit van Utrecht. Een samenvatting en toegang tot het volledige artikel zijn te vinden op http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Algemeen_Actueel/Nieuwsberichten/2015/Big_Data_geven_meer_kennis_over_gezondheidseffecten_luchtverontreiniging .
In het artikel zijn alle mensen meegenomen die
èn op 1 januari 2004 30 jaar of ouder waren
èn op 1 januari 2004 nog steeds op hetzelfde adres woonden als op
1 januari 1999
èn die op 1 januari 2011 dood waren of nog levend in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) terug te vinden (dus niet als ze geëmigreerd waren of dakloos of zo).
Je hebt dan een bestand van ruim 7,2 miljoen mensen. Dat is het grootste onderzoek ooit.

De sterftecijfers werden op oorzaak geleverd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

De luchtvervuilingsgegevens werden gevonden door Nederland in een schaakbord van 100*100m te verdelen en zo voor het jaar 2001 de concentraties fijn stof PM10 en NO2 (een gas dat vooral vrij komt in verbrandingsmotoren) met modellen te berekenen. In 2001 bestond er nog geen regionale analyse van PM2.5 en fijner.

Nu zijn er allerlei onbedoelde fouten mogelijk. Een zichzelf respecterend statisticus analyseert op deze ‘confounders’. Het zou zo maar kunnen dat arme mensen relatief vaak dicht op de snelweg wonen en meer roken, en dat getrouwde mensen langer en gelukkiger leven. Dit soort effecten wordt ingeschat met officiële sociale en inkomensbestanden op postcodecijfer (bijv. 5625). Die effecten blijken inderdaad te bestaan (arm zijn is een zelfstandig sterfterisico), maar ook na deze analyse blijven kleinere, maar statistisch nog steeds significante effecten over. De onzekerheidsmarges zijn zelfs verrassend klein.

Na deze uitzuiveroperatie blijven de volgende conclusies staan, die dus inderdaad aan de luchtvervuiling geweten kunnen worden en niet aan wat anders.
Een verhoging van 10μgr/m3 PM10 verhoogt de totale sterfte met 8%; die aan hart- en vaatziektes met 6%; die aan long- en luchtwegziektes met 13%; en die aan longkanker met 26% . Dit type verbanden is ongeveer in lijn met wat al langer bekend is.
Een verhoging van 10μgr/m3 NO2 verhoogt de totale sterfte met 3%; die aan hart- en vaatziektes met 0%; die aan long- en luchtwegziektes met 2%; en die aan longkanker met 10% . Dit verband was nog niet eerder gevonden, omdat het kleiner is en pas bij een heel groot onderzoek zichtbaar wordt.

Wat zegt dit voor Eindhoven?
Bovenstaande uitspraken zijn per 10μgr/m3. Je moet dus enig idee hebben om hoeveel μgr/m3 het feitelijk in Eindhoven gaat t.o.v. van wat. Ik waag een indicatieve poging om de vuilste plekken van Eindhoven te vergelijken met de regionale achtergrond.

Het AiREAS-systeem heeft 35 Airboxen, die o.a. PM10 meten (en fijner). Het probleem zou geschikt zijn om concentraties ongeveer op buurtniveau te bepalen, ware het niet dat de archieffunctie nog niet openbaar is. Enig behelpen met Google à Ontwerp bestemmingsplan StrijpS (kwam toevallig als eerste langs) levert in 2011 in de Beukenlaan 27 en in de Halvemaanstraat 24 μgr/m3 , en eigen uitzoekwerk met het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) voor de NBrabantlaan ca 30 en voor het Brabantse platteland ca 25μgr/m3. Prik het verschil tussen de hoogste waarde in Eindhoven en het platteland in 2011 maar eens op ca 5μgr/m3, welk verschil langzaam daalt.

Het AiREAS-systeem meet (nog) geen NO2. Dat doet de gemeente wel op 36 plaatsen. De gemeente geeft echter op haar site geen statistiek meer op meetstationniveau, maar alleen nog op categorie. Je krijgt dan dit:
Grafiek_stikstofdioxide_per_straattype_Eindhoven
De LML-metingen suggereren overigens dat die 15 voor de regionale achtergrond aan de lage kant is (eerder 19 a 20).
Prik het verschil tussen de vuilste stukken van Eindhoven (die met het drukste autoverkeer in een smalle straat en hoogopgaande gebouwen met stoplichten) en het omringende platteland maar eens op ca 15 a 20μgr/m3 .

De kans dat je in een vuil stuk van Eindhoven overall aan luchtvervuiling doodgaat is dus, t.o.v. het platteland, ca de helft van 8% + 1,5 a 2 * 3%, zeg maar 9% meer.

Anne Knol van Milieudefensie zegt in de NRC van 12 maart 2015 dat landelijk gemiddeld iemand 4 maand eerder doodgaat aan NO2 en 9 maand aan fijn stof. Eindhoven zit waarschijnlijk iets boven landelijk gemiddeld.

Het onderwerp blijft een bron van zorg.

Ik als proefkonijn in de testfase van het lucht-gezondheidonderzoek

Ik heb mijn eerste selfie gemaakt. Daarop sta ik met een borstband en elektrodes om de hartslag te meten.

Ik als proefkonijn voor het onderzoek naar het verband luchtkwaliteit-vaatgezondheid
Ik als proefkonijn voor het onderzoek naar het verband luchtkwaliteit-vaatgezondheid

Dit is het eerste begin van een onderzoek naar het verband tussen enerzijds luchtkwaliteit en anderzijds de toestand van de bloedvaten (zaken als verlies van elasticiteit in de slagadres en aderverkalking). Het onderzoek wordt uitgevoerd door Eric de Groot, specialist van het Amsterdams Medisch Centrum (AMC). Hij weet alles van beeldvormende technieken als echo, MRI, scan etc.

Het onderzoek verkeert nu in de testfase om de apparatuur en de procedures te testen. Er doen een kleine 30 mensen aan mee. Er is nog wel wat ruimte voor andere belangstellenden.

Nieuw is dat de luchtkwaliteit direct bepaald wordt met het kastjes-netwerk van AiREAS, en niet indirect met modellen op basis van de aanwezigheid van snelwegen en zo. Je hebt een GPS-ontvanger te leen en die weet bij welke kastjes je je bevindt, en wat daar op dat moment de concentraties zijn. De aanname is dat de binnenlucht (ik zit zelf veel binnen) voldoende lijkt op de buitenlucht om de proef uit te voeren.

Bij het intakegesprek wordt je halsslagader aan beide kanten doorgemeten met een echo. Dat gaat verrassend goed (de slagaders waren mooi schoon). Daarna wordt de bloeddrukrespons gemeten op zo’n opblaasarmband (vijf minuten op gepompt laten zitten, loslaten en kijken wat er gebeurt).
Vervolgens krijg je een persoonlijke standaard uitrusting mee met de GPS-ontvanger, een recorder met accelerometer (die bewegingen registreert) en een accu, een voorraadje stickers (vier per keer) om op je borst te plakken of in je linkerzij, en een kastje waarop de spanningen van die vier elektrodes via een kabeltje in ontvangst werden genomen. Daar moet ik een week overdag mee lopen. Dan twee weken niets, en dan weer een week. Intussen weer wat testgesprekken.

Het is grappig en geeft ongewone probleempjes. Wat moet je op de fitness aan zonder dat men daar denkt dat je met een bomgordel binnenkomt? Een trainingsjack, alleen een beetje warm. Enz.

Ik hou u op de hoogte van mijn hoogst persoonlijke bijdrage aan de wetenschap.

Zie ook –> Milieudefensie levert proefkonijnen