Milieudefensie Eindhoven heeft eerder een brief gestuurd aan de Metropool Regio Eindhoven (MRE), en aan alle gemeenten binnen de MRE, om naar aanleiding van het Nationaal Bomenplan van Groen Links en de SP in het MRE-gebied één nieuwe boom per inwoner te planten (dat zouden er dan op een nog niet vastgelegde termijn ruim driekwart miljoen moeten worden).
Aanplant van een groep nieuwe bomen in het Leenderbos door Staatsbosbeheer
De MRE heeft het plan doorverwezen naar de gemeenten. Inmiddels heeft de gemeente Eindhoven ingestemd. Omdat de gemeente Eindhoven grenst aan andere gemeenten, kan het Eindhovense besluit andere gemeenten beïnvloeden.
Milieudefensie Eindhoven heeft nu aan de gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven (dat bestaat uit de MRE-gemeenten Best, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Helmond, Nuenen, Oirschot, Son en Breugel, Veldhoven en Waalre) een brief geschreven, waarin gevraagd wordt om de verpachte landbouwgronden en andere percelen in kaart te brengen die mogelijk plaats bieden aan bos of minstens groepen bomen.
De Rechtbank in Den Bosch heeft op 20 december 2019 de Limburgse ondernemer Wim Bruekers strafrechtelijk veroordeeld tot twee jaar cel, waarvan een jaar voorwaardelijk. Daarnaast mag Bruekers zich drie jaar lang niet met afval bezighouden. Verder moet Bruekers (via de Staat) bijna een ton betalen aan het slachtoffer, Matrho Metals. Omdat de rechter ervan uit gaat dat er niets te halen valt, legt hij nu subsidiair al 30 dagen hechtenis op (welke hechtenis de betalingsverplichting niet opheft).
Bruekers had het echt heel bont gemaakt. Hij zamelde overal chemisch afval in om daaruit edelmetalen terug te winnen. Dat moet met agressieve middelen en die worden op hun beurt weer afval. Dit afval kon Bruekers niet of veel te weinig verwerken. Vandaar dat het in IBC-vaten (Intermediate Bulk Containers) op diverse plaatsen werd opgeslagen. Zo ook in een pand naast het bedrijfspand van Matrho Metals aan de Lagedijk in Helmond. Daar stonden 680 vaten.
Diverse IBC-vaten
Maar het opgeslagen spul was zo agressief, dat het zich door de containerwanden en door de scheidingsmuur heengevreten had, en vervolgens als groen vergif bij Matrho Metals onder de muur door naar binnen borrelde. De rechterlijke uitspraak biedt een onthullend inzicht in wat er in Helmond lag: “….. waaronder al dan niet verontreinigd kopersulfaat, al dan niet verontreinigd zoutzuur, zwavelzuur, nikkel/kopersulfaat, chroomzuur, zwavelzuur/fosforzuur mengsel, salpeterzuur, kaliumpermanganaat en/of nikkelstripper….. “.”… De pH was 0…. ” , wat betekent dat het om zeer sterke zuren ging. Overigens is chroomzuur een Chroom-6 verbinding. Het opruimen kostte de gemeente Helmond en de provincie elk ruim drie ton.
Op 20 september 2016 ging Bruekers failliet. Daarmee vervalt ambtshalve zijn vergunning om afval in te zamelen. Desalniettemin bleef Bruekers, dus illegaal, fotofixeervloeistoffen inzamelen. Hij werd eind mei 2019 gearresteerd. Bij verder onderzoek werden ook een illegale revolver en pistool aangetroffen, en patronen voor de FAL-geweer.
De rechtbank heeft in zijn uitspraak in het bijzonder het volgende
in aanmerking genomen.
De rechter achtte het bewezen dat Bruekers in Maasbracht een
illegale inrichting opgezet had, en in
Weert ook waarbij in Weert tevens de bodem opzettelijk verontreinigd is met
metaalhoudende vloeistof.
(archief BrabD)
Verdachte heeft zich tezamen met zijn bedrijf/bedrijven schuldig gemaakt aan een aanzienlijk aantal milieudelicten waarbij sprake was van ernstige gevaarzetting en van vervuiling. Kortgezegd verzamelde verdachte afvalstoffen in om deze vervolgens te verwerken, maar de voorraad ingezameld materiaal stond op enig moment niet meer in verhouding tot zijn verwerkingscapaciteit, met als gevolg dat verdachte een voorraad creëerde van honderden IBC’s met gevaarlijk, zeer toxisch, afval die werden opgeslagen op verschillende locaties binnen en in de buitenlucht. Omdat de bedrijfsvoering niet goed op orde was, verdachte niet beschikte over de benodigde vergunningen dan wel vergunningsvoorschriften overtrad, was er onvoldoende zicht op de concrete hoeveelheden afval, op het type afval en de risico’s van, met name, de menging van stoffen. Als chemicus wist verdachte als geen ander wat de potentiële gevaren hiervan waren. De gevaarzetting heeft zich verwezenlijkt toen agressieve en giftige stoffen door de muur het bedrijf van [naam bedrijf benadeelde partij (= Matrho Metals bg)] binnendrongen. De feiten hebben tot een aanzienlijke schade geleid, niet alleen voor het bedrijf van […..] dat tijdelijk is stilgelegd en moest verhuizen, maar ook voor de Nederlandse samenleving omdat al het afval alsnog door de overheid op een correcte wijze moest worden afgevoerd. Verdachte heeft daarnaast gedurende lange tijd fotofixeervloeistof ingezameld zonder de benodigde papieren. Verdachte, als niet erkende inzamelaar, is hier ook mee doorgegaan tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis. Herhalingsgevaar heeft zich aldus concreet verwezenlijkt. Tot slot was verdachte in het bezit van een geladen revolver, een geladen pistool, veel munitie en een magazijn met kogelpatronen bestemd voor een geweer. Vanwege de risico’s van het ongecontroleerde bezit van wapens moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
Men moet bedenken dat de rechter het doen en laten van Bruekers alleen beoordeeld heeft voor zover dat onder het strafrecht valt. Bruekers heeft bijvoorbeeld soms de huur niet betaald en anderen opgezadeld met grote opruimkosten. De overheden zijn slachtoffer (en daarmee de belastingbetaler), maar bijvoorbeeld ook de eigenaar van de hal in Maasbracht waar Bruekers ruimte gehuurd had . En de rechter heeft het bijvoorbeeld niet over het gebied Chijnsgoed bij Sterksel (het voormalige Reiling, waar nu Driessen de baas is), waar Bruekers ook een opslag gerealiseerd had en niet betaald. Men kan zich bij genoemde exploitanten van alles afvragen, bijvoorbeeld of ze niet beter hadden moeten opletten.
Pattegrond van de omgeving van het voormalige Reiling
De economische schade loopt in de miljoenen, maar slechts een deel
daarvan leent zich voor het strafrecht. En omdat het geval-Bruekers niet op zichzelf staat, is de
totale schade een veelvoud. Het Inter Provinciaal Overleg (IPO) kwam op ruim 24
miljoen schade over de laatste vijf jaar.
“Een nieuwe boom per inwoner, doen!” antwoordden B&W van de gemeente Eindhoven (18 december 2019) op een uitnodiging van Milieudefensie Eindhoven om per inwoner van de gemeente één nieuwe boom te planten. De gemeente spreekt waardering uit voor het initiatief van Milieudefensie en zegt dat dit aanleiding is om nog eens extra naar de waarde van groen in de breedste zin te kijken.
Milieudefensie Eindhoven spreekt waardering uit voor de steun van B&W van Eindhoven.
Het College van B&W stelt, dat bomen waarde hebben voor de productie, voor energie, voor leefbaarheid, voor de Eindhovense identiteit, maar vooral voor klimaat en milieu. Bomen helpen tegen de hittestress, zuiveren de lucht, vergroten de biodiversiteit, leggen CO2 vast en dragen bij aan recreatie en landschapsbeleving.
Concreet heeft de gemeente met dhr. Teeuwen en Edelbroek van Milieudefensie afgesproken:
De gemeente brengt in beeld waar en op welke termijn vanuit bestaande budgetten bos en houtsingels kunnen worden aangeplant (buitengebied) op kleinschalig niveau
De gemeente overlegt intern, o.a. met programmaleiders, op welke termijn de visie met uitvoeringsprogramma voor het aanplanten van extra groen en bomen, samen met belanghebbenden en -groepen en waar nodig met omliggende gemeenten wordt opgepakt
B&W stellen dat hun steun voor het bomenplan van Milieudefensie aansluit bij bestaande trends. Het huidige groenbeleid, met zijn bestuurlijke en financiele instrumenten, is al gericht op behoud en verbetering van landschappelijke elementen en de vergroening van de binnenstad. De extra aanplant kan gezien worden als een intensivering van dit beleid.
Als bijlage treft u de brieven van Milieudefensie aan de gemeente en van de gemeente aan Milieudefensie aan.
Let wel dat dit artikel uit 2019 is. Het wordt jaren later nog steeds gelezen en daar is niets mis mee, maar er staan op deze site inmiddels recentere artikelen over het onderwerp.
Enige uitleg Het voert te ver om op deze site
alles, wat in de laatste maanden over PFAS geschreven is, te herkauwen.
PFAS is een verzamelnaam voor ruim 6000 poly- of perfluoralkylstoffen. Dat zijn heel handige stofjes omdat ze water-, vet- en vuilafstotend zijn. Ze worden dan ook al minstens vijftig jaar gebruikt in smeermiddelen, voedselverpakkingsmaterialen, blusschuim, anti-aanbaklagen van pannen, kleding, textiel en cosmetica.
Maar weinig mensen maakten zich er druk om wat die stoffen in het milieu deden. Dat veranderde met het schandaal rond Chemours in Dordrecht. Die maken Teflon (de fl staat voor fluor). De bodem was ernstig vervuild en de omwonenden mochten niet meer uit eigen tuin eten. Tot 2010 deed men dat met PFOA (perfluoroctanoic acid). “Octan” slaat op een koolstofketen van acht C-atomen. De schadelijkheid werd allengs bekender en daarom stapte na 2012 Chemours over op een procedé dat GenX heet, en dat met stoffen werkt die aangeduid worden als FRD 902 en FRD903, stoffen met zes C-atomen. Bij het productieproces komen andere producten vrij, soms in de lucht, soms in het water. Zie een eerder artikel op www.bjmgerard.nl/?p=5491 .
