Bij de gekozen energielabelconstructie heeft INNAX Dakenstroom BV een maas in de wet gebruikt. Niemand had van tevoren bedacht dat als je 3% van de stroomopbrengst doorsluisde naar de huurder onder het dak voor compensatie van extra meterkosten, dat je dan net mocht doen of de huurder 100% kreeg bij de vaststelling van het energielabel. Een dergelijke onduidelijke interpretatie had voorgelegd moeten worden aan de ministeriële Technische Commissie TC9500 . Dit is niet gebeurd. Inmiddels zou de maas gedicht worden of zijn. Onduidelijk is nog wat de nieuwe inhoud is en of er terugwerkende kracht is. Normaliter gaat een woninglabel tien jaar mee.
Er loopt een onderzoek van het ministerie van BZK/RVO in hoeverre in het geval van Dakenstroom de verlaging van de verhuurdersheffing rechtmatig is, met name in hoeverre deze constructie mee mag tellen in het energielabel. En eventueel, wat daar de gevolgen van zijn. De Autoriteity woningcorporaties heeft dit gemeld in een brief dd 22 jan 2024 aan Casade. De autoriteit wenst op de hoogte gesteld te worden van de uitkomst van dit onderzoek.
Hoofdartikel dd 10 jan 2024
Woningbouwcorporaties mogen niet zelf een energiecoöperatie runnen. Om bij het leggen van zonnepanelen op daken van hun huurders toch voordeel te hebben van de (voormalige) postcoderoosregeling en de nieuwe SCE (Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking, https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/sce ), moet er een constructie bedacht worden.
De Waalwijkse woningbouwcorporatie Casade (met woningen in en rond Waalwijk) is daartoe in zee gegaan met de INNAX Group BV ( https://www.innax.nl/ ). INNAX richtte hiertoe voor deze specifieke situatie een dochteronderneming op, INNAX Dakenstroom BV. INNAX Dakenstroom BV richtte top down de Zonnecoöperatie Dakenstroom op ( https://onzedakenstroom.nl/ ). Huurders kunnen daar bijna gratis lid van worden en genieten uit drie panelen jaarlijks vanuit de oude Postcoderoosregeling een uitbetaling van een paar tientjes, maximaal €70 (afhankelijk van de energiebelasting), en vanuit de nieuwe SCE op dit moment €84.
De zeggenschapsverhoudingen rond de coöperatie zijn merkwaardig.
Citaat uit een ledenovereenkomst
INNAX Dakenstroom BV heeft de statuten zo opgesteld, dat de BV als superbestuurder onevenredig veel te zeggen heeft binnen de coöperatie. In diezelfde statuten heeft INNAX Dakenstroom BV zichzelf tot beheerder uitgeroepen. In die hoedanigheid kan INNAX Dakenstroom BV nagenoeg het hele exploitatieoverschot van de coöperatie als beheerskosten naar zich toe harken (In 2022 was dat exploitatieoverschot ruim 3,2 ton). Dit bedrag zou voor een niet gespecificeerd deel naar niet-gespecificeerde nieuwe verduurzamingsinitiatieven op basis van een niet-openbare afspraak met Casade. Casade houdt de volledige zeggenschap over investeringsbeslissingen. De Coöperatieve vereniging is dus uitgekleed tot op de minimaal noodzakelijke functies uitbetalen, administratie en communicatie.
Tegelijk heeft INNAX voor die woningen, waarop de feitelijke zonnepanelen liggen, voor Casade nieuwe energielabels vastgesteld die drie niveau’s hoger liggen dan eerst. Dat leverde Casade enige duizenden Euro’s per woning subsidie op, en daardoor kan Casade aan nieuwe huurders extra huurverhoging vragen. De manier waarop die nieuwe labels vastgesteld zijn, is begin december 2023 afgekeurd door RVO, KIWA en ISSO . Zie www.bd.nl/loon-op-zand/innovatief-maar-niet-de-bedoeling-ministerie-zet-streep-door-werkwijze-casade-met-zonnepanelen
SP-woordvoerder in Provinciale Staten Irma Koopman vond de troebele bestuurlijke verhoudingen rond Dakenstroom maar niets en heeft er vragen over aan Gedeputeerde Staten over gesteld. Deze vragen zijn te vinden hieronder:
In die vragen heeft ze ook meegenomen dat de panelen in Waalwijk hutje-mutje tegen elkaar gelegd zijn. Daardoor is een eventuele brand bijna niet te blussen. Dat bleek in Arnhem, waar acht woningen met dergelijke paneelbedekking afgebrand zijn nadat in één woning brand was ontstaan. Koopman wil weten in hoeverre dit probleem bij de Veiligheidsregio’s in beeld is.
Reden te meer voor deze vragen is dat er meer woningbouwcorporaties op zoek zijn naar subsidiemogelijkheden voor het leggen van panelen op hun daken. In elk geval zijn ook in Oosterhout de corporaties Woonkwartier en Thuisvester met INNAX in zee gegaan (daar heet het Uitonsdak ( https://uitonsdak.nl/ ).
Inleiding In het Klimaatakkoord is afgesproken dat er op termijn een eind komt aan de inzet van aardgas. Om van dat gas, voor zover dat gebruikt wordt in de gebouwde omgeving, af te komen moesten alle gemeenten een TransitieVisie Warmte (TVW) maken. Een klus, waarmee veel gemeenten moeite hadden en die nog lang niet definitief af is. Voor Eindhoven zie bijvoorbeeld https://www.bjmgerard.nl/krijgt-mijn-oude-buurt-een-warmtenet/ en https://www.bjmgerard.nl/provincie-ontwerpt-tvw-viewer/ .
In de TVW zal, met name voor dichtbebouwde oudere wijken, soms een systeem voor centrale warmtelevering van een blok of wijk noodzakelijk blijken. Bijvoorbeeld omdat anders geen seizoenopslag mogelijk is, geothermie niet uitvoerbaar is of restwarmte niet nuttig kan worden gebruikt. Grote systemen voor centrale warmtelevering worden vaak ‘stadsverwarming’ genoemd.
Minister Jetten is bezig om de wettelijke grondslag van centrale warmteleveringssystemen te vernieuwen in de “warmtewet 2.0”. Die moet de beoogde groei van het aantal warmtenetten en de verduurzaming van deze netten gaan aanjagen.
De nieuwe Warmtewet kent op dit moment maar twee smaken: een warmteleverancier is publiek (een overheid is de baas) of is een grote marktpartij (vaak een grote jongen als Essent of Nuon). Of Ennatuurlijk, dat voor 80% van het Nederlandse pensioenfonds PGGM is, waarbij de vraag rijst in hoeverre je dit nog als een typische marktpartij moet zien. De minister wil dat warmtenetten minstens 51% publiek (= gemeentelijk) worden, wat tot kont tegen de krib-reacties bij de marktpartijen leidt.
De gezamenlijke energiecoöperaties echter (verenigd in de koepel Energie Samen) willen ook in beeld zijn in de centrale warmtelevering, en menen daarvoor goede papieren op tafel te kunnen leggen. Ze baseren zich daarbij vooral op het voorbeeld Denemarken, waar stadsverwarming de norm is, en waar coöperatieve stadsverwarming de norm binnen de norm is. Energie Samen heeft in zeer recente tijden drie publicaties afgescheiden;
Energie Samen brengt de resultaten van een door hen georganiseerd vergelijkend onderzoek tussen warmtenetten in Nederland en Denemarken. De tabellen met oranje of blauwe steunkleur komen uit dit vergelijkend onderzoek.
Het wordt een ingewikkelde oefening in de politieke economie om in een concrete situatie concrete keuzes te maken. De theorie en de praktijk liggen niet altijd op één lijn. Ik ga proberen om dat in een vervolgartikel onder te brengen. In dit artikel beperk ik mij tot een samenvattende beschrijving van de drie genoemde publicaties zonder waardeoordeel.
