Ik ga een serie artikelen schrijven over de effecten van het veranderende klimaat en de reacties daarop, die zo specifiek mogelijk afgestemd is op mijn provincie Noord-Brabant.
In een oneliner samengevat wordt het warmer in Brabant en krijgt de neerslag een extremer fiks of niks – karakter.
Het zijn vooral de heftige rampen, die de krant halen, zoals de overstromingen in Engeland en de VS en de droogte in Californie. Mijn inschatting is dat je die in Nederland niet gauw krijgt. Het waterbeheer, zowel in droge als in natte tijden, is er te goed voor. Ons land is er traditioneel op ingericht.
Dat neemt niet weg dat de niet-meteen-dodelijke effecten wel verdomd hinderlijk kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld de Tilburgse overstroming van 28 juli 2014. Ik kom daar nog op terug.
Vooralsnog lijken klimaateffecten in Brabant vooral schade te veroor-
zaken. Soms erg veel schade.
Het Deltaplan hoge zandgronden
Een kort berichtje in het BD van 11 september 2015 “Sproeien mag weer”. Er heeft bijna drie maand een beregeningsverbod gegolden “omdat het voorjaar behoorde tot de vijf droogste van de afgelopen 100 jaar” aldus dijkgraaf Verheijen. “Augustus was juist extreem nat. 2015 is een jaar van extremen.”
Het is niet spectaculair, maar wel zeer vervelend voor de boeren dat ze bij droogte niet mochten sproeien en dat daarna de plassen op de velden stonden.
De overheid en de maatschappelijke partijen bereiden zich in het Deltaplan Hoge Zandgronden al enkele jaren voor op het veranderende neerslagregime. Dat plan is relevant voor de zandgronden in Oost- en Zuid-Nederland (Brabant en Limburg). Ik beperk me hier tot Brabant.
In dit Deltaplan werken waterschappen, gemeenten, drinkwater-
bedrijven, terreinbeheerders, landbouworganisaties en het Rijk samen aan maatregelen om de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen. Zeer in het kort komen de maatregelen er op neer om het water in grotere gebieden op te vangen als er teveel van is, en om het efficiënter in te zetten als er te weinig van is. “Dat had ik ook wel kunnen bedenken” zal men denken, maar ondertussen vraagt het wel organisatie, planning en geld.
Die zijn vastgelegd in het werkprogramma “Wel goed water geven!”. Op 7 september 2015 hebben de regionale partijen een bestuursakkoord met het Rijk getekend om dit programma uit te voeren. Voor de regio tekende de Limburgse gedeputeerde Prevoo (SP), voor het Rijk Minister Schultz van Haegen.
De minister bracht 33 miljoen uit het Deltafonds mee, de regio zelf moet 106 miljoen schokken (grofweg 60 – 46 miljoen verdeeld tussen Brabant en Limburg). Daarnaast hebben de twee zuidelijke provincies een regionaal pluspakket gereserveerd van 84 miljoen. Het programma loopt van 2016 t/m 2020.
De klimaatverandering kost Brabant en Limburg samen dus zeker 28 miljoen per jaar (het pluspakket niet meegeteld). Dit alleen voor het beheer van het zoete water en exclusief de gemeentelijke rioleringsuitgaven.
Er zitten best wel slimme plannen in het werkprogramma, zoals de ‘Waterkringloop Tilburg-Dongen’. Daarin wordt het gezuiverde restwater van vier grote industrieën gebruikt om de droogte in aangrenzend landbouw- en Natuurmonumentengebied te bestrijden. Tot nu toe gaat dat water het Wilhelminakanaal in.
Een ander plan is om op precisieberegening over te gaan, en om de beekdalen robuuster als waterberging uit te voeren. Met name worden genoemd de Mark en de Gender.
Nog een ander idee: Eindhoven heeft op sommige plaatsen chronisch teveel grondwater, omdat delen van de stad op voormalig moerasgebied gebouwd zijn. Eindhoven pompt bijvoorbeeld permanent bij Vredeoord. Dat water kan best wel gebruikt worden om elders de droogte te bestrijden.
Van de Brabantse 77 miljoen komt 17 miljoen van het Deltafonds, 17 miljoen van de provincie, en 43 miljoen van drie de gezamenlijke waterschappen.