FRD903
Omdat de populaire pers panisch is voor artikelen die naar scheikunde ruiken en denkt dat de bevolking dat ook is, dikt men soms de informatie in door te zeggen dat GenX een stof is. Wat dus niet zo is. Je kunt eventueel nog wel zeggen ‘GenX-stoffen’. Het RIVM heeft PFOA, het verwante PFOS en FRD 902 en FRD903 als ‘Zeer Zorgwekkende Stof’ (ZZS) aangeduid. Teflon zelf (dus ook een PFAS-stof) is onschadelijk, maar de ontledingsproducten (boven de 350°C, haal je alleen als een pan op groot vermogen droogkookt), zijn giftig.
De Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) bracht in 2018 een eerste onderzoek uit naar de afvalstromen van Chemours, en in augustus 2019 een vervolgonderzoek. Daarin werd ook het afvalbedrijf Suez in Almelo bezocht, waar GenX-stoffen waren aangetroffen – wat opmerkelijk was, want Suez Almelo had geen enkele relatie met Chemours. Het vervolgonderzoek bracht de ILT tot enkele treurige en harde conclusies:
Nieuwe stoffen komen op de markt zonder voldoende risico-informatie (o.a. in het Europese registratiesysteem REACH)
In de afvalketen wordt pas informatie gedeeld als een stof >0.1% aanwezig is, maar voor stoffen als FRD902 (lozingsnorm 118 ng/liter) is dat een miljard keer te hoog
Marktpartijen in de keten vragen niet door en doen ook anderszins geen moeite
De wetgeving biedt onvoldoende waarborgen voor microcontaminanten als FRD en ZZS-stoffen in het algemeen
De informatie die er wel is, is versnipperd. Niemand overziet de keten als geheel.
De conclusies werden al snel veralgemeniseerd tot de totale groep van PFAS-stoffen, o.a. in een brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 08 juli 2019. Maar, zo legde de staatssecretaris uit, er bestaat geen normering voor PFAS-stoffen. Dat verplichtte haar wettelijk om op basis van het voorzorgsbeginsel de detectiegrens ( 0,1µgr/kg droge stof) als vergunninggrens te hanteren. Dan kon eventuele vervuiling zich in elk geval niet verder verspreiden. Vuil zand mag niet gestort worden op schoon zand en als van dat ontvangende zand de concentratie niet bekend is, kan er dus niets. Omdat de bodem in die vijftig jaar op veel plaatsen diffuus vervuild geraakt is tot boven de detectiegrens, en omdat de capaciteit van metende bureau’s zeer beperkt is, kon de grondverzet- en baggersector niet veel kanten op. Dat is sneu, want die sector heeft het probleem niet zelf gecreëerd (anders dan veel boeren die nu stikken in hun eigen stikstof).
Het handelingskader van juli 2019 legde de eerste regel op. Het handelingskader van november 2019 legde de tweede regel op.
Lopende dit eerste handelingskader verrichtte het RIVM onderzoek om tot een tweede (nog steeds tijdelijk) handelingskader te komen. Ten behoeve van grondverzet en baggeren zijn die stoffen genormeerd, die in de bodem immobiel zijn. Sommige PFAS-stoffen (bijv. PFOA) lossen in water op en zijn daardoor mobiel – hetgeen overigens betekent dat ze in het grondwater terecht kunnen komen, ook als dat voor drinkwater bestemd is . In water ten behoeve van de drinkwatervoorziening mag 0,1µgr/liter grondwater zitten. Zo beschouwd is de strenge PFAS-norm niet absurd. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=10339 .
Als de stoffen genormeerd zouden zijn (dus immobiel), zou de bodem verplaatst mogen worden tot het achtergrondniveau in de bodem. Dat ligt inmiddels al een stuk hoger dan de detectienorm. Het RIVM heeft inmiddels de achtergrondconcentraties in de bodem onderzocht, en daarna de aanbeveling gedaan dat de staatssecretaris de norm voor PFOA mag ophogen tot 0,8µgr/kg droge stof, en voor PFOS tot 0,9µgr/kg droge stof . Zie www.rivm.nl/pfas .
Het
RIVM hoopt in 2021 een definitieve (hogere) norm aan te kunnen bieden.
Helmond Het Helmondse bedrijf Custom Powders had poeders gedroogd voor Chemours. Er waren GenX-stoffen via de schoorsteen ontsnapt en in de bodem en het oppervlaktewater terecht gekomen. De gang van zaken dwong Helmond om in de hele stad bodemonderzoek te doen en zodoende wist Helmond, eerder dan andere gemeenten, hoeveel GenX-stoffen en de PFOA en PFOS in de bodem en grondwater aanwezig waren. Dat leverde een set kaarten op. Hieronder de bodemvervuiling door GenX-stoffen. Zo zijn er ook kaarten voor PFOA en voor PFOS. In het omcirkelde gebied ligt Custom Powders. Door het onderzoek kan er in Helmond weer gegraven worden. Buiten het Custom Powders-gebied viel de vervuiling mee. Voor alle documenten, zie www.helmond.nl/documentenpfas .
GenX-stoffenkaart van Helmond
Eindhoven Ook Eindhoven heeft zijn bodemkwaliteitskaart op orde. Er is geen groot probleem, vooral omdat Eindhoven geen PFAS-verwerkende fabriek heeft (voor zover bekend). Het gros van de grond is schoon genoeg om in te graven. Zie www.eindhoven.nl/bouwen/grond-en-vastgoed/bodeminformatie?search=PFAS en dan doorlinken naar ‘aanvulling Bodemkwaliteitskaart PFAS’.
Voor
Eindhoven geef ik een tabel (die is er trouwens in Helmond ook).
Meettabel Eindhoven van diverse PFAS-stoffen, gemiddeld over 40 meetpunten
Men
moet zich voorstellen dat er voor deze tabel 40 meetpunten geweest zijn, waarvan
het gemiddelde en de spreiding daarin in de tabel staan. Voor huis-, tuin- en
keukengebruik is de kolom 13 (waar ‘gem(iddeld)’ boven staat de belangrijkste,
en dan de eerste twee rijden PFOA (som) en PFOS (som); resp 0,46 en 0,77µgr/kg
ds. Gemiddeld voldoet Eindhoven dus aan de nieuwe rijksnorm.
De
tabel geeft tevens waarden voor een heleboel andere PFAS-stoffen dan alleen
PFOA en PFOS. Er is een selectie gemaakt uit de ruim 6000 PFAS-stoffen, die
zijn ook gemeten.
Weinig bekend van veruit de meeste PFAS-stoffen Van de meeste PFAS-stoffen is (zeer) veel minder bekend dan van het riedeltje PFOA, PFOS en GenX-stoffen. Ik wil daartoe uit de Eindhovense tabel de rij ‘perfluorbutaanzuur’ lichten (afgekort PFBA). Die springt er in zijn concentratie, na PFOA en PFOS, als enige uit.
PFBA
is het kleine broertje van de middelgrote broer PFOA. Het enige verschil is dat
PFBA vier koolstofatomen in de keten
heeft en PFOA acht.
Perfluorbutaanzuur
De PubChem vermeldt bij PFOA een waslijst aan toxicologische informatie (zie https://pubchem.ncbi.nlm.nih.gov/compound/Perfluorooctanoic-acid ). De PubChem vermeldt bij PFBA nauwelijks toxicologische informatie (zie https://pubchem.ncbi.nlm.nih.gov/compound/9777 ). De enige gevaar-informatie is die welke voortvloeit uit het gegeven dat PFBA een sterk zuur is. Toch zijn de twee stoffen nauw familie. Het zou natuurlijk kunnen dat PFBA veel minder vergiftig is, maar waarschijnlijker is dat de toxische en milieueffecten gewoon niet onderzocht zijn. Net als bij het overgrote deel van de andere PFAS-stoffen.
Sweco geeft hierop de volgende toelichting: TOELICHTING ONDERZOEKSMETHODE De signaleringskaart PFAS is een geografische vertaling van een openbare lijst van mogelijke PFAS risicolocaties, die momenteel door alle partijen in het werkveld wordt gebruikt. Deze staat op pagina 8 van dit rapport. We hebben de belangrijkste typen locaties zoals die zijn benoemd op pagina 8 van dit rapport genomen, en daar de concrete locaties in Nederland bij gezocht en via een GIS tool in een signaleringskaart verwerkt.
Op onze signaleringskaart zijn de volgende typen locaties aangegeven: – Producenten van PFOS of PFOA (of andere PFAS) – Producenten van Teflon en andere gefluoreerde polymeren (gebruik PFAS of Gen-X tijdens productie) – Verwerking van Teflon en andere gefluoreerde polymeren – Galvanische industrie – Locaties waar brandblusschuim wordt ingezet zoals vliegvelden, brandweer oefenplaatsen en militaire locaties en bij grote branden – Bedrijven (waar bekend is dat blusschuimmiddelen zijn opgeslagen) – Voormalige stortplaatsen (exclusief de provincies Utrecht en Friesland) – Waterzuiveringsinstallaties – Afvalverbrandingsinstallaties
In de tabel in het rapport werd onderscheid gemaakt tussen beperkt en groot risico. Het risico is afhankelijk van de hoeveelheid PFAS die bij
een activiteit op een locatie is/wordt gebruikt, in combinatie met de kans dat
(een deel van) deze hoeveelheid in de bodem terecht komt/is gekomen. Voor de kaart zijn de scores opgeteld en weergegeven in een
zogenaamde ‘heatmap’ en op de volgende wijze weergegeven:
– Lage verdachtheid (beperkt risico): In de bron een lage score
tot 100 meter uit de bron.
– Hoge verdachtheid (groot risico): In de bron een hoge score
(10 maal de lage score) aflopend tot een lage score op 1 kilometer van de bron.
Sweco heeft een aparte kaart gemaakt voor de regio Eindhoven-Helmond-Weert . Die kan men vinden door door te linken vanaf de eerder genoemd pagina.
Kaart met verdachte PFAS-bronnen volgens weco
Vernietiging van PFAS De koolstof-fluorband (CF-band) is de sterkste band uit de organische scheikunde. Er wordt gestudeerd op methodes om die toch kapot te krijgen.
