De zonneladder: constructief of destructief? De natuur- en milieuorganisaties zitten in een spagaat tussen enerzijds de eisen die de energietransitie aan het landgebruik stelt (turbines en PV-opstellingen) en anderzijds hun traditionele kernwaarden natuur en landschap. Dat is niet verrassend en ze zijn niet de enige die met dat probleem kampen.
De organisaties hebben op 10 jan 2019 hun “Constructieve Zonneladder” gepresenteerd. Zie www.nmu.nl/nieuws/wij-presenteren-de-constructieve-zonneladder/ . Het was hun eigen werkstuk en er stonden geen handtekeningen onder van organisaties buiten de natuur- en milieuhoek.
Inmiddels is de zonneladder in het nationale beleid opgenomen.
De centrale kwestie is dat men met enig cijferwerk al gauw tot de conclusie komt dat er zonneparken in het vrije veld nodig zijn. De ‘pijnloze’ oplossingen als daken en restterreinen hebben simpelweg veel te weinig oppervlak om aan de vraag te kunnen voldoen. In de ‘constructieve zonneladder’ wordt een procedure beschreven van pijnloos naar pijnlijk, maar in dergelijke termen dat de aanleg van flinke zonneparken, die er qua opbrengst toe doen, door de toonzetting van het verhaal ontmoedigd wordt. Men wil eerst de daken vol en dan de restterreinen en dan eens gaan nadenken over weilanden. Het staat er niet met zoveel woorden, maar een soort volgtijdelijkheid is wel de teneur. Vooral Natuurmonumenten blijkt met grote regelmaat een tegenstander van duurzame energie.
De Constructieve Zonneladder heeft destructieve elementen, vooral als hij stringent wordt uitgelegd – wat vele tegenstanders van zonneparken graag doen. In stringente vorm is de zonneladder een sabotage-instrument.
De druk om snel
zonneparken in het open veld te bouwen is sterk toegenomen.
Vandaar dat de natuur- en milieuorganisaties het uiteindelijk meegegaan in een uitnodiging van de branchevereniging Holland Solar ( https://hollandsolar.nl/home ). Dat is de ‘Gedragscode zon op land’ geworden, te vinden op https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2020/03/04/gedragscode-zon-op-land . De denkomslag is van ‘hoe het niet hoort’ naar ‘hoe het wel kan’. Dat is aangenaam. Ik heb op deze site al vaker gezegd dat je niet alleen de vraag moet stellen of je zonneparken moet willen (het antwoord is JA), maar ook hoe je ze moet willen . Zie Zonneparken, natuur en landbouw .
De code
heeft betrekking op zonneparken op de grond (niet drijvend en op gebouwen).
Er zijn drie
leidende principes:
Bij
elk project komt een op het project afgestemde vorm van participatie
Het
zonneveld moet, per saldo, een verbetering voor de landschappelijke en
natuurwaarde van het gebied betekenen
Als
de grondeigenaar en het bevoegd gezag dat willen, wordt het zonnepark
omkeerbaar aangelegd, zowel beleidsmatig als fysiek
Deze
principes worden vertaald in concrete toezeggingen:
De
gemeente maakt beleid, kijkt eerst naar daken en restgronden, stelt daarna
zoekgebieden voor parken vast, en betrekt de inwoners daarbij
Nationale
parken en Natura2000-gebieden blijven buiten beschouwing
In
Natuurnetwerk-gebieden (de vroegere Ecologische Hoofd Structuur), beschermde
landschappen en weidevogelgebieden mogen enkel zonnevelden komen als het
initiatief goed uitpakt voor relevante lokale natuurwaarden en de
landschappelijke beleving
Tussen
de intentieovereenkomst en de definitieve overeenkomst neemt het bevoegd gezag
een besluit en worden de omgeving geconsulteerd
Er
komt procesparticipatie voor omwonenden, commerciële ontwikkelaars,
energiecoöperaties en andere belanghebbenden
Er
komt financiële participatie, waartoe de overeenkomst twee passages uit het Klimaatakkoord
citeert. Gestreefd wordt naar 50% eigendom op ondernemersbasis (dus mee
investeren en risico lopen). Dit krijgt per project vorm.
Er kan een gebiedsgebonden bijdrage verstrekt worden.
Een
combinatie met agrarisch gebruik (bijvoorbeeld vrije uitloop-schapen of -kippen)
is denkbaar
Projectontwikkelaars
gaan niet met een hagel aan aanbiedingen schieten in de hop dat er één
grondeigenaar meedoet. Dat geeft onrust.
Bij
de aanleg zorgt de ontwikkelaar voor ruimte voor natuurelementen, klein wild en
inheemse kruidenrijke vegetatie die niet vaak
gemaaid wordt. Die kunnen eventueel na beëindiging van het park blijven
bestaan.
Waar schade onvermijdelijk is, moet gecompenseerd worden.
Voor
de inpassing wordt o.a. een landschapsarchitect of een historisch geograaf betrokken
Een
park krijgt in principe minstens 25% onbedekt oppervlak, tenzij er redenen zijn
voor meer of minder. Dat staat toetreding van voldoende licht en water tot de
bodem toe. De grondwaterstand wordt in overleg met het Waterschap vastgesteld
Als
regel worden er geen bestrijdingsmiddelen gebruikt
Indien
een park tijdelijk bedoeld is, wordt de bodem in de oude toestand terug
opgeleverd
Bij
de aanleg en het beheer krijgen (indien mogelijk) bedrijven uit de omgeving
voorrang
Er
is ruimte voor monitoring een bijsturing
Naleving
van de code wordt met diverse juridische technieken afgedwongen. Uitzonderingen
kunnen in overleg worden toegestaan. Niet-naleving kan gemeld worden.
Gesprek Milieudefensie Eindhoven – ASML
Petitie tegen Megaparking in Waalre-Noord succesvol beëindigd
Bereikbaarheidsmaatregelen De Run gepubliceerd
Het voorafgaande Eerder is op deze website aandacht besteed aan een petitie tegen de mogelijke bouw van een megaparking op afstand in het bosgebied tussen Waalre-Noord en de A67. Deze zou, als onderdeel van een groter maatregelenpakket, moeten dienen om een deel van de grote verkeersproblematiek van het Veldhovense industrieterrein De Run op te vangen. De belangrijkste verkeersaantrekker daar is de sterk groeiende onderneming ASML, maar ook het Maxima Medisch Centrum en een aantal andere bedrijven hebben een belang. Milieudefensie Eindhoven oordeelde niet negatief over het maatregelenpakket als geheel (waarvan overigens op dat moment alleen maar indirecte bronnen beschikbaar waren), maar wel over deze specifieke locatie. Die ligt dicht tegen het Dommeldal aan en zou mogelijk pas aangelegde natuurcompensatie van de gemeente Waalre opnieuw onderuit halen.
Op 04 juli 2019 heeft Milieudefensie Eindhoven 1290 handtekeningen aangeboden aan wethouder Uijlenhoet van Waalre. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=9739 . In afwachting van mogelijke verdere ontwikkelingen is de petitie in de zomervakantie open blijven staan, waardoor het aantal opgelopen is tot 1367 .
De Samenwerkingsovereenkomst
(SOK) maatregelenpakket Bereikbaarheid De Run De gemeenten
Veldhoven en Eindhoven, de provincie Noord-Brabant, het ministerie van I&W
en ASML hadden op 17 december 2018 een intentieovereenkomst ondertekend om
samen te investeren in een aanpak van de verkeersproblematiek.
Nadien is de intentie uitgewerkt tot de in de tussenkop genoemde formele Samenwerkingsovereenkomst
(SOK) door er een Maatregelenpakket aan toe te voegen. De SOK is op 06 augustus
2019 (nog als concept) ter informatie aan de gemeenteraad van Veldhoven
aangeboden. De file is te vinden op https://gemeenteraad.veldhoven.nl/documenten/Raadsinformatienota-s/19-wk32-I-Raadsinformatienota-inzake-Samenwerkingsovereenkomst-maatregelenpakket-Bereikbaarheid-De.pdf
. Er hoort een poster met toelichting bij, die te vinden is op www.montefeltro.nl/?p=6064 .
De
maatregelen zijn voor de korte en middellange termijn (2021-2025), en er wordt
een visie opgesteld voor de periode vanaf 2025.
De
investeringsbedragen vallen uiteen in twee categorieën: die van de gezamenlijke
overheden enerzijds, en die van ASML anderzijds.
Het overheidsdeel bestaat uit een bijdrage van €12,5 miljoen (excl. BTW) van de provincie, €12,5 miljoen (excl. BTW) van de gemeenten Eindhoven en Veldhoven samen, en een bedrag van €12,5 miljoen inclusief BTW (= €10,3 miljoen exclusief) van het Ministerie. Het ministerie blijft organisatorisch op afstand. Samen dus €35,3 miljoen, welk bedrag uitgegeven wordt aan maatregelen in het algemeen belang (zoals verderop in het document opgesomd). Daarbij bijv. fietsmaatregelen, maatregelen aan de weg en een bus vanaf het Eindhovense station naar De Run.
Het ASML-deel
is €12,5 miljoen (excl. BTW) groot en wordt besteed aan parkeren op afstand
(waarvan dus Waalre-Noord een mogelijke invulling was); en aan de
Kempenbaan-Oost, fietsgerelateerde maatregelen en Mobility as a Service –
maatregelen (MaaS).
De gedetailleerde tabel staat op blz 14 van de SOK. Hieronder de visualisatie van de geldstromen.
Gesprek met ASML Milieudefensie werd uitgenodigd voor een gesprek. Zodoende zaten op 12 november Tom Edelbroek en Bernard Gerard voor Milieudefensie, en directeur Vastgoed Wartenbergh en mevrouw Mols van Communicatie, aan tafel. Het werd een goed gesprek. Enkele belangrijke punten:
De
ambities van ASML zijn groot. Men hoopt uiteindelijk jaarlijks 30 miljoen autokilometers van de weg te halen
Mede
door gedragsverandering te pormoten
Het
soort mensen, dat bij ASML werkt, valt voor dit soort ingrepen vaak wel te
porren
ASML
probeert grotere vervoersstromen meer collectief te maken
Waalre-Noord
is ook voor ASML niet ideaal, vooral omdat het te dicht bij ligt. Men zoekt locaties
op grotere afstand, nabij de snelweg, met een afrit en met al een
parkeerbestemming. Er zijn 18 locaties in beeld (waar Waalre-Noord niet bij
hoort)
Dat
zoekproces loopt niet zo vlot als je graag zou willen. Er is af en toe
Nimby-gedrag. Dit stemt lichtelijk tot wanhoop, want er is haast bij het
geheel. De SOK loopt op dit moment t/m 2021, dus is er nog twee jaar de tijd.
