Ik was bij het KNAW-symposium “Van chemie naar ecologie – perspectieven voor ecologische gewasbescherming” op 19 februari 2016. Het was heel druk. Veel professoren, maar ook mensen uit het bedrijfsleven en andere geïnteresseerden.
Ik ga er in twee verhalen over vertellen. Dit verhaal gaat over risico’s en baten van biociden voor de mens, het andere over risico’s voor het ecosysteem.
Ecologische risico’s
Daarover spraken Frank Berendse, Wageningen, Hoogleraar natuurbeheer en plantenecologie; Nico van Straalen, VU, hoogleraar dierecologie; en Louise Vet, NIOO-KNAW en hoogleraar evolutionaire ecologie, Wageningen. Die vertelden samen veel meer dan ik hier kan opschrijven. Hun verhalen kunnen gelezen worden als verschillende aspecten van één werkelijkheid.
Van Straalen
Ik leg het zwaartepunt bij Van Straalen, omdat in mijn politieke omge-
ving de bodemkwaliteit een belangrijke rol speelt en ook simpelweg omdat het voor mij de meeste nieuwe kennis bevatte.
De bodem biedt onderdak aan een onwaarschijnlijk aantal microbiële soorten, waarvan hooguit 20% bekend is (maar waarschijnlijk minder). Het is een soort tropisch regenwoud onder de grond. In 100kg goede bodem zitten alleen al zo’n vier miljoen soorten bacteriën. Daarnaast ook Archaea die stikstof blijken te kunnen binden, schimmels, en hogere planten en dieren.
Veel van die soorten hebben we nog nooit gezien, maar kennen we alleen omdat we hun DNA opgevist hebben. Vaak weten we ook nog niet waar al die soorten goed voor (kunnen) zijn.
De diensten die het ecosysteem biedt kunnen in algemene zin als volgt worden weergegeven:
Bij ‘ziekten’kan het ook om ziekten voor de mens en dier gaan, zoals bijv. de anthraxbacterie (miltvuur), een bacterie die van nature in de bodem voorkomt, of een parasitair wormpje.
Wat is goed voor een goede bodem? Erosie tegengaan, bijv. door afdekgewassen; berscherming van de infiltratriecapaciteit (tegengaan verslemping en te veel afdekking); niet teveel mest geven; voorkomen van zich opbouwende vervuiling met bestrijdingsmiddelen, zware metalen en PAK’s; stimuleren van organische stof (gewasrotatie, beperkte grondbewerking, gewasresten niet weghalen).
Een goede bodem helpt bij de bestrijding van plaaginsecten.
Men zou verwachten dat bestrijdingsmiddelen, die boven de grond giftig zijn, dat onder de grond ook zijn. Dat blijkt bij onderzoek inderdaad zo te zijn. Van wat neonicotinoiden onder grond doen, is nog weinig bekend. Vast staat dat met name de bollenteelt een uitdaging is.
Berendse
Waarmee het verhaal op het terrein van de anders sprekers komt. Berendse moet de neonicotinoiden niet. Die leken aanvankelijk een goede greep, maar toen ze die middelen preventief gingen toepassen,
bijvoorbeeld door zaden te coaten, kwam 80% in de bodem terecht zonder ooit de plant van binnen gezien te hebben. In de bodem bleken ze soms een veel langere halfwaardetijd te hebben dan gedacht (van een maand tot 2,5 jaar).
Berendse had vooral onderzoek gedaan naar men boven de grond kon zien, zoals planten, loopkevers, vogels en bladluizen. Bij vatte dat samen in dit staatje:
(AES = agri-environment schemes, experimenten om de soortenrijkdom langs slootranden te vergroten).
Neonicotinoidenonderzoek (dat nog niet zo eenvoudig is, elke onderzoeksvorm heeft zijn eigen voor- en nadelen) bleek overigens juist bij honingbijen tegenstrijdige resultaten op te leveren. Bij minder tot de verbeelding sprekende dieren als solitaire bijen en aardhommels bleken de effecten veel rampzaliger.
Berendse vindt dat de Europese Sustainable Pesticides Directive nieuw leven moet worden ingeblazen:
– alleen chemicaliën als het niet anders kan, dan sterk gelokaliseerd en met een zeer korte levensduur
– nieuwe investeringen in de ontwikkeling van biologische bestrijding in open systemen
– accepteer lagere productieniveau’s en biedt de boer een prijs waarbij dat kan
Vet
Waarna Louise Vet fungeerde als dagsluiter. Dat was een gloedvol betoog over biologische bestrijding (waarover overigens in de wandelgangen wel enige scepsis te horen was). Wij kunnen ons de luxe permitteren om bijvoorbeeld 20% van de oogst kwijt te raken, was het idee, maar wat moeten ze in Afrika als ze zonder spuiten maar 20% overhouden?
Een plaatje over het verband tussen oorwormen en wolluizen op een appelboom:
Haar uiteindelijke aanbevelingen:
Wat vind ik er zelf van?
Ik lever graag concrete kennis aan ten behoeve van de milieudiscussies in mijn omgeving, maar ik ben geen gelovige. Ik heb sympathie voor ideeën voor een meer duurzame wijze van gewasbescherming en bodembeheer en ik denk dat er een flink stuk gelijk in zit, maar ik durf niet goed te zeggen hoe ver dat gelijk gaat. Ik ben terughoudend met een eindoordeel over onderwerpen waarvan ik niet echt verstand heb.