De
eenvoudigste is lomp geweld met een hele hete draaitrommelovens. Zo doet
Chemours dat.
Er
is een experimentele methode (nog kleinschalig en waarschijnlijk niet geschikt
voor gebruik in situ) om de verbindingen kapot te stralen met ultraviolet licht
Verder zijn er berichten dat sommige bacterien in sommige omstandigheden tot op zekere hoogte de CF-band zouden kunnen aantasten, maar deze studies ogen vooralsnog niet als praktisch bruikbaar.
Iets dat in de natuur niet of nauwelijks kapot kan, en toch blijft vrijkomen, stapelt per definitie dus.
Slotbeschouwing Ik zie niet meteen hoe dit verder
moet.
Vooralsnog
staat de kraan nog steeds wijd open en is er maar een kleine dweil. De aanpassingen
tot nu toe behelzen dat er meer millimeter water op de vloer mag staan.
Het
in producten verwerken van koolstof-fluorbanden (CF-band) zou aan banden gelegd
moeten worden. Dat is uitermate vervelend, want er worden vaak nuttige
producten mee gemaakt. Misschien moeten we stoppen met Tefal pannen ten gunste
van keramische pannen, en iets anders verzinnen voor de coating van Goretex
regenjassen.
En
zolang de CF-band verwerkt mag worden, moeten er strengere eisen gesteld worden
aan de fabriek die dat mag doen.
De
eindigheid van de aarde grijnst je ook in dit dossier aan.
Zonnepark Bockelwitz-Polditz aan de Mulde (Dld) (foto bgerard)
(Dit park telt 14000 panelen, samen goed voor 3,15MW piek, en was daarmee in 2010 het 130ste park van Duitsland).
De zonneladder: constructief of destructief? De natuur- en milieuorganisaties zitten in een spagaat tussen enerzijds de eisen die de energietransitie aan het landgebruik stelt (turbines en PV-opstellingen) en anderzijds hun traditionele kernwaarden natuur en landschap. Dat is niet verrassend en ze zijn niet de enige die met dat probleem kampen.
De organisaties hebben op 10 jan 2019 hun “Constructieve Zonneladder” gepresenteerd. Zie www.nmu.nl/nieuws/wij-presenteren-de-constructieve-zonneladder/ . Het was hun eigen werkstuk en er stonden geen handtekeningen onder van organisaties buiten de natuur- en milieuhoek.
Inmiddels is de zonneladder in het nationale beleid opgenomen.
De centrale kwestie is dat men met enig cijferwerk al gauw tot de conclusie komt dat er zonneparken in het vrije veld nodig zijn. De ‘pijnloze’ oplossingen als daken en restterreinen hebben simpelweg veel te weinig oppervlak om aan de vraag te kunnen voldoen. In de ‘constructieve zonneladder’ wordt een procedure beschreven van pijnloos naar pijnlijk, maar in dergelijke termen dat de aanleg van flinke zonneparken, die er qua opbrengst toe doen, door de toonzetting van het verhaal ontmoedigd wordt. Men wil eerst de daken vol en dan de restterreinen en dan eens gaan nadenken over weilanden. Het staat er niet met zoveel woorden, maar een soort volgtijdelijkheid is wel de teneur. Vooral Natuurmonumenten blijkt met grote regelmaat een tegenstander van duurzame energie.
De Constructieve Zonneladder heeft destructieve elementen, vooral als hij stringent wordt uitgelegd – wat vele tegenstanders van zonneparken graag doen. In stringente vorm is de zonneladder een sabotage-instrument.
De druk om snel
zonneparken in het open veld te bouwen is sterk toegenomen.
Vandaar dat de natuur- en milieuorganisaties het uiteindelijk meegegaan in een uitnodiging van de branchevereniging Holland Solar ( https://hollandsolar.nl/home ). Dat is de ‘Gedragscode zon op land’ geworden, te vinden op https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2020/03/04/gedragscode-zon-op-land . De denkomslag is van ‘hoe het niet hoort’ naar ‘hoe het wel kan’. Dat is aangenaam. Ik heb op deze site al vaker gezegd dat je niet alleen de vraag moet stellen of je zonneparken moet willen (het antwoord is JA), maar ook hoe je ze moet willen . Zie Zonneparken, natuur en landbouw .
De code
heeft betrekking op zonneparken op de grond (niet drijvend en op gebouwen).
Natuurontwikkeling bij Duitse zonneparken
Er zijn drie
leidende principes:
Bij
elk project komt een op het project afgestemde vorm van participatie
Het
zonneveld moet, per saldo, een verbetering voor de landschappelijke en
natuurwaarde van het gebied betekenen
Als
de grondeigenaar en het bevoegd gezag dat willen, wordt het zonnepark
omkeerbaar aangelegd, zowel beleidsmatig als fysiek
Deze
principes worden vertaald in concrete toezeggingen:
De
gemeente maakt beleid, kijkt eerst naar daken en restgronden, stelt daarna
zoekgebieden voor parken vast, en betrekt de inwoners daarbij
Nationale
parken en Natura2000-gebieden blijven buiten beschouwing
In
Natuurnetwerk-gebieden (de vroegere Ecologische Hoofd Structuur), beschermde
landschappen en weidevogelgebieden mogen enkel zonnevelden komen als het
initiatief goed uitpakt voor relevante lokale natuurwaarden en de
landschappelijke beleving
Tussen
de intentieovereenkomst en de definitieve overeenkomst neemt het bevoegd gezag
een besluit en worden de omgeving geconsulteerd
Er
komt procesparticipatie voor omwonenden, commerciële ontwikkelaars,
energiecoöperaties en andere belanghebbenden
Er
komt financiële participatie, waartoe de overeenkomst twee passages uit het Klimaatakkoord
citeert. Gestreefd wordt naar 50% eigendom op ondernemersbasis (dus mee
investeren en risico lopen). Dit krijgt per project vorm.
Er kan een gebiedsgebonden bijdrage verstrekt worden.
Een
combinatie met agrarisch gebruik (bijvoorbeeld vrije uitloop-schapen of -kippen)
is denkbaar
Projectontwikkelaars
gaan niet met een hagel aan aanbiedingen schieten in de hop dat er één
grondeigenaar meedoet. Dat geeft onrust.
Bij
de aanleg zorgt de ontwikkelaar voor ruimte voor natuurelementen, klein wild en
inheemse kruidenrijke vegetatie die niet vaak
gemaaid wordt. Die kunnen eventueel na beëindiging van het park blijven
bestaan.
Waar schade onvermijdelijk is, moet gecompenseerd worden.
Voor
de inpassing wordt o.a. een landschapsarchitect of een historisch geograaf betrokken
Een
park krijgt in principe minstens 25% onbedekt oppervlak, tenzij er redenen zijn
voor meer of minder. Dat staat toetreding van voldoende licht en water tot de
bodem toe. De grondwaterstand wordt in overleg met het Waterschap vastgesteld
Als
regel worden er geen bestrijdingsmiddelen gebruikt
Indien
een park tijdelijk bedoeld is, wordt de bodem in de oude toestand terug
opgeleverd
Bij
de aanleg en het beheer krijgen (indien mogelijk) bedrijven uit de omgeving
voorrang
Er
is ruimte voor monitoring een bijsturing
Naleving
van de code wordt met diverse juridische technieken afgedwongen. Uitzonderingen
kunnen in overleg worden toegestaan. Niet-naleving kan gemeld worden.
Zonnepark bij Borna ten Zuiden van Leipzig (foto bgerard)
Gesprek Milieudefensie Eindhoven – ASML
Petitie tegen Megaparking in Waalre-Noord succesvol beëindigd
Bereikbaarheidsmaatregelen De Run gepubliceerd
Het voorafgaande Eerder is op deze website aandacht besteed aan een petitie tegen de mogelijke bouw van een megaparking op afstand in het bosgebied tussen Waalre-Noord en de A67. Deze zou, als onderdeel van een groter maatregelenpakket, moeten dienen om een deel van de grote verkeersproblematiek van het Veldhovense industrieterrein De Run op te vangen. De belangrijkste verkeersaantrekker daar is de sterk groeiende onderneming ASML, maar ook het Maxima Medisch Centrum en een aantal andere bedrijven hebben een belang. Milieudefensie Eindhoven oordeelde niet negatief over het maatregelenpakket als geheel (waarvan overigens op dat moment alleen maar indirecte bronnen beschikbaar waren), maar wel over deze specifieke locatie. Die ligt dicht tegen het Dommeldal aan en zou mogelijk pas aangelegde natuurcompensatie van de gemeente Waalre opnieuw onderuit halen.
Op 04 juli 2019 heeft Milieudefensie Eindhoven 1290 handtekeningen aangeboden aan wethouder Uijlenhoet van Waalre. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=9739 . In afwachting van mogelijke verdere ontwikkelingen is de petitie in de zomervakantie open blijven staan, waardoor het aantal opgelopen is tot 1367 .
De Samenwerkingsovereenkomst
(SOK) maatregelenpakket Bereikbaarheid De Run De gemeenten
Veldhoven en Eindhoven, de provincie Noord-Brabant, het ministerie van I&W
en ASML hadden op 17 december 2018 een intentieovereenkomst ondertekend om
samen te investeren in een aanpak van de verkeersproblematiek.
Nadien is de intentie uitgewerkt tot de in de tussenkop genoemde formele Samenwerkingsovereenkomst
(SOK) door er een Maatregelenpakket aan toe te voegen. De SOK is op 06 augustus
2019 (nog als concept) ter informatie aan de gemeenteraad van Veldhoven
aangeboden. De file is te vinden op https://gemeenteraad.veldhoven.nl/documenten/Raadsinformatienota-s/19-wk32-I-Raadsinformatienota-inzake-Samenwerkingsovereenkomst-maatregelenpakket-Bereikbaarheid-De.pdf
. Er hoort een poster met toelichting bij, die te vinden is op www.montefeltro.nl/?p=6064 .
poster van het maatregelenpakket
De
maatregelen zijn voor de korte en middellange termijn (2021-2025), en er wordt
een visie opgesteld voor de periode vanaf 2025.
De
investeringsbedragen vallen uiteen in twee categorieën: die van de gezamenlijke
overheden enerzijds, en die van ASML anderzijds.