In
aanvulling op het SOK is er met een aantal partijen (waaronder Rijkswaterstaat)
een mobiliteitsconvenant ontwikkeld
De
Milieudefensievertegenwoordigers waardeerden de aanpak en gaven het advies om
het doel niet alleen langs de bestuurlijke route na te streven (de ‘binnenwereld’),
maar ook langs politieke kanalen en via de bevolking. Hoewel het om
andersoortige doelen ging, is de wijze waarop politiek en bevolking betrokken
zijn bij bijvoorbeeld de windturbines langs de A16 of bij het Proefcasusproces
rond Eindhoven Airport qua methode een voorbeeld.
Milieudefensie
zal de SOK ondersteunen.
Petitie rond Waalre-noord gestopt Nu de bedreiging verdwenen lijkt, kan de petitie voor behoud van de natuur in Waalre-noord stoppen.
De
ondertekenaars zullen een nette mail krijgen, waarin een en ander wordt
meegedeeld en uitgelegd.
Milieudefensie Eindhoven heeft ingespeeld op een recent voorstel van Groen Links en de SP in de Tweede Kamer. In hun Nationale Bomenplan (goed werkstuk) stellen ze o.a. voor om in Nederland één boom per inwoner te planten. Milieudefensie Eindhoven heeft dit idee opgepikt voor het MRE-gebied (Metropool Regio Eindhoven), een samenwerkingsverband van 21 gemeenten. Hieronder is de tekst van de brief afgedrukt.
Aan de MetropoolRegio Eindhoven Aan de gemeenteraden en Colleges van B&W binnen het MRE-gebied
bomen, al dan niet verenigd in een bos, hebben belangrijke functies in onze samenleving. Ze leveren verblijfswaarde, waardevolle producten en (uit de resten) energie, zuiveren de lucht en zorgen biodiversiteit, klimaatopslag en klimaatmitigatie.
Dat zijn er
dus 17 miljoen. In het plan wordt dit vertaald in 100.000 hectare nieuw bos en
20.000 hectare nieuwe landschapselementen.
Dit idee past in een trend. Al in 2016 is het Actieplan Bos en Hout bestuurlijk goedgekeurd. Daarin wordt voorgesteld om het Nederlandse bosareaal met een kwart uit te breiden. Dat komt neer op ca 90.000 hectare. Van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer is bekend, dat ze hun bosareaal willen uitbreiden. In het Bestuursakkoord van de provincie Noord-Brabant wordt de intentie uitgesproken om tot 2030 13.000 hectare bos aan Brabant toe te voegen, waarvan 2500 hectare in deze bestuursperiode.
De Metropool Regio Eindhoven telt 750.000 inwoners, verspreid over 145.800 hectare. Als men de lijn volgt van het Nationaal Bomenplan, zouden er in het MRE-gebied dus 750.000 bomen bijgeplant moeten worden. Bij de bomendichtheid uit het Nationaal Bomenplan (te weten 140 bomen/hectare , de landschapselementen meegeteld) zou dit neerkomen op ruim 5300 hectare nieuw aan te leggen bos en landschapselementen. Uiteraard komen andere boomdichtheden op een ander aantal hectare uit. De gemiddelde boomdichtheid in Nederland is groter dan de 140 uit het Nationaal Bomenplan.
Milieudefensie
vraagt de gemeenteraden en de bestuurders binnen het MRE-gebied om zich sterk
te maken voor een vergroting van het bosareaal in het MRE-gebied, en daartoe in
onderling overleg beleid en uitvoeringsprogramma ’s te ontwerpen.
Al eerder is
in de provincie besloten om de Ecologische Hoofdstructuur (tegenwoordig Natuur
Netwerk Brabant, NNB) af te maken. Hiervoor is in het Groenontwikkelfonds geld
gereserveerd, zie www.groenontwikkelfondsbrabant.nl .
Die NNB omvat meer natuur dan alleen maar bos. Milieudefensie ziet dit voorstel
om nieuw bos aan te planten als aanvullend op het afmaken van de NNB waar dit
niet over bos gaat, en als implementatie van de NNB waar dit wel over bos gaat.
Ook
gemeenten hebben bestaande ecologische ambities. Hier hanteert Milieudefensie
dezelfde denklijn.
Omdat de ene gemeente zich beter leent voor nieuwe bomen dan de andere gemeente, vraagt Milieudefensie de gemeenten in overleg te gaan en de gevraagde uitbreiding van het bosareaal als een gezamenlijke taak te zien.
Milieudefensie
gaat hierover graag in gesprek met politieke instanties en milieuorganisaties.
Met
vriendelijke groeten,
namens Milieudefensie
Bernard Gerard (secretaris)
Hulstbosakker 21
5625VR Eindhoven
bjmgerard@gmail.com
dat Eindhoven Airport cq Defensie geen Natuurvergunning hebben
dat het vigerende Luchthavenbesluit van 2014 is (en de MER van 2012); na de inwerkingtreding van de Natura2000-wetgeving dd 7 dec 2004, maar vóór de PAS
dat in de MER bij het Luchthavenbesluit een passende Natuurbeoordeling is gemaakt, erop uitdraaiend dat er een beperkte toename van de stikstofdepositie is op Natura2000-gebieden nabij het vliegveld, maar dat dat de instandhoudingsdoelen niet aantast
dat de minister van Landbouw etc over het handhavingsverzoek gaat
Ik waag mij op dit moment niet aan een oordeel, en wacht af hoe de zaken verder lopen.
Hieronder het eerste verhaal over het handhavingsverzoek van Vollenbroek.
De eis De milieuactiegroep Mobilisation for the Environment (MOB) heeft bij het ministerie van I&W en van LNV een verzoek tot handhaving ingediend van overtreding van de stikstofregelgeving. Er was al eerder een verzoek tot handhaving ingediend betreffende Schiphol, maar nu zijn daar de vijf regionale luchthavens aan toegevoegd. De tekst van het handhavingsverzoek is te vinden op http://mobilisation.nl/nl/ .
MOB-voorzitter
Johan Vollenbroek (bekend van de PAS-zaak bij de Raad van State) stelt dat de
luchthavens niet over een vergunning ex de Wet natuurbeheer beschikken en dat
dat wel moet. Daarom eist hij concreet dat het aantal vliegbewegingen op
Eindhoven Airport teruggebracht wordt tot het aantal, zoals dat bestond ten
tijde van de datum die de Raad van State als referentiedatum geeft, namelijk 7
december 2004. Mogelijk zelfs tot de datum 07 juni 1994, maar dat maakt voor
Eindhoven Airport weinig verschil want de grote groei van het aantal civiele
vliegbewegingen op het Eindhovense vliegveld dateert pas van na 2010.
Vollenbroek
baseert zich op de stikstofdepositie, die vliegtuigen op nabijgelegen
Natura2000- gebieden veroorzaken, en die (ongeacht hun omvang) de bestaande
overschrijding nog groter maken. Verder noemt hij de door vliegtuigen
veroorzaakte luchtvervuiling.
Reactie BVM2 Bestuursleden van BVM2 hebben contact gehad met Vollenbroek. De genoemde actie echter is een zelfstandig besluit van MOB.
Het bestuur van BVM2 heeft al eerder aandacht besteed aan de stikstofdepositie op Natura2000-gebieden rond het vliegveld. Dit ten tijde van de MER bij het Luchthavenbesluit 2014 (toen de PAS-regeling nog niet bestond). In deze MER stond een passage over stikstof. En eveneens in 2018, toen BVM2 zich voorbereidde op het aflopen van de Medegebruiksvergunning dd 31 december 2019. Toen bestond de PAS al/nog wel en diende als manusje van alles-antwoord op stikstofvragen. In beide gevallen kon het bestuur van BVM2 er juridisch niets mee afdwingen. BVM2-bestuurder Willemieke Arts heeft er (namens de SP vragen over gesteld in Provinciale Staten. Ook hier leidde het antwoord niet tot een vinger achter het probleem (zie www.bjmgerard.nl/?p=1287 )
BVM2 adviseert
MOB om in elk geval alsnog ook het Ministerie van Defensie aan te schrijven,
want dat is bevoegd gezag op vliegbasis Eindhoven. De vliegbasis Eindhoven is
het vliegveld cq de inrichting, Eindhoven Airport is niet meer dan een civiele
onderneming die diensten verleent aan luchtvaartmaatschappijen.
Vooralsnog lijkt het er op, dat Vollenbroeks in zijn argumentatie, waar hij zich baseert op de stikstofdepositie op Natura2000-gebieden, op zijn minst een punt heeft als er inderdaad geen vergunning ex de Wet natuurbeheer zou bestaan. De luchtvervuilingsargumenten lijken als juridisch dwingend argument minder sterk, omdat er of geen norm bestaat (ultrafijn stof en roet), of dat een wel bestaande norm niet overschreden wordt.
De eis van
Vollenbroek roept, hoe dan ook, interessante juridische vragen op.
Vollenbroek is van huis uit natuurwetenschapper en een gevreesde jurist. BVM2 zal met interesse het verdere verloop van de gebeurtenissen volgen.
Parkeergarage P5
In een andere rechtsgang dan het handhavingsverzoek van Vollenbroek heeft het bureau ‘Het Groene Schild’ uit Wageningen bezwaar tegen de bouw van de nieuwe parkeergarage P5, die een heel groot gevaarte zou moeten worden voor minstens 4200 auto’s, die in de plaats komt van de huidige onoverdekte P5. (Let wel dat dit niet de ingestorte en heropgebouwde garage is, maar alweer de volgende parkeergarage). Het Groene Schild (bij monde van Ir Ton van Hoof) treedt op namens een aantal clienten, waarvan de BOW en de BMF bij ons bekend zijn, alsmede namens Vollenbroek van MOB, inmiddels ook niet meer onbekend. Voor een ED-artikel zie www.ed.nl/airport/eindhoven-airport-wil-enorme-nieuwe-parkeertoren-met-tien-verdiepingen~a47cd8cb/ .
In een zienswijze verzoekt hij de gemeenteraad van Eindhoven om het bestemmingsplan, dat ten grondslag ligt aan parkeergarage P5, niet vast te stellen.
