Opwekking duurzame energie Brabant 2015 – 2020

In september 2013 is op nationaal niveau het SER-energieakkoord ge-
sloten. Daarin zijn o.a. de volgende kwantitatieve afspraken gemaakt:
–  een jaarlijkse besparing op het Finaal Energetisch Verbruik van 1,5%, deels autonoom en deels door een aantal extra besparingen die gezamenlijk 100PJ opbrengen
–  14% van het energieverbruik in 2020 moet duurzaam opgewekt worden
–  voor 2023 moet er nog drie jaar langer 1,5% bespaard worden en 16% duurzaam opgewekt.

Zonnepark Thüngen Beieren
Zonnepark Thüngen Beieren

De taakstelling op nationaal niveau werkt door op provinciaal niveau. In Noord-Brabant hebben maatschappelijke partijen in het Brabants Energie Akkoord (BEA) uitgesproken de nationale taakstelling naar het provinciale niveau te willen vertalen. In het Bestuursakkoord heeft het huidige College deze intentie  overgenomen. Deze Statenperiode duurt tot 2019, hetgeen betekent dat de uitvoering van de intenties op het einde van deze Statenperiode voor een groot deel moet zijn uitgevoerd of in de steigers gezet.

Er is daarom behoefte aan een kwantificering van de intenties in het BEA. Helaas voorziet het BEA daar zelf onvoldoende in.
Eerdere kwantificeringen van de hand van Telos (december 2008) en van ECN (april 2010), beide op basis van statistiek uit 2006, zijn sterk achterhaald. Toch is het bestaande Brabantse energiebeleid op deze twee studies gebaseerd.

Het maken van een schatting op provinciale schaal is niet eenvoudig. De gegevensbestanden van bijv. het CBS zijn meestal op nationale schaal en geven lang niet altijd informatie, uitgesplitst naar provincie. Het CBS doet dat mede omdat aan een dergelijke uitsplitsing de nodige haken en ogen zitten.
Hiervoor valt begrip op te brengen, maar aan de andere kant kan een provinciale taakstelling slechts op provinciaal uitgesplitste cijfers gebaseerd worden.

Daarom heb ik toch geprobeerd, bij gebrek aan beter, zelf een dergelijke provinciale schatting te maken. Dat heb ik al eens eerder geprobeerd (zie Brabantse energiebalansen en de vertaling van het SER-akkoord naar Brabant en  Het Brabants Energie Akkoord: een goed idee, maar het had een betere uitwerking verdiend). Inmiddels is mijn kennis vergroot en is er bovendien nieuw statistisch materiaal gekomen.
Bij deze dus een verbeterde en geupdate versie. Dat is een verhaal dat te lang is om hier af te drukken. De tekst is hier te vinden –> Opbouw schatting opwekking duurzame energie Brabant 2015-2020 vs3_nov2015 . Daar staat de volledige verantwoording.

Dit verhaal beperkt zich tot de opwekking van energie. De besparing vraagt een apart verhaal, dat ik tzt wel eens zal schrijven.

De opwekking dus van duurzame energie komt neer op het volgende staatje.

Opbouw energieplan tabel
De ‘taakstelling’ geeft aan wat het van het BEA zijn moet. Het geeft aan hoe groot het duurzame energiebudget netto en bruto moet zijn.
De cijfers per categorie (11 categorieën) geven een aannemelijke prognose op basis van opgerekt bestaand beleid. Deze tellen op tot 30,9 resp 50,3PJ, Beide getallen zitten onder de taakstelling. Er is dus een gat dat met extra maatregelen gesloten moet worden.
De letters a) t/m k) geven een toelichting per regel die in het stuk ‘Opbouw schatting…’ na te lezen valt.
Bij de met PM aangeduide grootheden liggen er daartoe mogelijkheden die binnen de provinciale invloedssfeer liggen. Daaruit kan een keuze gemaakt worden die in zijn totaliteit het gat vult

Mijn voorkeur zou zijn om het netto gat van 10,5PJ te vullen met ongeveer 2PJ geothermie, 2PJ restwarmte van centrales en industrieën, 1,8PJ mestvergisting en ongeveer 5PJ zon, grotendeels in zonneparken in het buitengebied.
Het bruto gat is dan vanzelf ingevuld.

Uiteraard kunnen andere mensen andere keuzes maken.