Het overheidsdeel bestaat uit een bijdrage van €12,5 miljoen (excl. BTW) van de provincie, €12,5 miljoen (excl. BTW) van de gemeenten Eindhoven en Veldhoven samen, en een bedrag van €12,5 miljoen inclusief BTW (= €10,3 miljoen exclusief) van het Ministerie. Het ministerie blijft organisatorisch op afstand. Samen dus €35,3 miljoen, welk bedrag uitgegeven wordt aan maatregelen in het algemeen belang (zoals verderop in het document opgesomd). Daarbij bijv. fietsmaatregelen, maatregelen aan de weg en een bus vanaf het Eindhovense station naar De Run.
Het ASML-deel
is €12,5 miljoen (excl. BTW) groot en wordt besteed aan parkeren op afstand
(waarvan dus Waalre-Noord een mogelijke invulling was); en aan de
Kempenbaan-Oost, fietsgerelateerde maatregelen en Mobility as a Service –
maatregelen (MaaS).
De gedetailleerde tabel staat op blz 14 van de SOK. Hieronder de visualisatie van de geldstromen.
Gesprek met ASML Milieudefensie werd uitgenodigd voor een gesprek. Zodoende zaten op 12 november Tom Edelbroek en Bernard Gerard voor Milieudefensie, en directeur Vastgoed Wartenbergh en mevrouw Mols van Communicatie, aan tafel. Het werd een goed gesprek. Enkele belangrijke punten:
De
ambities van ASML zijn groot. Men hoopt uiteindelijk jaarlijks 30 miljoen autokilometers van de weg te halen
Mede
door gedragsverandering te pormoten
Het
soort mensen, dat bij ASML werkt, valt voor dit soort ingrepen vaak wel te
porren
ASML
probeert grotere vervoersstromen meer collectief te maken
Waalre-Noord
is ook voor ASML niet ideaal, vooral omdat het te dicht bij ligt. Men zoekt locaties
op grotere afstand, nabij de snelweg, met een afrit en met al een
parkeerbestemming. Er zijn 18 locaties in beeld (waar Waalre-Noord niet bij
hoort)
Dat
zoekproces loopt niet zo vlot als je graag zou willen. Er is af en toe
Nimby-gedrag. Dit stemt lichtelijk tot wanhoop, want er is haast bij het
geheel. De SOK loopt op dit moment t/m 2021, dus is er nog twee jaar de tijd.
In
aanvulling op het SOK is er met een aantal partijen (waaronder Rijkswaterstaat)
een mobiliteitsconvenant ontwikkeld
De
Milieudefensievertegenwoordigers waardeerden de aanpak en gaven het advies om
het doel niet alleen langs de bestuurlijke route na te streven (de ‘binnenwereld’),
maar ook langs politieke kanalen en via de bevolking. Hoewel het om
andersoortige doelen ging, is de wijze waarop politiek en bevolking betrokken
zijn bij bijvoorbeeld de windturbines langs de A16 of bij het Proefcasusproces
rond Eindhoven Airport qua methode een voorbeeld.
Milieudefensie
zal de SOK ondersteunen.
Petitie rond Waalre-noord gestopt Nu de bedreiging verdwenen lijkt, kan de petitie voor behoud van de natuur in Waalre-noord stoppen.
De
ondertekenaars zullen een nette mail krijgen, waarin een en ander wordt
meegedeeld en uitgelegd.
Milieudefensie Eindhoven heeft ingespeeld op een recent voorstel van Groen Links en de SP in de Tweede Kamer. In hun Nationale Bomenplan (goed werkstuk) stellen ze o.a. voor om in Nederland één boom per inwoner te planten. Milieudefensie Eindhoven heeft dit idee opgepikt voor het MRE-gebied (Metropool Regio Eindhoven), een samenwerkingsverband van 21 gemeenten. Hieronder is de tekst van de brief afgedrukt.
Aan de MetropoolRegio Eindhoven Aan de gemeenteraden en Colleges van B&W binnen het MRE-gebied
bomen, al dan niet verenigd in een bos, hebben belangrijke functies in onze samenleving. Ze leveren verblijfswaarde, waardevolle producten en (uit de resten) energie, zuiveren de lucht en zorgen biodiversiteit, klimaatopslag en klimaatmitigatie.
Dat zijn er
dus 17 miljoen. In het plan wordt dit vertaald in 100.000 hectare nieuw bos en
20.000 hectare nieuwe landschapselementen.
Dit idee past in een trend. Al in 2016 is het Actieplan Bos en Hout bestuurlijk goedgekeurd. Daarin wordt voorgesteld om het Nederlandse bosareaal met een kwart uit te breiden. Dat komt neer op ca 90.000 hectare. Van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer is bekend, dat ze hun bosareaal willen uitbreiden. In het Bestuursakkoord van de provincie Noord-Brabant wordt de intentie uitgesproken om tot 2030 13.000 hectare bos aan Brabant toe te voegen, waarvan 2500 hectare in deze bestuursperiode.
De Metropool Regio Eindhoven telt 750.000 inwoners, verspreid over 145.800 hectare. Als men de lijn volgt van het Nationaal Bomenplan, zouden er in het MRE-gebied dus 750.000 bomen bijgeplant moeten worden. Bij de bomendichtheid uit het Nationaal Bomenplan (te weten 140 bomen/hectare , de landschapselementen meegeteld) zou dit neerkomen op ruim 5300 hectare nieuw aan te leggen bos en landschapselementen. Uiteraard komen andere boomdichtheden op een ander aantal hectare uit. De gemiddelde boomdichtheid in Nederland is groter dan de 140 uit het Nationaal Bomenplan.
Milieudefensie
vraagt de gemeenteraden en de bestuurders binnen het MRE-gebied om zich sterk
te maken voor een vergroting van het bosareaal in het MRE-gebied, en daartoe in
onderling overleg beleid en uitvoeringsprogramma ’s te ontwerpen.
Al eerder is
in de provincie besloten om de Ecologische Hoofdstructuur (tegenwoordig Natuur
Netwerk Brabant, NNB) af te maken. Hiervoor is in het Groenontwikkelfonds geld
gereserveerd, zie www.groenontwikkelfondsbrabant.nl .
Die NNB omvat meer natuur dan alleen maar bos. Milieudefensie ziet dit voorstel
om nieuw bos aan te planten als aanvullend op het afmaken van de NNB waar dit
niet over bos gaat, en als implementatie van de NNB waar dit wel over bos gaat.
Ook
gemeenten hebben bestaande ecologische ambities. Hier hanteert Milieudefensie
dezelfde denklijn.
Omdat de ene gemeente zich beter leent voor nieuwe bomen dan de andere gemeente, vraagt Milieudefensie de gemeenten in overleg te gaan en de gevraagde uitbreiding van het bosareaal als een gezamenlijke taak te zien.
Milieudefensie
gaat hierover graag in gesprek met politieke instanties en milieuorganisaties.
Met
vriendelijke groeten,
namens Milieudefensie
Bernard Gerard (secretaris)
Hulstbosakker 21
5625VR Eindhoven
bjmgerard@gmail.com
dat Eindhoven Airport cq Defensie geen Natuurvergunning hebben
dat het vigerende Luchthavenbesluit van 2014 is (en de MER van 2012); na de inwerkingtreding van de Natura2000-wetgeving dd 7 dec 2004, maar vóór de PAS
dat in de MER bij het Luchthavenbesluit een passende Natuurbeoordeling is gemaakt, erop uitdraaiend dat er een beperkte toename van de stikstofdepositie is op Natura2000-gebieden nabij het vliegveld, maar dat dat de instandhoudingsdoelen niet aantast
dat de minister van Landbouw etc over het handhavingsverzoek gaat
Ik waag mij op dit moment niet aan een oordeel, en wacht af hoe de zaken verder lopen.
Hieronder het eerste verhaal over het handhavingsverzoek van Vollenbroek.
De eis De milieuactiegroep Mobilisation for the Environment (MOB) heeft bij het ministerie van I&W en van LNV een verzoek tot handhaving ingediend van overtreding van de stikstofregelgeving. Er was al eerder een verzoek tot handhaving ingediend betreffende Schiphol, maar nu zijn daar de vijf regionale luchthavens aan toegevoegd. De tekst van het handhavingsverzoek is te vinden op http://mobilisation.nl/nl/ .
MOB-voorzitter
Johan Vollenbroek (bekend van de PAS-zaak bij de Raad van State) stelt dat de
luchthavens niet over een vergunning ex de Wet natuurbeheer beschikken en dat
dat wel moet. Daarom eist hij concreet dat het aantal vliegbewegingen op
Eindhoven Airport teruggebracht wordt tot het aantal, zoals dat bestond ten
tijde van de datum die de Raad van State als referentiedatum geeft, namelijk 7
december 2004. Mogelijk zelfs tot de datum 07 juni 1994, maar dat maakt voor
Eindhoven Airport weinig verschil want de grote groei van het aantal civiele
vliegbewegingen op het Eindhovense vliegveld dateert pas van na 2010.
Vollenbroek
baseert zich op de stikstofdepositie, die vliegtuigen op nabijgelegen
Natura2000- gebieden veroorzaken, en die (ongeacht hun omvang) de bestaande
overschrijding nog groter maken. Verder noemt hij de door vliegtuigen
veroorzaakte luchtvervuiling.
Overzichtskaart PAS-gebieden 2017
Reactie BVM2 Bestuursleden van BVM2 hebben contact gehad met Vollenbroek. De genoemde actie echter is een zelfstandig besluit van MOB.
Het bestuur van BVM2 heeft al eerder aandacht besteed aan de stikstofdepositie op Natura2000-gebieden rond het vliegveld. Dit ten tijde van de MER bij het Luchthavenbesluit 2014 (toen de PAS-regeling nog niet bestond). In deze MER stond een passage over stikstof. En eveneens in 2018, toen BVM2 zich voorbereidde op het aflopen van de Medegebruiksvergunning dd 31 december 2019. Toen bestond de PAS al/nog wel en diende als manusje van alles-antwoord op stikstofvragen. In beide gevallen kon het bestuur van BVM2 er juridisch niets mee afdwingen. BVM2-bestuurder Willemieke Arts heeft er (namens de SP vragen over gesteld in Provinciale Staten. Ook hier leidde het antwoord niet tot een vinger achter het probleem (zie www.bjmgerard.nl/?p=1287 )
BVM2 adviseert
MOB om in elk geval alsnog ook het Ministerie van Defensie aan te schrijven,
want dat is bevoegd gezag op vliegbasis Eindhoven. De vliegbasis Eindhoven is
het vliegveld cq de inrichting, Eindhoven Airport is niet meer dan een civiele
onderneming die diensten verleent aan luchtvaartmaatschappijen.