Van Hoof volgt de redenering van Vollenbroek dat het vliegverkeer, voor zover dat in aantal boven het in dec 2004 bestaande aantal vliegbewegingen uitkomt (ergens rond de 18000), illegaal is. Parkeergarage P5 wordt dus, in zijn visie, beargumenteerd met een noodzaak die uit een illegale grondslag voortvloeit, en zou dus niet in een bestemmingsplan vergund mogen worden. Daarnaast heeft hij bezwaar tegen de ruimtelijke verantwoording van het plan, en tegen het gegeven dat de in de doorrekening van bureau Tauw (niet zijnde een MER) uitgegaan is van 4500 auto’s, welk aantal in het concept-bestemmingsplan niet terug keert.
Evenals Vollenbroek stelt van Hoof, dat het sterk gegroeide aantal vluchten tot een sterk gegroeid stikstofdepositie op Natura2000-gebieden geleid moet hebben. Dit onderbouwt hij niet. De minister zegt dat de depositie niet sterk gegroeid is (dat blijkt inderdaad uit het MER). Het verschil van inzicht wordt voor een (groot?) deel veroorzaakt door wat men meetelt. Vollenbroek (en Van Hoof) gaan uit van alle stikstof, die tijdens de vlucht geëmitteerd wordt, terwijl het gangbare rekenmodel alleen de stikstof meeneemt die onder de 3000 voet (ruim 900m) geëmitteerd wordt.
Merkwaardig genoeg baseert Van Hoof zich niet op de toename van het aantal autobewegingen op de grond als gevolg van P5. Deze toename is een nieuw feit (anders dan de principiële discussie of er in het verleden een Natuurvergunning had moeten zijn). Het is zeer wel denkbaar dat dit groeiende aantal auto’s (welke auto’s nog steeds onder de 900m hoogte rijden) extra stikstof deponeert die reden kan zijn om de stikstofwetgeving van toepassing te verklaren op dezelfde wijze als dat bij talloze andere projecten gebeurt. Bij de vliegbewegingen is deze mogeljkheid niet aanwezig, aangezien Eindhoven Airport voorlopig niet van plan is om te groeien.
De termijn voor het indienen van een zienswijze is inmiddels voorbij.
De aanleiding De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft in 2018 zorgen geuit over de bronnen, die gebruikt worden voor de bereiding van drinkwater (dus niet over het drinkwater zelf). De VEWIN (VEreniging van Waterleidingbedrijven In Nederland) vroeg KWR Water om steun. KWR Water is als het ware het wetenschappelijk bureau van de waterleidingbedrijven. Het is een zelfstandige onderneming, waarvan de waterleidingbedrijven aandeelhouder zijn. Zie www.kwrwater.nl .
Op
themabasis is al veel bekend over
diverse bedreigingen (dus bodemverontreiniging of medicijnresten). De behoefte
was om alle bestaande kennis bijeen te zetten vanuit het centrale perspectief
van de drinkwatervoorziening. Dat werd het rapport “De kwaliteit van bronnen
van drinkwater in Nederland” (augustus 2019).
Zoals de
naam zegt, gaat de studie alleen over de kwaliteit van het water en niet over
de kwantiteit. Daaraan zijn ook interessante vragen verbonden, maar dat is voor
een andere gelegenheid.
De
algemene boodschap is dat het drinkwater goed is, maar dat om diverse redenen
de kwaliteit van het ‘ruwe’ water dat als bron gebruikt wordt verslechtert, en
dat het daarom steeds moeilijker (en duurder) wordt om goed drinkwater te
maken.
Ongeveer
40% van het Nederlandse kraanwater (500 miljoen m3/jaar komt uit oppervlaktewater, ongeveer 55%
uit grondwater, en ongeveer 5% uit oevergrondwater. Die percentages lopen per
provincie sterk uiteen.
Vanwege de focus van deze site behandel ik vooral de situatie in Brabant. Jaarlijks voorziet Brabant Water zo’n 2,4 miljoen inwoners en bedrijven van 190 miljoen m3 water. Dat komt allemaal uit de grond. Tot nu toe kan het grondwater met betrekkelijk weinig zuivering tot kraanwater worden omgebouwd. Veiligheidshalve worden daarom aan grondwater vóór zuivering (‘ruw water’) dezelfde concentratiegrenzen geëist als aan drinkwater na zuivering (‘rein water’). Het ideaalbeeld is dat er überhaupt geen zuivering nodig zou moeten zijn. Alleen t.b.v. industriepark Moerdijk wordt er water geproduceerd uit een oppervlaktewaterinlaatpunt in De Biesbosch.
Er is ook een inlaatpunt van oppervlaktewater op de Afgedamde Maas, op de grens van Brabant en Gelderland, bij Poederoyen, maar dat exporteert zijn water naar waterbedrijf Dunea. Zie www.bjmgerard.nl/?p=2781 . Dit telt voor Brabant niet mee. Dit inlaatpunt lag er begin 2017 bijna drie maand uit omdat er het bestrijdingsmiddel dimethoaat uit de Gelderse tuinbouw in de Afgedamde Maas gelopen was. Het illustreert het probleem.
Waterwingebieden zijn zwaar beschermd. Er mag niets wat gevaar oplevert (bijv. bestrijdingsmiddelen). Daarom heen liggen grondwaterbeschermingsgebieden waar een iets soepeler regime geldt, en gebieden waar niet geboord mag worden. www.infomil.nl/onderwerpen/lucht-water/handboek-water/thema-s/grondwater/achtergrond/ geeft meer informatie over wat er wel en niet mag. Via deze site is onderstaande Brabantse drinkwaterkaart te vinden.
Behandeld
wordt de invloed van de thema’s:
Nitraat
Bestrijdingsmiddelen
Verzilting
(voor Brabant nauwelijks relevant, dus weggelaten)
Bodemverontreiniging
Medicijnresten
Opkomende
stoffen
Overige
nieuwe bedreigingen
Nitraat Er zijn veel nitraatbronnen, waarvan in Brabant de landbouw de belangrijkste binnenlandse producent is. Voor zover mest de oorzaak is, komt het fosfaat vooral in het oppervlaktewater terecht en het nitraat in het grondwater. Bij de bereiding van drinkwater is fosfaat relatief eenvoudig te verwijderen. Hierboven de nitraatconcentraties in grondwater door de jaren heen. Voor Brabant zijn relevant de zandlijn en de kleilijn. Het beleid heeft geresulteerd in een daling tot 2012, waarna weer een lichte stijging optrad. De lijn van 50mg/liter is de norm.
De grafiek
is gemiddeld, hetgeen betekent dat er onvermijdelijk een aantal putten boven de
norm zitten. Beperkt men zich daarbij tot kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden,
dan geeft dat dit beeld:
Als er
pyriet in de grond zit, kan teveel nitraat ook leiden tot teveel nikkel en
sulfaat en te hard water. Dit is al eens gemeten. Er kunnen ook andere zware
metalen vrijkomen, maar die zijn minder mobiel in de grond en tonen zich nu nog
niet zichtbaar in het grondwater.
In 2017 zijn
er bestuurlijke afspraken gemaakt om in het nu lopende Zesde Actieprogramma
Nitraatrichtlijn de 34 meest kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden onder de
norm te krijgen.
Bestrijdingsmiddelen Als maatlat worden zowel voor grondwater als voor oppervlaktewater gehanteerd de signaleringswaarden uit het Protocol voor monitoring en toetsing van drinkwaterbronnen = de normen van het Drinkwaterbesluit = idem van de Grondwaterrichtlijn. Te weten:
Werkzame
stoffen van bestrijdingsmiddelen mogen aanwezig zijn < 0.1 µgr/liter (bijvoorbeeld glyfosaat)
Hun
afbraakproducten (‘metabolieten’), indien (door het RIVM) erkend giftig voor
mensen, mogen aanwezig zijn < 0.1 µgr/liter
Hun
afbraakproducten (‘metabolieten’), indien (door het RIVM) erkend niet (erg)
giftig voor mensen, mogen aanwezig zijn < 1 µgr/liter (bijvoorbeeld de metaboliet
AMPA van glyfosaat)
De
som van alle werkzame stoffen van bestrijdingsmiddelen (voor zover
detecteerbaar) mogen aanwezig zijn < 0.5 µgr/liter
Uit werk van
Van Loon (2019) blijkt dat over de periode 2010-2014 in 77 van de 99 freatische
grondwateronttrekkingsputten minstens één maal sporen van
bestrijdingsmiddelen of hun metaboliet te vinden was (‘freatisch’ betekent dat
de grondlaag niet afgedekt is met een beschermende kleilaag). De helft daarvan
zat boven de signaleringswaarde.
Ook in winputten die onder een beschermende kleilaag actief zijn, worden in 19%
van de gevallen dezelfde sporen aangetroffen (waarvan de helft boven de
signaleringswaarde.
Dit is dus in de putten. In
waarnemingsputten nabij de onttrekkingsputten is een vergelijkbaar beeld
te vinden.
De putten van het provinciale meetnet ondersteunen dit beeld.
Oppervlaktewatermetingen geven een vergelijkbaar
beeld als bij grondwater.
In 2018 vonden Bannink en Van der Ploeg dat 14 bestrijdingsmiddelen, biociden
of hun afbraakproducten in de Maas boven de streefwaarde van 0.1 µgr/liter uitkwamen.
Het
onderzoek van Van Loon (2019) komt op onderstaande figuur uit.
Voor het oppervlaktewater, bestemd voor drinkwater, is in de Tweede Nota Duurzame Gewasbescherming (2013-20230) afgesproken dat het aantal overschrijdingen in 2018 50% lager is dan het aantal in 2013, en idem in 2023 95% lager. Het PBL heeft dit geëvalueerd. Er is het een en ander verbeterd, maar de telers blijven evenveel chemische middelen gebruiken. Het tussendoel-2018 is allesbehalve gehaald: gemiddeld 25,7 overtredingen over 2011-2013 en 28,7 over 2015-2017 .
Voor het grondwater
bevat genoemde Nota geen aanbeveling, behalve een algemeen beroep op de
Kaderrichtlijn Water. Verder ziet men hier vooral een taak voor de provincies.
Het PBL noemt de Green Deals Recreatie, Sportvelden en Particulier tot nu toe
weinig effectief.
De minister
van LNV heeft de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 naar de Tweede Kamer
gestuurd. De emissies zouden tot nul moeten verminderen in 2030. Het
bijbehorende Uitvoeringsprogramma moet nog geschreven worden.
