Biomassa-artikel EASAC klopt voor geen meter

Inleiding
De NRC kopte op 03 oktober 2019 “Wetenschappelijk advies: beperk verstoken biomassa, het is slecht voor het milieu” (zie www.nrc.nl/nieuws/2019/10/03/wetenschappelijk-advies-beperk-verstoken-biomassa-het-is-slecht-voor-het-milieu-a3975489 ) . Ook het Eindhovens Dagblad (deel van het Algemeen Dagblad) had een vergelijkbare kop. Ik geloofde het niet en ben eens in het originele artikel gedoken, waar deze bewering op gebaseerd was.

Dat is  Serious mismatches continue between science and policy in forest Bioenergy ‘ , geplaatst in BIOENERGY van Wiley, augustus 2019.
Men kan het vinden op https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1111/gcbb.12643 . Het is Open Source.
Eerste auteur is Michael Norton van het secretariaat van de EASAC, veertiende auteur en enige uit Nederland is Louise Vet van het Nederlands Ecologisch Instituut in Wageningen.

Louise Vet heeft op dit onderwerp al jaren een activistische insteek, hoewel de bosbouw en de energieproductie niet haar eigenlijke kennisterrein zijn. Dat is soms te zien. Nu heb ik niets tegen een combinatie van activisme en wetenschap (ik probeer het zelf ook), maar dan moet je het wel goed doen.
Dit artikel is wetenschappelijk niet goed. Mijns inziens kloppen de redeneringen niet en zijn de conclusies op zijn minst niet bewezen en, minstens voor een deel, onwaar. Ik begrijp niet dat het artikel door de peer review gekomen is.

De locatie van de Amercentrale

Het belang
Je praat niet over zomaar niks. Je praat bijvoorbeeld over de toekomst van de Amercentrale, en over de stadsverwarming die daar aan hangt, en over stadsverwarmingen van Meerhoven en Helmond.
De Amercentrale (momenteel 50% kolen en 50% biomassa) staat voor de keus tussen òf sluiten òf voor 100% op biomassa overgaan. De planning van de onderneming is dat de centrale in 2020 op 80% biomassa gaat draaien, en in 2025 voor 100% (dat eist de regering).
Als de Amercentrale binnenkort voor 80% op biomassa draait, is hij goed voor een derde van de duurzame energie in Brabant. Elke planning van duurzame energie in Brabant is zinloos als niet eerst de toekomst van de Amercentrale vast staat. Het ding is dan goed voor 13,6PJ/y en dat is (bijvoorbeeld) ruim het drievoudige van het totale Brabantse windprogramma.
Gaat de centrale dicht, dan gaat de stadsverwarming in Tilburg en Breda (goed voor grofweg 2,5PJ) voor onbepaalde tijd op gas over.

Op zijn minst een zaak, die belangrijk genoeg is om niet af te wikkelen op basis van een flutartikel.

Biomassacentrale Meerhoven (Eindhoven)

Waar we het over eens zijn
Het is het eenvoudigste om te beginnen met waar we het over eens zijn.
Norton en Vet en anderen hebben het in hun artikel bewust niet over Tweede Generatie Short Rotation Crops (bijvoorbeeld wilg en populier), overblijvende grasachtige planten (zoals Olifantsgras) en andere  gewassen met een korte cyclus.  Ook ik heb daar aandacht aan besteed, bijvoorbeeld in mijn afstudeerscriptie over synthetische kerosine. Je kunt hier prima biokerosine van maken.
Verder hebben Norton en Vet en anderen geen bezwaar tegen de traditionele bosbouw en de manier, waarop die met zijn producten omgaat. Ook Norton en Vet en anderen vinden dat een duurzaam beheerd bos koolstofneutraal kan zijn.

Duurzaam en niet duurzaam beheerde bossen;
de schaal in de discussie
Je zou denken dat iemand die vindt dat een duurzaam beheerd bos goed is, en die ten strijde wil trekken tegen misstanden die het gevolg zijn van niet-duurzaam beheerd bos, moeite doet om aan te tonen dat het reëel bestaande bosbeheer niet deugt. Je moet daarvoor aantonen dat het maximum, dat duurzaam beheerd bos aan bioenergie kan leveren, overschreden wordt en dat dat aan niet-duurzame kap geweten moet worden. Merkwaardig genoeg gebeurt dat, op één uitzondering na, niet (en die uitzondering klopt niet). Daardoor blijft de mogelijkheid open dat de genoemde getallen simpelweg met gangbaar bosbeheer op te brengen zijn. Nog sterker, ik denk dat dat in de EU zo is.