Vooralsnog lijkt het er op, dat Vollenbroeks in zijn argumentatie, waar hij zich baseert op de stikstofdepositie op Natura2000-gebieden, op zijn minst een punt heeft als er inderdaad geen vergunning ex de Wet natuurbeheer zou bestaan. De luchtvervuilingsargumenten lijken als juridisch dwingend argument minder sterk, omdat er of geen norm bestaat (ultrafijn stof en roet), of dat een wel bestaande norm niet overschreden wordt.
De eis van
Vollenbroek roept, hoe dan ook, interessante juridische vragen op.
Vollenbroek is van huis uit natuurwetenschapper en een gevreesde jurist. BVM2 zal met interesse het verdere verloop van de gebeurtenissen volgen.
Parkeergarage P5
In een andere rechtsgang dan het handhavingsverzoek van Vollenbroek heeft het bureau ‘Het Groene Schild’ uit Wageningen bezwaar tegen de bouw van de nieuwe parkeergarage P5, die een heel groot gevaarte zou moeten worden voor minstens 4200 auto’s, die in de plaats komt van de huidige onoverdekte P5. (Let wel dat dit niet de ingestorte en heropgebouwde garage is, maar alweer de volgende parkeergarage). Het Groene Schild (bij monde van Ir Ton van Hoof) treedt op namens een aantal clienten, waarvan de BOW en de BMF bij ons bekend zijn, alsmede namens Vollenbroek van MOB, inmiddels ook niet meer onbekend. Voor een ED-artikel zie www.ed.nl/airport/eindhoven-airport-wil-enorme-nieuwe-parkeertoren-met-tien-verdiepingen~a47cd8cb/ .
In een zienswijze verzoekt hij de gemeenteraad van Eindhoven om het bestemmingsplan, dat ten grondslag ligt aan parkeergarage P5, niet vast te stellen.
Van Hoof volgt de redenering van Vollenbroek dat het vliegverkeer, voor zover dat in aantal boven het in dec 2004 bestaande aantal vliegbewegingen uitkomt (ergens rond de 18000), illegaal is. Parkeergarage P5 wordt dus, in zijn visie, beargumenteerd met een noodzaak die uit een illegale grondslag voortvloeit, en zou dus niet in een bestemmingsplan vergund mogen worden. Daarnaast heeft hij bezwaar tegen de ruimtelijke verantwoording van het plan, en tegen het gegeven dat de in de doorrekening van bureau Tauw (niet zijnde een MER) uitgegaan is van 4500 auto’s, welk aantal in het concept-bestemmingsplan niet terug keert.
Evenals Vollenbroek stelt van Hoof, dat het sterk gegroeide aantal vluchten tot een sterk gegroeid stikstofdepositie op Natura2000-gebieden geleid moet hebben. Dit onderbouwt hij niet. De minister zegt dat de depositie niet sterk gegroeid is (dat blijkt inderdaad uit het MER). Het verschil van inzicht wordt voor een (groot?) deel veroorzaakt door wat men meetelt. Vollenbroek (en Van Hoof) gaan uit van alle stikstof, die tijdens de vlucht geëmitteerd wordt, terwijl het gangbare rekenmodel alleen de stikstof meeneemt die onder de 3000 voet (ruim 900m) geëmitteerd wordt.
Merkwaardig genoeg baseert Van Hoof zich niet op de toename van het aantal autobewegingen op de grond als gevolg van P5. Deze toename is een nieuw feit (anders dan de principiële discussie of er in het verleden een Natuurvergunning had moeten zijn). Het is zeer wel denkbaar dat dit groeiende aantal auto’s (welke auto’s nog steeds onder de 900m hoogte rijden) extra stikstof deponeert die reden kan zijn om de stikstofwetgeving van toepassing te verklaren op dezelfde wijze als dat bij talloze andere projecten gebeurt. Bij de vliegbewegingen is deze mogeljkheid niet aanwezig, aangezien Eindhoven Airport voorlopig niet van plan is om te groeien.
De termijn voor het indienen van een zienswijze is inmiddels voorbij.
De aanleiding De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft in 2018 zorgen geuit over de bronnen, die gebruikt worden voor de bereiding van drinkwater (dus niet over het drinkwater zelf). De VEWIN (VEreniging van Waterleidingbedrijven In Nederland) vroeg KWR Water om steun. KWR Water is als het ware het wetenschappelijk bureau van de waterleidingbedrijven. Het is een zelfstandige onderneming, waarvan de waterleidingbedrijven aandeelhouder zijn. Zie www.kwrwater.nl .
Op
themabasis is al veel bekend over
diverse bedreigingen (dus bodemverontreiniging of medicijnresten). De behoefte
was om alle bestaande kennis bijeen te zetten vanuit het centrale perspectief
van de drinkwatervoorziening. Dat werd het rapport “De kwaliteit van bronnen
van drinkwater in Nederland” (augustus 2019).
Zoals de
naam zegt, gaat de studie alleen over de kwaliteit van het water en niet over
de kwantiteit. Daaraan zijn ook interessante vragen verbonden, maar dat is voor
een andere gelegenheid.
De
algemene boodschap is dat het drinkwater goed is, maar dat om diverse redenen
de kwaliteit van het ‘ruwe’ water dat als bron gebruikt wordt verslechtert, en
dat het daarom steeds moeilijker (en duurder) wordt om goed drinkwater te
maken.
Ongeveer
40% van het Nederlandse kraanwater (500 miljoen m3/jaar komt uit oppervlaktewater, ongeveer 55%
uit grondwater, en ongeveer 5% uit oevergrondwater. Die percentages lopen per
provincie sterk uiteen.
Vanwege de focus van deze site behandel ik vooral de situatie in Brabant. Jaarlijks voorziet Brabant Water zo’n 2,4 miljoen inwoners en bedrijven van 190 miljoen m3 water. Dat komt allemaal uit de grond. Tot nu toe kan het grondwater met betrekkelijk weinig zuivering tot kraanwater worden omgebouwd. Veiligheidshalve worden daarom aan grondwater vóór zuivering (‘ruw water’) dezelfde concentratiegrenzen geëist als aan drinkwater na zuivering (‘rein water’). Het ideaalbeeld is dat er überhaupt geen zuivering nodig zou moeten zijn. Alleen t.b.v. industriepark Moerdijk wordt er water geproduceerd uit een oppervlaktewaterinlaatpunt in De Biesbosch.
Er is ook een inlaatpunt van oppervlaktewater op de Afgedamde Maas, op de grens van Brabant en Gelderland, bij Poederoyen, maar dat exporteert zijn water naar waterbedrijf Dunea. Zie www.bjmgerard.nl/?p=2781 . Dit telt voor Brabant niet mee. Dit inlaatpunt lag er begin 2017 bijna drie maand uit omdat er het bestrijdingsmiddel dimethoaat uit de Gelderse tuinbouw in de Afgedamde Maas gelopen was. Het illustreert het probleem.
Waterwingebieden zijn zwaar beschermd. Er mag niets wat gevaar oplevert (bijv. bestrijdingsmiddelen). Daarom heen liggen grondwaterbeschermingsgebieden waar een iets soepeler regime geldt, en gebieden waar niet geboord mag worden. www.infomil.nl/onderwerpen/lucht-water/handboek-water/thema-s/grondwater/achtergrond/ geeft meer informatie over wat er wel en niet mag. Via deze site is onderstaande Brabantse drinkwaterkaart te vinden.
De drinkwaterkaart van de provincie Noord-Brabant
Behandeld
wordt de invloed van de thema’s:
Nitraat
Bestrijdingsmiddelen
Verzilting
(voor Brabant nauwelijks relevant, dus weggelaten)
Bodemverontreiniging
Medicijnresten
Opkomende
stoffen
Overige
nieuwe bedreigingen
Nitraat Er zijn veel nitraatbronnen, waarvan in Brabant de landbouw de belangrijkste binnenlandse producent is. Voor zover mest de oorzaak is, komt het fosfaat vooral in het oppervlaktewater terecht en het nitraat in het grondwater. Bij de bereiding van drinkwater is fosfaat relatief eenvoudig te verwijderen. Hierboven de nitraatconcentraties in grondwater door de jaren heen. Voor Brabant zijn relevant de zandlijn en de kleilijn. Het beleid heeft geresulteerd in een daling tot 2012, waarna weer een lichte stijging optrad. De lijn van 50mg/liter is de norm.
De grafiek
is gemiddeld, hetgeen betekent dat er onvermijdelijk een aantal putten boven de
norm zitten. Beperkt men zich daarbij tot kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden,
dan geeft dat dit beeld:
Als er
pyriet in de grond zit, kan teveel nitraat ook leiden tot teveel nikkel en
sulfaat en te hard water. Dit is al eens gemeten. Er kunnen ook andere zware
metalen vrijkomen, maar die zijn minder mobiel in de grond en tonen zich nu nog
niet zichtbaar in het grondwater.
In 2017 zijn
er bestuurlijke afspraken gemaakt om in het nu lopende Zesde Actieprogramma
Nitraatrichtlijn de 34 meest kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden onder de
norm te krijgen.