Bodemverontreiniging Het meest recente onderzoek, dat van Wuiijts (2014) laat zien dat van 215 winningen nabij ‘oude’ bodemvervuiling er 72 stoffen bevatten die boven ofwel niet ver onder de drinkwaternorm zitten. Van die 72 zijn er 57 grondwaterbronnen en van die 57 zitten er 31 boven de drinkwaternorm. RIVM en KWR zoeken uit of die vervuiling door de plastic wand van waterleidingbuizen heen kunnen dringen.
Het huidige Bodemconvenant loopt in 2020 af. Van de 1383 spoedlocaties waren er inmiddels 473 gesaneerd, 700 in uitvoering, 26 met een uitvoeringsplan na 2020 en 184 zonder uitvoeringsplan na 2020. Bovendien leiden sommige saneringen tot eeuwigdurende verplichtingen. Er is dus na 2020 nog veel te doen. De drinkwaterbedrijven zijn bang dat straks alleen de bodemvervuiling van vóór 1987 onder het overgangsrecht na 2020 van de Omgevingswet gaan vallen, en dat alle andere voor rekening van de veroorzaker komen – welke rekening niet altijd betaald wordt. Daarnaast ontstaan er nieuwe verontreinigingen, zoals met PFAS. De drinkwaterbedrijven willen niet in de steek gelaten worden.
Medicijnresten Naar schatting komen er in Nederland 140 ton voor mensen bestemde medicijnen en voor 30 ton aan Röntgencontrastmiddelen via het riool in het oppervlaktewater. Een onbekende hoeveelheid komt via lekkende riolen, afvalstorten en infiltrerend oppervlakteater in het grondwater terecht. Ter Laak et al. (2010) schatten in dat 70% van de gecomsumeerde medicijnen in het milieu terecht komt, waaronder het grond- en oppervlaktewater. Een onbekende hoeveelheid geneesmiddelen voor dieren komt in de grond terecht, o.a. via de mest. Een deel van die onbekende hoeveelheid bestaat uit 200 tot 225 ton antibiotica. Lang niet alle actieve stoffen worden onderzocht. Metabolieten van medicijnen nog minder. Zie www.drinkwaterplatform.nl/medicijnresten-in-water/ .
Het RIVM hanteert een signaleringswaarde (geen wettelijke norm) van 0.1 µgr/liter .
Onderzoekers vinden inderdaad medicijnresten in grond- en oppervlaktewater. In de Maas overschreden in 2017 24 medicijnresten en één dier-antibioticum de signaleringswaarde van 0.1 µgr/liter.
Bij een
meting in het grondwater op 101 soort medicijnresten kwam er in 5% van de
meetmonsters uit provinciale meetputten boven de signaleringswaarde van 0.1 µgr/liter uit. Het gaat met name om fenazon (een pijnstiller
en koortsverlager) en carbamazepine (een anti-epilepticum). ER wordt
aangetekend dat in nogal wat situaties een stof niet in concentraties van 0.1 µgr/liter te meten viel.
Het gebruik
van dier-antibiotica is ca 60% teruggedrongen, het gebruik van humane
antibiotica in mindere mate. Dokters zijn hier al terughoudend mee.
Onder regie
van I&W loopt de Ketenaanpak Medicijnresten uit Water over 2018-2022.
Opkomende stoffen Dat zijn in deze studie stoffen waarover nog te weinig bekend is, en dus nog geen normen bestaan. Dat zijn er heel veel, maar de nadruk wordt gelegd op stoffen die in een industrieel product zitten, of in een industrieel productieproces. Voorbeelden zijn Pyrazool in de Maas, ontsnapt bij Sitech op Chemelot (een tijd lang een groot probleem voor de drinkwaterinlaat) en PFOA (in de volksmond bekend als GenX, maar dat is een fabricagemethode en geen stof). PFOA is een voorbeeld van de familie van de PerFluorAlkylStoffen, die momenteel de bodemsanering in Nederland bijna volledig blokkeren, en die ook in lage doses in Helmond voor problemen gezorgd heeft. Zie www.rivm.nl/genx . Verder bestaan er veel stoffen die pas recent meetbaar zijn geworden, en waarvoor dus nog geen individuele norm is ook al bestaat er voor andere stoffen uit hun groep de waarde 0.1 µgr/liter .
Zowel in de
Maas als in het grondwater worden (soms als verrassing) van dit soort stoffen
aangetroffen, soms in de (van elders geleende) concentratie 0.1 µgr/liter . Gegevens van de EU-databank REACH geven wel wat
aanknopingspunten om het gedrag van opkomende stoffen te beoordelen, maar niet
altijd genoeg.
Geschat wordt dat er ongeveer 1600 ton industriele stoffen
het water ingaat.
In de Delta-aanpak Waterkwaliteit is afgesproken de categorie
‘opkomende stoffen’ georganiseerd aan te pakken met middelen als monitoring,
risico-analyses en bronaanpak.
Overige nieuwe bedreigingen Waar de vorige
categorie ongeveer op de grens zit met de wetgeving, zit de categorie “overige
nieuwe bedreigingen” nog een eind van de wetgeving af. Ze zitten niet in
wettelijke kaders en er is geen reguliere monitoring. Het gaat om stoffen en
processen.
In het oppervlaktewater wordt aandacht besteed aan
microplastics, nanomaterialen en microbiële resistentie.
Er wordt veel onderzoek gedaan aan microplastics. Hoeveel is het? Waar komt het vandaan? Hoe gevaarlijk is het? Wat kun je er tegen doen? Vooruitlopend op afgeronde risico-analyses wil de Europese Commissie als preventie een circulaire kunststoffenstrategie (geen plastic tassen en wattenstaafjes meer).
Nanodeeltjes (eigenlijk een synoniem voor UltraFijn stof) worden nog in lage concentraties in het milieu aangetroffen, mede omdat afval-waterzuiveringen er goed mee overweg kunnen. Maar er is veel onbekend, o.a. omdat nanodeeltjes van een materiaal anders kunnen reageren dan hetzelfde materiaal in bulkvorm. Onlangs heeft de Europese Commissie de REACH-richtlijn uitgebreid met nanodeeltjes, maar het kan nog jaren duren voor er voldoende bekend is.
In mest en in bijna alle uitstroom van
rioolwaterzuiveringsinstallaties zitten tussen de antibioticaresten ook “Bijzonder
resistente Micro-Organismen”. De risico’s voor de drinkwatervoorziening worden onderzocht.
In het grondwater wordt aandacht besteed aan gedumpt
drugsafval en ondergrondse mijnbouw en warmte-opslag.
Per kg amfetamine en MDMA komt 20 resp. 7 kg afval vrij. Tops et al. (2018) schatten de productie in Nederland op 610 ton amfetamine en 153 ton MDMA. Dus. Het afval komt ongecontroleerd in het milieu terecht (en de drugs zelf uiteindelijk ook via de riolering) . Het effect op de drinkwatervoorziening is nog een groot vraagteken.
In hoofdlijnen leiden de warmteopslag en de mijnbouw (naar
boven en naar beneden) tot twee soorten risico voor de drinkwatervoorziening.
Er
worden ondoordringbare lagen doorboord die waterpakketten van elkaar scheiden. Vervuiling
kan zich naar diepere lagen verspreiden of zelfs worden aangezogen.
Er
kunnen lekkages optreden, bijvoorbeeld uit WKO-systemen of geothermiebassins. Het
hangt er sterk van af hoe die vormgegeven zijn: bijv. of het WKO-systeem open of
gesloten is (en blijft!). In Brabant bijvoorbeeld liggen al honderden open en
duizenden gesloten WKO-systemen en de registratie waar die liggen laat veel te
wensen over. De SP heeft er in de provincie vragen over gesteld, zie www.bjmgerard.nl/?p=7871 .
De waterleidingbedrijven zijn een beetje zenuwachtig en hun reservelocaties worden minder. Aan de andere kant zit Brabant Water zelf ook in de geothermie. Het is een spanningsveld waar nog veel aandacht moet worden gegeven.
De reactie van opdrachtgever VEWIN De VEWIN heeft het rapport aan de minister van I&W overhandigd. Dat leidt tot de volgende, bestuurlijk geformuleerde, aanbevelingen:
De
doelen van de Europese Kader Richtlijn Water (KRW) moeten in 2027 gehaald zijn,
maar dat gaat vooralsnog niet lukken. De resterende taak moet worden neergelegd
in de Stroomgebiedbeheerplannen , die elke zes jaar moeten worden vastgesteld
(dus eind 2020). Zo ook het Nationale Waterplan. De VEWIN wil prioriteit voor
de verbetering van de kwaliteit van drinkwaterbronnen, omdat die onder druk
staat.
De
VEWIN verwacht dat de doelen van de KRW in 2027 niet gehaald worden en wil
verlenging van de plancyclus (waarbij die verlenging niet als smoes gebruikt wordt
om door te schuiven). De KRW moet versterkt worden.
De
VEWIN benadrukt de urgentie van de opgave om de kwaliteit van de
drinkwaterbronnen te verbeteren en wel sneller dan nu gebeurt. Dat is
topprioriteit. De VEWIN wil weten waar de minister eind 2019 concreet op inzet.
Ik heb het afgelopen artikel over biomassa en het aandeel hout daarin https://www.bjmgerard.nl/?p=9853 genoemd op Facebook. Je weet van tevoren dat daar commentaar op komt en dat was ook de bedoeling. Ik reageer altijd uiterst zorgvuldig op dit soort bijdragen, omdat ik het als mijn taak zie kennis te verspreiden over milieu- en energiezaken op basis van natuurwetenschappelijke discipline. Ik heb zoveel werk gemaakt van mijn antwoord op onderstaande twee bijdragen op Facebook, dat het loont om daar een apart artikel op deze site van te maken. Ik ben er maar eens goed voor gaan zitten. Heb ik de volgende keer iets om naar te verwijzen.
Ik heb het ingebrachte commentaar als aanleiding gebruikt om nog eens kritisch door de tekst heen te lopen en verbeteringen en aanvullingen aan te brengen. Tevens heb ik nog een achtste gedachtenfout besproken.
