Locatie en structuur
Het IPCC-rapport Assessment Report 6 (AR6) is uit. Het is te vinden op https://www.ipcc.ch/assessment-report/ar6/ . Er is, met recht, veel aandacht aan besteed.
Een goede, beschrijvende tekst is van Rolf Schuttenhelm in De Correspondent ( Het IPCC heeft vijf toekomstpaden voor ons uitgestippeld. Welke gaan we kiezen? ) .
Een andere goede tekst is van Marcel aan de Brugh en Paul Luttikhuis en staat in de NRC ( Meer zelfvertrouwen bij klimaatwetenschap en andere artikelen in dat nummer.)
Het IPCC is een VN-organisatie.
Het IPCC doet zelf geen wetenschappelijk onderzoek, maat ontvangt duizenden klimaatstudies van over de hele wereld (voor het nu gepubliceerde rapport 14000). Daarop komen in eerste en tweede lezing vele honderden commentaren binnen, die ook weer door honderden geleerden verwerkt worden. Het IPCC stimuleert, ontvangt, ordent, interpreteert en brengt uit, en dat alles in een sterk internationale context.
Dit hele proces is volledig transparant.
AR6 is het zesde Assessment Report in een reeks. Tussendoor heeft het IPCC ook nog thema-onderzoeken uitgebracht, zoals over de luchtvaart, het landgebruik en de poolgebieden.
Wat opvalt is de grote consistentie in de uitkomsten in de opeenvolgende AR’s. Nieuwere uitkomsten wijken nauwelijks af van eerdere uitkomsten over dezelfde grootheid. De uitkomsten worden alleen gedetailleerder en preciezer, en er ontstaat over steeds meer verschijnselen kennis.
Het IPCC heeft steeds drie werkgroepen, die elk een rapport uitbrengen.
Het rapport van werkgroep I gaat over de natuurwetenschappelijke grondslagen van het klimaat (The Physical Science Basis).
Het rapport van werkgroep II gaat over de gevolgen van de klimaatverandering om je heen voor mens en natuur ( Impacts, Adaptation and Vulnerability).
Het rapport van werkgroep III gaat over technische, maatschappelijke en politieke maatregelen om die gevolgen, en de oorzaken ervan, te verminderen (Mitigation of Climate Change).
De reeks wordt afgesloten met een syntheserapport.
Voor AR6 is het rapport van werkgroep I dus nu net, in augustus 2021, uitgekomen. Rapport II komt in februari 2022 uit, rapport III in maart 2022. Het syntheserapport staat gepland voor september 2022.
Het Full Report van werkgroep 1 van AR6 (dat dus net uit is) omvat bijna 4000 bladzijden. Het bevat een Summary for Policy Makers (Samenvatting voor Beleidsmakers), een Technical Summary (Technische Samenvatting) en vervolgens het eigenlijke document.
Over de Summary for Policy Makers (SPM) is minutieus overlegd door een groot gezelschap geleerden en vertegenwoordigers van overheden. Niet over de wetenschap, maar over de formuleringen. Het eindproduct SPM is daarmee unaniem goedgekeurd (behoudens aanvullend layoutwerk). De SPM (41 kantjes) is daarmee op dit moment het formeel beschikbare document waaruit geciteerd kan worden. De rest moet nog in formeel overleg precies vastgesteld worden.
De SPM op zijn beurt bestaat uit een reeks uitspraken op drie levels (lagen), beginnend met A, A.1 en A.1.1 (enzovoort), die soms toegelicht worden door grafieken.
Gegeven de grote omvang van het geheel, en gegeven dat er al veel goede journalistieke verhalen op papier staan, kies ik voor een gestructureerde, zeg maar schoolse, weergave van de SPM (je bent natuurkundeleraar geweest, of je bent het niet). Ik geef de hoofdlevels A enz en de sublevels A.1 enz weer, en de belangrijkste grafieken. De sub-sublevels laat ik weg, maar die kan iedereen in het rapport nalezen. Veel van wat in de sub-sublevels staat, is in de grafieken terecht gekomen. Het is de eenvoudigste manier om in het kort de grote lijn weer te geven.
De Summary for Polici Makers
De hoofdlevels A,B,C.D zijn:
A. De huidige toestand van het klimaat
B. Denkbare toekomstscenario’s voor het klimaat
C. Klimaatinformatie ten behoeve van risicobeoordeling en regionale aanpassing (= werkgroep II)
D. Het beperken van toekomstige klimaatverandering
De sublevels:
A.1 Het staat ondubbelzinnig vast dat menselijke invloed de atmosfeer, de oceaan en het land heeft opgewarmd. Wijdverspreide en snelle veranderingen in de atmosfeer, de oceaan, de cryosfeer en de biosfeer hebben plaatsgevonden.