Bestrijdingsmiddelen Als maatlat worden zowel voor grondwater als voor oppervlaktewater gehanteerd de signaleringswaarden uit het Protocol voor monitoring en toetsing van drinkwaterbronnen = de normen van het Drinkwaterbesluit = idem van de Grondwaterrichtlijn. Te weten:
Werkzame
stoffen van bestrijdingsmiddelen mogen aanwezig zijn < 0.1 µgr/liter (bijvoorbeeld glyfosaat)
Hun
afbraakproducten (‘metabolieten’), indien (door het RIVM) erkend giftig voor
mensen, mogen aanwezig zijn < 0.1 µgr/liter
Hun
afbraakproducten (‘metabolieten’), indien (door het RIVM) erkend niet (erg)
giftig voor mensen, mogen aanwezig zijn < 1 µgr/liter (bijvoorbeeld de metaboliet
AMPA van glyfosaat)
De
som van alle werkzame stoffen van bestrijdingsmiddelen (voor zover
detecteerbaar) mogen aanwezig zijn < 0.5 µgr/liter
Uit werk van
Van Loon (2019) blijkt dat over de periode 2010-2014 in 77 van de 99 freatische
grondwateronttrekkingsputten minstens één maal sporen van
bestrijdingsmiddelen of hun metaboliet te vinden was (‘freatisch’ betekent dat
de grondlaag niet afgedekt is met een beschermende kleilaag). De helft daarvan
zat boven de signaleringswaarde.
Ook in winputten die onder een beschermende kleilaag actief zijn, worden in 19%
van de gevallen dezelfde sporen aangetroffen (waarvan de helft boven de
signaleringswaarde.
Dit is dus in de putten. In
waarnemingsputten nabij de onttrekkingsputten is een vergelijkbaar beeld
te vinden.
De putten van het provinciale meetnet ondersteunen dit beeld.
Oppervlaktewatermetingen geven een vergelijkbaar
beeld als bij grondwater.
In 2018 vonden Bannink en Van der Ploeg dat 14 bestrijdingsmiddelen, biociden
of hun afbraakproducten in de Maas boven de streefwaarde van 0.1 µgr/liter uitkwamen.
Het
onderzoek van Van Loon (2019) komt op onderstaande figuur uit.
Voor het oppervlaktewater, bestemd voor drinkwater, is in de Tweede Nota Duurzame Gewasbescherming (2013-20230) afgesproken dat het aantal overschrijdingen in 2018 50% lager is dan het aantal in 2013, en idem in 2023 95% lager. Het PBL heeft dit geëvalueerd. Er is het een en ander verbeterd, maar de telers blijven evenveel chemische middelen gebruiken. Het tussendoel-2018 is allesbehalve gehaald: gemiddeld 25,7 overtredingen over 2011-2013 en 28,7 over 2015-2017 .
Voor het grondwater
bevat genoemde Nota geen aanbeveling, behalve een algemeen beroep op de
Kaderrichtlijn Water. Verder ziet men hier vooral een taak voor de provincies.
Het PBL noemt de Green Deals Recreatie, Sportvelden en Particulier tot nu toe
weinig effectief.
De minister
van LNV heeft de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 naar de Tweede Kamer
gestuurd. De emissies zouden tot nul moeten verminderen in 2030. Het
bijbehorende Uitvoeringsprogramma moet nog geschreven worden.
Bodemverontreiniging Het meest recente onderzoek, dat van Wuiijts (2014) laat zien dat van 215 winningen nabij ‘oude’ bodemvervuiling er 72 stoffen bevatten die boven ofwel niet ver onder de drinkwaternorm zitten. Van die 72 zijn er 57 grondwaterbronnen en van die 57 zitten er 31 boven de drinkwaternorm. RIVM en KWR zoeken uit of die vervuiling door de plastic wand van waterleidingbuizen heen kunnen dringen.
Het huidige Bodemconvenant loopt in 2020 af. Van de 1383 spoedlocaties waren er inmiddels 473 gesaneerd, 700 in uitvoering, 26 met een uitvoeringsplan na 2020 en 184 zonder uitvoeringsplan na 2020. Bovendien leiden sommige saneringen tot eeuwigdurende verplichtingen. Er is dus na 2020 nog veel te doen. De drinkwaterbedrijven zijn bang dat straks alleen de bodemvervuiling van vóór 1987 onder het overgangsrecht na 2020 van de Omgevingswet gaan vallen, en dat alle andere voor rekening van de veroorzaker komen – welke rekening niet altijd betaald wordt. Daarnaast ontstaan er nieuwe verontreinigingen, zoals met PFAS. De drinkwaterbedrijven willen niet in de steek gelaten worden.
Medicijnresten Naar schatting komen er in Nederland 140 ton voor mensen bestemde medicijnen en voor 30 ton aan Röntgencontrastmiddelen via het riool in het oppervlaktewater. Een onbekende hoeveelheid komt via lekkende riolen, afvalstorten en infiltrerend oppervlakteater in het grondwater terecht. Ter Laak et al. (2010) schatten in dat 70% van de gecomsumeerde medicijnen in het milieu terecht komt, waaronder het grond- en oppervlaktewater. Een onbekende hoeveelheid geneesmiddelen voor dieren komt in de grond terecht, o.a. via de mest. Een deel van die onbekende hoeveelheid bestaat uit 200 tot 225 ton antibiotica. Lang niet alle actieve stoffen worden onderzocht. Metabolieten van medicijnen nog minder. Zie www.drinkwaterplatform.nl/medicijnresten-in-water/ .
Het RIVM hanteert een signaleringswaarde (geen wettelijke norm) van 0.1 µgr/liter .
Onderzoekers vinden inderdaad medicijnresten in grond- en oppervlaktewater. In de Maas overschreden in 2017 24 medicijnresten en één dier-antibioticum de signaleringswaarde van 0.1 µgr/liter.
Bij een
meting in het grondwater op 101 soort medicijnresten kwam er in 5% van de
meetmonsters uit provinciale meetputten boven de signaleringswaarde van 0.1 µgr/liter uit. Het gaat met name om fenazon (een pijnstiller
en koortsverlager) en carbamazepine (een anti-epilepticum). ER wordt
aangetekend dat in nogal wat situaties een stof niet in concentraties van 0.1 µgr/liter te meten viel.
Het gebruik
van dier-antibiotica is ca 60% teruggedrongen, het gebruik van humane
antibiotica in mindere mate. Dokters zijn hier al terughoudend mee.
Onder regie
van I&W loopt de Ketenaanpak Medicijnresten uit Water over 2018-2022.
Opkomende stoffen Dat zijn in deze studie stoffen waarover nog te weinig bekend is, en dus nog geen normen bestaan. Dat zijn er heel veel, maar de nadruk wordt gelegd op stoffen die in een industrieel product zitten, of in een industrieel productieproces. Voorbeelden zijn Pyrazool in de Maas, ontsnapt bij Sitech op Chemelot (een tijd lang een groot probleem voor de drinkwaterinlaat) en PFOA (in de volksmond bekend als GenX, maar dat is een fabricagemethode en geen stof). PFOA is een voorbeeld van de familie van de PerFluorAlkylStoffen, die momenteel de bodemsanering in Nederland bijna volledig blokkeren, en die ook in lage doses in Helmond voor problemen gezorgd heeft. Zie www.rivm.nl/genx . Verder bestaan er veel stoffen die pas recent meetbaar zijn geworden, en waarvoor dus nog geen individuele norm is ook al bestaat er voor andere stoffen uit hun groep de waarde 0.1 µgr/liter .
Zowel in de
Maas als in het grondwater worden (soms als verrassing) van dit soort stoffen
aangetroffen, soms in de (van elders geleende) concentratie 0.1 µgr/liter . Gegevens van de EU-databank REACH geven wel wat
aanknopingspunten om het gedrag van opkomende stoffen te beoordelen, maar niet
altijd genoeg.
Geschat wordt dat er ongeveer 1600 ton industriele stoffen
het water ingaat.
In de Delta-aanpak Waterkwaliteit is afgesproken de categorie
‘opkomende stoffen’ georganiseerd aan te pakken met middelen als monitoring,
risico-analyses en bronaanpak.
Overige nieuwe bedreigingen Waar de vorige
categorie ongeveer op de grens zit met de wetgeving, zit de categorie “overige
nieuwe bedreigingen” nog een eind van de wetgeving af. Ze zitten niet in
wettelijke kaders en er is geen reguliere monitoring. Het gaat om stoffen en
processen.
Wagner et al_Microplastics in freshwater ecosystems op Wikipedia. Microplastics in sediments from the rivers Elbe (A), Mosel (B), Neckar (C), and Rhine (D). Note the diverse shapes (filaments, fragments, and spheres) and that not all items are microplastics (e.g., aluminum foil (C) and glass spheres and sand (D), white arrowheads). The white bars represent 1 mm.
In het oppervlaktewater wordt aandacht besteed aan
microplastics, nanomaterialen en microbiële resistentie.
Er wordt veel onderzoek gedaan aan microplastics. Hoeveel is het? Waar komt het vandaan? Hoe gevaarlijk is het? Wat kun je er tegen doen? Vooruitlopend op afgeronde risico-analyses wil de Europese Commissie als preventie een circulaire kunststoffenstrategie (geen plastic tassen en wattenstaafjes meer).
Nanodeeltjes (eigenlijk een synoniem voor UltraFijn stof) worden nog in lage concentraties in het milieu aangetroffen, mede omdat afval-waterzuiveringen er goed mee overweg kunnen. Maar er is veel onbekend, o.a. omdat nanodeeltjes van een materiaal anders kunnen reageren dan hetzelfde materiaal in bulkvorm. Onlangs heeft de Europese Commissie de REACH-richtlijn uitgebreid met nanodeeltjes, maar het kan nog jaren duren voor er voldoende bekend is.
In mest en in bijna alle uitstroom van
rioolwaterzuiveringsinstallaties zitten tussen de antibioticaresten ook “Bijzonder
resistente Micro-Organismen”. De risico’s voor de drinkwatervoorziening worden onderzocht.
In het grondwater wordt aandacht besteed aan gedumpt
drugsafval en ondergrondse mijnbouw en warmte-opslag.
Per kg amfetamine en MDMA komt 20 resp. 7 kg afval vrij. Tops et al. (2018) schatten de productie in Nederland op 610 ton amfetamine en 153 ton MDMA. Dus. Het afval komt ongecontroleerd in het milieu terecht (en de drugs zelf uiteindelijk ook via de riolering) . Het effect op de drinkwatervoorziening is nog een groot vraagteken.
In hoofdlijnen leiden de warmteopslag en de mijnbouw (naar
boven en naar beneden) tot twee soorten risico voor de drinkwatervoorziening.
Er
worden ondoordringbare lagen doorboord die waterpakketten van elkaar scheiden. Vervuiling
kan zich naar diepere lagen verspreiden of zelfs worden aangezogen.
