De petitie
over de mogelijke komst van een megaparking in het gebied tussen Noord-Waalre
en de A67 trekt de aandacht. Dd zaterdag 29 juni ging de teller over de 1200
ingevulde petitieformulieren. Milieudefensie probeert een afspraak te maken met
B&W van Waalre om de petitie in de week van 8 t/m 12 juli aan te bieden. Tot
kort van tevoren kan de petitie ingevuld worden.
ASML heeft in een groot artikel in het ED zijn positie uiteengezet (zie https://www.ed.nl/valkenswaard-waalre/asml-over-dichtslibbende-wegen-rond-bedrijf-veldhoven-samen-de-oplossing-zoeken~a0d450cb/ ). ASML doet veel aan verduurzaming van de mobiliteit, zegt Teun Wartenbergh, directeur Vastgoed. Samen met de overheid wordt voor 45 tot 50 miljoen geïnvesteerd in parkings op afstand, maar ook in OV en fietsvoorzieningen. Bedoeling is dat in 2020 minder dan de helft van de mensen met de auto naar het werk komt – nu is dat 70%. Maar die ‘minder dan de helft’ is nog altijd goed voor 15000 auto’s (die niet allemaal van ASML zijn, maar ook van andere verkeersaantrekkers op bedrijventerrein De Run). Het is dus ASML cum suis. ASML heeft een lijst van 18 mogelijke locaties voor een parking, zegt Wartenbergh. Daarvan is er nog maar één echt onderzocht, en dat was meteen hommeles. Namelijk die in Waalre. Die zou 2500 tot 5000 auto’s moeten accommoderen, blijkt uit een presentatie aan de gemeenteraad van Waalre. Die niet erg vrolijk werd van de gedachte.
ASML en
Milieudefensie staan niet diametraal tegenover elkaar. Milieudefensie erkent
dat ASML (cum suis) een mobiliteitsprobleem heeft en dat ASML goede dingen
doet, maar vindt dat er nog een schep bovenop moet. Dat is ongetwijfeld
moeilijk, maar de biodiversiteitscrisis en de klimaatcrisis zijn heel urgent.
Als 15000 auto’s nou eens 12000 auto’s kon zijn, scheelt dat al weer één
megaparking.
Milieudefensie heeft ook geen principieel bezwaar tegen het parkeren op afstand-idee, waarna fiets of OV (de ‘hub’). Alleen, nou net die ene hub die onderzocht is, daarvan deugt de locatie niet. Het misverstand zit er misschien in, dat bij Wartenbergh het idee bestaat dat hier sprake is van landbouwgebied (zegt hij in het ED). Maar het is grotendeels geen landbouwgrond, wat een ieder kan zien die er een keer doorheen wandelt of fietst – en dat doen heel veel mensen, al dan niet met hond. In het westen ligt de Dommel, in het midden de nieuw ontwikkelde compensatienatuur, verder naar het oosten gewoon dennenbos en alleen het meest oostelijke deel, tegen het nieuwe fietspas aan over de Dirk van Hornelaan, is akker. Het bestaat niet dat je daar een infrastructuur aanlegt voor duizenden auto’s, met ontsluiting, zonder dat je de natuur raakt.
ASML is er
zelf ook niet gelukkig mee. De PR-mevrouw zei dat ASML (cum suis) niet in
natuurgebied wilde bouwen, maar ondertussen komt het plan daar wel op neer. En
de vastgoedmeneer vindt de locatie om technische redenen niet optimaal en denkt
dat hij in landbouwgebied bezig is, wat niet zo is. Zo zendt ASML
tegenstrijdige signalen uit. Vastgoedmeneer Wartenbergh zegt in het ED dat hij
voorlopig de locatie niet uitsluit.
Misschien
moet ASML eens een bedrijfsuitje naar het gebied organiseren. Eventueel met de
kantoorhonden.
Ik heb een reactie op het artikel in het ED geschreven (zie bijlage), waarin bovenstaand commentaar wat uitgebreider aan de orde komt. Zie:
Ik ben mede-organisator van een actie van onze Eindhovense Milieudefensiegroep tegen de mogelijke komst van een grote parking in het natuurgebied tussen Waalre-Noord en de A67.
De parking zou er moeten komen voor de mondiaal opererende Veldhovense chipmachinefabriek ASML, en voor andere grote verkeersaantrekkers in de omgeving van het Veldhovense bedrijventerrein De Run. ASML groeit als kool. Het wil parkeervoorzieningen voor zo’n 15000 auto’s. In de omgeving liggen ook andere grote verkeersaantrekkers. Het groeiende autoverkeer levert steeds meer problemen op in het gebied. Ze puilen er met zijn allen uit.
ASML zoekt nu naar grote parkeerplaatsen (Hub’s) op afstand met fiets- of pendelmogelijkheden, en heeft daartoe een convenant gesloten met het Rijk, de gemeenten en de provincie. Dat is op zich een begrijpelijke strategie en het convenant bevat inderdaad goede elementen. Maar het brengt het autoverkeer niet ver genoeg terug, waardoor er een serieuze mogelijkheid bestaat dat er een megaparking verschijnt aan de Zuidkant van de A67, bij Waalre, in landelijk gebied nabij het Dommeldal. Het zou gaan om 2500 tot 5000 auto’s, zo bleek uit een presentatie die op 16 mei 2019 gehouden is in het gemeentehuis van Waalre. De stukken zijn te vinden op http://www.waalre.nl/bestuur-en-organisatie/gemeenteraad/vergadering/ef6a590e-843e-40c2-b65a-b9cb4b79f05. ASML benadrukt dat het zoekproces naar locaties nog in volle gang is. Er zijn nog geen besluiten genomen.
In dit kwetsbare gebied nabij het Dommeldal liggen bijzondere natuur- en landschapswaarden, en er is natuurcompensatie gerealiseerd voor natuur die elders moest wijken. Dit gebied maakt deel uit van de Groene Long rond Eindhoven en is cruciaal voor de leefbaarheid van de stedelingen. Er ligt zelfs een gloednieuwe recreatieve infrastructuur. In dezelfde tijd verscheen het biodiversiteitsrapport van de VN met de boodschap dat een miljoen soorten dreigt uit te sterven, vooral omdat de mens de ecosystemen aantast. Het Dommeldallandschap (het Dommeldal zelf en het landelijk gebied erom heen waarmee het ecologisch verbonden is) is zo’n bedreigd ecosysteem.
