Amsterdam, 21 juni 2021 – Door een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland is de inzet van bestrijdingsmiddelen in de omgeving van Natura 2000 gebieden voortaan taboe zonder vergunning Wet natuurbescherming. Deze uitspraak heeft grote gevolgen voor de landbouw en alle teelten die een negatieve invloed kunnen hebben op een Natura 2000-gebied. Alleen voor lang bestaande teelten kan een uitzondering bestaan.
Telers moeten genoemde vergunning aanvragen voor drainage of het gebruiken van bestrijdingsmiddelen, zo heeft de rechter bepaald. Voorafgaand aan zulke bedrijfsactiviteiten moeten telers wetenschappelijk (laten) vaststellen dat de activiteit geen bijdrage levert aan de aantasting van het zogenoemde Natura 2000-gebied (beschermd natuurgebied). Zonder die zekerheid mag de overheid geen toestemming verlenen.
Belang van natuur Elke vereniging of stichting die opkomt voor de belangen van de natuur kan de overheid nu dwingen om handhavend op te treden tegen telers die zonder vergunning bestrijdingsmiddelen gebruiken of verdroging veroorzaken bij beschermde natuurgebieden. De lokale afdeling van Milieudefensie in Westerveld had de provincie om handhaving gevraagd toen telers zonder vergunning Wet natuurbescherming een stuk land inrichtten voor lelieteelt. De provincie vond dat hiervoor geen vergunning nodig is en wees het verzoek af.
Rechter grijpt in Lokale afdeling Milieudefensie Westerveld ging in beroep bij de rechtbank. Deze heeft nu bepaald dat er wel vergunningen noodzakelijk zijn. Aan deze uitspraak ligt dezelfde Europese wetgeving, de Habitatrichtlijn, ten grondslag als die bij de stikstofproblematiek. Overheden hebben jarenlang verzuimd de Europese natuurbeschermingsregels nauwgezet toe te passen, waardoor de kwaliteit van de natuur is verslechterd en de rechter zich nu genoodzaakt ziet om in te grijpen bij deze lelieteelt. De vereniging Meten=Weten en Natuurmonumenten hebben inmiddels in een rapport de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in natuurgebieden aangetoond.
Close reading van het vonnis leidt tot enkele toevoegingen aan het, overigens op zich adequate, persbericht van Milieudefensie.
De uitspraak is gebaseerd op de nabijheid van een Natura2000 – gebied, in casu het Holtingerveld. Ze is dus niet van toepassing op natuurgebieden zonder die status.
De uitspraak is gedaan voor een specifieke zaak in een specifieke context. De overdraagbaarheid op andere situaties (ook op andere Natura2000-gebieden) is geen automatisme.
Let wel dat de uitspraak de voorgenomen uitbreiding van de lelieteelt niet als zodanig verbiedt, maar slechts zegt dat deze een vergunning ex de Wet Natuurbeheer nodig heeft. De provincie Drente moet een nieuwe vergunning opstellen waarin de overwegingen in dit vonnis opgenomen zijn. Wat de feitelijke bepalingen zijn, staat in die nieuw op te stellen vergunning.
De provincie kan nog in beroep gaan bij de Raad van State.
Van belang is de definitie van wat een “project” is. In navolging van het Europees Hof van Justitie is elke fysieke ingreep in een natuurlijk milieu een project.
De toepasselijke basis van de Natura2000-wetgeving is hier de Habitatrichtlijn dd december 2004. Elk project dat al vóór december 2004 gaande was en in die tijd nationaal legaal, blijft legaal zolang het steady state is. Maar dit specifieke bedrijf teelde in 1990 lelies op 1 hectare, in december 2004 op een onbekend aantal hectare, en op 100 hectare nu, en wil nog steeds verder uitbreiden. De rechtbank vindt in dit geval het totale teeltareaal relevant.
Dat een ingenieursbureau uitgerekend heeft dat de drainage van de voorgenomen toevoeging van nog enkele hectare aan de bestaande 100 hectare slechts tot een grondwaterdaling van 2 cm leidt, vindt de Rechtbank dan ook niet van belang. Wat telt is de grondwaterdaling door het hele complex.
Het RIVM heeft in het OBO-onderzoek een afstand aangenomen van 250m als grens van het onderzochte gebied. Dat is echter geen reden, vindt de Rechtbank, om ook hier aan te nemen dat dat de effectstraal moet zijn. Het is in hetzelfde OBO-onderzoek aangetoond dat gifresten zich meer dan 500m door de lucht kunnen verplaatsen. Dat slechts een stukje van de voorgenomen uitbreiding binnen 250m van het Holtingerveld lag, vond de Rechtbank dan ook van geen belang.