Er
kunnen lekkages optreden, bijvoorbeeld uit WKO-systemen of geothermiebassins. Het
hangt er sterk van af hoe die vormgegeven zijn: bijv. of het WKO-systeem open of
gesloten is (en blijft!). In Brabant bijvoorbeeld liggen al honderden open en
duizenden gesloten WKO-systemen en de registratie waar die liggen laat veel te
wensen over. De SP heeft er in de provincie vragen over gesteld, zie www.bjmgerard.nl/?p=7871 .
De waterleidingbedrijven zijn een beetje zenuwachtig en hun reservelocaties worden minder. Aan de andere kant zit Brabant Water zelf ook in de geothermie. Het is een spanningsveld waar nog veel aandacht moet worden gegeven.
Warmte Koude Opslag (Mark Johnson op Wikipedia)
De reactie van opdrachtgever VEWIN De VEWIN heeft het rapport aan de minister van I&W overhandigd. Dat leidt tot de volgende, bestuurlijk geformuleerde, aanbevelingen:
De
doelen van de Europese Kader Richtlijn Water (KRW) moeten in 2027 gehaald zijn,
maar dat gaat vooralsnog niet lukken. De resterende taak moet worden neergelegd
in de Stroomgebiedbeheerplannen , die elke zes jaar moeten worden vastgesteld
(dus eind 2020). Zo ook het Nationale Waterplan. De VEWIN wil prioriteit voor
de verbetering van de kwaliteit van drinkwaterbronnen, omdat die onder druk
staat.
De
VEWIN verwacht dat de doelen van de KRW in 2027 niet gehaald worden en wil
verlenging van de plancyclus (waarbij die verlenging niet als smoes gebruikt wordt
om door te schuiven). De KRW moet versterkt worden.
De
VEWIN benadrukt de urgentie van de opgave om de kwaliteit van de
drinkwaterbronnen te verbeteren en wel sneller dan nu gebeurt. Dat is
topprioriteit. De VEWIN wil weten waar de minister eind 2019 concreet op inzet.
Ik heb het afgelopen artikel over biomassa en het aandeel hout daarin https://www.bjmgerard.nl/?p=9853 genoemd op Facebook. Je weet van tevoren dat daar commentaar op komt en dat was ook de bedoeling. Ik reageer altijd uiterst zorgvuldig op dit soort bijdragen, omdat ik het als mijn taak zie kennis te verspreiden over milieu- en energiezaken op basis van natuurwetenschappelijke discipline. Ik heb zoveel werk gemaakt van mijn antwoord op onderstaande twee bijdragen op Facebook, dat het loont om daar een apart artikel op deze site van te maken. Ik ben er maar eens goed voor gaan zitten. Heb ik de volgende keer iets om naar te verwijzen.
Ik heb het ingebrachte commentaar als aanleiding gebruikt om nog eens kritisch door de tekst heen te lopen en verbeteringen en aanvullingen aan te brengen. Tevens heb ik nog een achtste gedachtenfout besproken.
Houtpellets
Bernard Gerard (oorspronkelijke Facebooktekst) Er lopen discussies, soms emotioneel, over biomassa-inzet, die vervolgens gelijk gesteld wordt aan houtstook, die weer geassocieerd wordt met bomen die uit de grond gerukt worden en rechtstreeks de versnipperaar in gaan. Dat is grotendeels onzin, mede in de wereld geholpen door onkunde van Zembla en Arjen Lubach. Het verschijnen van het Jaarverslag 2018 over de inzet van houtige biomassa van het Platform Bioenergie (PBE) gaf de gelegenheid om, met cijfers onderbouwd, te kijken wat er nou echt waar was. De conclusie: de meeste biomassa is geen hout, nagenoeg alle snipperhout voor professionele inrichtingen is residuhout, en nagenoeg alle materiaal komt uit Europa (meest uit Nederland). Er bestaat geen principiele reden om tegen het stoken van hout voor energiedoeleinden te zijn. Zie www.bjmgerard.nl/?p=9853 .
Een lezer geeft aan dat een van de redenen om tegen het stoken van hout te zijn is de CO2 die vrijkomt.
Bernard Gerard (reactie) Integendeel. De clou is dat die CO2 ook weer opgenomen wordt. Als je maar over een tijd kijkt die lang genoeg is, is de verbranding van hout bijna CO2-neutraal.
De lezer vraagt zich af hoe lang duurt het dan voordat die CO2 weer is opgenomen.
Meneer G (een andere lezer): Hout is per definitie CO2 neutraal. De koolstof uit de lucht zit in het hout. Het gaat om het verschil in snelheid. Stook maar een avondje kachel warm en bereken hoe lang je moet wachten voordat het is aangegroeid. Als CO2 compensatie bv vanuit vliegen plaatsvindt dan is dat een oppervlakteclaim voor de eeuwigheid. Immers voor jouw vlucht laat je ergens een boom groeien, die weer dood gaat (CO2 komt vrij) Dus nieuwe boom planten etc etc
Bernard Gerard (reactie) In de argumentatie van beide lezers komen dezelfde principiele gedachtenfouten terug, die je in deze discussie altijd ziet. Ik zie het als mijn taak om deze te bestrijden.
De eerste gedachtenfout is dat biomassa altijd gelijk wordt gesteld aan houtstook. Mijn verhaal begon met de eerste vraag of die gedachte terecht is en het antwoord is simpelweg ‘nee’ . Veel bioenergie komt niet uit hout. In dit concrete geval is te begrijpen dat de de lezers biomassa verengen tot hout, omdat het Platform Bio-energie een publicatie uitgebracht heeft (welke basis van deze discussie is) die over het hout-deel van hun bezigheden gaat. Vervolgens heb ik die zelf in het grotere kader van bio-energie in het algemeen gezet.
Desalniettemin wordt deze gedachtenfout veel gemaakt.
Herkomst houtige biomassa (PBE)
De tweede gedachtenfout is dat men bomen kapt met als hoofddoel om ze geheel op te stoken. Dat is een populaire beeldvorming, oa in de wereld gebracht door Zembla en Lubach, maar het is, op zijn minst in de PBE-werkelijkheid, in genen dele het geval. Het PBE geeft nauwkeurig aan waar hun hout vandaan komt, en dat is bijna uitsluitend afvalhout. Ze geven de herkomst aan. Hout wordt als regel op de eerste plaats voor andere doelen gebruikt als voor verbranding, nl voor zaken als timmerhout, papier, en vergelijkbare klassieke doelen. De restanten daarvan (bijvoorbeeld via de omweg van de rioolwaterzuiveringsinstallaties), samen met de restanten van beheersmaatregelen, leveren de bulk van de energie. De zwakke plek in het PBE-verhaal is dat slechts de helft van dit hout gecertificeerd is. De vraag is of er voor alle afvalhout überhaupt een certificering bestaat (gecertificeerd houtachtig materiaal uit de waterzuivering? gecertificeerd afvalhout van de triplexindustrie?). Om een voorbeeld te noemen: veruit de grootste bron van duurzame energie in Schijndel is de verbranding van restanten van de houtverwerkingsfabriek (waarvan dus de hoofdbezigheid is om timmerhout te gebruiken).
De koolstofopslag in een gekapt en herplant bos (via Junginger). De bruine lijn is het aanvankelijke koolstofverlies en de paarse lijn is wat je vervolgens weer vastlegt. Die lijn loopt zeer lang door als je koolstof (in de vorm van hout) uit een bos haalt en voor een langlopend doel gebruikt.
De derde gedachtenfout is dat mensen geneigd zijn hun eigen persoonlijke ontwikkelingsgang tot maat der dingen te verklaren. Het probleem bestond in hun beleving eerst niet, tot het subjectieve individu erover begon na te denken, en vanaf dat moment wordt ineens alles een ingreep (die tot dan toe in de beleving van de persoon in kwestie niet plaatsvond). Maar de herbebossing van Europa loopt al minstens een eeuw. Er heeft zich een soort balans ingesteld tussen kap en bevordering, waardoor de hoeveelheid bos in Europa al een eeuw groeit. Zie www.bjmgerard.nl/?p=8899 en link eens door naar het verhaal over het Leenderbos (zie www.bjmgerard.nl/?p=6753 ). Ongeveer 120 jaar na de start van dit proces betreden de twee lezers (en vele anderen) het slagveld en vinden dat vanaf dat moment ineens de kap een probleem is en niet meer mag. Een langlopend proces wordt opgehangen aan een willekeurig subjectief beginmoment dat niet aan het objectieve begin ligt. Zie ook www.bjmgerard.nl/?p=972 .
Gedachtenfout vier is dat in de bijdrage de twee lezers het cruciale woord ‘bosbeheer’ ontbreekt. Er is goed en slecht bosbeheer. Het Europese bosbeheer is en was grosso modo in deze en de afgelopen eeuw goed, en in het tropisch regenwoud is het vaak slecht. Die moeten niet met elkaar verward worden. Boosheid over de een is niet per definitie op zijn plaats bij de ander. Je kunt overigens geen bos beheren, en ook geen nieuw bos aanleggen, zonder te kappen. Er moet gesnoeid worden, uitgedund, bomen worden ziek, ze waaien om enz. Tegelijk weet je ook dat een bos slechts beperkt biomassa kan opleveren. Als een boom gemiddeld 100 jaar oud wordt, kun je dus elk jaar in principe maar hooguit 1% kappen en gebruiken (dat doet bijvoorbeeld Staatsbosbeheer). Als ik het dus over kap heb, bedoel ik in dit soort evenwichtscondities of beter. Een ouderwetse uitdrukking, die in dit verband op zijn plaats is, is dat je het bos moet beheren als een rentmeester. Het brengt jaarlijks op en er is niets op tegen om die opbrengst in te boeken. Andersom geformuleerd betekent het rentmeesterschap dat je geen willekeurige targets kunt verbinden aan biomassa resp. hout. Je kunt bijvoorbeeld niet a priori eisen dat houtstook kolen geheel moet vervangen. De limiet is het aanbod van wat je op verantwoorde wijze aan biomassa/hout op de been kunt brengen. Die limiet is groter dan nul en niet onaanzienlijk, maar niet oneindig. Die limiet is overigens voor alle andere vormen van duurzame energie ook niet oneindig.