Redenen genoeg waarom Milieudefensie deze concrete vestigingslocatie afwijst. Daarnaast vindt dat ASML het autoverkeer nog verder moet terugdringen, waardoor er minder parkeerruimte nodig is. Er moeten andere locaties gevonden kunnen worden, bijvoorbeeld op vrijvallende landbouwgrond waarvan de ecologische waarde vaak erg laag is. Maar mogelijk vraagt dat om hogere uitkoopsommen?
De economie en ASML zijn belangrijk. Maar geen topeconomie zonder een top-landschap! Er zijn zaken die belangrijker zijn dan zelfs ASML.
Om de afwijzing een activerende vorm te geven, heeft Milieudefensie een petitie opgezet. Deze is afgestemd met Natuurmonumenten en de Brabantse Milieu Federatie (BMF). Nu het zoekproces nog gaande is, is de kans om de uitkomst te beïnvloeden groter dan wanneer er al een besluit is. De petitie is te vinden op www.petities24.com/geen_mega-parking_van_asml_in_het_dommeldallandschap . Ik roep mijn lezers op om deze petitie te tekenen.
De eisen zijn:
GEEN MEGA-PARKING VAN ASML IN HET DOMMELDALLANDSCHAP EN ANDERE
KWETSBARE LANDSCHAPPEN!
ASML, WERK HARDER AAN DUURZAME MOBILITEIT!
RIJK, PROVINCIE EN GEMEENTEN, PAK VERANTWOORDELIJKHEID VOOR
BIODIVERSITEIT EN KLIMAAT!
Nu doet zich het curieuze feit voor dat ASML de petitie ondertekend heeft met de volgende boodschap: “Ook ASML wil GEEN parkeergarage in een natuurgebied. Dit is een vervelend misverstand dat we graag snel uit de wereld helpen. Ons mobiliteitsplan is gericht op het bevorderen van duurzaam vervoer zoals openbaar vervoer en fiets.”.
Dit vraagt om een reactie, die als een aanvullende tekst aan de petitiesite is toegevoegd.
“Milieudefensie vindt het positief dat ASML de drie eisen ondersteunt . Milieudefensie erkent dat het mobiliteitsplan van ASML goede elementen bevat, zoals OV en fiets. De meningen staan hier niet principieel tegenover elkaar, al vindt Milieudefensie dat het autoverkeer nog verder teruggedrongen moet worden dan ASML wil. Milieudefensie heeft ook geen probleem met de gedachte aan overstap- en pendelparkeerplaatsen als zodanig. Alleen wil Milieudefensie ze niet dicht op het Dommeldal en in het grotere gebied, dat daarmee een ecologische eenheid vormt. Als daar dagelijks 2500 tot 5000 auto’s in- en uit moeten, schaadt dat de biodiversiteit die mondiaal (en ook in Nederland) in crisis is. En het schaadt de natuurbeleving en recreatie van omwonenden.
Op dit moment vindt een zoektocht plaats naar parkeerlocaties. Die kan nog alle kanten op, zowel de goede als de verkeerde. Ook aan de wijze van uitvoering zijn in de gemeenteraad van Waalre mooie, suggestieve plaatjes gewijd, waarvan echter het realiteitsgehalte niet beoordeeld kan worden. Verder is ons niet meteen duidelijk of ASML en Milieudefensie hetzelfde bedoelen met het begrip ‘natuurgebied’.
Daarom zet Milieudefensie de petitie vooralsnog voort.”
Handtekeningen binnenkrijgen Milieudefensie doet er nu veel aan om steun voor de petitie te krijgen. Er zijn een heleboel natuur- en milieu-organisaties aangeschreven en we staan op straat: op zaterdag 08 juni in Winkelcentrum de Bus in Waalre (waar het redelijk liep) en op 09 juni bij het nieuwe Dommelbrugje (aangelegd dd okt. 2018) bij knooppunt De Hogt (waar het goed liep). Veel fietsers, wandelaars, honduitlaters en zo. Jammer dat honden geen email hebben.
SP stelt schriftelijke vragen in Provinciale
Staten
Het Nyrstar-concern
verkeert in financieel zwaar weer. Dat is het moederbedrijf van Nyrstar Budel
BV, in de volksmond de zinkfabriek in Budel.
Het
Nyrstarconcern wordt ‘geholpen’ door een grote mondiale olie- en
metalenhandelaar, de firma Trafigura. Die is bezig om de absolute controle over
Nyrstar te verwerven, of is daar al mee klaar.
Trafigura sleept een staart van schandalen achter zich aan, waarvan de gifdumping in Abidjan (Ivoorkust), vanaf de tanker Probo Koala, in 2006 de beruchtste is. Maar ook corruptie rond het Iraakse Oil-for-Food-programma, de explosie in een bewerkingsfaciliteit voor chemisch afval in Noorwegen, de levering van ‘African quality’-diesel aan Ghana, financieel gerommel in Malta en betrokkenheid bij de lopende Braziliaanse Lavo Jato-corruptieaffaire staan op de track record van Trafigura.
Nyrstar
Budel BV speelt een belangrijke economische rol in de regio. Niet alleen vanwege
de werkgelegenheid, maar bijvoorbeeld ook vanwege de ontwikkeling van Duurzaam
Industriepark Cranendonck (DIC, tegenwoordig Metalot geheten).
De provincie
Noord-Brabant is bevoegd milieugezag voor Nyrstar Budel BV. Op papier verandert
deze relatie niet, maar in praktijk zou er best wel eens verschil kunnen gaan
optreden. Bijvoorbeeld is de vraag of er nog jarosietvrij zink kan worden
geproduceerd en of de nieuwe eigenaar dezelfde plannen met het DIC/Metalot
heeft.
De fractie van de Socialistische Partij in Noord-Brabant heeft vragen gesteld aan het College van GS. De SP-fractie wil weten of het College enig idee heeft van wat de toekomst rond de Budelse zinkfabriek brengt, en of GS hun handhavingsprioriteiten gaan aanpassen. Ook vindt de fractie contact met de gemeente Cranendonck en een gesprek met Nyrstar Budel BV op zijn plaats.