Siward Zomer in De Correspondent Siward Zomer is een aparte gozer. Hij heeft American Studies en daarna sociale en politieke filosofie gestudeerd in de VS met Marx en Derrida op zijn leeslijst, en is uiteindelijk afgestudeerd op “Connecting the Sun: A Critical Analysis of Karl Marx’s and Herbert Marcuse’s Theories of Technologies Through the Post-Modernist Philosophies of Bruno Latour – A Case Study on Solar Panels’ Zijn opvatting van revolutie is dat je geen absolute goed-slecht tegenstellingen moet formuleren, om binnen het huidige systeem lokale autonome systemen te bouwen die democratisch georganiseerd zijn. Zodoende kwam hij bij De Windvogel terecht, werd voorzitter en bleef dat zeven jaar, in welk tijdsbestek De Windvogel van 1000 naar 3000 leden groeide, en verschillende windparken realiseerde. ‘Hou het simpel’ is het motto. Gewoon radicaal democratisch, one man one vote, bescheiden entreegeld, niet rijk willen worden. De Lehman-crisis van 2008 bleek een recept voort groei. ‘Hoogopgeleide mensen verloren hun baan en kregen een gevoel van onbehagen. Het was een internationale crisis waar ze niks mee te maken hadden, maar ze verloren wel hun baan. Ze verloren hun grip. Ze wilden weer zeggenschap hebben over hun basisvoorzieningen. Rond diezelfde tijd werden zonnepanelen rendabel. Toen zijn er tussen 2008 en nu zo’n 673 energiecoöperaties gekomen.’ Aldus Zomer. Inmiddels heeft de coöperatieve beweging 110.000 leden, nu nog vooral ideologisch gemotiveerd.
De energiemarkt kan niet uitgeschakeld worden. Als je in een beperkt gebied gelijktijdigheid van vraag en productie kon organiseren, kon je een vaste prijs afspreken. Maar dat lukt niet, dus moet er -in en verkocht worden en zodoende de markt, Op zich werkt die goed. Het probleem is niet de liberalisering, want zonder liberalisering bestonden de coöperaties niet. Het probleem is privatisering. Ook coöperaties blijven functioneren in een Europabrede markt. Je moet als coöperatie wel competitief functioneren.
Het systeem is opgebouwd zodanig dat transparantie bij grote ondernemingen volledig ontbreekt. Zowel over de, nu grote, baten als over de onbekende kosten. Dit systeem heeft Nederland zo gewild. In een nog niet zo heel grijs verleden overigens was de productie van hernieuwbare energie zonder subsidie verliesgevend (kostprijs groter dan opbrengstprijs op de stroommarkt).
Er is een ruimtelijke ordening-probleem. RO is in Nederland gedecentraliseerd en ligt bij de gemeenten. Daarom moeten gemeenten in hun ruimtelijke ordening-beleid voorwaarden stellen in de zin van samenwerking met de lokale omgeving.
Bij de nieuwe Warmtewet 2.0 kan men de eerder gemaakte fouten vermijden. “Zorg dat de assets (productiemiddelen) in handen zijn van de bewoners in een coöperatie, óf van een publieke partij, netbeheerder of gemeente.”. De markt ontstaat dan bij uitbesteding van bestektekeningen, communicatie, levering etc. Een coöperatie hoeft niet alles zelf te doen. De regulering werkt dan intern bij de vereniging, via bijvoorbeeld zoiets prozaïsch als een kascommissie. Dat werkt het beste. Het spaart een acht keer grotere Authoriteit C onsument en Markt uit. Heel Denemarken staat vol met warmtecoöperaties, en er is er in de afgelopen honderd jaar nog nooit een failliet gegaan, terwijl ze op non profit-basis werken.
Zomer: “We gaan niet naar een coöperatieve heilsstaat. Je krijgt een samenvoegsel van grote bedrijven die grote productie doen, wind op zee, de internationale markt blijft bestaan, er is plek voor die bedrijven. Sommige zullen zich omturnen naar een dienstenbedrijf voor coöperaties. Maar als je honderd procent eigendom wil hebben over zonneparken bijvoorbeeld, dan kom je in conflict met de bewoners van een land, en dat is altijd een verliezende strategie.’
Maak ruimte voor warmtenetten in handen van bewoners Tot nu toe is de coöperatieve sector geen partij bij het ontwikkelen van de nieuwe Warmtewet.
De politiek geformuleerde inzet is: ‘Energie Samen roept de minister van EZK en de Tweede Kamer om warmteschappen op te nemen in de nieuwe Warmtewet, met dezelfde rechten (en plichten) als de publieke partijen. Europese richtlijnen verplichten nationale overheden, dus ook Nederland, om een definitie voor energiegemeenschappen in wetgeving op te nemen. Op basis van de Europese richtlijnen definiëren wij een warmteschap, of energiegemeenschap op het gebied van warmte, met drie specifieke kenmerken: Coöperatieve netten van warmteschappen zijn (1) democratisch georganiseerd met zeggenschap van de gebruikers, met (2) als doel het realiseren van energie als een basisbehoefte voor de gemeenschap en (3) zonder winstoogmerk.’
Siward Zomer: “In tegenstelling tot bepaalde energiebedrijven die dreigen de energietransitie te vertragen door niet meer te willen investeren in warmtenetten als ze in publieke handen komen, zijn energiecoöperaties op volle snelheid bezig om van de warmtetransitie op lokaal niveau een succes te maken.”
De vergelijking Nederland-Denemarken Nederland en Denemarken zijn landen die enerzijds op elkaar lijken (met dien verstande dat er in Denemarken drie keer zo weinig mensen wonen op een grotere oppervlakte dan Nederland), maar hun energiegeschiedenis loopt sterk uiteen. Dat komt omdat Nederland heel aardgas had en Denemarken in het geheel geen fossiele brandstoffen in de eigen bodem heeft zitten.
Dat gaf een forse schok bij de oliecrisis van 1973. Dat leidde tot een energetische heroriëntatie, waarvan een grote uitbreiding van het warmtenetsysteem deel uitmaakte. Passend bij de Deense traditie van onderlinge zelfhulp op het platteland, leidde dat in de kleinere steden tot coöperatieve vormen en in de grote steden tot gemeentelijke warmtebedrijven. Anders dan in Nederland, is en blijft de rol van commerciële leveranciers zeer gering. De Denen zijn heel tevreden over de situatie en het systeem groeit nog steeds. Het is democratisch, controleerbaar, goedkoop en stabiel.
In de decennia dat het systeem draait, heeft het zich, naast maatschappelijk, ook wettelijk en organisatorische gesetteld. Er bestaat bijvoorbeeld een structureel ingebedde relatie met gemeenten en woningbouwverenigingen, en het Kommunekredit zorgt voor leningen.
De voorgeschiedenis werkt door in het klimaatbeleid, dat in Denemarken ambitieuzer is, en bovendien die ambities beter waarmaakt, dan in Nederand.
De Nederlandse coöperatieve beweging kijkt jaloers naar het Deense voorbeeld en zou daar graag het een en ander van overnemen. Daarom hebben Energie Samen en het Deense EBO Consult de studie opgesteld “Cooperative district heating in the making”. EBO Consult is de serviceorganisatie van de warmtenetten in de regio Kopenhagen. Deze studie is te vinden via https://energiesamen.nu/nieuws/3334/cooperatieve-warmtenetten-in-de-maak . Het is geen lichte kost en bovendien Engelstalig. Daarom is op dezelfde pagina een Nederlandstalige samenvatting bereikbaar, die ik gemakshalve hieronder heb weggezet.
Verder blijkt uit het rapport dat er gesprekken zijn (geweest?) tussen Samen Energie en Ennatuurlijk. Op beider sites is daarvan niets terug te vinden.