Bernard Gerard (oorspronkelijke Facebooktekst) Er lopen discussies, soms emotioneel, over biomassa-inzet, die vervolgens gelijk gesteld wordt aan houtstook, die weer geassocieerd wordt met bomen die uit de grond gerukt worden en rechtstreeks de versnipperaar in gaan. Dat is grotendeels onzin, mede in de wereld geholpen door onkunde van Zembla en Arjen Lubach. Het verschijnen van het Jaarverslag 2018 over de inzet van houtige biomassa van het Platform Bioenergie (PBE) gaf de gelegenheid om, met cijfers onderbouwd, te kijken wat er nou echt waar was. De conclusie: de meeste biomassa is geen hout, nagenoeg alle snipperhout voor professionele inrichtingen is residuhout, en nagenoeg alle materiaal komt uit Europa (meest uit Nederland). Er bestaat geen principiele reden om tegen het stoken van hout voor energiedoeleinden te zijn. Zie www.bjmgerard.nl/?p=9853 .
Een lezer geeft aan dat een van de redenen om tegen het stoken van hout te zijn is de CO2 die vrijkomt.
Bernard Gerard (reactie) Integendeel. De clou is dat die CO2 ook weer opgenomen wordt. Als je maar over een tijd kijkt die lang genoeg is, is de verbranding van hout bijna CO2-neutraal.
De lezer vraagt zich af hoe lang duurt het dan voordat die CO2 weer is opgenomen.
Meneer G (een andere lezer): Hout is per definitie CO2 neutraal. De koolstof uit de lucht zit in het hout. Het gaat om het verschil in snelheid. Stook maar een avondje kachel warm en bereken hoe lang je moet wachten voordat het is aangegroeid. Als CO2 compensatie bv vanuit vliegen plaatsvindt dan is dat een oppervlakteclaim voor de eeuwigheid. Immers voor jouw vlucht laat je ergens een boom groeien, die weer dood gaat (CO2 komt vrij) Dus nieuwe boom planten etc etc
Bernard Gerard (reactie) In de argumentatie van beide lezers komen dezelfde principiele gedachtenfouten terug, die je in deze discussie altijd ziet. Ik zie het als mijn taak om deze te bestrijden.
De eerste gedachtenfout is dat biomassa altijd gelijk wordt gesteld aan houtstook. Mijn verhaal begon met de eerste vraag of die gedachte terecht is en het antwoord is simpelweg ‘nee’ . Veel bioenergie komt niet uit hout. In dit concrete geval is te begrijpen dat de de lezers biomassa verengen tot hout, omdat het Platform Bio-energie een publicatie uitgebracht heeft (welke basis van deze discussie is) die over het hout-deel van hun bezigheden gaat. Vervolgens heb ik die zelf in het grotere kader van bio-energie in het algemeen gezet.
Desalniettemin wordt deze gedachtenfout veel gemaakt.
De tweede gedachtenfout is dat men bomen kapt met als hoofddoel om ze geheel op te stoken. Dat is een populaire beeldvorming, oa in de wereld gebracht door Zembla en Lubach, maar het is, op zijn minst in de PBE-werkelijkheid, in genen dele het geval. Het PBE geeft nauwkeurig aan waar hun hout vandaan komt, en dat is bijna uitsluitend afvalhout. Ze geven de herkomst aan. Hout wordt als regel op de eerste plaats voor andere doelen gebruikt als voor verbranding, nl voor zaken als timmerhout, papier, en vergelijkbare klassieke doelen. De restanten daarvan (bijvoorbeeld via de omweg van de rioolwaterzuiveringsinstallaties), samen met de restanten van beheersmaatregelen, leveren de bulk van de energie. De zwakke plek in het PBE-verhaal is dat slechts de helft van dit hout gecertificeerd is. De vraag is of er voor alle afvalhout überhaupt een certificering bestaat (gecertificeerd houtachtig materiaal uit de waterzuivering? gecertificeerd afvalhout van de triplexindustrie?). Om een voorbeeld te noemen: veruit de grootste bron van duurzame energie in Schijndel is de verbranding van restanten van de houtverwerkingsfabriek (waarvan dus de hoofdbezigheid is om timmerhout te gebruiken).
De derde gedachtenfout is dat mensen geneigd zijn hun eigen persoonlijke ontwikkelingsgang tot maat der dingen te verklaren. Het probleem bestond in hun beleving eerst niet, tot het subjectieve individu erover begon na te denken, en vanaf dat moment wordt ineens alles een ingreep (die tot dan toe in de beleving van de persoon in kwestie niet plaatsvond). Maar de herbebossing van Europa loopt al minstens een eeuw. Er heeft zich een soort balans ingesteld tussen kap en bevordering, waardoor de hoeveelheid bos in Europa al een eeuw groeit. Zie www.bjmgerard.nl/?p=8899 en link eens door naar het verhaal over het Leenderbos (zie www.bjmgerard.nl/?p=6753 ). Ongeveer 120 jaar na de start van dit proces betreden de twee lezers (en vele anderen) het slagveld en vinden dat vanaf dat moment ineens de kap een probleem is en niet meer mag. Een langlopend proces wordt opgehangen aan een willekeurig subjectief beginmoment dat niet aan het objectieve begin ligt. Zie ook www.bjmgerard.nl/?p=972 .
Gedachtenfout vier is dat in de bijdrage de twee lezers het cruciale woord ‘bosbeheer’ ontbreekt. Er is goed en slecht bosbeheer. Het Europese bosbeheer is en was grosso modo in deze en de afgelopen eeuw goed, en in het tropisch regenwoud is het vaak slecht. Die moeten niet met elkaar verward worden. Boosheid over de een is niet per definitie op zijn plaats bij de ander. Je kunt overigens geen bos beheren, en ook geen nieuw bos aanleggen, zonder te kappen. Er moet gesnoeid worden, uitgedund, bomen worden ziek, ze waaien om enz. Tegelijk weet je ook dat een bos slechts beperkt biomassa kan opleveren. Als een boom gemiddeld 100 jaar oud wordt, kun je dus elk jaar in principe maar hooguit 1% kappen en gebruiken (dat doet bijvoorbeeld Staatsbosbeheer). Als ik het dus over kap heb, bedoel ik in dit soort evenwichtscondities of beter. Een ouderwetse uitdrukking, die in dit verband op zijn plaats is, is dat je het bos moet beheren als een rentmeester. Het brengt jaarlijks op en er is niets op tegen om die opbrengst in te boeken. Andersom geformuleerd betekent het rentmeesterschap dat je geen willekeurige targets kunt verbinden aan biomassa resp. hout. Je kunt bijvoorbeeld niet a priori eisen dat houtstook kolen geheel moet vervangen. De limiet is het aanbod van wat je op verantwoorde wijze aan biomassa/hout op de been kunt brengen. Die limiet is groter dan nul en niet onaanzienlijk, maar niet oneindig. Die limiet is overigens voor alle andere vormen van duurzame energie ook niet oneindig.
Gedachtenfout vijf is dat men denkt dat alle bos per definitie hoogwaardige natuur is (wat niet zo is – er is bos in alle soorten en maten en een deel daarvan is productiebos). En men denkt dat alle niet-bos geen hoogwaardige natuur is. Dat is een gevaarlijke misvatting. Nederland is gebonden aan de Europese Natura2000 – eisen. Die specificeren een groot aantal biotopen die allemaal vooruit moeten gaan en minstens niet achteruit – reden voor de recente PAS-uitspraak van de Raad van State. De Strabrechtse Heide is bijvoorbeeld een Natura2000-biotoop die slechts overeind gehouden kan worden door bomenkap, want anders groeit die heide in no time dicht. Op een moment dat goedbedoelende bomenliefhebbers gaan eisen dat het (al dan niet Natura2000-) bos bevoordeeld wordt ten nadele van het andere Natura2000-gebied, zaagt de natuurliefhebber de tak af waarop hij zit. Hij stelt het Natura2000-beginsel ter discussie. Dit is niet theoretisch, want de belangrijkste reden waarom er in Nederland bomen gekapt worden is voor natuurontwikkeling en -beheer.
Gedachtenfout zes is dat men denkt dat een bos per definitie koolstof vastlegt. Men verwart ‘vasthouden’ en ‘ vastleggen’ . Geen enkele boom heeft het eeuwige leven. Gerekend over zijn hele levenscyclus slaat een boom geen koolstof op: wat er bij de groei opgenomen wordt, komt er bij het rotten weer uit. Een groeiend bos legt koolstof vast en houdt koolstof vast. Een stervend bos geeft koolstof af. Een volwassen bos houdt koolstof vast, maar legt netto geen nieuwe koolstof vast want dan zou die koolstof in hout worden omgezet, en zou het bos groeien – wat een volwassen bos per definitie niet meer doet. Grafisch uitgedrukt betekent dat dat de hoeveelheid koolstof per hectare, uitgezet tegen de leeftijd van het ongestoorde bos, afvlakt tot horizontaal en daarna daalt. De enige manier om koolstof (in principe) ongelimiteerd vast te leggen in de vorm van hout, is om planmatig te kappen en het hout te gebruiken voor doelen die langer meegaan dan een individuele boom. Ik ben bijvoorbeeld voor een revival van de houtbouw. Zie www.bjmgerard.nl/?p=5576 . Ik las met interesse dat de gemeente Eindhoven hiermee bezig zou willen gaan.
Ik ben in principe voor het aanleggen van nieuw bos, als dat bos gerealiseerd wordt op wat nu geen natuurgebied is (bijvoorbeeld landbouwgrond), en zolang men realistische verwachtingen heeft over wat er mee bereikt kan worden. Strategisch gezien biedt extra nieuw bos uitstel en geen eindoplossing.
Maar op die landbouwgrond kan ook een zonnepark gerealiseerd worden en daar ben ik ook helemaal voor. De goede doelen concurreren vaak met elkaar. Een bos slaat tijdelijk koolstof op en is soms goed voor de biodiversiteit en de recreatie, een zonnepark bespaart structureel veel meer koolstof en is soms slecht en soms goed voor de biodiversiteit (zie https://www.bjmgerard.nl/?p=9231 ). Er is geen standaard antwoord wat dan de juiste keuze is. Dat vraagt om degelijke, situatiegeboden analyse zonder een overdaad aan emotie.
Gedachtenfout zeven is de eindeloos rondzingende gedachte dat hout per kilo minder opbrengt dan kolen, en dus alleen daarom al niet deugt. Op zich is juist dat hout een lagere verbrandingswarmte heeft. Kolen brengen ongeveer 40MJ/kg op en ovendroog hout ongeveer 16MJ/kg. Het argument is echter irrelevant. Je dimensioneert de centrale op de gewenste output en het haalbare rendement. Dat betekent een bepaalde input. Uiteindelijk betekent het genoemde verschil niet anders dan dat je voor elke treinwagon met kolen drie treinwagons houtsnippers nodig hebt. Het scheelt iets in de energetische transportkosten, maar ten opzichte van dat wat getransporteerd wordt is dat erg weinig.