De volledige tekst van de schriftelijke vragen is te vinden op:
Trafigura, a
Swiss corporation, pleaded guilty Thursday in Victoria federal court to selling
oil to two Houston energy companies that it falsely said was obtained through
the now defunct U.N.
Oil-for-Food program, according to a statement from the U.S. Attorney’s Office.
The company
agreed to an $8 million fine, $1.9 million in civil penalties and to forfeit
$9.9 million from a JPMorgan Chase account frozen by the U.S.
Office of Foreign Assets Control.
“The
conviction and sentence imposed in this case sends a message loud and
clear,” U.S. Attorney Don
DeGabrielle said.
Trafigura
pleaded guilty before U.S. District Judge John
Rainey to two counts of entry of goods into the United States by means of
false statements, according to a plea agreement obtained by Assistant U.S.
Attorney Melissa
Annis.
The charges
stem from two transactions with two unnamed Houston energy companies in 2001 in
which it failed to disclose that a subsidiary twice failed to deposit payments
for Iraqi Basrah light crude oil into a U.N. escrow account as required by law.
The U.N.
established the Oil-for-Food program in 1995 to help ease the suffering of the
Iraqi people caused by an economic embargo imposed in 1990.
Under the
program, the proceeds from all sales by the Iraqi
State Oil Marketing Organization were to be deposited in an escrow account
monitored by the United Nations and used to purchase humanitarian goods.
De Scientific American van mei 2018 bevat twee artikelen over volksgezondheid waar je niet vrolijk van wordt. De ene gaat over maatschappelijke ongelijkheid in de VS als directe oorzaak voor het herleven van oude infectieziektes. De andere gaat over de verbreiding van tropische infectieziektes ten gevolge van de klimaatopwarming. In dit artikel voorbeelden uit West-Europa met directe relevantie voor Zuid-Nederland.
Het blauwtongvirus
Het SciAm-artikel bespreekt kort het verhaal van het blauwtongvirus. Ik heb er uit andere bron nog informatie bij gezocht. Zie
Het blauwtongvirus kan herkauwers besmetten en is met name gevaarlijk voor schapen, maar ook koeien en geiten zijn vatbaar. De dieren lijden pijn en gaan soms dood, en de boer lijdt economische schade. Vanwege die schade is de ziekte meldingsplichtig. Niet voor niets hebben de boeren schrik. De website van de Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO) geeft op de zoekterm ‘ blauwtong’ 942 treffers, waarvan de recentste uitnodigt voor informatiebijeenkomsten op 24 en 25 april 2019. Het is een zeer actueel vraagstuk.
De ziekte gaat niet op mensen over.
Het virus wordt normaliter verspreid door vijf soorten mugjes uit het geslacht Culicoides. Dat maakt deel uit van de grotere organisatie-eenheid ‘knutten’, een grote soortengroep van kleine mugjes die in de volksmond ook wel eens ‘ zandvliegjes’ genoemd wordt. Als een mugje bij een aangetast dier boed zuigt, krijgt het wat van het virus binnen. Het virus repliceert zich in het mugje bij temperaturen boven de 15 a 20 graad C. Na enige tijd bevat het mugje voldoende virus om een volgend dier te kunnen besmetten. Ook de eitjes van het mugje zelf zijn besmet.
De verspreiding van het virus is gelijk aan die van de Culicoides. Tot voor kort was dat de tropische regio tussen 40 graad NB en 35 graad ZB. De serotype 8 – variant, die voor de meeste besmettingen in Nederland zorgt, komt uit Afrika ten zuiden van de Sahara. Het temperatuurgebied rukt op naar de polen, en daaarmee de mugjes, en daaree de blauwtong. Inmiddels kan minstens een soort mugje, de Culicoides Imisola, in Nederland, Belgie en Duitsland overwinteren. De soort kan inheems worden.
In 2006 was de eerste grote reeks uitbraken, in West-Europa 2295, waarvan 456 in Nederland. Tot algemene verbazing van de deskundigen pikte een ander soort knutje het virus op en bracht dat tot in Noorwegen. In Europa waren er onder andere besmettingen in Aken, Kerkrade, de Voerstreek, de provincie Luik en in Best (NBrabant). Nog steeds is onduidelijk hoe de knutjes hier voor het eerst terecht kwamen: met geimporteerde dieren, of vliegveld Aken of Beek? Het blijft speculatief. In 2007 waren er minstens 1000 besmettingen, die samen goed waren voor €81 miljoen .
Er bestaat een vaccin tegen het blauwtongvirus, en samen met anti-mugmaatregelen leidde dat ertoe dat Nederland in 2012 ‘ blauwtongvrij’ verklaard werd. Dat bleek dus voorbarig. Dat er een vaccin bestaat, betekent niet automatisch dat het in Nederland commercieel beschikbaar is. Op 27 maart 2019, aldus de LTO, kon Nederland niet over het vaccin beschikken.
Andere muggebonden infectieziektes
In het SciAm-artikel is de blauwtong een bijzaak die goed is voor een alinea. in hoofdzaak gaat het artikel over een ander reislustig virus, het Rift Valley Fever – virus (RVF-virus). Dat is voor het eerst ontdekt in Kenyain 1931. Uitbraken van dit virus beperkten zich normaliter tot Oost- en Zuid-Afrika, maar inmiddels zijn er ook uitbraken geweest in Egypte, Madagascar, Mauritanie, Niger, Saoedi-Arabie en Yemen.
De ziekte verspreidt zich door verschillende soorten muggen, maar ook door contact organen en bloed van besmette dieren (bijv. via een beschadigde huid van werknemers van slachterijen), en door aerosolen. Het is een zoonose: behalve van dier op dier, verspreidt de ziekte zich ook van dier op mens. Besmetting van mens op mens is nog niet aangetoond. Omdat het virus weinig kieskeurig is in zijn dragers, en omdat de temperatuurzones naar het Noorden blijven oprukken, houden de deskundigen de bewegingen van het virus in de gaten. Een uitbraak in 2010 in Zuid-Afrika werd pas onder controle gebracht nadat er 9000 dieren en 25 mensen waren overleden.