Bovenstaande URL is zoiets als de samenvatting van de samenvatting. Ik kopieer hem hieronder en daar laat ik het in dit site-artikel bij.
Coöperatieve warmtenetten in de maak 24-10-2022
In Denemarken zijn ze gemeengoed: coöperatieve warmtenetten. In Nederland komen coöperaties ook veel voor in de energiesector. Sinds de jaren 80 zijn er windcoöperaties opgericht, maar de warmtevoorziening werd georganiseerd met goedkoop aardgas uit de grote Nederlandse gasbel in de provincie Groningen.
In 2008 is de eerste stadsverwarmingscoöperatie opgericht. In de periode 2010 tot 2015 mislukten enkele coöperatieve pogingen om stadsverwarming te realiseren. Sinds 2015 is het aantal stadsverwarmingsinitiatieven gegroeid naar 80 in 2021. De vooruitzichten voor coöperatieve warmtenetten zijn groot omdat voor een belangrijk deel van wijken, waarvoor (voorlopig) geen centrale en grootschalige warmteoplossing beschikbaar is, een kleinschaligere en collectieve warmte-oplossing mogelijk is. Dit zou een oplossing kunnen zijn voor 45% van de 13.000 wijken in Nederland. De open coalitie heeft de ambitie gepubliceerd minimaal 1000 warmtecoöperaties te hebben opgericht in 2030.
Waarom warmtecoöperaties?
De reden waarom warmtecoöperaties wijdverbreid zijn in Denemarken, is omdat ze:
– Eén van de meest effectieve manieren zijn om consumenten te beschermen door zich te richten op het zo laag mogelijk houden van de warmtetarieven. – Lokaal geworteld zijn met een hoge betrokkenheid en steun van de lokale samenleving, wat cruciaal is bij het veranderen van de energie-infrastructuur. – Belangrijke spelers in de groene transitie zijn vanwege hun focus op langetermijnplanning. De focus ligt niet op het maken van winst op korte termijn. – Belangrijk zijn om een goed functionerende regelgeving in stand te houden. De Deense regelgeving is effectief omdat ze gebaseerd is op transparantie in de warmtetarieven en op de werkelijke kosten van de warmte coöperatie. De enige bedrijven met prikkels om hun werkelijke kosten met de regelgever te delen, zijn de warmtecoöperaties. – Belangrijk zijn voor burgers: 70% van de Denen die deelnamen aan een onderzoek van Voxmeter voor de Deense Vereniging van Stadsverwarming vindt het belangrijk om coöperaties en het non-profitprincipe in de stadsverwarmingssector te behouden.
Coöperatieve warmtenetten hebben ook in Nederland veel voordelen:
– Als burgers zelf hun warmtevoorziening regisseren, voelen ze daar een grote verantwoordelijkheid voor en dat leidt tot meer draagvlak en snellere realisatie. Dat blijkt ook uit de evaluatie van de Proeftuinen Aardgasvrije Wijken. – Burgers die zich organiseren voor het ontwikkelen van een coöperatief warmtenet zijn meer gericht op lage warmtetarieven dan de op winst gerichte warmtebedrijven. – Beter gebruik van lokaal beschikbare lage temperatuur warmtebronnen. – En warmtecoöperaties zijn goed gepositioneerd om de pieken en dalen in de levering van (groene) stroom te dekken met warmtelevering en warmteopslag, zeker als de coöperaties ook de productiemiddelen voor duurzame elektriciteit bezitten. Coöperaties die stadsverwarmingssystemen van de 4e of 5e generatie exploiteren, kunnen vraag en aanbod van hernieuwbare energie in de wijk in evenwicht brengen en netcongestie voorkomen. Congestie van elektriciteit in het net is in snel tempo een groot probleem geworden in het Nederlandse energiesysteem.
Take aways uit Denemarken voor coöperatieve warmtenetten in Nederland
Het succes van warmtecoöperaties in Denemarken is het resultaat van een reeks voorwaarden die sinds de jaren 70 zijn gecreëerd en geoptimaliseerd. De bouwstenen voor het Deense succes kunnen naar Nederland worden overgebracht en de uitbreiding van coöperatieve warmtenetten in Nederland versnellen. Vertaald naar de Nederlandse context bestaan de bouwstenen die nodig zijn uit:
– Markttoegang met regulering die warmtecoöperaties aanmoedigt – Toegang tot goedkope financieringsbronnen voor ontwikkelingsuitgaven en kapitaaluitgaven – Bestuursmodellen van gemeenten en warmtecoöperaties – Toegang tot kennis voor coöperaties en gemeenten.
Een van de grootste struikelblokken bij het verduurzamen van de woningvoorraad is de massa goedkope en betaalbare koopwoningen. Er zitten vaak mensen in die het niet kunnen betalen, ook geen lening kunnen of (ouderen) willen afsluiten, en waar ook geen vorm van collectieve organisatie is.
Uiteraard is het probleem bij gemeenten bekend en die gaan er op hun manier mee om. Maar die manier gaat vaak niet ver genoeg: de aanpak is individueel, betreft vaak alleen maar geld en ontzorgt niet genoeg.
Energiecoöperaties doen hun best. 040Energie in mijn woonplaats Eindhoven heeft zijn eigen energieloket ( https://040energie.nl/energieloket/ ) en biedt bijvoorbeeld op wijkniveau collectieve zonnepanelen aan, maar echt organisatiewerk (bijna in de sfeer van het opbouwwerk) kan men er in alle redelijkheid niet van verwachten. Dat vraagt meer.
Nu las ik op de website van de Regionale Energie en Klimaat Strategie (REKS) van de regio Hart van Brabant (dat is, zeg maar, het gebied Tilburg-Waalwijk ) een interessant artikel over hoe de Energie Coöperatie Udenhout het aangepakt had. Na veel onderzoek gaat die een ESCo oprichten (een Energy Service Company). Udenhout is een dorp dat onder de gemeente Tilburg valt. (Tilburg presteert trouwens in verduurzamingszaken een stuk beter dan mijn borstkloppende gemeente Eindhoven). Gekozen is voor de wijk Achthoeven, een wijk die voer het overgrote deel uit eengezins koopwoningen uit de jaten 1970-1980 bestaat met (in 2020) een gemiddelde woningwaarde van €356.000 ( https://allecijfers.nl/buurt/achthoeven-tilburg/ ).
Omdat ik het een nuttig artikel vind, druk ik het hieronder af. De illustraties komen van Funda (09 januari 2022) en hebben geen verdere bedoeling dan om een impressie te geven van hoe de wijk er uit ziet..
Jan Snelders: “We moeten naar one stop shopping voor particuliere woningverduurzaming”
In de Regionale Energie- en Klimaatstrategie heeft Regio Hart van Brabant afgesproken om 20 procent energie te besparen in 2030, en 50 procent in 2050. Maar hoe doe je dat? Een van de projecten om dat te ontdekken is RHEDCOOP, dat onder andere in de gemeente Tilburg loopt. We spreken erover met Jan Snelders.
Regionale Energie- en Klimaatstrategie Meer dan dertig regio’s in Nederland maken plannen voor energiebesparing en de overstap op duurzame energiebronnen voor elektriciteit en het verwarmen van woningen en gebouwen. In Hart van Brabant kijken we ook hoe we onze omgeving kunnen aanpassen aan klimaatverandering. Die plannen staan in de Regionale Energie- en Klimaatstrategie (REKS).
Als oprichter en voormalig voorzitter van de Energie Coöperatie Udenhout, waar hij inmiddels projectleider is, kan Jan Snelders meepraten over energiebesparingsvraagstukken. Een van de projecten waar hij sinds de start in 2019 bij betrokken is, is het Interreg-project RHEDCOOP: Renovatie en Hernieuwbare Energiediensten door Coöperaties. Het doel van het project is om te komen tot een duurzame ondersteuningsstructuur voor particuliere woningeigenaren bij de verduurzaming van hun huis.