A.2 De schaal van de recente veranderingen in het klimaatsysteem als geheel en de huidige toestand van vele aspecten van het klimaatsysteem zijn ongekend over vele eeuwen tot vele duizenden jaren.
A.3 De door de mens veroorzaakte klimaatverandering heeft reeds gevolgen voor vele weer- en klimaatextremen in alle regio’s over de hele wereld. Sinds AR5 is er steeds sterker bewijs voor waargenomen extreme veranderingen zoals hittegolven, hevige neerslag, droogte en tropische cyclonen en, in het bijzonder, de toeschrijving daarvan aan menselijke invloed.
A.4 De verbeterde kennis van klimaatprocessen, paleoklimaatgegevens en de reactie van het klimaatsysteem op toenemende radiative forcing leidt tot de beste raming van een uiteindelijke opwarming van het klimaat met 3°C, met een kleinere marge in vergelijking met AR5.
B.1 De mondiale oppervlaktetemperatuur zal volgens alle in aanmerking genomen emissiescenario’s tot ten minste het midden van de eeuw blijven stijgen. Een opwarming van de aarde van 1,5°C en 2°C zal in de loop van de 21e eeuw worden overschreden, tenzij de uitstoot van CO2- en andere broeikasgasemissies in de komende decennia sterk afneemt.
B.2 Veel veranderingen in het klimaatsysteem nemen direct vanwege de toenemende opwarming van de aarde toe. Daaronder een toename van de frequentie en intensiteit van hittegolven op land en op zee, van hevige neerslag, van landbouw- en ecologische droogte in sommige regio’s, van het aantal zware tropische cyclonen.
Om dezelfde reden nemen het Noordpoolijs, het sneeuwdek en de permafrost af.
B.3 Aanhoudende opwarming van de aarde zal naar verwachting de mondiale watercyclus sterk veranderen, inclusief de variabiliteit ervan, de wereldwijde moessonneerslag en de ernst van natte en droge gebeurtenissen.
B.4 In scenario’s met toenemende CO2-emissies zal de koolstofopslag in de oceanen en op het land naar verwachting minder effectief worden bij het vertragen van de accumulatie van CO2 in de atmosfeer.
B.5 Veel veranderingen vanwege broeikasgasemissies in het verleden en in de toekomst blijven eeuwen tot millennia onomkeerbaar, vooral veranderingen in de oceaan, ijskappen en het zeeniveau.
C.1 Natuurlijke oorzaken en interne variabiliteit komen bovenop door de mens veroorzaakte veranderingen, vooral op regionale schaal en op korte termijn, maar zullen weinig effect hebben op de opwarming van de aarde in de komende eeuwen.
Deze schommelingen moeten meegenomen worden om een indruk te krijgen van het volledige scala van mogelijke veranderingen.
C.2 Bij verdere opwarming van de aarde zal elke regio naar verwachting steeds meer te maken krijgen met gelijktijdige en meervoudige veranderingen in klimaatfactoren. Verschillende veranderingsfactoren zullen bij 2°C vaker voorkomen dan bij 1,5°C opwarming, en nog wijder vaker en/of uitgesprokener als het nog warmer wordt.
C.3 Minder waarschijnlijke gevolgen, zoals instorting van de ijskappen, abrupte veranderingen in de oceaancirculatie, enkele elkaar versterkende extreme gebeurtenissen en een opwarming die aanzienlijk groter is dan het geschatte stijging kan niet worden uitgesloten en maakt deel uit van de risicobeoordeling.
D.1 Vanuit natuurkundig oogpunt vergt de beperking van de door de mens veroorzaakte opwarming van de aarde tot een tot een specifiek niveau, een beperking van de cumulatieve CO2-uitstoot tot tenminste een netto-nuluitstoot van CO2, samen met een sterke vermindering van de uitstoot van andere broeikasgassen. Sterke, snelle en aanhoudende vermindering van CH4-emissies zou ook het opwarmingseffect beperken van afnemende aërosolverontreiniging en zou de luchtkwaliteit verbeteren.
D.2. Scenario’s met lage of zeer lage broeikasgasemissies (SSP1-1.9 en SSP1-2.6) leiden binnen jaren tot waarneembare effecten op broeikasgas- en aërosolconcentraties, en luchtkwaliteit, in vergelijking met hoge en zeer hoge scenario’s voor broeikasgasemissies (SSP3-7.0 of SSP5-8.5).
Bij deze contrasterende scenario’s zouden waarneembare verschiltrends van de mondiale oppervlaktetemperatuur zich binnen ongeveer 20 jaar beginnen af te tekenen van de natuurlijke variabiliteit, en over langere perioden voor veel andere klimaatfactoren.