Omdat het virus besmettelijk is, en makkelijk in de aerosolvorm te brengen (hele kleine druppeltes of korreltjes), hadden zowel de VS als de voormalige Sowjet-Unie het virus in hun biologische wapens-programma.
Er wordt aan een vaccin gewerkt (o.a. met steun van het Ministerie van Defensie van de VS). Een vaccin dat veilig genoeg is voor mensen, bestaat nog niet. Voor landen, waar het virus niet endemisch is, bestaan niet-ideale vaccins voor dieren, maar die zijn nog niet commercieel beschikbaar. Waar de ziekte wel endemisch is, wordt ueberhaupt nog niet systematisch gevaccineerd. Zie bijvoorbeeld
Het RVF-virus valt niet op zichzelf staand, als een gewone ziekte, te bestrijden. Men kan de ziekte het beste zien als een systeemkenmerk van een ingewikkeld, en deels nog onbekend, ecologisch geheel. Alleen een samenhangende multidisciplinaire aanpak (de One Health – benadering) biedt kansen: waterbeheer, bodem, keuze van de vee-rassen (bijv. Resistentie), gesleep met dieren, armoede. Het klimaat is een factor tussen andere factoren, maar wel een factor die tot grotere geografische verspreiding kan zorgen.
De noodzaak van opslag Wind en zon wisselen
sterk. Er is behoefte aan opslagbuffers in allerlei soorten en maten. Daaraan
wordt veel onderzoek gedaan, o.a. aan de TU/e .
Het kenmerk van alle energieopslag is dat er twee fasen zijn: een energierijke
die kan leveren als er te weinig energie is, en een energiearme die energie op
kan nemen als er teveel energie is. Dit beginsel kan op zeer uiteenlopende
wijze vorm krijgen. Een voorbeeld is het oppompen van water van laag
(energiearm) naar hoog (energierijk).
Dit gaat altijd met verliezen gepaard. Het kost meer energie om het reservoir
te vullen dan er vrijkomt als het reservoir geleegd wordt. De verhouding tussen
beide heet het cyclusrendement.
Ijzerpoeder als energierijke en roest als energiearme fase IJzer brandt uitstekend als het maar heel fijn verdeeld is. Dat poeder is de energierijke fase. De vlam kan 1800°C halen. Op het eind is de energiearme fase bereikt en die heet ijzeroxide, in de volksmond roest. Het systeem is o.a. geschikt om hele hete stoom te maken, iets wat in de industrie vaak gevraagd wordt. Als die roest weer kan worden teruggebracht naar ijzerpoeder, is er een opslagsysteem gecreëerd. En dat kan door er waterstof langs te leiden. En als die waterstof duurzaam is, is de buffer dat ook.
Waterstof Nu is dit gemakkelijker gezegd dan gedaan. Bijna alle waterstof op aarde wordt momenteel gemaakt uit aardgas en is dus niet duurzaam (de huidige waterstofauto’s zijn dat dus misschien ook niet). Duurzame waterstof kan ook gemaakt worden door water te splitsen in waterstof en zuurstof (hydrolyse). Dat is een oude, bekende techniek, die echter nog niet groot genoeg opgeschaald is. Daaraan wordt druk gewerkt, o.a. op de TU/e. Als de hydrolyse plaatsvindt met stroomoverschotten van windturbines en zonneparken, is de ontstane waterstof wel duurzaam. Dat is een gewild goedje: iedereen wil in dezelfde duurzame waterstof-vijver vissen, terwijl die vijver er nog niet is.
Het cyclusrendement is nu ongeveer een kwart (4J zonnestroom wordt ongeveer 1J ijzerpoeder). Dat zegt prof. Deen, die aan het proces meewerkt.
Metalot, Cranendonck en de provincie Noord-Brabant Op 04 februari 2019 maakte de provincie Noord-Brabant bekend dat ze 1,0 miljoen subsidie gaf ten behoeve van een proeffabriek. Die moet uiteindelijk komen op wat vroeger het Duurzaam Industrieterrein Cranendonck (DIC) heette, en nu Metalot (met een knipoog naar Chemelot dat nu zit op de plak van wat vroeger de DSM heette). DIC/Metalot ligt binnen het hek van de zinkfabriek Nyrstar in Budel-Dorplein (onderdeel van de gemeente Cranendonck). Het moet een bescheiden proeffabriek worden van 100kW, die vooral het onderzoek dient.
Het politieke belang De emissie van ammoniak, de opbouw van ammoniak in de atmosfeer, en het neerdalen (‘depositie’) van ammoniak op en in de bodem zijn politiek heftig omstreden onderwerpen. Ze hebben namelijk een direct verband met de veeteelt. Ammoniak komt voor grofweg 85% uit de veeteelt, ongeveer fifty uit de stal en uit het uitrijden van mest. Tegen de emissie vanuit de stal moeten luchtwassers worden ingezet en daar heeft geen enkele boer zin in. Ze kosten kapitalen en vreten stroom. En ze helpen niet bij het uitrijden van mest. Nu het water veel boeren tot de lippen staat, en de ammoniak tot de neusgaten, is er een markt voor twijfelzaaiers en boerenpartijen of anti-milieupartijen als de PVV en het SGP, CU en CDA zijn daar vatbaar voor. Op gezette tijden staan er beroepstwijfelzaaiers op, zoals bijv. Crok en Hanekamp, om met hele, halve en onwaarheden te tetteren dat er geen probleem is en dat de linkse kerk het helemaal verkeerd ziet. En bijna altijd ligt dan het RIVM onder vuur, omdat dat nu eenmaal de instantie is die over dit onderwerp gaat. Ik heb er bij een eerdere gelegenheid al op deze site over geschreven (zie www.bjmgerard.nl/?p=4332 ).
Het gas ammoniak (NH3 ) stinkt en is toxisch. In een stal kan de concentratie hoge waardes bereiken, die schadelijk kunnen zijn voor mens en dier, maar buiten de stal dalen de concentraties zo snel dat in de vrije atmosfeer de concentraties ver onder gezondheidsbedreigende waarden liggen. Het kan wel stinken – men ruikt ammoniak al voor het gevaarlijk wordt. De oplossing van ammoniak in water (dat heet ammonia) wordt in huishoudens gebruikt, maar is niet onschuldig – alleen met enig verstand gebruiken.