Wensen en behoeften RHEDCOOP heeft tot interessante inzichten geleid. Jan: “We zijn vanaf nul begonnen: we wilden woningen verduurzamen, maar hadden geen idee wat werkt. Daarom zijn we in Udenhout twee jaar lang bezig geweest met enquêtes en gesprekken om de behoeftes van inwoners op te halen en ook daadwerkelijk experimenteren met ideeën die we hadden.”
Daaruit bleek dat mensen hun huis best willen aanpakken, maar daar niet altijd geld voor willen lenen. Jan: “Zeker bij oudere generaties is ‘lenen’ een lelijk woord, dus we moesten op zoek naar een alternatief. Bovendien bestaat er achter de voordeur stiekem best wat energiearmoede. Mensen hebben moeite om hun energierekening te betalen en dat wordt alleen maar lastiger.”
Ook bleek dat inwoners graag begeleid worden door een onafhankelijk, kundig en betrouwbaar iemand, liefst met een lokaal gezicht. Dat zijn volgens Jan niet per se mensen van de gemeente, maar wel mensen van een coöperatie die je tijdens de tennis of carnaval ook tegenkomt. Als een lokale adviseur iets zegt, dan wordt dat eerder als waar aangenomen dan bij een onbekende.
Verder is een analyse gemaakt van de opbouw van de Udenhoutse wijk Achthoeven en het type maatregelen dat zou passen bij die woningen, zoals schilisolatie, nieuwe beglazing, zonnepanelen en een warmtepomp. Jan: “Op basis daarvan zijn we uniforme duurzaamheidspakketten gaan maken met ook de mogelijkheid voor volledige ontzorging en financiering, De conclusie was dat je pakketten kunt bedenken wat je wilt, maar dat mensen toch altijd wat anders willen. Uiteindelijk zijn geen twee huizen of huiseigenaren hetzelfde en kom je toch uit op individuele situaties, wensen en behoeften.”
Alles-in-één-loket voor verduurzaming De zoektocht leidde tot het idee om woningeigenaren op één plek van A tot Z te helpen bij de verduurzaming van hun woning via een zogenaamde ESCo: een Energy Service Company. Jan: “Je hebt dan één loket waar alle woningeigenaren terecht kunnen voor alle informatie, vragen, advies én de uitvoering, in de vorm van een abonnement met een vast bedrag per maand, net zoals bij de krant of Netflix. Complete begeleiding en volledige ontzorging dus, tot en met de mogelijkheid om te financieren.”
In de praktijk houdt het in dat je als huiseigenaar met een vraag een lokale energieadviseur belt, die bij je langskomt. Zo iemand kan een scan maken van je huis en een advies geven over de verduurzamingsstappen die je kunt nemen. Dat kan stapsgewijs en is ook niet verplicht. De aanpak spreekt ook veel energiecoöperaties uit de regio Hart van Brabant aan, en inmiddels worden een aantal pilotwoningen op basis van dit principe aangepakt. De bewoners worden dus volledig ontzorgd, inclusief de maatregelen.
De rode draad bij het concept is dat de klantreis uniform is. Jan: “De volgorde van de stappen is bij iedereen hetzelfde, alleen de mate van ondersteuning verschilt. Aan de ene kant heb je mensen die alles zelf uitzoeken maar een duwtje nodig hebben, terwijl anderen er totaal geen verstand van hebben en hulp zoeken. En alles wat daar natuurlijk tussen zit. Maar alles is erop gericht om iedereen te laten komen tot een zo duurzaam mogelijk huis.”
Toekomst van de ESCo Aan het eind van het jaar loopt RHEDCOOP af, en dan wordt ook het ESCo-model opgeleverd. Ondertussen wordt gekeken of en hoe het project voortgezet kan worden en daarbij hoort ook een evaluatie en opschalingsadvies: hoe komt we stapsgewijs tot een Tilburgse en wellicht regionale aanpak? Daar moet dan wel geld voor beschikbaar worden gesteld. In Breda is volgens Jan de ervaring dat een ESCo rendabel te maken is, met blijvende steun van een gemeente.
Jan: “De gemeente heeft de regie op het verduurzamen van de gebouwde omgeving. In Tilburg alleen al heb je het over tienduizenden particuliere woningen die verduurzaamd moeten worden. De lokale energiecoöperaties kunnen en willen daar een rol in spelen, en dat scheelt de gemeenten werk. Verduurzamingsmaatregelen kennen een te overziene terugverdientijd. Maar het volledige traject van de klantreis bestaat uit meer stappen dan alleen begeleiden of uitvoeren. Daar is blijvende ondersteuning voor nodig. Als je als gemeente dan toch al middelen hebt gereserveerd voor die energiebesparing, dan denk ik dat je de middelen ook hiervoor kunt inzetten. Het leidt tot minder werk voor de gemeenten je kunt coöperaties ondersteunen om hun rol in de klantreis goed en blijvend te kunnen invullen.“
Vliegwielfunctie Uiteindelijk hoopt Jan dat ook andere gemeenten en coöperaties aansluiten bij het initiatief. Jan: “We zitten nog te vaak op eigen eilandjes dingen te bedenken. Laten we elkaar opzoeken, want je buurman doet misschien wel hetzelfde. Dat gebeurt nu gelukkig steeds meer en de REKS is daarin ondersteunend geweest. Ik verwacht daarom dat dit project ook als een vliegwielfunctie werkt en uiteindelijk op meer plekken wordt opgepakt”
De dorpscoöperatie Traais Energie Collectief (TEC) wil Terheijden binnen vijf jaar energieneutraal maken, en dit geheel in eigen beheer. Daartoe worden een aantal projecten uitgevoerd, waarvan een zelfbeheerd warmtenet het opvallendste is.
Het initiatief hoort bij de eerste ronde van door het Rijk gesubsidieerde ‘Proeftuin aardgasvrije wijken’ – ronde. Hier een analyserende beschrijving van een goed initiatief.
Terheijden ligt een paar kilometer ten Noorden van Breda, maar valt onder de gemeente Drimmelen.
De voorgeschiedenis, de financiering en de organisatie. Zie https://traaisenergiecollectief.nl/collectief/ . Het Traais Energie Collectief is tot stand gekomen door de inzet van Petra Kimmel en oud-Terheijdenaar Pim de Ridder, specialist in duurzame energie. Met zijn bedrijf Izzy Projects helpt hij burgers bij het opzetten van duurzame initiatieven.
Het TEC is een coöperatie waarvan inwoners van Terheijden lid kunnen worden. Dat kost eenmalig €10 en daarna €15 per jaar. Het TEC heeft vooral bestuurlijke, vertegenwoordigende en enthousiasmerende taken.
Zie https://traaiseenergiemaatschappij.nl/vraag-en-antwoord/organisatie/nog-een-titel-van-ene-andere-vraag/ . De feitelijke arbeid (die professionele vaardigheden eist) is georganiseerd in een holding “Traaise Energie Maatschappij (TREM)” die onder controle staat van de coöperatie. De aandelen van de holding zitten bij het TEC (met een prioriteitsaandeel) en bij de Brabantse Duurzame Energiewerken (BDEW), een initiatief van Izzy Projects BV. BDEW heeft de investeringen tot nu toe voorgefinancierd. De bedoeling is dat BDEW zich medio 2023 grotendeels teruggetrokken heeft en zijn geld terug krijgt op basis van uren- en kostenstaten en een deel van het toekomstig rendement.
Onder de holding hangen, indien zinvol, rechtspersonen voor de afzonderlijke activiteiten.
