Onder de Brabantse bevolking leeft de, krachtig en emotioneel uitgesproken gedachte, dat je ‘mestfabrieken’ tegen moet houden omdat je daardoor minder dieren krijgt. Voorzitter Jan van Hoof van Mens, Dier en Peel, zoiets als het Wetenschappelijk Bureau van de strijd tegen de veeteelt, verwoordt het “Mestfabrieken zijn de sleutel tot het voortbestaan van de veeindustrie in Brabant.”
Ik ben zo vrij met hem van mening te verschillen. Niet zozeer over het doel van zijn bewering dat er minder dieren moeten zijn, want dat vind ik ook. Ik vind de ambitie van Natuur en Milieu “5% minder kippen, 10% minder koeien en 30% minder varkens” een goed uitgangspunt.
Alleen, ik zie geen sterk verband tussen geen mestverwerking en minder dieren.
Ik zie wel een sterk verband tussen geen afzet van (al dan niet bewerkte) mest enerzijds en minder dieren anderzijds. Ik zie eveneens een sterk verband tussen de fosfaat- en nitraatlimiet voor (al dan niet bewerkte) mest enerzijds en het aantal dieren anderzijds.
Het politieke ‘frame’ klopt niet. ‘Mestfabrieken’ bestaan niet. Een autofabriek maakt auto’s en een schoenenfabriek maakt schoenen, maar een ‘mestfabriek’ maakt geen mest.
Een ‘mestfabriek’ (ik zal het hierna een mestBEwerker noemen) is een inrichting die een lading fosfaat en nitraat in een andere chemische en fysische vorm brengt (anders verpakt), waarna die lading aan dezelfde limieten moet blijven voldoen als wanneer het verpakkingsproces niet had plaatsgevonden. Ook als er lading bijkomt uit andere bron (bijvoorbeeld bij covergisting), blijft de limiet onveranderd bestaan. De fosfaat uit de mais moet in mindering gebracht worden op de fosfaat uit de mest, dus minder dieren.
Wat de milieubeweging en de burgerorganisaties dus in elk geval moeten doen, is de fosfaat- en nitraatlimieten met hand en tand verdedigen en liefst aanscherpen, o.a. met een beroep op de EU.
Het resultaat van de verpakking kan zijn dat het in organisch materiaal verpakte fosfaat gerecycled wordt (wat op zich een goede zaak is) en exporteerbaarder wordt. Of dat zal gebeuren, is een verhaal van logistiek en economie (zie Afzetkansen voor bewerkte mest?) . De opbrengst in verweggistan wordt groter, maar de proces- en transportkosten ook en de vraag is hoe vrij in verweggistan in praktijk de markt zal blijken en hoe goed de kwaliteit van het verpakte fosfaat is (of die bijv. meer vervuild is met medicijnresten en zware metalen als inheemse mest). Dit alles moet blijken. Pas als deze export voor nitraat en fosfaat in grote hoeveelheden plaatsvindt, wordt BEwerken VERwerken en pas dan zou er ruimte ontstaan voor meer dieren.
Ik zie niet hoe op dit moment het in veel water verpakte nitraat economisch uit het systeem gebracht kan worden. Wat de milieubeweging en de burgerorganisaties dus in elk geval moeten doen is zeer scherp kijken wat er met de nitraat gebeurt, en harde handhaving eisen (zie Afzetkansen voor bewerkte mest? en Gedachten bij het opstappen van de voorzitter van Mestac )
Nu is het even de vraag wat men ‘BEwerken’ noemt. De technische minimumeis om mest over de grens te mogen brengen is dat deze ‘gehygieniseerd’ wordt, te weten dat deze een uur op 70°C verhit wordt. Dat vraagt niet om grootschalige installaties in een ‘mestfabriek’. Tegenstanders van mestvergisting noemen deze BEwerking niet en ook de website van Mens, Dier, Peel geeft geen treffers op deze zoekterm. Toch zit de Duitse grensstreek tot x-honderd km ver weg vol met inheemse en gehygieniseerde Nederlandse ruwe mest.
Blijkbaar is er geen dwingend verband (op zijn minst nu nog niet) tussen mestBEwerking en dieraantallen.
De hoop dat het ooit nog eens goed komt met de mestexport, en de hoop dat daaraan te verdienen valt, is inmiddels in boerenkringen de zoveelste strohalm en wordt dus luid bejubeld. Zo luid, dat de tegenstanders de jubel van de voorstanders zijn gaan geloven en zelf ook zijn gaan denken dat mestBEwerking mestVERwerking is, en dus een oplossing.
In dit verband is ook relevant dat de mestboekhouding uiterst fraudegevoelig is. Op 6 jan 2014 citeerde De Boerderij de brancheorganisatie van bonafide mestVERwerkers Cumela, dat 30 tot 40% van het totale mestvolume in zuidoost-Nederland illegaal gedumpt of verhandeld wordt (zie Zwarte mest remt mestverwerking_Boerderij_06jan2014). Bij nitraat is de illegaliteit zelfs al gelegaliseerd. De tussenhandel mag ongestraft miljoenen kilo’s nitraat laten verdwijnen (zie Gedachten bij het opstappen van de voorzitter van Mestac) .