Luchtfoto Nyrstar Budel. Men zou zich hier een zonnepark kunnen voorstellen. De bekkens zijn 0,43km2 groot.
Luchtfoto Nyrstar Budel. Men zou zich hier een zonnepark kunnen voorstellen. De bekkens zijn 0,43km2 groot.

Voor 5PJ zon is een netto oppervlakte van 10km2 nodig, waarbij een bruto oppervlakte hoort die wat groter is.

2 thoughts on “Opwekking duurzame energie Brabant 2015 – 2020”

    1. Ik zal de link bekijken en dan mijn oordeel geven.

      Een en ander neemt niet weg dat tussen droom en daad wetten zitten en praktische bezwaren, waaronder ook in het provinciehuis. Ik probeer daarom praktische voorstellen te doen die de ambities voor 2020 helpen vormgeven in praktische politiek.
      ——————-
      Ik heb de link (een paar uur later) inmiddels bekeken, die naar een buitengewoon interessant artikel leidt, waar ongeveer in staat wat Henk zegt, maar dan met een aantal kanttekeningen.
      Het artikel gaat vooral over het bouwen en het beheer van een gecombineerd productie-, opslag- en distributie- elektriciteits- en waterstofnet, dat ten allen tijde energie kan ontvangen van wind, water en zon en dat ten allen tijde energie aan de afnemers kan leveren. De tweede zin in de reactie van Henk is dus waar met die toevoeging, dat dat ook geldt voor energietoevoer vanuit de stroomproducent.

      De financiele bewering van Henk moet wat nauwkeuriger worden weergegeven. In 2050 zou het op te richten nieuwe systeem leiden tot een kostprijs van $0,106 per kWh en het fossiele systeem ook. Daar bovenop worden aan het fossiele systeem maatschappelijke kosten toegerekend ter grootte van $0,170 per kWh. In deze maatschappelijke kosten worden gezondheid en klimaat meegenomen.
      Als men 0,106 deelt door 0,276, kom je ongeveer op de 40% van Henk (wat overblijft als je er 60% van af trekt).

      Er moeten echter wel wat kanttekeningen gemaakt worden, die maken dat het artikel niet al te klakkeloos rond moet gaan zingen.
      – Het gaat over de VS. Het bestaande elektriciteitsnet in de VS is slechter dan )in elk geval) dat in ontwikkelde Noord-West Europese landen.
      – Het gaat over 2050. Er zitten nogal wat aannames in de schattingen, o.a. over het verloop van de brandstofprijzen
      – Het artikel gaat expliciet niet over biofuel en niet over vliegtuigen en schepen. Ik zie nog niet gebeuren dat deze op waterstof gaan vliegen cq varen. Zowel het probleem als een mogelijke oplossing daarvan worden niet genoemd. Ik kan niet terugvinden wat daarvan de bedoeling is. Mogelijk denkt men hierbij aan een gescheiden parallel systeem dat geen deel uitmaakt van het geschetste grid.
      – De maatschappelijke kosten houden slechts verband met gezondheid en klimaat (overigens ook weer op basis van nogal wat aannames). De vraag is of dat voldoende is.
      Er worden bijv. geen maatschappelijke kosten toegerekend aan stuwmeren. Nu worden in de studie geen nieuwe stuwmeren aangelegd, maar stuwmeren hebben een lange afschrijvingsduur en de maatschappelijke kosten van de bestaande stuwmeren lopen nog lang door. De vraag is of men in een echt volledige Life Cycle Assessment niet ook maatschappelijke kosten zou moeten toerekenen aan het zon-water-wind systeem. Men zou in alle redelijkheid zou verwachten dat die veel lager zijn dan $0,170 per kWh, maar dat moet nog wel even bewezen worden.

      Op dit moment worden in Europa maatschappelijke kosten niet of nauwelijks aan de elektriciteitsproductie toegerekend. Men kan dat betreuren en ik betreur dat ook, maar ondertussen is het wel zo en wordt de brandstofinzet in centrales vooral gestuurd doordat kolen leiden tot een stroomprijs van 4,5 a 5 cent/kWh en (bijvoorbeeld) een gunstige windlocatie op het land tot 8,6 cent/kWh. Als de maatschappelijke kosten van fossiele brandstof ook in Europa $0,170 zouden zijn (en die van zon-wind-water gering), zou er een heel ander plaatje liggen. Alleen ligt dat er in praktijk nog niet.
      Vandaar dat ik het niet eens ben met Henks (elders op deze site uitgesproken) gekat op de SDE+regeling.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.