De Rechtbank vindt het niet relevant dat het CTGB ( College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden ) het bestrijdingsmiddel in kwestie heeft goedgekeurd. De CTGB laat een middel toe, aldus de Rechtbank, op basis van een goede landbouwkundige praktijk, maar de discussie gaat er nou net over of dit een goede landbouwkundige praktijk is.
Het WNF Het Wereld Natuur Fonds Nederland (WNF-NL) heeft de Universiteit van Wageningen gevraagd om een beeld te geven van de stikstofuitstoot van verschillende bronnen, het gedrag van die stof, en van wat dat betekent voor maatregelen, specifiek voor de landbouw. Het resultaat is een document dat te vinden is via https://www.wwf.nl/wat-we-doen/actueel/nieuws/stikstofplannen-kabinet-niet-toereikend .
Uitleg In het hierna volgende is een Mol N (op atoombasis) 14 gr, een Mol NH3 (ammoniak) 17 gr, en een Mol NO2 46gr . Emissie is wat uit een pijp, kont of tank komt; immissie is wat via de atmosfeer in een neus of meetapparaat komt; en depositie is wat op of in de grond komt. Omdat de gassen zich op verschillende wijze gedragen en op verschillende locatie, hoogte en wijze worden losgelaten, hoeven emissieverhoudingen niet perse dezelfde te zijn als depositieverhoudingen (de zeescheepvaart bijvoorbeeld).
Levende wezens hebben een bepaalde hoeveelheid stikstof nodig, maar het aanbod in Nederland is veel groter dan wat nodig is. Daardoor worden bodems te voedselrijk en verzuren ze, waardoor essentiële stoffen als kalium, calcium en magnesium oplossen en wegspoelen, en aluminium vrijkomt, dat in overmaat ecologisch giftig is. Teveel stikstof vermoordt sommige bodems en de daarop levende schepselen.
Tot op zekere hoogte zijn herstelmaatregelen mogelijk (bijv. afplaggen), maar dat is beperkt (met de stikstof worden ook andere stoffen afgeplagd).
De huidige stikstofproblematiek heeft juridisch betrekking op Europees beschermde Natura2000-gebieden, maar geldt algemener. Van die Natura2000-gebieden zijn er een heleboel in Nederland, in allerlei soorten en maten (‘habitats’). De meeste zijn vatbaar voor teveel stikstof. Bij een stikstofgevoelig Natura2000-gebied hoort een kritische depositiewaarde (KDW), die afhankelijk is van het soort gebied.
De emissies Van de totale emissie binnen Nederland bestaat goede CBS-statistiek . De cijfers in de hierna volgende statistische tabel zijn in kiloton (= miljoen kg). Lees dit als: in Nederland werd in 2018 139 kton NH3 geloosd, waarvan 132 kton meetelt voor de Europees opgelegde limiet van 128kton (het NEC-plafond 2010).
Hetzelfde verhaal in een staafdiagram, ook weer van binnen Nederland geloosde stikstof. Dit staafdiagram geeft twee regels uit bovenstaande tabel in verdergaand detail weer, namelijk de regel Verkeer en vervoer (bij NO2 ) en landbouw (bij ammoniak). De vliegtuigemissie is meegenomen tot 3000 voet (914m) hoogte.
De deposities De emissies verspreiden zich in de atmosfeer en de eruit voortvloeiende deposities per hectare nemen af met de afstand. Ondanks dat belandt de meeste depositie ver van de bron. Hieronder hoe dat voor ammoniak werkt (20% van de ammoniak slaat binnen een kilometer van de bron neer). Let op de logaritmische schalen! Voor NO2geldt een vergelijkbare grafiek met grotere afstanden.
De kaart van de depositie van stikstof wordt zowel berekend als gemeten. Anders dan soms gedacht wordt, lukt beide met behoorlijke precisie. Vanwege alle commentaar heeft de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) de RIVM- resultaten nog eens nagerekend. De CDM kwam er op uit dat de ammoniaklozingen waarschijnlijk hoger waren dan het RIVM inschatte. De woordkeus suggereert dat de boeren als groep de boel flessen, maar dat staat er niet met zoveel woorden.