Het grootste
probleem is dat ammoniak op en daarna in de grond komt en bijdraagt aan de
verzuring en vermesting van de bodem. In grote delen van Brabant gebeurt dat in
enorme hoeveelheden. Dat tast de natuur aan en daar, waar die Europees
beschermd is (de Natura2000 – gebieden) leidt dat tot juridische problemen.
Vandaar in eerste instantie de luchtwassers.
Iets over de stikstofscheikunde Stikstof heeft een ingewikkelde scheikunde. Er zijn ontelbaar veel verbindingen, maar chemici rangschikken die op basis van een kengetal, de valentie. Daarvan zijn er zeven.
Valentie
-3 .
Daarbij hoort ammoniak en ammonia (NH4+) , en stikstof
die in eiwitten en andere levensmoleculen zit ingebouwd (‘organisch gebonden
stikstof’).
Valentie
0 hoort bij de neutrale stikstof, die als N2-gas 79% van de
aardatmosfeer uitmaakt.
Valentie
+1 hoort bij lachgas (N2O).
Valentie
+2 hoort bij NO, dat ontstaat doordat bij verbrandingsprocessen bij hoge
temperatuur atmosferische stikstof met atmosferische zuurstof reageert
Valentie
+3 hoort bij nitrieten ( NO2–)
Valentie
+4 hoort bij NO2, dat ongeveer ontstaat als NO
Valentie
+5 hoort bij nitraten (NO3–), de meest voorkomende vorm
als er voldoende zuurstof anwezig is. Stikstofkunstmest bevat nitraat.
De atmosfeer
is een ingewikkeld reactievat, waarin de verschillende valentietoestanden in
elkaar kunnen overgaan. Vaak gebeurt dat onder invloed van zonlicht en dus
relatief vaak als er smogomstandigheden heersen. Ammoniak kan in de atmosfeer
met bijvoorbeeld zwaveloxide of stikstofoxiden doorreageren tot er combinaties
ontstaan als ammoniumsulfaat of ammoniumnitraat, die deel uitmaken van het
(ultra)fijn stof.
De bodem is
ook een ingewikkeld reactievat, waarin eveneens de verschillende
valentietoestanden in elkaar kunnen overgaan. Dat kan, afhankelijk van de
omstandigheden, beide kanten op. Vaak gaat dat onder invloed van bacteriën.
Bacteriën oxideren ammonia (het NH4+– ion) tot hetzelfde nitraat
dat met kunstmest ook in de bodem gekomen zou zijn (vandaar ‘vermesten’) . In
dat proces komen waterstofionen vrij die
de bodem ‘verzuren’.
Sommige
regelgeving gaat specifiek over ammoniak (zoals die rond luchtwassers).
Ammoniak wordt gemeten op zes, kwalitatief goede, meetposten van het Landelijk
Meetnet Luchtkwaliteit (LML) en op enkele tientallen. Kwalitatief minder goede,
meetposten van het Meetnet Ammoniak Natuurgebieden (MAN). De goede meters
worden gebruikt om de minder goede te calibreren.
Regelgeving
over de luchtkwaliteit heeft betrekking op NO2 of op een mengsel van
NO en NO2.
Sommige
regelgeving (bijvoorbeeld het Programma Aanpak Stikstof, PAS) gaat over het totaalbedrag aan stikstof,
ongeacht het valentiegetal (maar getalsmatig is dat vooral de nitraatvorm).
Het is dus essentieel
om ammoniak te zien als onderdeel van een groter geheel.
“Ontwikkelingen in emissies en concentraties van ammoniak in Nederland tussen 2005 en 2016” Dit onderzoek van het RIVM kwam uit op 15 januari 2019. Het kan niet los gezien worden van de politieke context en de voorgeschiedenis. De afbeeldingen komen uit dit rapport. Men kan het onderzoek vinden op www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/2018-0163.html . Dit onderzoek gaat dus specifiek over ammoniak.
Hierboven de
sleutelgrafiek. De grilligheid van het weer heeft invloed op de resultaten, en
daarom wordt er gerekend met een vereenvoudigde trendlijn.
Vanwaar het verschil tussen de blauwe
en de groene lijn?
De grafiek roept twee vragen op, waarvan het RIVM er één behandelt: nl waarom
de metingen van de ammoniak door de jaren heen niet de emissies volgen. Waarom
wijkt de groene lijn van de blauwe af?
Het RIVM hanteert het Operationeel Prioritaire Stoffen-model (OPS-model). Normaliter werkt dat goed en volgen de gemeten en berekende
concentraties beide braaf de emissies. Die emissies worden niet gemeten (dat is
onuitvoerbaar) maar worden modelmatig gereconstrueerd.
Er zijn bekende
en onbekende redenen waarom een gedaalde emissie zich niet vertaalt in een navenant
gedaalde concentratie.
De
belangrijkste bekende reden is dat de lucht, vanwege het milieubeleid, minder
stikstofoxides bevat en veel minder zwaveloxides. In het atmosferische
reactievat wordt er daardoor minder ammoniak weggevangen, met als voordeel dat
er minder (ultra)fijn stof wordt gevormd en als nadeel dat er meer ammoniak
overblijft. Bovendien hangt er aan de planten en de bodem ook minder van die
oxides, waardoor droge depositie (als de lucht langs de grond wervelt zonder
regen) trager verloopt – met hetzelfde resultaat.
Verder blijkt er een zwak lange termijn-effect van het weer te zijn en is er een
beetje invloed van een veranderde emissie van verspreiding uit stallen en bij
het uitrijden van mest. Deze bekende effecten worden in het OPS-model gestopt
en leveren in de grafiek de paarse lijn op. Werkend met de vereenvoudigde
trendlijn is daarmee ongeveer driekwart van de afstand tussen blauw en groen
overbrugd.
Blijft een kwart over waarvoor het RIVM zelf geen verklaring weet. Het RIVM gaat daarvoor af op de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM), die al eerder een advies uitgebracht heeft waaruit afgeleid kan worden dat een aantal factoren samen (waaronder het slechter-dan-verwachte functioneren van combi-luchtwassers) goed zijn voor het ontbrekende kwart. De emissies zijn te laag ingeschat, maar dat is nog niet verwerkt in de blauwe lijn. Anders uitgedrukt: in de grafiek moet de blauwe lijn een eind worden opgetild. Resultaat is dat dan de berekende concentratie-trendlijn samenvalt met de gemeten trendlijn.