Tenslotte (gedachtenfout acht) zie je iedere keer de macrotrend dat mensen (ook natuurliefhebbers, milieumensen en linkse politici) in abstracto voor duurzame energie zijn, maar in concreto tegen. Men is voor duurzame energie maar tegen windmolens, idem tegen zonneparken, idem tegen biomassa enz. Maar je hebt helemaal geen keus. Heleen de Coninck van het IPCC zei dat onlangs klip en klaar op het Groen Links-congres over biomassa (zie www.bjmgerard.nl/?p=9445 ) : het is èn èn èn en niet òf òf òf. Je hebt alles nodig, ook biomassa. En vervolgens presenteerde ze sheets over BECCS, BioEnergy and Carbon Capture and Storage, een methode om tot negatieve CO2 – emissies te komen. Feitelijk is houtbouw een vorm van BECCS.
Kortom: niet meteen emotioneel reageren, maar ook even analyseren.
TOEVOEGING DD 21 JULI 2019 De discussie ging nog een tijd verder en er werd een YouTube-filmpje in de strijd gegooid, waarin een grijparm halve boomstammen in de shredder mikte. Dat moest toch wel voldoende bewijs zijn?
Nee. De beelden zijn inderdaad suggestief en ik kan me voorstellen dat mensen zich op basis hiervan een oordeel vormen, maar verdere analyse ondergraaft dit oordeel.
Het filmpje komt van de site http://Www.ecopower.be . Ecopower is een Belgische coöperatie, gevestigd in Ham, met 50.000 coöperanten. Ze doen in zon en wind en in een kleine waterkrachtcentrale, en hebben daarnaast ook een houtpellet en -brikettenfabriek geopend. Je komt in het pelletdeel via de TAB pellets (en idem de briketten). Vanuit dit pelletdeel kom je via de TAB Onze fabriek op het filmpje dat op YouTube rondgaat. In het pelletdeel staat een link naar een apart pellet-dossier. Daar stelt Ecopower dat de onderneming aan hoge duurzaamheidseisen voldoet. Pellets worden gemaakt uit toppen van rondhout, dat niet geschikt is voor meubels of constructies, en uit onbewerkt houtafval uit Belgische zagerijen. De pellets worden gemaakt uit naaldhout van binnen 150km afstand. De bossen worden duurzaam beheerd, hetgeen betekent dat er herplant wordt zodat de aangroei minstens zo groot is als de oogst. Een en ander wordt geborgd door het EN plus A1 – keurmerk van de branche. Ook hierover wordt verdere informatie verstrekt.
Dis allemaal naar eigen zeggen van de onderneming. Maar dat is het gebruikte filmpje ook. Ik vind dat wie het ene deel van deze site als bewijs gebruikt, op zijn minst ook de bewijskracht van het andere deel van dezelfde site moet beschouwen.
Het filmpje biedt geen waterdicht bewijs voor of tegen de bewering dat “er hele bomen de versnipperaar ingaan”. Je ziet een machine in het bos die, op het oog, omgezaagde bomen integraal vastgrijpt. Dan zie je een tijd niks en daarna zie je een grijparm, die boomstamstukken van 3 a 4 meter op een vrachtauto legt (dat kun je zien doordat de opgestapelde boomstamstukken ongeveer 1,3* de breedte van de vrachtauto zijn, en vrachtauto’s mogen in de EU 2,55m breed zijn. ). Tussentijds is er dus aan die bomen gezaagd, maar het is niet te zien met welk doel. Men kan dit kwaadwillend uitleggen als dat de hele boom in stukken de versnipperaar in gaat, of goedwillend dat het zaagbare deel buiten beeld als industrieel rondhout gebruikt is, en (een deel van) het niet zaagbare deel als tophout versnipperd wordt. Het laatste scenario is conform de regels van de klassieke bosbouw). In het eerste scenario gaat Ecopower tegen zijn eigen, geëxpliciteerde regels in, in het laatste scenario niet. Het bedrijf zou er verstandig aan doen dit type uitleg aan zijn bedrijfsfilmje toe te voegen. Voor een deel is deze uitleg te vinden op https://demonitor.kro-ncrv.nl/artikelen/bomen-kappen-voor-bio-energie-doen-we-dat-in-nederland?fbclid=IwAR1J_NjzPANee15hjupy1Sa7jS5EghY7UbYb9YDC8xt4nP3ubZ3t3x4Qm20 .
Er bestaan een aantal gespecificeerde criteria voor zaagbaarheid ten behoeve van industrieel A- of B-hout, bijvoorbeeld hoe recht de stammen zijn, of er veel knoesten in zitten, of ze rot zijn, en of ze minstens een bepaalde diameter hebben. Het enige dat ik meende te kunnen zien dat veel stammen zo dun waren, dat ze onder de grens van de zaagbaarheid vielen. Knoestigheid viel in het filmpje niet waar te nemen, rot ook niet. Het is zeer wel denkbaar dat de grijparm happen nam uit een stapel stamdelen, die afgekeurd waren als A- of B-hout..
Er bestaat goede regelgeving voor de klassieke bosbouw. Nu geloof ik bedrijven niet op hun blauwe ogen. Maar de vraag of er wetgeving bestaat is een andere dan de vraag of die wetgeving wordt nageleefd. Dat geldt voor elk delict. Ik ben er geheel voor dat natuur- en milieuregelgeving gehandhaafd moet worden. Maar in onze rechtspraak wordt aangenomen dat iemand onschuldig is zolang het tegendeel niet bewezen is. Dat geldt ook voor de pelletfabricage door Ecopower.
Ondertussen leert mij deze discussie dat er behoefte is aan feitelijk materiaal. Hoe is de statistiek? Wanneer heet iets A- of B-hout? Waar wordt nietA- en nietB-hout verder voor gebruikt? Neemt de hoeveelheid bos in Nederland af of toe? Hoe lopen de stromen? Hierover bestaat goed materiaal, o.a via de Stichting Probos. Ik kom hierop terug in een volgend artikel.
De bekende
astrofysicus Vincent Icke, nooit te beroerd voor een stevige publieke
uitspraak, heeft eens gezegd dat “Internet een open riool is waarin wij onze
kinderen leren zwemmen”. Geheel ongelijk heeft hij niet.
In elk geval
doen er baarlijke nonsensverhalen de ronde op Internet, zoals dat je van
vaccineren autisme of andere enge dingen krijgt, dat er asbest in tampons zit,
dat je van deodorant borstkanker krijgt, en dat er complete volwassen bomen
door de houtversnipperaar gaan vanwege de subsidie.
Om aan
publieksvoorlichting te doen (de kinderen kunnen in schoon water leren zwemmen)
zijn er publiekssites. Er zijn er zelfs twee die bijna hetzelfde heten.
Waar zit
wat in?
Het RIVM, het Ministerie van Volksgezondheid en Milieu en Veiligheid.nl hebben
in mei de website het licht doen zien https://waarzitwatin.nl/
. Die gaat over chemische stoffen in alledaagse producten.
Als je bijvoorbeeld onder de TAB ‘Chemische stoffen’ op Bisphenol A (of
Bisfenol A) zoekt bij de B van de stoffenlijst, krijg je icoontjes dat het
relevant is voor zwangere vrouwen, baby’s en jonge kinderen, dat het in
plastics zit, lijmen, verven en inkt, en dat het verdacht wordt van een
hormoonverstorende werking. Het kon wel eens gore zooi zijn en het mag daarom
niet meer in babyflesjes zitten.
Daar staat
tegenover dat je van aluminium in deodorant geen borstkanker krijgt en dat
EU-geauthoriseerd maandverband veilig is (tenzij er een geurtje ingestopt is en
je allergisch bent voor het geurtje). Er is een apart doorlinkje naar tampons
(daar zit geen asbest in).
Je kunt er
ook als klusser in. Bij bijvoorbeeld dat je bij terpentine niet teveel
Vluchtige Organische Stoffen moet inademen omdat je anders de schildersziekte
kunt krijgen. Het valt onder de Europese REACH-verordening.
Je kunt er
uren mee bezig zijn. Ik ben gek op dit soort sites.
Wat zit waar in? Hoe het nou kan dat er twee publieksvoorlichtende sites zijn, die zowat hetzelfde heten en een vergelijkbare structuur hebben, is me een raadsel.
De website www.watzitwaarin.nl/ gaat helemaal over
voedsel. Die is niet door een authoriteit goedgekeurd (althans, dat kun je nergens terugvinden), maar is het werk van
mevrouw Manon Meijer. Ze is een fanatieke en lijkt een deskundige etikettenlezeres.
Ik weet van het onderwerp ‘voedsel’ te weinig om een oordeel over de kwaliteit van de site te kunnen uitspreken. Zo op het oog zit de site goed in elkaar. Wel kan er op de site reclame geplaatst worden. Reclame voor artikelen die op de site besproken worden, kan op papier aanleiding zijn tot een verminderde onafhankelijkheid.
Als je bijvoorbeeld in de
ingredientendatabank onder ‘soepen en sauzen’ kijkt, krijg je een verhaal wat
er in klassieke gele mosterd zit, inclusief allergenen en de EAN (wat de EAN
is, staat er niet bij, maar het Internetriool leert dat dat een internationaal
BAR-codesysteem is)
Er is bijvoorbeeld een uitgebreide categorie ‘ontbijtkoek’ en die leert dat er meestal gluten in zitten, behalve in de Snelle Jelle Spelt en Rogge. Zo leer je nog eens wat.
Ik ben zelf op deze site niet zo met
voedsel bezig, maar voor wie dat wel is biedt het uren leesvoer.
Op
verzoek van Milieudefensie Eindhoven hebben B&W van Waalre, in persoon van
verantwoordelijk wethouder Uijlenhoet, op 4 juli 2019 de tussenresultaten van
de petitie tegen de mogelijke megaparking in Waalre-Noord in ontvangst genomen.
Het betrof 1290 steunbetuigingen.
De gebruikers van industrieterrein De Run in Veldhoven, met ASML als grootste, puilen met zijn allen uit hun gebied. De grenzen van wat verkeerstechnisch mogelijk is raken in zicht. Daarom hebben de provincie NBr, gemeente Eindhoven, gemeente Veldhoven, Rijk en ASML bij convenant een Maatregelenpakket afgesloten. Daar gaat veel geld in, ook van ASML.