Uit het IPCC-rapport ‘Climate Change and Land, 2019)
meetpunten boven de streep geven bosverlies aan, onder de streep boswinst

Hier is een nuancering op zijn plaats.
Zoals ook uit het recente IPCC-rapport over land use blijkt, loopt het bosbeheer op de verschillende continenten sterk uiteen. Het is in Zuid-Amerika en Zuidoost Azie droevig, maar in Europa neemt de oppervlakte en het volume van het bos al decennia toe.

Als dus Greenpeace actie voert tegen de kap van het tropisch regenwoud met een orang oetan op de achtergrond, hebben ze gelijk. Overigens wordt vooral gekapt voor andere producten dan bio-energie (voedsel voor mens en dier en andere niet-energieproducten).
Als Greenpeace dezelfde actie zou voeren in Zweden met een eland op de achtergrond, zou dat idioot zijn – maar dat doen ze dan ook niet.

Norton en Vet en anderen springen in hun artikel voortdurend heen en weer tussen verschillende schalen, en dat is een recept voor ellende. Artikelen als deze moeten per continent geschreven worden.
En omdat de EU maar weinig biomassa voor energiedoeleinden van buiten de EU importeert, is voor een politiek relevante discussie de schaal van de EU de meest logische.
Norton en Vet en anderen zouden dus moeten bewijzen dat de stromen van houtige biomassa binnen de EU niet binnen het traditionele bosbeheermodel verklaard kunnen worden. Daartoe doen ze geen poging.
Het verhaal is in feite één grote (als –> dan) constructie. Als er een misstand is, dan volgt er ellende. De misstand is dat er massaal gekapt zou worden voor energiedoeleinden, en de ellende is dat dan tot de 2050 van het Klimaatakkoord van Parijs  de CO2 in de atmosfeer omhoog gaat en niet omlaag. Het “–>dan” wordt in het verhaal min of meer aannemelijk gemaakt, maar het “als” blijft geheel buiten beschouwing – althans, in Europa.

RED II
Norton en Vet en anderen doen de nieuwe RED II-richtlijn met een achteloos handgebaar af. Die richtlijn betitelt (onder voorwaarden) houtige biomassa als ‘duurzaam’ en daarom deugt het niet. Wat bewezen moet worden, wordt als aanname in het verhaal gestopt.
Nu is RED II een politiek compromis en sommigen zouden het scherper willen hebben (ik ook), maar het is helemaal niet zo’n slecht compromis. De voorwaarden voor het bijstoken van houtige biomassa zijn best streng. De drie meest relevante bepalingen (artikel 29):

Waarna in een dik pak bijlagen voor honderden verschillende situaties de bespaarde CO2 gespecificeerd wordt (Bijlage VI: spaanders van populierenhakhout, niet bemest, die van binnen 500km komen, moeten bij gebruik voor warmte 90% broeikasgas besparen. Komen ze idem van binnen de 2500 km (pakweg Riga), dan moeten ze idem 86% besparen. Anders dan gedacht, kost het transport dus relatief niet veel energie, maar dat heb ik hier al vaker gezegd ( Houtsnippers importeren loont energetisch de moeite )

Getallen en percentages
Men heeft in het artikel geen gevoel voor getalverhoudingen, of men wil dat niet hebben.

Zo wordt dramatisch gebracht dat er mondiaal 10 miljoen ton pellets verhandeld worden. Klinkt veel, maar het is goed voor minder dan 200PJ en de mondiale pellethandel is nog niet eens de helft van het Nederlandse elektriciteitsbudget.
Of anders: de gemiddelde jaarlijkse boskap in de EU is 281 miljoen ton, waarvan 57 miljoen ton in het bos achterblijft (de jaarlijkse aangroei in de EU bedraagt 444 miljoen ton).
Tegen een dergelijke achtergrond hoeft men zich niet meteen onder een wereldwijde 10 miljoen ton bedolven te voelen.

Een vergelijkbaar verhaal over het mondiaal opgesteld vermogen in  2018 van 95687MW uit pellets (zal wel stroom en warmte samen zijn, maar dat staat er niet bij). Klinkt ook weer veel, maar het is 96GW en alleen al het in Nederland opgesteld elektrisch vermogen is 30GW (warmte niet meegeteld).