Maar waarom daalt de emissie al sinds 2013 niet verder? Die vraag beantwoordt het RIVM niet. Mogelijk ziet het dat als de taak van iemand anders (bijvoorbeeld de CDM). Sinds 2013 stijgen de ammoniakemissies en, als de CDM gelijk heeft, is de emissiedaling sinds 2005 nog een stuk kleiner. ‘Stikstofprofessor’ Erisman van de VU meent in De Boerderij van 18 jan 2019 dat de emissiecijfers van ammoniak sinds 2004 een onderschatting van de werkelijkheid zijn, en dat er sindsdien helemaal geen significante afname meer bestaat van de ammoniakemissies uit de landbouw ( www.boerderij.nl/Home/Nieuws/2019/1/Meer-ammoniak-in-schonere-lucht-383139E/ ). Mogelijk wordt elke technische vooruitgang ongedaan gemaakt door navenant meer vee (en blijkt daarna de techniek niet goed te werken…).
Welke stikstof meet men en waarom? Om de luchtkwaliteit te monitoren meet men NO2 . Dat is een goed meetbaar gas dat in zichzelf al een beetje giftig is, maar dat ook een goede indicatie geeft van wat er aan andere gassen nog meer aanwezig is. NO2 heeft een sterk regionale-lokale verkeerscomponent bovenop een diffuse internationale achtergrond.
Ammoniak
meet men omdat dat relatief eenvoudig is, en omdat ammoniak sterk lokaal is.
Ammoniakgas verplaatst zich in de atmosfeer over minder dan 100km. Als men ammoniak
meet, is dat naar alle waarschijnlijkheid emissie van Nederlandse ammoniak, en
wel uit de veeteelt. Het zegt dus iets over het milieugedrag van de veeteelt.
Als het gas vastgelegd is in (ultra))fijne korreltjes ammoniumnitraat of
-sulfaat, en daarmee de NH4+
vorm heeft aangenomen, kan het zich met gemak over meer dan 1000 km
verplaatsen (Erisman). Het buitenland speelt een veel grotere rol (twee kanten
op). Daardoor zijn fijn stof-metingen minder
bruikbaar voor beleid. Ultrafijn
stofmetingen zijn nog lastig.
Alle geëmitteerde stikstof, in welke vorm dan ook, valt vroeg of laat terug op de grond (depositie). Een flinke regenperiode schoont de lucht flink op. Met de tijd meekijkend eindigt elke stikstofemissie op of in de bodem. Immers, er worden voortdurend stikstofverbindingen aan de atmosfeer toegevoegd, maar hun concentratie neemt niet toe, ergo gaan ze er ook weer uit. De enige vraag is of dat dicht bij of ver van de bron is – maar dat geldt andersom ook voor buitenlandse bronnen. Tegen de tijd in kijkend bieden de concentratiemetingen een middel om iets over de bron te zeggen. Bijvoorbeeld of de emissieberekeningen kloppen – de ammoniakmetingen leerden dat de ammoniakemissies hoger waren dan gedacht, en dat bevestigde het verhaal over de gedeeltelijk falende luchtwassers,
(Deze tekst is overgenomen van de Brabantse Milieu Federatie BMF en is daar gepubliceerd op 14 januari 2019.)
Onze rivieren, meren en moerassen worden beschermd door Europese regelgeving. Helaas overweegt de Europese Commissie deze regelgeving af te zwakken. De jarenlange inzet om ons water schoon te krijgen en te herstellen stelt dan niks meer voor. Maar als we met z’n allen laten weten hóe waardevol schone rivieren, meren en moerassen zijn, kunnen we voorkomen dat ons water zijn bescherming verliest.
Protect Water Ruim honderd natuur- en milieuorganisaties in Europa zijn de
campagne #ProtectWater gestart voor de bescherming van Europese wateren,
zoals rivieren, beken, meren en grondwater. Wij ondersteunen de actie
en roepen iedereen op om hun stem te laten horen bij de Europese
Commissie.
Water, bron van leven Volgens de laatste gegevens is 60% van de Europese wateren niet gezond. Mensen leggen waterrijke gebieden al eeuwenlang droog voor landbouw, industrie en bewoning. De kwaliteit van riviernatuur is verslechterd door baggeren en vervuiling en leefgebieden van vissen en vogels zijn vernietigd. Niet alleen de natuur ondervindt negatieve gevolgen, ook wij krijgen steeds vaker te maken met overstromingen en droogtes en op langere termijn een slechtere waterkwaliteit. Dit heeft in de toekomst ook effect op jouw drinkwater.
Kwaliteit loopt terug Met de Europese waterwet, de zogenaamde Kaderrichtlijn Water,
beloofden overheden om al het oppervlakte- en grondwater te beschermen.
Uiterlijk in 2027 moeten onze rivieren, meren en moerassen op orde zijn.
Maar ondanks de beloftes is de kwaliteit van onze wateren juist
achteruit gegaan. En als de wet wordt afgezwakt, wordt dit alleen nog
maar erger. Dat kunnen we niet laten gebeuren!
Ruim 200.000 mensen lieten al hun stem horen voor schone rivieren
en meren in Europa. Tot 4 maart kunt u ook uw stem laten horen, zodat
onze rivieren, meren en moerassen worden beschermd door Europese
regelgeving:
De mogelijkheid om te tekenen is beëindigd. Er zijn 375386 handtekeningen binnengekomen.
Een aantal, bij de natuur betrokken, organisaties presenteerden op 19 december 2018 het “Deltaplan voor biodiversiteit”. Het plan wil meer kansen voor wilde planten en dieren. Middelen kunnen zijn een betere bodem, een houtwal die natuurgebieden verbindt, een kruidenrijk grasland of een spoordijk vol bloemen. Zo kunnen bedreigde soorten zich herstellen en kan de natuur zich beter aanpassen aan klimaatverandering.
Samenwerking is essentieel. Die is er al veel, maar nog niet genoeg. Overheden zaten tot nu toe niet aan tafel, maar ook bedrijven, belangenorganisaties en particulieren zijn welkom.