Naast de voorfinanciering door BDEW heeft het project 3,4 miljoen subsidie van het Rijk ontvangen in het kader van de ‘Proeftuin aardgasvrije wijken’- project. De provincie Noord-Brabant heeft daar 0,125 miljoen aan toegevoegd.
De Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM) is in beeld geweest voor deelname in de holding, maar heeft zich voorlopig teruggetrokken. Woordvoerder De Kool zei in de NRC van 23 juni 2020 dat de sterk uiteenlopende risico’s van zon en wind enerzijds, en warmte anderzijds, binnen één organisatie teveel van het goede waren voor de condities binnen de BOM. Dit terwijl ook De Kool het een goed plan vond. Misschien later, zei hij, als het allemaal wat overzichtelijker is.
De banken beginnen sowieso niet aan een dergelijk project. Ze vinden het risico gigantisch (weer de NRC), terwijl initiatiefnemen De Ridder dat erg vindt meevallen.
Om aan verder werkkapitaal te komen, is TEC gestart met de verkoop van ‘Traaise bouwstenen’ . Traaise Bouwstenen zijn een lening aan de Traaise Energie Maatschappij. Een Bouwsteen kost € 250,-. In totaal verstrekt de Traaise Energie Maatschappij in deze fase € 505.000,- aan obligaties. Dat zijn 2020 Traaise Bouwstenen. Een persoon kan voor maximaal 80 Traaise Bouwstenen inschrijven. De inschrijfperiode loopt van 11 juni tot en met 6 september 2020. Men ontvangt een vaste rente van 7%. De looptijd van een Traaise Bouwsteen is vier jaar, met een mogelijke verlenging tot 8 jaar. Ter gelegenheid van de feestelijke aftrap (op Zoom) was er een obligatie-tripel gebrouwen. Dd juli 2020 stond de teller op €300.000 .
Een en ander geeft aan dat de TEC nog in zijn beginstadium is. Dat geldt, in wisselende mate, ook voor de concrete projecten.
Welke, en hoeveel, energie moet er eigenlijk verduurzaamd worden? De gemeente Drimmelen telde op 01 jan 2020 27629 inwoners, waarvan er 6261 in Terheijden wonen. Ook wat betreft het aantal huizen is Terheijden 23% van Drimmelen. Deze omweg is nodig, omdat de standaard-website in deze, de Klimaatmonitor, slechts tot op gemeenteschaal specificeert. De aanname is nu dat de verhoudingen binnen Terheijden dezelfde zijn als binnen Drimmelen als geheel.
In Drimmelen als geheel ging in 2017 1570TJ op aan warmte en 420TJ op aan stroom (en verder 977TJ aan voertuigbrandstof, maar dat staat buiten het coöperatiegebeuren). Van de totaal aan warmte en stroom van 1990TJ ging dus 79% naar warmte en 21% naar stroom. De aanname is dus dat dat in Terheijden ook zo is. De website https://allecijfers.nl/buurt/Terheijden-drimmelen/ komt over2018 per gemiddelde woning in Terheijden op 44GJ/y warmte uit gas, en op 11GY/y uit stroom – wat nagenoeg dezelfde gas-stroomverhouding is, maar dan alleen voor woningen.
In de categorie ‘Gebouwde omgeving’ , waartoe de werkzaamheden van TEC zich beperken, is Drimmelen als geheel, over 2017 en over 2018) goed voor 893TJ. Hiervan 23% toerekenend aan Terheijden zadelt dit dorp op met 205TJ ter afdekking van de gebouwde omgeving, dus onderverdeeld in 162TJ warmte en 43TJ stroom.
Warmtepompen, die in aanvulling op de TEO nodig zijn, roepen een extra stroomvraag op. Hoe groot die is, is moeilijk in te schatten. Meestal rekent men (grof) dat om 4J warmte te leveren,je 1J stroom nodig hebt. Bovenstaande elektriciteitsvraag zou dan verdubbelen. Maar door de TEO (als dat lukt) zal dat minder zijn. Hoeveel minder is onduidelijk.
Overigens valt in de Klimaatmonitor de enorme post landbouw (en bosbouw en visserij, maar die tellen niet mee). Dat was in 2018 de grootste post van alle, en dat komt door de kastuinbouw bij Made, de hoofdkern van de gemeente Drimmelen.
Het project ‘Energiebesparing’ Het TEC heeft een besparingsteam opgezet, dat gratis huisscans uitvoert en een gratis energiebox levert. Met de uitkering Regeling Reductie Energiegebruik (RREhelpt de gemeente Drimmelen huiseigenaren om energie te besparen.
Het project ‘Zon op Traaise daken’ Het eerste dakproject bestaat uit 120 PV-panelen op het dak van de schietclub Wilhelm Tell, elk 330Wp, die samen jaarlijks goed zijn voor 37000kWh (0,13TJ). Dit loopt via de postcoderoosregeling, die gedurende 15 jaar vrijstelling van energiebelasting verzorgt. Die 15 jaar is ook de looptijd van de afspraak met de schietclub (die 14 panelen krijgt). Voor dit project is een satelliet-coöperatie opgericht, dus een aparte rechtspersoon. Dit paneel moet €377 gaan kosten.
Bedoeling is dat andere dakprojecten volgen.
Het project zonnepark De Bergen Dat park moet 27000 panelen gaan tellen. De bouwvergunning van de gemeente is rond, evenals de SDE+ (zoals gebruikelijk voor 15 jaar). Er loopt nog beroep (niet van mensen uit Terheijden). Men is optimistisch in Terheijden. Het park (SDE+ gegevens zie hieronder) moet 11,3MWp worden en daarmee goed zijn voor ongeveer 11 miljoen kWh (ongeveer 38TJ) .
Het project Windturbine De Noord Er komen 28 windturbines langs de A16, verdeeld over vijf clusters. Een van die vijf clusters is windpark Zonzeel, waar zes turbines komen (zie https://windparkzonzeel.nl/projectinfo/ ): twee van Eneco, drie van Pure Energy en één (via Izzy Projects) van het TEC. Er loopt nog beroep bij de Raad van State. Men is optimistisch in Terheijden.
De precieze kenmerken zijn volgens de website van windpark Zonzeel (dd juli 2020) nog niet bepaald, maar ze moeten ongeveer tussen de 3,5 en 4,5MW worden (tiphoogte rond de 200m). TEC zegt dat ongeveer 16 miljoen kWh gaat worden opgewekt (ca 58TJ), wat een molen van ca 4,5MW impliceert. Mogelijk loopt de website van Zonzeel achter?
De molen kost ca 6,5 miljoen €.
Het project Warmtenet Dat is het meest bijzondere deel van het geheel. Kleine, zelfgerunde, warmtenetten zijn zeldzaam. En riskant, vinden nogal wat mensen. Minstens 70% van de huishoudens moet meedoen.
De eerste fase, die 500 huizen verzorgt, is inmiddels af. Daarna komt geleidelijk aan de rest van het dorp aan de beurt. De aanleg gebeurt in elk geval niet roekeloos. Traaise Energie Maatschappij werkt samen met een aantal partners: Rotterdam Engineering, Aannemersbedrijf Nijkamp, Bouwbedrijf Strukton en Kuijpers zijn de partners voor de ontwikkeling, de aanleg van het netwerk en het inregelen van de installaties. Ook voor het leveren van warmte hebben we de juiste partner gevonden, het Brabantse bedrijf Kelvin (dat de vergunning van de ACM inbrengt). De levering van warmte via het warmtenet wordt ondergebracht bij de dochteronderneming Eerste Traais Warmtebedrijf (ETW) .
De warmte wordt onder 70°C aangeleverd. Dat betekent dat er geen ingrijpende maatregelen aan de woning nodig zijn (al is goede isolatie natuurlijk altijd verstandig).
Er is een voorziening voor piekmomenten en technisch falen.