De stikstofdepositie, gemiddeld over heel Nederland, bedraagt ruim 1600 Mol/ha*y (Mol per hectare per jaar). Lokaal kan dat veel meer of minder zijn: de Peel bijvoorbeeld zit op ca 4000Mol/ha*y . 42% van de totale Nederlandse stikstofdepositie (NH3 en NO2 samen) komt van de landbouw; 30% komt uit het buitenland; 20% komt uit de rest van Nederland; 5% van schepen op de Noordzee; en een paar % is onverklaard. Overigens exporteert Nederland van beide stikstofvarianten ongeveer 3 a 4 keer zoveel als het importeert. Nederland is in Europa een vies land.
Na enig gecijfer komt Wageningen er op uit dat, gemiddeld over heel Nederland, er ongeveer 500 Mol N/(ha*y) te veel op Natura 2000-gebieden terecht komt. Gemiddeld over alle Noord-Brabantse Natura2000 – gebieden komt er ongeveer 650 Mol N/ha*y teveel op terecht.
Per
afzonderlijk Brabants Natura2000-gebied ziet het plaatje er, alleen voor
ammoniak uit de landbouw, als volgt uit:
Lees dit als volgt. In gebied 144 (Boschhuizerbergen, een stuifzandgebied met dennen op de Brabants-Limburgse grens bij Venray) wordt de kritische depositiewaarde met ongeveer 420 Mol/(ha*y) overschreden (= CL). Uit Brabant zelf (E ) komt 510 Mol/(ha*y) aanwaaien en van buiten Brabant (B) is dat ongeveer 760 Mol/(ha*y) . De agrarische herkomst van E en B is met een kleurtje gecodeerd. Daarnaast is er een beetje ammoniak van buiten de landbouw, en is er NO2 – depositie, maar die zijn niet ingetekend. Zo ook de andere gebieden.
Voor de landbouw te overwegen maatregelen De analyse is bedoeld om mogelijke maatregelpakketten voor de landbouw te kunnen overdenken, waarvan dan bovendien de effecten kunnen worden ingeschat.
WNF wil dat alle sectoren, die bijdragen aan de eerder genoemde stikstofoverdaad van (landelijk gemiddeld) 500 Mol N/(ha*y), naar evenredigheid van hun lozing stikstofdepositie inleveren. Gemiddeld zou het probleem dan opgelost zijn. De landbouw is goed voor 40% van de stikstofemissies en moet dus 40% van 500 = 200 Mol N/(ha*y) inleveren. Aldus Wageningen namens het WNF. Waarna het verhaal wordt hoe je aan die 200 komt.
Wageningen
bespreekt hiertoe drie brede categorieën.
Technische en management-maatregelen
binnen het huidige veehouderijsysteem
Transitie naar een meer grondgebonden
kringloop- en/of een natuurinclusieve landbouw
Lokaal maatwerk rond Natura2000 –
gebieden: emissiebeperking of sanering van ongelukkig gelegen boerderijen
Ad
Met maatregelen als ander voer; betere stallen met lagere emissiewaarden; stalsystemen met gescheiden opvang van poep en plas; en een meer emissiearm uitrijden van de mest over het land; moet je volgens Wageningen aan 220 Mol N(ha*y) kunnen komen. Maar daarvoor zijn wel soms paardenmiddelen nodig en/of middelen die duur zijn en/of middelen waarvan het effect nog niet zo duidelijk is. Bovendien is de stikstof niet het enige probleem. Er is ook nog zoiets als de Nitraatrichtlijn (voor het grondwater), de Kaderrichtlijn Water (voor grond- en oppervlaktewater) en het Klimaatakkoord. Het is nog niet meteen duidelijk wat maatregelen op het ene gebied doen op het andere gebied.