(Natura2000 – gebieden in Brabant)
Gedachtenfout vijf is dat men denkt dat alle bos per definitie hoogwaardige natuur is (wat niet zo is – er is bos in alle soorten en maten en een deel daarvan is productiebos). En men denkt dat alle niet-bos geen hoogwaardige natuur is. Dat is een gevaarlijke misvatting. Nederland is gebonden aan de Europese Natura2000 – eisen. Die specificeren een groot aantal biotopen die allemaal vooruit moeten gaan en minstens niet achteruit – reden voor de recente PAS-uitspraak van de Raad van State. De Strabrechtse Heide is bijvoorbeeld een Natura2000-biotoop die slechts overeind gehouden kan worden door bomenkap, want anders groeit die heide in no time dicht. Op een moment dat goedbedoelende bomenliefhebbers gaan eisen dat het (al dan niet Natura2000-) bos bevoordeeld wordt ten nadele van het andere Natura2000-gebied, zaagt de natuurliefhebber de tak af waarop hij zit. Hij stelt het Natura2000-beginsel ter discussie. Dit is niet theoretisch, want de belangrijkste reden waarom er in Nederland bomen gekapt worden is voor natuurontwikkeling en -beheer.
Gedachtenfout zes is dat men denkt dat een bos per definitie koolstof vastlegt. Men verwart ‘vasthouden’ en ‘ vastleggen’ . Geen enkele boom heeft het eeuwige leven. Gerekend over zijn hele levenscyclus slaat een boom geen koolstof op: wat er bij de groei opgenomen wordt, komt er bij het rotten weer uit. Een groeiend bos legt koolstof vast en houdt koolstof vast. Een stervend bos geeft koolstof af. Een volwassen bos houdt koolstof vast, maar legt netto geen nieuwe koolstof vast want dan zou die koolstof in hout worden omgezet, en zou het bos groeien – wat een volwassen bos per definitie niet meer doet. Grafisch uitgedrukt betekent dat dat de hoeveelheid koolstof per hectare, uitgezet tegen de leeftijd van het ongestoorde bos, afvlakt tot horizontaal en daarna daalt. De enige manier om koolstof (in principe) ongelimiteerd vast te leggen in de vorm van hout, is om planmatig te kappen en het hout te gebruiken voor doelen die langer meegaan dan een individuele boom. Ik ben bijvoorbeeld voor een revival van de houtbouw. Zie www.bjmgerard.nl/?p=5576 . Ik las met interesse dat de gemeente Eindhoven hiermee bezig zou willen gaan.
De Chinese Sakyamuni Pagode uit 1056, geheel van hout
Ik ben in principe voor het aanleggen van nieuw bos, als dat bos gerealiseerd wordt op wat nu geen natuurgebied is (bijvoorbeeld landbouwgrond), en zolang men realistische verwachtingen heeft over wat er mee bereikt kan worden. Strategisch gezien biedt extra nieuw bos uitstel en geen eindoplossing.
Maar op die landbouwgrond kan ook een zonnepark gerealiseerd worden en daar ben ik ook helemaal voor. De goede doelen concurreren vaak met elkaar. Een bos slaat tijdelijk koolstof op en is soms goed voor de biodiversiteit en de recreatie, een zonnepark bespaart structureel veel meer koolstof en is soms slecht en soms goed voor de biodiversiteit (zie https://www.bjmgerard.nl/?p=9231 ). Er is geen standaard antwoord wat dan de juiste keuze is. Dat vraagt om degelijke, situatiegeboden analyse zonder een overdaad aan emotie.
Gedachtenfout zeven is de eindeloos rondzingende gedachte dat hout per kilo minder opbrengt dan kolen, en dus alleen daarom al niet deugt. Op zich is juist dat hout een lagere verbrandingswarmte heeft. Kolen brengen ongeveer 40MJ/kg op en ovendroog hout ongeveer 16MJ/kg. Het argument is echter irrelevant. Je dimensioneert de centrale op de gewenste output en het haalbare rendement. Dat betekent een bepaalde input. Uiteindelijk betekent het genoemde verschil niet anders dan dat je voor elke treinwagon met kolen drie treinwagons houtsnippers nodig hebt. Het scheelt iets in de energetische transportkosten, maar ten opzichte van dat wat getransporteerd wordt is dat erg weinig.
Tenslotte (gedachtenfout acht) zie je iedere keer de macrotrend dat mensen (ook natuurliefhebbers, milieumensen en linkse politici) in abstracto voor duurzame energie zijn, maar in concreto tegen. Men is voor duurzame energie maar tegen windmolens, idem tegen zonneparken, idem tegen biomassa enz. Maar je hebt helemaal geen keus. Heleen de Coninck van het IPCC zei dat onlangs klip en klaar op het Groen Links-congres over biomassa (zie www.bjmgerard.nl/?p=9445 ) : het is èn èn èn en niet òf òf òf. Je hebt alles nodig, ook biomassa. En vervolgens presenteerde ze sheets over BECCS, BioEnergy and Carbon Capture and Storage, een methode om tot negatieve CO2 – emissies te komen. Feitelijk is houtbouw een vorm van BECCS.
Kortom: niet meteen emotioneel reageren, maar ook even analyseren.
Heleen de Coninck (IPcc) op de Groen Links-conferentie over biomassa
TOEVOEGING DD 21 JULI 2019 De discussie ging nog een tijd verder en er werd een YouTube-filmpje in de strijd gegooid, waarin een grijparm halve boomstammen in de shredder mikte. Dat moest toch wel voldoende bewijs zijn?
Nee. De beelden zijn inderdaad suggestief en ik kan me voorstellen dat mensen zich op basis hiervan een oordeel vormen, maar verdere analyse ondergraaft dit oordeel.
Het filmpje komt van de site http://Www.ecopower.be . Ecopower is een Belgische coöperatie, gevestigd in Ham, met 50.000 coöperanten. Ze doen in zon en wind en in een kleine waterkrachtcentrale, en hebben daarnaast ook een houtpellet en -brikettenfabriek geopend. Je komt in het pelletdeel via de TAB pellets (en idem de briketten). Vanuit dit pelletdeel kom je via de TAB Onze fabriek op het filmpje dat op YouTube rondgaat. In het pelletdeel staat een link naar een apart pellet-dossier. Daar stelt Ecopower dat de onderneming aan hoge duurzaamheidseisen voldoet. Pellets worden gemaakt uit toppen van rondhout, dat niet geschikt is voor meubels of constructies, en uit onbewerkt houtafval uit Belgische zagerijen. De pellets worden gemaakt uit naaldhout van binnen 150km afstand. De bossen worden duurzaam beheerd, hetgeen betekent dat er herplant wordt zodat de aangroei minstens zo groot is als de oogst. Een en ander wordt geborgd door het EN plus A1 – keurmerk van de branche. Ook hierover wordt verdere informatie verstrekt.
Dis allemaal naar eigen zeggen van de onderneming. Maar dat is het gebruikte filmpje ook. Ik vind dat wie het ene deel van deze site als bewijs gebruikt, op zijn minst ook de bewijskracht van het andere deel van dezelfde site moet beschouwen.
Het filmpje biedt geen waterdicht bewijs voor of tegen de bewering dat “er hele bomen de versnipperaar ingaan”. Je ziet een machine in het bos die, op het oog, omgezaagde bomen integraal vastgrijpt. Dan zie je een tijd niks en daarna zie je een grijparm, die boomstamstukken van 3 a 4 meter op een vrachtauto legt (dat kun je zien doordat de opgestapelde boomstamstukken ongeveer 1,3* de breedte van de vrachtauto zijn, en vrachtauto’s mogen in de EU 2,55m breed zijn. ). Tussentijds is er dus aan die bomen gezaagd, maar het is niet te zien met welk doel. Men kan dit kwaadwillend uitleggen als dat de hele boom in stukken de versnipperaar in gaat, of goedwillend dat het zaagbare deel buiten beeld als industrieel rondhout gebruikt is, en (een deel van) het niet zaagbare deel als tophout versnipperd wordt. Het laatste scenario is conform de regels van de klassieke bosbouw). In het eerste scenario gaat Ecopower tegen zijn eigen, geëxpliciteerde regels in, in het laatste scenario niet. Het bedrijf zou er verstandig aan doen dit type uitleg aan zijn bedrijfsfilmje toe te voegen. Voor een deel is deze uitleg te vinden op https://demonitor.kro-ncrv.nl/artikelen/bomen-kappen-voor-bio-energie-doen-we-dat-in-nederland?fbclid=IwAR1J_NjzPANee15hjupy1Sa7jS5EghY7UbYb9YDC8xt4nP3ubZ3t3x4Qm20 .
Er bestaan een aantal gespecificeerde criteria voor zaagbaarheid ten behoeve van industrieel A- of B-hout, bijvoorbeeld hoe recht de stammen zijn, of er veel knoesten in zitten, of ze rot zijn, en of ze minstens een bepaalde diameter hebben. Het enige dat ik meende te kunnen zien dat veel stammen zo dun waren, dat ze onder de grens van de zaagbaarheid vielen. Knoestigheid viel in het filmpje niet waar te nemen, rot ook niet. Het is zeer wel denkbaar dat de grijparm happen nam uit een stapel stamdelen, die afgekeurd waren als A- of B-hout..
Er bestaat goede regelgeving voor de klassieke bosbouw. Nu geloof ik bedrijven niet op hun blauwe ogen. Maar de vraag of er wetgeving bestaat is een andere dan de vraag of die wetgeving wordt nageleefd. Dat geldt voor elk delict. Ik ben er geheel voor dat natuur- en milieuregelgeving gehandhaafd moet worden. Maar in onze rechtspraak wordt aangenomen dat iemand onschuldig is zolang het tegendeel niet bewezen is. Dat geldt ook voor de pelletfabricage door Ecopower.
Boomstammen in het Leenderbos, opgewaardeerd van monotoon productiekosten tot Natura2000-gebied.
Ondertussen leert mij deze discussie dat er behoefte is aan feitelijk materiaal. Hoe is de statistiek? Wanneer heet iets A- of B-hout? Waar wordt nietA- en nietB-hout verder voor gebruikt? Neemt de hoeveelheid bos in Nederland af of toe? Hoe lopen de stromen? Hierover bestaat goed materiaal, o.a via de Stichting Probos. Ik kom hierop terug in een volgend artikel.