Uit deze tekst een overzicht van doelen en een schets van handelingen door participanten:
Doelen voor 2030 In het Deltaplan Biodiversiteitsherstel staan ambitieuze doelstellingen voor natuurgebieden, landbouwgebieden en de openbare ruimte:
Door het verbeteren van de aantrekkelijkheid van het landelijk gebied voor planten en dieren en gebiedsgerichte samenwerking zijn in 2030 natuurgebieden effectief met elkaar verbonden en kunnen ze optimaal worden beheerd.
Door het stimuleren van nuttige insecten en een vruchtbare bodem, het creëren van gunstige leefomstandigheden voor wilde dieren en planten op boerenland en het regionaal sluiten van kringlopen krijgt biodiversiteit op boerenland meer ruimte.
Door de natuurvriendelijke inrichting van bermen, dijken, bedrijventerreinen en ander openbaar groen ontstaat een fijnmazig netwerk waar wilde dieren en planten kunnen floreren.
De opstellers van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel presenteerden hoe zij hier concreet aan gaan bijdragen. Een paar voorbeelden:
Supermarkten en andere afnemers zullen werken aan een betere positie voor boeren die aantoonbaar bijdragen aan biodiversiteitsherstel: onder andere via certificering en keurmerken.
Het Wereld Natuur Fonds, Stichting Veldleeuwerik en de Rabobank ontwikkelen een Biodiversiteitsmonitor voor de akkerbouw, naar het voorbeeld van de Biodiversiteitsmonitor die al in de melkveehouderij is ontwikkeld. Boeren die bijdragen aan biodiversiteitsherstel kunnen zo door verschillende partijen worden beloond.
In 2019 starten 25 beheereenheden van Natuurmonumenten met de uitvoering van een landbouwscan, waarin ze samen met boeren actief op zoek gaan naar initiatieven en kansen om de doelstellingen uit het Deltaplan in de praktijk te brengen.
Ik raad lezing van de volledige tekst van het persbericht van de BMF aan.
Het initiatief als geheel heeft ook een website www.samenvoorbiodiversiteit.nl
Ouderdom en ongemak
Alle techniek veroudert en als die techniek in de grond zit, geeft dat extra ongemak. Waar lag het ook al weer en wat lag er precies en kan dat gaan lekken als er een dragline overheen schraapt?
Dat was het euvel met kabels. Die waren op een gegeven moment zoek en doken op waar het niet moest en niet waar het wel moest. Achteraf moet het kadaster er met detectivewerk een register van samenstellen.
Zo ook de oude olietanks, die met wiskundige zekerheid zouden gaan doorroesten en lekken, als er onverhoopt nog wat in zat. Met de operatie-Tankslag zijn die onschadelijk gemaakt.
Bodemenergiesystemen Bodemenergiesystemen (in de volksmond WKO-installaties) zijn een nieuwe loot aan een oude stam. Daar moeten er inmiddels duizenden van zijn in Nederland.
De provinciale SP vindt het van belang dat de oude fouten niet opnieuw gemaakt worden en heeft daarom vragen gesteld aan het College van GS over het onderwerp.
Net als vroeger gaat het erom waar die inrichtingen liggen en wat er in zit. Dus ruimtelijk en milieutechnisch.
Ruimtelijk: de SP wil dat bijgehouden wordt wat waar ligt. De SP vraagt of dat op een of andere manier centraal bijgehouden wordt en welke overheid daar over gaat.
Milieutechnisch: met name gesloten bodemenergiesystemen bevatten als regel glycol, en soms nog andere stoffen. Glycol slurpt bij biologische afbraak de wijde omgeving leeg van zuurstof (zie de lozing van de de-icing vloeistof door Eindhoven Airport en de vissterfte in de vijver in de Achtse Barrier) en ethyleengycol is bovendien ook giftig, net zoals sommige additieven.Er komen steeds meer bodemenergie systemen en die worden allemaal steeds ouder, zodat het wetmatig vast staat dat er vroeg of laat zo’n systeem gaat lekken.
De SP vraagt zich af of er een preparatieplan is voor de te verwachten toekomstige lekkages. Verder vraagt de SP zich af of de provincie invloed kan uitoefenen op de samenstelling van de circulatievloeistof.
De provincie (GS) zegt dat voor open bodemsystemen (het water loopt uit de ene buis, door een poreuze zandlaag en weer in de andere buis) de provincie bevoegd gezag is. Daarvoor is een vergunning nodig (inmiddels 376 in Brabant) en dat wordt netjes bijgehouden.
Voor gesloten bodemsystemen (dan ligt er als het ware een soort radiator onder de grond waar de vloeistof niet uit komt – als het goed is) zijn de gemeenten bevoegd gezag. Voor grote systemen is een vergunning nodig, voor kleine systemen (zoals van particulieren) is sinds 1 juli 2013 een melding vereist. Maar tussen 1996 en 2015 zijn er in Nederland 40000 gesloten bodemenergiesystemen aangelegd (zegt het hieronder genoemde evaluatierapport), en de schatting van GS dat er duizenden in Brabant liggen zou dus heel goed waar kunnen zijn. Waar die liggen en hoe oud ze zijn, is dus niet bij de overheid bekend.
Maar ook na 1 juli 2013 komen er onbekende installaties bij, want de gemeenten zijn niet verplicht meldingen te registreren. Sommige gemeenten registreren die meldingen in het Landelijk Grondwater Register. En andere dus niet.
Een merkwaardige situatie. het lijkt verdacht veel op het mysterie van de zoekgeraakte kabels.
Als het systeem buiten gebruik wordt gesteld, en ook als het lekt, moet de vloeistof eruit gehaald worden en moet de doorboring van waterscheidende lagen worden opgeheven. De buizen zelf mogen blijven zitten.
De provincie verwijst naar richtlijnen van het SIKB (www.sikb.nl ).
De regels vallen echter niet te handhaven als niemand weet dat ergens zo’n inrichting aanwezig is. Preparatiedraaiboeken bestaan niet.
De provincie kan de samenstelling van circulatievloeistof niet beïnvloeden. Die staat in de AMvB Bodemenergie en die is in 2016 door Buro38 geëvalueerd (zie www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2018/04/26/evaluatie-wijzigingsbesluit-bodemenergiesystemen ).