Aansluiting is tot €3000 gratis (voor de burger). Daarna geldt de gebruikelijke tarifering van de Warmtewet, met een vastrecht en een prijs per afgenomen GJ. Dit volgt het Niet Meer Dan Anders-beginsel (er staat overigens een nieuwe Warmtewet op de rol bij de Tweede Kamer).
Een warmtenet is net zo duurzaam als zijn voeding. Het warmtenet moet gaan draaien op warmte uit het nabijgelegen riviertje de Mark en, indien mogelijk, op geothermie. Beide zijn nu nog niet beschikbaar. Daarom draait het warmtenet nu op ‘transitiegas’. De bedoeling is dat dat in vijf jaar afgebouwd wordt, waarna Terheijden energieneutraal zou moeten zijn.
De Mark Thermische Energie uit Oppervlaktewater (TEO) is een techniek die nog aan het begin staat. Het idee is dat je ’s zomers warmte aan het water onttrekt (waardoor dat bijvoorbeeld van 21 naar 19°C gaat), en dat je dat water van 20°C in de bodem opslaat, waarna je het er ’s winters weer uithaalt. Als je de verwarmingsinstallatie in je huis achterstevoren laat werken en die warmte ook in de grond stopt, heb je koeling – ook nooit weg.
De TEC-site heeft een leuke animatie op https://youtu.be/hWoMxkeN2vU . Daar blijkt overigens uit dat bij heel lage wintertemperaturen het warmtenet bijgestookt wordt met lokaal geteelde houtige biomassa uit olifantsgras – een goed idee, maar het komt in de hoofdtekst van de site niet terug.
Om ’s winters van water van bijv. 20°C het beoogde water van 70°C te maken, wordt een forse centrale warmtepomp nageschakeld (die weer extra stroom vreet).
Mij lijkt het schema uitvoerbaar, maar de praktijk moet het situatiegebonden aantonen.
Geothermie Geothermie is nooit een bij voorbaat gelopen race. Het is wel erg warm op 1,5 km diepte, maar er moet ook nog zoiets zijn als een poreuze zandlaag waar water doorheen geperst kan worden. En er moeten geen geologische breuken zijn die kunnen gaan schuiven..
Initiatiefnemer De Ridder heeft een opsporingsvergunning aangevraagd bij het ministerie van EZK, maar heeft die nog niet binnen. Ondertussen heeft het Ministerie van EZK een opsporingsvergunning verleend aan Geothermie Brabant en Hydreco Geomec (Geothermie Brabant is een coproductie van het Energiefonds van de provincie en de projectontwikkelaar Hydreco Geomec, en Hydreco Geomec was een dochter van Brabant Water, maar de aandelen zijn in januari 2020 verkocht aan ENGIE). Deze opsporingsvergunning geeft hen het recht om gedurende 4 jaar naar aardwarmte te zoeken. De vergunning is afgegeven voor het zoekgebied ‘Made 2’. Dit zoekgebied van circa 53 km2 ligt op het grondgebied van de gemeenten Drimmelen, Oosterhout en Geertruidenberg. Er zijn al gegevens beschikbaar over de diepere ondergrond van een gedeelte van het zoekgebied. Op basis daarvan wordt een boorlocatie in het kastuinbouwgebied Plukmade het meest kansrijk ingeschat. Hoe de gewenste opsporingsvergunning van De Ridder en de verleende opsporingsvergunning aan Hydreco Geomec en het Energiefonds zich onderling verhouden, is mij op dit moment niet duidelijk. Mogelijk kunnen beide naast elkaar bestaan.
Het hoofdkwartier, annex ‘De Energiebrouwerij’. De stroomkabels van Windmolen de Noord en Zonnepark de Bergen komen in de brouwerij bij elkaar. Vanuit hier gaat de stroom verder het elektriciteitsnet op. Een deel van de stroom gebruiken we voor de warmtepompen in de Energiebrouwerij. Met deze pompen brengen we de warmte voor het Traais Warmtenetwerk op de juiste temperatuur, voordat het de huizen in gaat. De nieuwste technieken voor duurzame energie worden hier toegepast. Een belangrijke toepassing is cablepooling. Bij deze techniek gaat energie, opgewekt uit wind en zon, door één kabel naar het elektriciteitsnet. Zo wordt de infrastructuur optimaal gebruikt. Verder wordt gewerkt aan energieopslag en flexibele energielevering.
Het moet een publieke omgeving worden met een markante uitstraling. Omwonenden en (binnen)huisarchitecten hebben al van gedachten gewisseld.
De Energiebrouwerij zou in 2021 open moeten gaan.
Een korte nabeschouwing Twee opmerkingen.
De eerste is of het hele project organisatorisch en energetisch haalbaar is (financieel is voor mij niet te beoordelen). Mijns inziens zit het project organisatorisch, in elk geval op papier, goed in elkaar. Wat er feitelijk achter de schermen gebeurt onttrekt zich aan mijn waarneming, maar er zijn geen aanwijzingen die op interne ellende wijzen. Als de vergunning voor het zonnepark en de windturbine definitief zijn, is daarmee in elk geval de jaarlijkse elektriciteitsbehoefte gemiddeld ruim afgedekt (met reserve voor de nieuwe warmtepompen). Praktische zaken als de capaciteit van Enexis en eventuele eigen elektriciteitsopslag worden op de site niet behandeld. Mogelijk komt dat nog. Het warmteverhaal is op dit moment, vanwege het ontbreken van concrete cijfers, nog niet beoordeelbaar. Het is aannemelijk dat TEO zal werken en flink zal opleveren, maar meer dan dat valt op dit moment niet te zeggen. Geothermie in Terheijden is een open vraag.
De andere is of de Terheijdense aanpak model kan staan voor heel Nederland. Nee, niet omdat het model slecht is, maar omdat het noodzakelijkerwijs beperkingen kent. Dat valt de initiatiefnemers niet aan te rekenen. Een van de beperkingen is dat het project, ook binnen Terheijden zelf, alleen over de gebouwde omgeving gaat en bijvoorbeeld niet over verkeer en vervoer. Binnen de ruimere schaal van de hele gemeente Drimmelen neemt het project bijvoorbeeld ook niet de grootverbruikers in de landbouw mee. Een andere beperking is dat de Mark een specifieke, eindige energiebron is. Het is niet bewezen, maar wel aannemelijk dat Terheijden genoeg warmte uit de Mark kan halen voor eigen gebruik. Het is al iets minder aannemelijk dat dat voor de hele gemeente Drimmelen zou lukken, en nog minder aannemelijk als bijvoorbeeld ook Breda warmte aan de Mark gaat onttrekken. Net als de Maas steeds verder opwarmt door de warmtelozingen van de kerncentrales onderweg, kan de Mark steeds verder afkoelen door de onttrekkingen onderweg.
Hoe dan ook beslaat het totaal aan Nederlandse woningen slechts ongeveer 12%, en de totale Nederlandse gebouwde omgeving slechts ongeveer 20% van het totale Nederlandse energiebudget . Er zijn mensen die denken dat je er bent als je alle huizen geïsoleerd hebt, maar dat is veel te simpel. Het probleem is zeer veel groter dan alleen de woningvoorraad, en dus ook zeer veel groter dan met alleen burgercoöperaties kan worden opgelost.
Een deel bestaat uit gangbare problemen. Bij het graven is munitie gevonden uit de Tweede Wereldoorlog. De Traaise windturbine is een van de zes windturbines die bij Zonzeel langs de A16 staan (het B-cluster). De Raad van State heeft een aantal bedenkingen geformuleerd tegen het A16-plan. Die zijn niet fundamenteel, maar de provincie moet er een antwoord op verzinnen en dat kost weer tijd. Voor wat de povincie ervan vindt, zie www.brabant.nl/actueel/nieuws/ruimtelijke-ontwikkeling/2020/raad-van-state-in-basis-akkoord-met-plan-windenergie-a16 .