Zo ook de subsidies.
Nederland wil, opgeteld over acht jaar, €3,6 miljard uittrekken om biomassabijstook in kolencentrales te subsidieren. Inderdaad, er zijn dagen dat ik zo’n bedrag niet heb.
Maar is het veel? Het is gemiddeld 0,450 miljard per jaar op een SDE+-budget dat in 2018 12miljard was, waarvan 9,6 miljard uitgegeven. Het is een flink bedrag, maar niet uitzonderlijk.

De groot lijkende getallen zijn in feite klein.

Het gebruik van geoogst hout in het Zuidoosten van de VS

Verder gaan Norton en Vet en anderen merkwaardig met percentages om – een traditionele valkuil.
Dat de traditionele bosbouw niet kan leveren, wordt volgens Norton en Vet en anderen bewezen door een statistiekje van de site van Enviva, een producent van pellets en aanverwant in de VS. (Enviva werkt in het gebied in de VS waar indertijd de uitzending van Zembla over ging).

Ze gaan hier op twee manieren de mist in. Zie http://www.envivabiomass.com/biomass-products/ .
Enviva zegt op zijn Track en Trace dat 17% uit residues bestaat, en dus moet de rest wel uit rondhout bestaan, aldus Norton en Vet en anderen.
Ga je kijken op de opgegeven site (niet alleen bij track and trace, maar ook bij products), dan zit het iets anders. Enviva gebruikt bomen die niet gezaagd kunnen worden (klein, krom, ziek); tophout en takken; hout dat vrijkomt bij het uitdunnen van bossen); en ‘mill residues’ die van de industrie terugkomen. In gangbaar Nederlands is het hele pakket residu en is de industrieresidu dus 17% van het totale residu.
Ten tweede kunnen  dit soort residuen niet alleen maar dienen voor brandhoutsnippers, maar ook voor spaanplaat en aanverwant. Die twee bestemmingen concurreren als het ware met elkaar (bij Staatsbosbeheer gaat er bijvoorbeeld meer snipperhout naar spaanplaat enz dan naar brandhout).

Bestemmingen van hout dat vrijkomt bij Staatsbosbeheer (eigen site)

Dus een onbekend deel van het hout in het Zembla-gebied komt bij Enviva terecht, en dat onbekende deel is allemaal residu (als Enviva de boel niet bij elkaar liegt, maar daarvoor is geen enkel bewijs). Op basis van de door Norton en Vet en anderen gepretendeerde statistiek kunnen geen conclusies getrokken worden.
In een academische publicatie mogen dit soort fouten niet voorkomen.

Conclusies
Door de ondeugdelijkheid van de argumentatie kunnen Norton en Vet en anderen op geen enkele wijze waarmaken dat er een andere werkelijkheid is dan de werkelijkheid, waarvan ook zij de waarde erkennen, namelijk de traditionele steady state- of zelfs groeibosbouw, zoals die al decennia of zelfs eeuwen plaatsvindt, op zijn minst in Europa.

Daarmee valt de bodem onder hun verhaal weg. Dat veronderstelt namelijk, dat er een scherpe overgang in de tijd is vóór welke de bosbouw goed was en ná welke er ineens massaal voor energiedoeleinden gekapt werd. Maar die scherpe overgang is er helemaal niet en er wordt helemaal niet voor alleen maar energiedoeleinden gekapt (althans in Europa). Alleen al economisch zou dat onzin zijn, want brandhout brengt het minste op.
Daarmee is het besluit om niet met de levenscyclus van een boom te redeneren, maar om alleen naar de opbrengst te kijken op het moment van verbranden , onjuist geworden, en overwegingen dat dan hout per GJ minder opbrengt dan kolen of gas volstrekt irrelevant.

Toegevoegde waarde in de houtketen

Norton en Vet en anderen verdedigen een extreem en ongefundeerd standpunt. Ik ga zelf zeker niet op het andere uiterste zitten. Met biomassa is het als regel zo dat er wel wat kan, maar zeker niet alles. Ik eindig met twee sheets met aanbevelingen, die ik op een themadag van Milieudefensie op 09 oktober 2019 over biomassa gegeven heb .

Latere toevoeging:
Het PBL is, samen met de SER, bezig met een studie naar de beschikbaarheid vna biomassa in Nederland en naar de verdeling daarvan over diverse doelen.
De aankondiging, en een schets van wat de bedoeling is, is te vinden op www.pbl.nl/publicaties/de-beschikbaarheid-van-duurzame-biomassa-en-de-toepassingsmogelijkheden-daarvan-in-nederland .
Het werkstuk zou in januari 2020 klaar moeten zijn.