Daarin wordt onder andere de aanbeveling gedaan om te onderzoeken of bepaalde typen antivriesmiddelen en andere additieven verboden kunnen worden. Sommige leveranciers kunnen zonder die chemicaliën.
Er loopt nu een ambtelijk project, samen met de B5-gemeenten, om de risico’s te reguleren. Doel is dat provincies en gemeenten bij het Rijk gaan lobbyen om deze aanbeveling uit te voeren.
Verder is het de bedoeling dat gemeenten hun bevoegdheden beter gaan gebruiken (interferentiegebieden aanwijzen, beleidsregels opstellen, gerichte communicatie). Ook wordt bekeken of er meer juridische mogelijkheden tot sturing ontwikkeld kunnen worden.
De achtergrond “GOL” staat voor Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat. De Oostelijke Langstraat is het gebied van Den Bosch t/m Waalwijk.
Het “inpassingsplan” staat voor het Provinciale Inpassings Plan (PIP). Dat is zoiets als een bestemmingsplan dat zich over meerdere gemeenten uitstrekt, in dit geval de gemeenten Heusden, Waalwijk en Den Bosch. Eigenlijk zijn er twee PIP’s: een voor het westelijk, en een voor het oostelijk deel.
De gemeenten liggen op een soort zandrug met aan weerszijden een laaggelegen gebied. In het ene stroomt de Maas, in het andere is ruim honderd jaar geleden het Drongelens Kanaal gegraven om Den Bosch droge voeten te geven. De laagte, waar dit afwateringskanaal door de zandrug breekt richting Maas, heet de Baardwijkse Overlaat (naar de naastgelegen Waalwijkse buurt).
De Ecologische Verbindingszone langs dit kanaal is gerealiseerd, die in de Baardwijkse Overlaat nog niet. Het gebied aan weerszijden van het Drongelens Kanaal is geen Natura 2000 – gebied, maar de aangrenzende Loonse en Drunense Duinen wel.
De dorpen zijn gebouwd op de zandrug en, door de nood gedwongen, bijna aan elkaar vastgegroeid, met de Baardwijkse Overlaat als onderbreking. Over diezelfde rug loopt ook de A59. Die is zijn carrière begonnen als provinciale autoweg en erft uit die periode negen aansluitingen op 14 km, maar is in 1985 aan Rijkswaterstaat (RWS) overgedragen en inmiddels gedeeltelijk tot autosnelweg geëvolueerd. Het snelwegkarakter enerzijds en de vele afslagen anderzijds wringen, maar de zandrug biedt niet geweldig veel ruimte.
Nu zijn en worden er bij Waalwijk veel grote distributiecentra gebouwd (oa Bol.com), waardoor de druk op de A59 steeds verder toeneemt. Het knelt steeds harder en er ontstaat sluipverkeer. Ook willen dorpskernen hun winkelgebied opstoten in de vaart der volkeren. Daarnaast moet er waterberging worden gevonden, resterende Ecologische Verbindingszones aangelegd, en zijn er cultuurhistorische en recreatiebelangen. Dit totaalpakket heet de Gebiedsontwikkeling.
Voor het pakket is 76 miljoen beschikbaar.
Overeenstemming en conflict Over het grootste deel van het pakket (zeg maar over de ‘natuurkant’) is men het eens, maar over de aanpak van de wegen bestaat felle onenigheid tussen de provincie en de gemeenten (en de andere GOL-partijen) enerzijds en de actiegroep Van Gol Naar Beter en andere bewonersgroepen anderzijds.
Het hoofdprobleem is dat de A59 van RWS is, maar dat RWS op zijn kont blijft zitten en niets doet. Daardoor worden problemen, die eigenlijk op de A59 moeten worden opgelost, afgewenteld op het onderliggend wegennet. De discussie gaat erover hoe dat het beste kan gebeuren. Gezien de ingewikkeldheid van het gebied is er geen ideale oplossing, en daarmee gaat het in praktijk om een keuze uit kwaden, verpakt in veel technische details. De belangrijkste steen des aanstoots is of er een Waalwijkse ontsluitingsweg komt langs de rand van de Baardwijkse Overlaat.
Dat is op zich een serieuze vraag, want het is een mooi gebied. De actiegroep heeft met grote inzet gestreden voor wat zij vond dat goed was, en heeft ook inderdaad een aantal belangrijke wijzigingen gerealiseerd gekregen.
De verhouding tussen de provincie en de gemeenten Bij veel mensen leeft de gedachte, dat de provincie “hoger” is en de gemeenten kan terugfluiten als die iets doen, wat hun inwoners niet zint. Meestal kan dat niet (dan is de gemeente op zichzelf bevoegd gezag) en in die gevallen dat het wel kan, gebeurt het vaak niet omdat de provincie erg terughoudend is om top down iets op te leggen. Bovendien was de provincie tot het PIP gekomen in nauwe samenwerking met de gemeenten.
Provinciale Staten konden in dit geval ja of nee zeggen op de PIP, toen dit op 29 juni 2018 ter afdoening voorlag, maar deden dat onder andere niet omdat de gemeenten allemaal vóór het PIP waren. Er is dan geen politieke meerderheid te vinden die dan de lokale democratie bruskeert.
Het debat in Provinciale Staten De actiegroep streed tot het uiterste, maar behalve dat het hen aan steun uit de eigen gemeenteraden ontbrak, werd het ook steeds meer een onnavolgbaar variantenspel met een welles-nietes karakter. De actiegroep beweerde dat het wel kon, wel een probleem oploste, en wel binnen het budget bleef, en gedeputeerde (zeg maar wethouder) Van Merrienboer en zijn ambtenaren beweerden het tegenovergestelde.
Uiteindelijk heeft SP-woordvoerder Willemieke Arts de Gedeputeerde gesteund (ik ben fractieondersteuner van de SP in de provincie, vandaar deze partijkeuze). Het PIP kreeg een meerderheid.
Wel hebben SP en PvdA nog een motie ingediend, die opriep om bij de uitvoering zo weinig mogelijk schade toe te brengen aan de Baardwijkse Overlaat. Deze motie werd met grote meerderheid gesteund.