Het vervelendste is dat de rechter de vergunning blokkeert voor zonnepark De Bergen. Er gaat een heel verhaal aan vooraf over hoe de gemeente Drimmelen eerst heel veel zonneparken wilde en, na protesten, uiteindelijk maar 10 hectare die men ondershands aan het Traais Energie Collectief gegund had. Maar er was een Italiaanse zonneparkenboer (NaGa Solar) die in de begintijd al een claim op veel meer lappen in de toen nog veel grotere opzet geclaimd had. NaGa Solar vond dat zij evenveel recht hadden op de 10 hectare die overbleef en er op dezelfde manier mee om konden gaan als het TEC dat van plan was. De gemeente Drimmelen had zijn wensen niet secuur genoeg in beleid omgezet. Wat er stond, had een te algemeen karakter waardoor iedereen aan kon voldoen. Dd dit commentara was nog niet duidelijk wat het TEC ging doen.
Het probleem zou niet bestaan als de productie en levering van energie in dit land niet als een commerciele dienstverlening gedefinieerd was, maar als een openbare Nutsverplichting die daarom niet aanbestedingsplichtig was.
Boven: de Mark bj Terheijde (foto bgerard) Links: plattegrond van de windturbines langs de A16. Een van de zes molens in cluster B is van het TEC
Duurzame energie-initiatieven in West-Brabant
SP-Statenlid Joep van Meel en ik hadden (18 jan 2017) een gesprek met Onno Eigeman, die een invloedrijk man is binnen de West-Brabantse
duurzame energie-wereld.
Hij is voorzitter van de Cooperatie Energiek Halderberge, coördinator van het Energieloket West-Brabant, Regiocoördinator Duurzaamheid West-Brabant vanuit de VEC Noord-Brabant (dat is de Vereniging van Energie Coöperaties), en lid van de Regiegroep Energietransitie West-Brabant.
De laatste ‘titel’ was de gespreksbasis.
Vervolgens is de gedachte verbijzonderd tot vier regio’s in Brabant, te weten West, Midden, Noord-Oost en Zuid-Oost. Eigeman doet dus West-Brabant.
Die regio’s werken als het ware aan een Regionaal Energie Akkoord, later eventueel een Lokale Energie Akkoorden.
Er moet een platform gaan komen (met site) waarop de regionale, en eventueel daaronder vallende lokale, organisaties ideeën en ervaringen gaan uitwisselen. Het Platform gaat inhoudelijk bestuurd worden door de actievoerders zelf.
Het is allemaal nog volop in ontwikkeling.
In West-Brabant borrelen de ideeën op, met in wisselende samenstelling Ondernemers, Onderwijs, Overheid en de Ondernemende burger (de 4 O’s). Eigeman heeft zelf 113 projecten in zijn portefeuille, waarvan 70 op het gebied van collectieve zonne-energie. De projecten hebben vaak ook een sociale component, zoals de boer in Stampersgat die 640 PV-panelen legt. Stampersgat is een klein dorp binnen de gemeente Halderberge, en de opbrengst van de panelen komt mede ten goede aan de renovatie van een appartementengebouw (niet tot Nul op de Meter overigens, maar tot A++).
Soms ook is de bedrijfseconomie leidend, zoals bij een project van 40000m2 PV-paneel op een bedrijf in Breda.
Ik heb grote bewondering voor de inzet en de creativiteit waarmee in West-Brabant gewerkt wordt. En toch heb ik er ook een kritische vraag bij.
Bottom-up of top-down? Fundamenteel kun je op twee manieren met duurzame energie bezig zijn.
Je kunt micro allerlei projecten realiseren (bottom-up). Dat is wat in West-Brabant gebeurt. De sterke kant is dat er hard en creatief gewerkt wordt en dat daarbij de bevolking geënthousiasmeerd wordt, de zwakke kant is dat men op dit moment nauwelijks een idee heeft wat het totaal aan initiatieven feitelijk per jaar aan Joules oplevert. Dat zal moeten veranderen: als gesubsidieerde instelling moet er een jaarverslag komen en daarin moet uiteindelijk opgeschreven worden welke prestatie er voor welk geld verricht is.
Je kunt macro met energie bezig zijn en zeggen dat in het BEA staat dat er in 2020 ongeveer 40PJ Finaal duurzaam Energetisch Vermogen moet zijn in Brabant. In 2014 zat dat aantal op 19,3PJ. Er moet dus fors wat bij.
De sterke kant is dat als je dat realiseert, je aan je politieke commitment voldaan hebt (je voert feitelijk uit wat er overeengekomen is). De zwakke kant is dat je al gauw bureaucratisch bezig bent, en veel eerder ruzie met omwonenden hebt.
Door mijn positie als fractiemedewerker is mijn eerste reflex om de tweede positie te kiezen, mede omdat er bijna niemand anders is die dat doet. Er wordt veel te weinig gerekend.
Als ik bijvoorbeeld (bij gebrek aan beter) een schatting maak van het effect van Eigemans’ PV-portefeuille, en daarbij met de kletsnatte vinger aanneem dat als zijn kleinste project ca 1000m2 is en zijn grootste 40000m2 , zijn gemiddelde project (waarvan hij 70 heeft) ergens rond de 4000m2 zit, dan heeft hij voor 0,28km2 in zijn portefeuille. Dat is idealiter goed voor ca 0,17PJ.
Neem ik (optimistisch) aan dat een project binnen een jaar voltooid wordt en (nog optimistischer) dat het in heel Brabant even goed gaat, dan ben je in 2020 ongeveer 2PJ verder met van alle van onderop georganiseerde PV-projecten in heel Brabant samen.
Vergelijkbaar het 470MW-windenergieprogramma, dat in Brabant grofweg halverwege is. Voltooiing (die bepaald niet altijd bottom-up gaat) zou ca 2PJ toevoegen.
Maar om het BEA uit te voeren, moet er iets van 20 a 22PJ bij gekomen zijn in 2020. En dan zit je nog maar op 14% duurzame energie.
Het Planbureau voor de Leefomgeving in “Energiecoöperaties: ambities, handelingsperspectief en interactie met gemeenten – de energieke samenleving in praktijk” (2014) verwacht, dat coöperaties in heel Nederland samen aan energiebesparing en duurzame productie ‘hoogstens enkele PJ‘ toe zullen voegen. Waarbij de kanttekening op zijn plaats is, dat als een coöperatieactie ertoe leidt dat mensen panelen op hun eigen huis leggen, die opbrengst niet aan de coöperatie wordt toegeschreven, maar aan de woningeigenaar. De opbrengst is moreel, maar niet zakelijk. In deze zin is de invloed van de gezamenlijke coöperaties een stuk meer waard dan genoemde paar PJ.
Maar de gedachte dat de Brabantse coöperaties tot 2020 pakweg 2PJ toevoegen, is dus niet absurd laag.
Eigenlijk is het probleem dat de coöperatieve beweging zich vooral met woningen bezighoudt en vooral met elektriciteit. Maar woningen (met wat nutsgebouwen) beslaan momenteel slechts een kwart van de energievraag, en die bestaat momenteel slechts voor 1/5de deel uit elektriciteit.
Combinatie nodig
Met andere woorden: het bottom-up verhaal kan niet het volledige verhaal zijn.
Het is zeer nodig, maar niet voldoende. Er moet iets anders zijn wat grote getallen levert, zoals bijvoorbeeld mestvergisting, andere biomassa, heel veel grote zonneparken en centrale warmtelevering (het recente Warmteplan van de provincie is een voorbeeld, zie Warmte in Brabant en CE rekent klimaatneutrale warmtevoorziening woningen door voor 2050).