Dit
maatregelenpakket bevat goede elementen. Het voorziet in meer fiets en OV, en
in een reductie van het verkeer naar ASML en omgeving per auto van 69% naar
47%.
Verder voorziet het pakket in zg. ‘Smart P-hubs’, parkeerplaatsen op afstand
van waar af de werknemers op de Run met de fiets of pendeltechnieken naar hun
werk gaan.
De presentatie van het pakket legt niet uit of die reductie alleen op het
laatste stukje traject bereikt moet worden, of over alle autokilometers van de
forensenreis als geheel. Met andere woorden, of alleen het probleem van ASML cum
suis opgelost wordt, of dat het grotere probleem van de footprint van het
autoverkeer op natuur en klimaat opgelost moet worden.
Er is een
lijst van 18 locaties die onderzocht worden als in aanmerking komend voor
P-hubs (aldus ASML). Eén daarvan ligt in Waalre-Noord. De gemeente Waalre (zelf
geen convenantpartner) schijnt indringend onder druk gezet te zijn om zijn
verantwoordelijkheid te nemen en heeft daarop besloten om het geheel in elk
geval in eigen regie te houden. Dat resulteerde in een onderzoek en dat
resulteerde weer in een document ‘Kaders voor een P-hub in Waalre’. Dat is op
16 mei in een informatieve vergadering van de Waalrese gemeenteraad besproken.
Het nadeel van dit soort vroege, verkennende documenten is dat je er geen staat
op kunt maken. Het zoekgebied wordt op twee manieren aangeduid en er wordt van
alles gesuggereerd en gewenst, maar niets met zekerheid vastgesteld.
De meest specifieke zoekaanduiding is onderstaande.
Ter hoogte van de viaducten van De Hogt stroomt de Dommel, zwaar beschermd natuurgebied. Verder naar het Oosten ligt natuurcompensatiegebied om natuur te vervangen, die verdwenen is voor de bouw van een woonwijk in Waalre-Noord. Nog verder naar het Oosten ligt bestaand naaldbos en tegen het nieuwe fietspad, over de Dirk van Hornelaan, ligt een flinke akker. Voor zover je daar staat op kunt maken, moet het zoekgebied ongeveer samenvallen met het vierkant P Hub (moet ca 12 a 14 hectare zijn).
In het gebied
staan informatieborden van de natuurcompensatie, en die geven dit kaartje:
Natuurmonumenten wijst erop dat de ecologische uitstraling van de Dommel zich verder uitstrekt dan de vallei, en ook het grotere landschap omvat. Het nauwkeurig invullen van het P-hub-vierkant op de kaart van het natuurcompensatiegebied (nc-gebied) leert dat in het Zuid-oosten dit ‘vierkant’ een forse lap natuurcompensatiegebied op slokt. De concept-reclamebeelden (zonder status) laten in het middel hoe men zich binnen het ‘vierkant’ de ontsluiting vanaf de snelweg voorstelt.
Milieudefensie
is een petitie begonnen om het gebied te beschermen. Er zijn handtekeningen
opgehaald met straatacties in winkelcentrum Kastelenplein in Eindhoven, en De
Bus en Den Hof inWaalre, bij het nieuwe
Dommelbrugje bij De Hogt (daar liep het als een tierelier), en bij het
omvangrijke netwerk van mensen en organisaties die de achterban vormen van
Milieudefensie, de Brabantse Milieu Federatie en Natuurmonumenten.
In de nacht
van 3 op 4 juli stond de teller op genoemde 1290. Die zijn uitgeprint, met een
strik er door heen, en in een tot auto omgebouwde IKEA-doos aangeboden.
Het verhaal van Bernard Gerard In zijn verhaal zei Bernard Gerard (secretaris Milieudefensie Eindhoven) dat de directe trigger voor de actie het IPBES-rapport van de VN was, het rapport dat soorten alarmerend achteruit gingen en een miljoen soorten dreigden uit te sterven. Dat macroprobleem bestaat micro ook in ons deel van de wereld. In dit zoekgebied voor de ASML-parking betreft dat vooral het Dommeldal, en een er ecologisch mee samenhangend groter gebied. Uitgezocht is dat niet. In de ‘Kaders voor een P-hub’ komen de woorden ‘ecologie’ en ‘biodiversiteit’ niet voor. De Kaders beschrijven alleen het gebruik door de mens. Nu is dat gebruik door mens en hond er zeker wel, en daar is niets mis mee, maar een politiek verhaal dat alleen daarover gaat is te eenzijdig.
In de Kaders
is sprake van 2500 tot 5000 auto’s, die mogelijk in het gebied (dus in ‘het
vierkant’) moeten worden ondergebracht. Dat is veel. Alle acht parkeergarages binnen
de Eindhovense Ring bieden samen plaats aan 2800 auto’s. En dat aantal zou in ‘het
vierkant’ gepropt moeten worden? Het leek hem sterk.
Verder wees hij op de tegenstrijdige signalen, die ASML zelf uitbracht. De PR-mevrouw zei dat ASML niet in natuurgebied wilde plannen, maar ondertussen gebeurt dat wel, en de vastgoeddirecteur vond de locatie zelf niet ideaal (want te dicht bij ASML), maar nam er toch geen afstand van.
Bernard Gerard kon zich voorstellen dat de wethouder er tureluurs van werd. Het gehele verhaal is hieronder te vinden
Het verhaal van Uijlenhoet Uijlenhoet hield alle deuren open. Er was nog niets beslist en de gemeente wil de ontwikkelingen zelf regisseren. Mogelijk brengt dat op enige manier voordelen voor de inwoners van Waalre met zich mee. Er loopt nog onderzoek en in september gaat het verhaal verder.
Uijlenhoet onderscheidde drie categorieën: natuurgebied, agrarisch gebied met natuurwaarde en gewoon agrarisch gebied. De eventuele parking zou in elk geval niet in natuurgebied of natuurcompensatiegebied komen. ‘Het vierkant’ zou vooral agrarisch gebied met natuurwaarde omvatten. Met welke natuurwaarde men dus wel iets moest. (Maar bovenstaande analyse leert dat het geprojecteerde P-hub vierkant wel degelijk natuurcompensatiegebied omvat bg)
Verder sprak
Uijlenhoet in het voorbijgaan over een ander aantal auto’s waaraan gedacht werd,
namelijk 1000 a 1500 . Een aanzienlijke bijstelling omlaag.
De
handtekeningen werden in dank aangenomen, ze zouden aan de gemeenteraad worden
voorgelegd en het signaal was helder.
Actie gaat verder, petitie loopt door Er zal na de vakantie, en misschien al in de vakantie, van alles gebeuren. Milieudefensie blijft erbij betrokken. De petitie blijft nog een tijd open staan. Er kan nog getekend worden op www.petities24.com/geen_mega-parking_van_asml_in_het_dommeldallandschap .
De aanleiding De Vion runt in Boxtel veruit de grootste slachterij van Nederland. Er worden dagelijks 20.000 varkens gedood. Sinds jaar en dag domineert de milieuoverlast van dit proces Boxtel. Het stinkt naar kadavers en wat daarbij hoort, en er komt herrie uit het complex, en omwonenden werden ziek van de legionellabesmetting. Het bekende Groene Boekje van de VNG adviseert bij slachterijen een afstand van 100m van de poort tot de dichtstbijzijnde woonbebouwing, maar in Boxtel is dat maar 60m tot het appartementencomplex Stapelen.
Nu is de
Vion met een, op zichzelf beperkte, reorganisatie bezig. Nu rijden er
vrachtauto’s met halve varkens naar Scherpenzeel in de Gelderse Vallei, alwaar
deze halve varkens verder uitgebeend worden. Vion wil dat uitbenen naar Boxtel
halen. Voor het concern als geheel betekent dat een licht milieuvoordeel omdat
er veel vrachtauto-bewegingen wegvallen, maar voor Boxtel betekent het een uitbreiding.
Er komen onder andere 250 mensen meer te werken en daar horen, behalve meer
vloeroppervlak, auto’s en Polenbusjes bij. Daar staan ook weer extra
maatregelen tegenover, zodat de reorganisatie per saldo in Boxtel betrekkelijk
weinig effect op de leefomgeving heeft.
Een kleine volksopstand De kleine aanleiding leidde tot veel grotere ophef. Al de opgekropte boosheid over de sinds jaar en dag bestaande situatie kwam eruit: de milieuoverlast, de onwil van Vion om daar wat aan te doen, de legionella en de volgzaamheid van het gemeentebestuur, zijnde bevoegd gezag voor Vion.
Het verzet
bundelde zich in de actiegroep La Vie en Rose. Dat leidde tot een door ca duizend
mensen ondertekend manifest en tot zo’n 40 a 50 zienswijzen.
De zienswijzen zeggen allemaal in uiteenlopende bewoordingen weinig over de
feitelijke aanleiding, en veel over de bestaande situatie. Idem het manifest.
Beide zijn juridisch kansloos, omdat de
beperkte uitbreiding per saldo weinig of geen effect heeft op de klachten.
Politiek echter had het verzet veel kracht. Boxtel had er gewoon genoeg van.
Stankwetgeving over industriële inrichtingen De stank, veroorzaakt door industriële inrichtingen (en dus niet van veehouderijen, dat is andere wetgeving) wordt in eerste instantie gereguleerd met het Aktiviteitenbesluit en de bijbehorende Ministeriele Regeling. De Vion is daarnaast ook vergunningplichtig.
Nadien aangepaste tekst: VION moet voldoen aan een vergunning uit 2013, welke op zijn beurt weer teruggrijpt op een vergunning uit 2009.
(Eerder in deze blog is geschreven over Coppens Diervoeders in Helmond, waar maatschappelijk verzet uiteindelijk bovenwettelijke maatregelen afgedwongen heeft die het stankprobleem grotendeels of geheel opgelost hebben. Daar was nog sprake van een binnen de branche afgesproken Bijzondere Regelgeving, waarin o.a. de Best Beschikbare Technieken benoemd werden. Die bestond toen ook voor de vleesindustrie, waaronder slachterijen. Per 1 jan 2016 zijn deze Bijzondere Regelingen opgeheven en opgegaan in het Activiteitenbesluit – ‘opgegaan’ kan hier gelezen worden als ‘verdwenen’. Wat er op deze site over het onderwerp geschreven is over Coppens was toen waar, maar is nu achterhaald.)