Allereerst vind ik het heel positief dat in dit blog geregeld aandacht besteed gaat worden aan de effecten van het klimaat op Brabant! Dat waterveiligheid belangrijk is snappen veel Nederlanders wel, maar de opgave die er ligt om Nederland beter bestand te maken tegen het veranderende klimaat krijgt nog steeds een stuk minder aandacht. Dus: Dank je, Bernard!
Vanuit de BMF ben ik actief betrokken bij een aantal waterdossiers, waaronder het Deltaplan Hoge Zandgronden. Het is goed dat er nu geld is om de komende jaren actiever te gaan werken aan het beter vasthouden van water op de droge en hoog gelegen zandgronden. Aanvullend op het Deltaplan wil de provincie Noord Brabant de komende jaren volop gaan inzetten op het verbeteren van de kwaliteit van agrarische bodems. Door overmatig mestgebruik, te intensieve teelten en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, is het leven in grote delen van Brabant uit de bodems verdwenen. En juist dat bodemleven (bacteriën, schimmels, wormen etc.) zorgt ervoor dat water zowel beter wordt vastgehouden, als (in tijden van extreme regenval) beter wordt afgevoerd. En als bonus zorgt dat bodemleven er ook nog voor dat veel ongewenste verontreinigingen worden vastgehouden of zelfs geneutraliseerd. Dat doet de natuur voor ons, gratis en voor niets! Het terugkrijgen van dat bodemleven is vraagt echter wel een investering van de agrariër, want al die beestjes en microorganismen krijg je niet zomaar. Dat vraagt een andere wijze van boeren en geduld. Dat is lastig in een tijd waarin veel boeren toch onder grote druk staan om snel en meer te produceren. Toch zijn er voorzichtige tekenen dat er beweging aan het ontstaan is. Ook (nog) niet spectaculair, maar wel goed werk!
Dank voor de dank.
Ik deel de zorg voor de kwaliteit van de bodem. Ik heb de noodzaak van aandacht voor de bodem ingebracht in het programma voor de PS-verkiezingen van een van de huidige coalitiepartijen, de SP. Daar is het agendapunt inderdaad in verwerkt. Ook bij andere partijen is interesse in het thema. De hierboven voorgestelde maatregelen zijn goed. Ik wil er echter toch twee kritische noten op terug inbrengen:
1) De bodemproblematiek maakt deel uit van een groter geheel. Ik heb dat wel eens ‘schaken op vijf borden’ genoemd en de bodemkwaliteit is er daar één van. Het eerste bord gaat over de te hoge dieraantallen en hun mest, het tweede bord over de kringlopen, het derde bord over duurzame energie, het vierde over biomassa en afval, en het vijfde bord over bodemvitaliteit. Zetten op het ene bord beïnvloeden het spel op het andere bord. De BMF heeft tot nu toe teveel de neiging de borden als geïsoleerde slagvelden te zien. Mestvergisting bijvoorbeeld kan veel duurzame energie opleveren, mits er een goed biomassabeleid is. Ik zet dit verhaal binnenkort wel een keer op mijn site.
2) Ik zou willen dat milieumensen (waaronder ook de BMF) duidelijker begripsdefinities en wat meer natuurwetenschappelijke discipline in hun betogen zouden stoppen.
De bewering bijvoorbeeld, dat het organisch stofgehalte van de bodem al jaren achteruit gaat, is, voor zover daarover statistisch materiaal bestaat, in elk geval voor de zandgronden en tot 2008 in zijn algemeenheid onjuist. Het is zelfs niet logisch dat dit waar zou zijn, gezien de enorme stroom organisch materiaal voor varkens en koeien deze kant op.
Dat neemt niet weg dat er reden tot zorg over de bodem is, maar voor zover ik dat als niet-deskundige zien kan, om andere redenen (pH, bestrijdingsmiddelen, dicht rijden, zware metalen). Het lijkt mij zeer wel mogelijk (zeg ik als geïnteresseerde leek) dat dit soort oorzaken de microbiologie van de bodem aantast.
Ik vind dat een aanpak gebaseerd moet zijn op deugdelijk wetenschappelijk onderzoek, en niet op basis van gevoelens die mogelijk het verkeerde probleem tot oorzaak aanwijzen. Het lijkt mij werk voor echte deskundigen.
Ik zou het prachtig vinden als de provincie een grondig onderzoek zou laten doen (bijvoorbeeld door Wageningen) naar de fysische, chemische en microbiologische kenmerken van de bodem in relatie tot het gebruik ervan en tot het klimaat.
Ik wil dus graag volgen wat er op dit gebied gebeurt.