Bovendien lopen de kosten al gauw zo hoog op dat het buiten het bereik raakt van bottom-up bewegingen. Een windturbine kost aan aanleg grofweg € 1,5miljoen per MW, dus het 100MW-project langs de A16 kost grofweg €150 miljoen. Dat wordt projectontwikkelaarswerk en onderhandelen dat er een goede participatieregeling uitkomt voor de omwonenden (zoals bijv. die in Klundert).
Uiteindelijk waren we het met zijn drieën wel eens dat de inspanningen bottom-up en top-down in elkaar moeten grijpen. De een kan niet zonder de ander.
Inleiding
Ik wil hier twee boodschappen brengen:
– energiecoöperaties doen onmisbaar werk, maar door hun kleinschaligheid kunnen ze de noodzakelijke opbrengsten niet halen. Ze zijn noodzakelijk, maar niet voldoende. Hun werk moet gecombineerd worden met een groter geheel
– dat uitleggen aan de hand van een overzichtelijk dorp, namelijk Schijndel
Waarom Schijndel? Dat is toeval. Ik was aanwezig bij Energiecafé’s van gedeputeerde Spierings en raakte daar met een mevrouw uit Schijndel aan de praat, die trots meldde dat ‘haar’ Energiecoöperatie Schijndel 10 miljoen kWh bespaard had. Die trots is op zijn plaats.
Maar de vraag lag op tafel of dat genoeg was. Schijndel is een overzichtelijke casus dus dat moest uit te rekenen zijn.
Eerst wat Schijndelse statistiek (dd 2013).
– 23353 inwoners, zijnde 0,94% van NBrabant, verdeeld over ruim 9300 huizen
– Volgens http://www.lokaleenergieetalage.nl/ en http://klimaatmonitor.databank.nl/jive/jivereportcontents.ashx?report=home&inp_geo=gemeente_307 is het energieverbruik 1600TJ (Een TeraJoule=1.000.000.000.000J = ruim 31000 m3 aardgas)
– Die 1600TJ komt voor 826TJ uit 25,8 miljoen m3 gas, voor 325TJ uit 90,1kWh stroom, voor 153TJ uit duurzame warmte en voor 290TJ uit autobrandstoffen
– Schijndel kent als duurzame bronnen:
stroom: 22,5TJ uit de Hout Industrie Schijndel (HIS), 11TJ uit stortgas, en 6TJ uit zonnepanelen
warmte: 124TJ van de HIS en 29TJ uit houtkachels in woningen (het CBS vindt dat duurzaam)
biobrandstoffen voor auto’s 19TJ
Samen 211TJ.
Schijndel is dus voor 13% duurzaam, voor tweederde vanwege de Houtindustrie.
Wat wil de Energie Coöperatie Schijndel (ECS)?
De ECS is soms slordig in zijn uitspraken.
De ECS wil in 2020 in Schijndel 35% energie bespaard zien, waarna het restant voor 65% duurzaam moet zijn (zie http://www.energieschijndel.nl/faq/ ) Er staat alleen niet bij waarvan dit percentage genomen wordt, met name of het autoverkeer meetelt.
Als het exclusief het autoverkeer is (dus over 1600-290 =1310TJ), moet er in 2020 over zijn 852PJ, waarvan 553TJ duurzaam moet zijn.
De website spreekt niet over mobiliteit en daarom ga ik uit van “exclusief”.
Ook in het persbericht “Schijndelaren hebben 1 miljoen kWh opgewekt met zonnepanelen” (http://www.energieschijndel.nl/schijndelaren-hebben-1-miljoen-kwh-opgewekt-met-zonnepanelen/ ) is slordig. Er staat niet bij dat de hoeveelheden per jaar zijn, en over welk jaar.
Met de titel “1 miljoen kWh” doet de ECS zichzelf in feite tekort, want dat zou 3,6TJ zijn en volgens het CBS is het 6TJ.
Uiteindelijk verschijnt hier ook de 10 miljoen kWh van mijn Schijndelse mevrouw. Omrekenen geeft 36TJ en dat lijkt op 22+11+6 = 39. Waar-
schijnlijk wordt daar dus de totale jaarlijkse duurzame elektriciteitsproductie mee bedoeld.
Elektriciteit en energie worden wel vaker ten onrechte als synoniem opgevoerd.
De ECS zou eens met de stofkam door zijn teksten moeten gaan.
Kan de ECS op eigen kracht zijn doelen bereiken? De ECS leunt op drie onbeïnvloedbare steunpilaren, nl de HIS (waarvan de opbrengst schommelt rond de huidige waarde), het stortgas en de houtkachels in woningen.
Als besparing voert de ECS een spouwmuurisolatieprogramma op voor zo’n 2000 woningen. Er worden geen bespaarde energiehoeveelheden genoemd, maar wel bespaarde bedragen (ca €200/jaar, wat omgerekend ruim 300m3 gas per woning betekent). Over 2000 woningen kom je dan (met een ruime onzekerheidsmarge) op 20TJ/jaar uit.
De besparingstaakstelling is 35% van 1310TJ, dus 459TJ per jaar.
Voor de duurzame opwekking leunt de ECS vooral op zonne-energie. Het eerste concrete project bestaat uit 224 panelen op het dak van de gemeentewerf. Daar wordt mee gestart als die panelen verkocht zijn. Men is een heel eind. Update dd 14 febr 2016: de gemeente Schijndel maakte begin februari bekend dat zij ruim €11000 subsidie geeft om dit project te voltooien. Dat is mooi. Op 18 febr wordt de overeenkomst over het gebruik van het dak van de gemeentewerf ondertekend.
Het project zal jaarlijks ruim 50.000kWh opbrengen, een kleine 0,2TJ. De taakstelling is de (gewenste 553TJ– de aanwezige 211TJ), dus 342TJ. Dat vraagt om rond de 400.000 panelen.
Daarvoor is niet genoeg dak in Schijndel. De cijfers van Sungevity(die ik het betrouwbaarst vind), komen voor heel Brabant uit op ongeveer 10000TJ op de daken van alle in aanmerking komende woningen, instellingen en nutsgebouwen. Omdat Schijndel 0.94% van Brabant is, zou dat voor Schijndel ongeveer 94TJ betekenen.
Anders geredeneerd: er staan in Schijndel nog geen 10000 huizen en men telt nutsdakoppervlakte meestal als de halve woningdakoppervlakte, dus zou dat zowat 30 panelen gemiddeld per huis betekenen. Dat kan nooit.
Je kunt wel meer panelen kwijt, maar die moet je dan op de grond zetten.
Een andere gedachte: een 3MW-turbine zou bij 1800 vollasturen ongeveer 19TJ opbrengen. Daarmee zou de ECS er ook niet zijn.
Mijn conclusie De ECS kan zijn plannen niet op eigen kracht realiseren.
Dat is geen schande. Dat geldt voor andere coöperaties ook. Het streven is goed en de activiteiten zinvol, maar het probleem is gewoon te groot voor hen.
Het werkt alleen in verbinding met een grote, rijke en professionele instelling met doorzettingsmacht als bijvoorbeeld de provincie. Het gaat om grote investeringen, beslissingen over landgebruik (minder koeien, meer panelen?) en ruimtelijke ordening.
Nodig is een vorm van samenwerking waarin het beste van groot en klein verbonden worden: de grote blik en het grote geld van de bijvoorbeeld provincie en de grass roots-opzet en de ideële beginselen van de coöperaties.
Stel niet als eis dat energieprojecten kleinschalig moeten zijn! Het is een soort onderbuikgevoel bij delen van de milieubeweging dat projecten kleinschalig moeten zijn. Dat is een stom idee, want dan brengen ze niks op.
De actiegroepen, die de band met de bevolking verzorgen, moeten kleinschalig zijn want dat is essentieel voor hun functioneren. De projecten waarbij die actiegroepen ingeschakeld worden, moeten grootschalig zijn.
In dit spanningsveld moet een modus vivendi worden gevonden.