Het Activiteitenbesluit krijgt pas werkingskracht als de geurhinder onaanvaardbaar is, en die is pas onaanvaardbaar als het bevoegd gezag zegt dat het onaanvaardbaar is. Daarvoor bestaan geen landelijk vastgestelde, vaste normen, al kan het bevoegd gezag natuurlijk niet zomaar elk wissewasje onaanvaardbaar noemen. Onder een dergelijk oordeel moet een zekere mate van objectivering liggen, want anders valt er niet te handhaven. Dat betekent een vorm van beleid, maar Boxtel heeft geen geurbeleid, zoals de provincie Noord-Brabant en de gemeente Helmond dat wel hebben.
Het politieke
proces Vandaar dat de Boxtelse
actie zich erop richtte om het bevoegd gezag (dus B&W van Boxtel) het ‘onaanvaardbaar’
te laten uitspreken. Dat is voortreffelijk gelukt. Na overleg tussen Vion en
B&W stemde Vion in met een onderzoek naar de Best Beschikbare Technieken en
aangescherpte procedures. Deze toezegging is in het eerdere artikel www.bjmgerard.nl/?p=9213 verwerkt. “We
willen een Vion die niet meer stinkt” is, kort samengevat, de politieke wens.
Naar
aanleiding van de commotie, het manifest met zijn duizend ondertekeningen en de
tientallen zienswijzen nodigde interim-burgemeester Naterop van Boxtel de
actiegroep La Vie en Rose uit voor een gesprek (op 1 juli). De actiegroep
nodigde mij uit om mee te gaan als adviseur.
Het was een goed gesprek. Naterop werd vergezeld door een juridische engel aan zijn linkerzij en idem aan zijn rechterzij, maar dat werkte wel goed. De gang van zaken werd gesplitst in een beperkte juridische proces rond de lopende vergunningaanvraag, waarin de gemeente nauwelijks speelruimte had, en een ruime politiek-bestuurlijk proces waarmee veel bereikt kon worden. Aldus Naterop. Naterop zei dat B&W er bij Vion aan de tafel redelijk stevig in zaten, en dat Vion oprecht bereid zou zijn de stank en de andere maatschappelijke problemen aan te pakken (van het bromgeluid van de machinekamer via de verkeersbewegingen en via het dierenwelzijn tot de migrantenbelangen). Dat zou verder gaan dan alleen wat juridisch afdwingbaar was: ook “een dringend moreel appel”, aldus Naterop. Er was nu ‘momentum’ en de beperkte aanleiding werkte nu als een soort hefboom om het grotere probleem in beweging te krijgen. De Vion heeft ingenieursbureau Witteveen en Bos opdracht gegeven tot een geuronderzoek. Naterop deed voorzichtig over de termijn, maar dacht zelf aan iets van een half jaar. Vion gaat een klankbordgroep opzetten. Mijn advies aan La Vie en Rose was om daar in te gaan zitten, als aan basale voorwaarden voldaan was.
Er heeft zich in de loop der jaren nogal wat wantrouwen opgebouwd, en dat is niet meteen weg. De gemeenteraad zag graag een duidelijke stok achter de deur. Dat leidde tot een motie waarin, na een aantal logische overwegingen, uitgesproken werd:
Verzoekt
het college:
Als huidige
onderhandelingen niet tot resultaat leiden, die maatregelen binnen haar
juridische mogelijkheden te nemen die nodig zijn om overlast te beëindigen en
VION te sommeren de best beschikbare technieken te gebruiken om de overlast aan
te pakken.
De motie is op 02 juli 2019 raadsbreed aangenomen. Zie:
Hydrobusiness BV en de Legionella Bij de Vion komt veel afvalwater vrij met biologische restanten. Vroeger probeerde de Vion dat zelf te behandelen, maar dat ging alsmaar fout. In 2015 heeft een consortium, dat opereert als Hydrobusiness BV, de zuivering op biologische basis gezet (meer info bijvoorbeeld op https://www.unica.nl/referenties/%E2%80%9CDe-beste-oplossing-is-steeds-weer-anders%E2%80%9D
Hydrobusiness BV is onderneming, die op het terrein van de Vion staat en werkt met afvalwater van Vion, maar desalniettemin geheel zelfstandig is. Het bedrijf heeft zijn eigen vergunning en is bijvoorbeeld geen mede-opdrachtgever van Witteveen en Bos. De vraag in het gesprek met de burgemeester was dan ook in hoeverre deze toezeggingen kon doen over Hydrobusiness. Wat als Hydrobusiness ook een stankbron was? De burgemeester deed geruststellende uitspraken, maar geheel duidelijk werd het niet.
Hydrobusiness
BV was een van de bronnen. In 2016 en 2017 (dus eigenlijk vanaf de start van de
onderneming) zijn er in Boxtel 14 mensen ziek geworden, waarvan vijf dezelfde
bacterie hadden als die in de prut van Hydrobusiness BV. Het bedrijf schrok
zich lam en reageerde vervolgens adequaat door de bassins af te dekken. Vooralsnog
provisorisch met een soort partytent. Het is geen porem, maar het lijkt te
werken. Er zijn geen nieuwe gevallen meer gerapporteerd.
Ook
de biologische waterzuivering van Rendac in Son (de voormalige ‘destructor’)
bleek legionella te verspreiden. Dat bleek bij een onderzoek naar aanleiding
van Boxtel. In de regio Son-Eindhoven Noord zijn vanaf 2013 acht mensen ziek
geworden van hetzelfde type legionella-besmetting en die komt, volgens GGD en
RIVM, waarschijnlijk uit het bassin van
Rendac. Een van de acht is overleden. Ook hier hebben maatregelen nieuwe
besmettingen voorkomen.
Er is geen verwijtbaarheid. Het was onbekend dat het probleem bij biologische waterzuiveringen bestond, er zijn geen regels overtreden en bij ontdekking is adequaat opgetreden.
Trafigura en Nyrstar Trafigura is een multinational die handelt, en soms ook producent is, in olie en grondstoffen. De onderneming sleept een reeks schandalen achter zich aan, waarvan het gifschandaal met de Probo Koala in Abidjan de beruchtste is.
Trafigura
probeert de multinational Nyrstar International (met het operationele
hoofdkwartier in de Zinkstraat in het Belgische Balen) over te nemen, wat kan
omdat Nyrstar bijna failliet is. De manier waarop dat gaat, leidt in België tot
opgetrokken wenkbrauwen, onder andere bij de beurswaakhond FSMA. De details
hiervan vallen echter buiten de scope van dit artikel.
Nyrstar
International is de moederonderneming van Nyrstar Budel BV (in de volksmond De
Zinkfabriek), een zelfstandige rechtspersoon waarvoor de provincie Brabant
bevoegd milieugezag is. De zinkfabriek haalt metallisch zink (en andere producten)
uit zinkerts.
De SP-fractie in Provinciale Staten (PS) heeft op 21 mei vragen gesteld aan het College van Gedeputeerde Staten (GS) over dit onderwerp. Deze zijn te vinden op Probo Koala onderneming neemt Budelse zinkfabriek over . Deze vragen zijn op 18 juni beantwoord, zie:
De opgetrokken financiele Belgische wenkbrauwen zijn overigens van na 21 mei.
De beantwoording GS geven aan bekend te zijn met de reputatie van Trafigura in het maatschappelijk verkeer.
De SP en GS zijn het eens over de juridische werkelijkheid. Zolang daaraan niets verandert (en daar zijn op dit moment geen aanwijzingen voor), is er formeel niets aan de hand. Alle milieuverplichtingen lopen ongewijzigd door. Mocht er een nieuwe rechtspersoon komen, dan kan er een onderzoek plaats gaan vinden op basis van de wet Bibob.
In het huidige arrangement produceert de zinkfabriek geen afval (jarosiet) dat ter plekke gedumpt wordt. Bijproducten als slibkoeken en loogproducten worden aan derden verkocht (er staat niet bij wie dat zijn). Dat kan, omdat de zinkfabriek ertsen gebruikt die zich daarvoor lenen. Het gebruik van dit type ertsen staat in de milieuvergunning. Als er in de overgenomen onderneming allerlei ontvlechtingsprocessen gaan plaatsvinden, is het denkbaar dat Nyrstar Budel losgekoppeld wordt van deze speciale ertsen. De vraag was of GS al zicht hadden op de vraag of dit tot problemen kon gaan leiden. Het antwoord op deze vraag is NEE.
Nyrstar Budel BV is niet verantwoordelijk voor de diffuse verontreiniging met zink en cadmium, die door voorgangers van de onderneming in een veel eerder stadium, met het thermische procedé, veroorzaakt is. Wel loopt er een procedure om tot een besluit te komen over ernst en spoed van bodemverontreiniging op het bedrijfsterrein van Buzifac BV. Dat is een dochteronderneming van Nyrstar Budel BV, waar het eigendom van het bedrijfsterrein van de zinkfabriek ondergebracht is en die, net als de zinkfabriek zelf, gevestigd is op het adres Hoofdstraat 1 in Budel-Dorplein. Mogelijk volgt hier een saneringsplicht uit.
In het kader van het bestemmingsplan ‘Duurzaam Industrieterrein Cranendonck’ (DIC) zijn contracten gesloten waaraan Nyrstar Budel vast zit. De ontwikkeling van DIC/Metalot (zie Van roest naar ijzerpoeder: chemische opslag – proeffabriek in Cranendonck) is een invulling binnen dit bestemmingsplan. Daarover vindt overleg plaats met Nyrstar, de gemeente Cranendonck en de TU/e. De overname van Nyrstar International is momenteel een agendapunt binnen dit overleg.
Het zonnepark op de jarosietvelden is van twee externe aandeelhouders. Die betalen huur aan de zinkfabriek. Verder zijn er contracten voor de eeuwigdurende nazorg door de provincie van de, inmiddels gesloten, jarosietstortvelden.
Het College
van GS is al sinds enkele jaren in goed gesprek met Nyrstar Budel BV en zal
deze gesprekken voortzetten.
Commentaar Formeel is alles in orde (behalve de bodemverontreiniging, die in procedure is).
Tussen de regels sijpelt een gevoel naar buiten dat GS het allemaal niet lekker vindt. De vermelding van de Wet Bibob had in dit stadium bijvoorbeeld ook achterwege kunnen blijven, en er wordt onzekerheid uitgesproken over de toekomst van Metalot en de jarosietvrije zinkproductie.
Ik denk dat GS de ontwikkelingen heel goed gaan volgen. Dat ben ik ook van plan en mijn SP-fractie in PS ook.