Het meest directe gevolg van een exportverbod van (al dan niet bewerkte) mest zal naar verwachting niet zijn de voortijdige dood van duizenden varkens, kippen en koeien, maar een extra aanslag op het riool, grond- of oppervlaktewater.
Nog even over de gevaren.
Het opslaan, bewerken in boerderijomstandigheden en uitrijden van onbewerkte mest is gevaarlijk, o.a. vanwege de microbiologie en vanwege de ontwikkeling van zwavelwaterstof (die laatste vooral in afgesloten ruimtes). Zie bijv (Makkinga_mestongeluk_rapport RaadvVeiligheid_febr 2014). De Q-koorts bijv. ontstond uit de aanwezigheid in de stal en het uitrijden van onbewerkte geitenmest.
Het oordeelkundig bewerken van mest in een daartoe bedoelde inrichting is niet erg gevaarlijk. Uiteraard hangt dat van de aard en de handhaving van de milieuvergunning af. Het Groene Boekje van de VNG (Groene boekje VNG Bedrijven en milieuzonering , richtafstanden tabel 1, 454) houdt voor een vergister zoneringsafstanden aan zo’n 100 m (te vergelijken met een LPG-station) en staat deze activiteit toe op bedrijventerreinen in de categorie 3.2 (gemiddeld).
Het resultaat van de bewerking kan veel minder gevaarlijk zijn dan de oorspronkelijke mest. Vergisten en daarna hygieniseren van het digestaat bijvoorbeeld doodt een deel van de grampositieve bacterien en virussen, en nagenoeg alle gramnegatieve bacterien als de E. coli en Salmonella (zie Mestbewerking vermindert soms hoeveelheid micro-organismen (en soms niet)). De verwekker van de Q-koorts, de Coxiella Burnettii, is ook een gramnegatieve bacterie (overigens meldt Wikipedia dat de Coxiella B. een bekend middel is in de biologische oorlogsvoering).
Mestbewerking speelt in een aantal verhaallijnen een rol.
In de verhaallijn, die over dieraantallen gaat, is mestbewerking in de algemeen gebruikte zin des woords (vergisten en/of scheiden en indikken) tot nu toe een bijzaak en het is de vraag of het ooit een hoofdzaak wordt. Maar de politieke ‘framing’ vereist dat deze bijzaak wordt opgeblazen tot een principezaak, waaraan bijna mythologische gevaren worden toegekend, die er in praktijk niet zijn. Maar het in deze verhaallijn uitgesproken “Gij zult niet…” heeft zijn effect op de andere verhaallijnen, waar de rol van mestbewerking heel anders ligt.
Ik heb overigens tot nu toe drie mestBEwerkers zelf bezocht, en geen van drieen stonk, zelfs niet als je er pal op stond.
In de verhaallijn, die over ruimtelijke ordening gaat, moet je nadenken over locaties, aanvoerlijnen, zonering op de manier zoals dat in de ruimtelijke ordening gebruikelijk is.
In de verhaallijn die over duurzame energie gaat, kan de specifieke vorm mestvergisting (mono- of co-) energie opwekken en doet dat ook. Het is een gevestigde categorie in de SDE+subsidieregeling en is daar,
bijvoorbeeld voor mest met covergisting, iets goedkoper dan zonnepanelen. Zelfs als men er van uitgaat dat Natuur&Milieu zijn ambitie waargemaakt krijgt, dan nog blijft er een heleboel varkensmest over waar geen grond voor is, en daarvoor kan dit interessant zijn. In de periode voordat deze ambities waargemaakt worden, kan het belang nog groter zijn. Zie ook Nut en risico’s van covergisting
In de verhaallijn over de atmosferische emissies is met name vergisting zinvol, omdat daarin zoveel mogelijk methaan wordt afgevangen (een krachtig broeikasgas).
In de verhaallijn over volksgezondheid kan het zinvol zijn om mest te bewerken, zelfs als er grond voor beschikbaar is, omdat met name de combinatie vergisten en hygieniseren ontsmettend werkt op sommige bacterien.
In de verhaallijn over biomassa en bodemkwaliteit (zeg maar de koolstofkringloop) is studie nodig. Er is een mengsel van wetenschap, quasi-wetenschap en bijgeloof, gemengd met oprechte bezorgdheid, in omloop dat nadere studie verdient.
Afsluitend:
– ga de discussie over het BEwerken van mest (al dan niet resulterend in het VERwerken van mest) eens op een zakelijke toon voeren.
– zoek je heil in de terechte strijd voor minder dieren op andere gebieden, zoals bijv. het gezondheidsonderzoek van Heederik (waarover later meer op deze site).