Dit wordt onderverdeeld in twee typen maatregelen: enerzijds de kringloopgedachte, anderzijds natuurinclusieve landbouw in zones rond Natura2000-gebieden. Bij de kringloopgedachte is de voornaamste variabele op welke schaal de kringloop zich afspeelt. Bij de studie naar de ‘Noordwest Europa-kringloop’ ben ik zelf betrokken geweest. Deze studie is voor Noord-Brabant uitgevoerd in de nasleep van de Ruwenbergconferentie (2013) over de veeteelt. De Brabantse Milieu Federatie (BMF) had mij gevraagd om mee te draaien in de klankbordgroep van deze operatie. Dat was een leerzame ervaring. Op deze site staat er een artikel over op drie zittingen over het sluiten van kringlopen op het niveau van NW Europa . Wat hier staat beschrijft de uitkomsten adequaat, mits men dit als een verkenning beschouwt en een flinke onzekerheidsmarge inbouwt. Wageningen leert dat alleen het sluiten van de kringlopen op nationale schaal voor het stikstofprobleem zoden aan de dijk zet. Dan moet je ook weer aan 220 Mol N(ha*y) kunnen komen. Ook bufferzones rond Natura2000-gebieden zijn een paardenmiddel. Als men aanneemt (onzeker) dat natuurinclusieve veeteelt de emissie relatief halveert, en als men kiest voor een buffer van 5 km breed rond Natura2000-gebieden, moet je ermee tot 200 MolN(ha*y) kunnen komen. Mogelijk vraagt dit om een verandering van het landbouwsysteem tot op EU-niveau.
Sommige, nabij een Natura2000-gebied gelegen, bedrijven veroorzaken op hun eentje deposities in de orde van grootte van 200 Mol N(ha*y) . Het emissiearm maken van dergelijke bedrijven, of het saneren ervan, kan dus lokaal veel verschil maken. Gemiddeld is het effect veel kleiner. Als er in het kader van het eerste opkoopprogramma van varkensbedrijven (dat op beperking van de geur gericht is) 10% van de varkensrechten wordt opgekocht, levert dat (Nederlands gemiddeld) 1 tot 5 Mol N/(ha*y) op, provinciaal gemiddeld tot 10 a 20Mol N(ha*y), en lokaal dus mogelijk meer.
Per saldo komen
Wageningen en WNF-NL tot de volgende conclusies en aanbevelingen:
En dit gaat
dan alleen nog maar over een beperkt probleem als de stikstofdepositie op
Natura2000-gebieden. Resteren overige milieu-, klimaat- en volksgezondheidsproblemen.
Het moet iets totaal anders in de landbouw en dat houden boeren niet tegen door met trekkers het Provinciehuis binnen te rijden. En het kabinet moet het eigen pappen en nathouden niet neerwaarts afschuiven naat de provincies. Ze moeten zelf flink zijn.
Ter
inleiding Op deze site wordt
veel aandacht besteed aan de rol van biomassa als bron van producten en
duurzame energie. Dat leidt tot veel discussie. Maar uit alles blijkt, dat
Nederland alleen aan voldoende duurzame energie kan komen met een
mozaiek-oplossing waarin alle denkbare mogelijkheden meegenomen worden. En dan
nog.
Vooropgesteld zij dat biomassa meer is dan alleen maar hout (zie www.bjmgerard.nl/?p=9853 en www.bjmgerard.nl/?p=9919 ), en dat veruit het meeste geoogste hout geen brandhout wordt. Ik kom in het eerste artikel op ongeveer 30% van de biomassaenergie uit hout. Het Actieplan Bos en Hout spreekt van 20% van geoogst hout ten behoeve van brandhout. En bij Staatsbosbeheer (SBB) gaat bijvoorbeeld 13% van de houtoogst naar brandhout en biomassa (www.staatsbosbeheer.nl/over-staatsbosbeheer/dossiers/bos-en-hout/bos-en-hout-in-cijfers) . Mensen focussen zich echter op die 30% als ware dat 100%, en menen dat complete bossen gekapt worden slechts met doel om brandhout te maken (wat, in elk geval in Nederland en in ruimere zin in Europa) als regel niet zo is.
In de discussies over bomen ziet men soms het bos niet meer. Kapdiscussies zijn vaak emotioneel (Gij zult niet …. ) en vaak niet feitelijk. De recente discussie binnen Natuurmonumenten is een voorbeeld. Dat valt de mensen niet kwalijk te nemen, want cijfers over de bosvoorraad en het bosbeheer zijn moeilijk in overzichtelijke vorm te vinden. Ze zijn er echter wel en ze zijn openbaar toegankelijk als je weet waar je zoeken moet. Bovendien is het ingewikkeld. Eigenlijk zijn er meerdere crises tegelijk. Het klimaat is in crisis, de biodiversiteit, de duurzame energie is in crisis, mondiaal het voedsel door de slechte verdeling ervan; landschap, grondwater en de luchtkwaliteit zijn in Nederland minstens een punt van zorg. Tussen de problemen bestaan positieve en negatieve dwarsverbanden.
Zoiets ingewikkelds als een bos heeft met al die dingen te
maken.
Veel mensen betreden de discussie vanuit één deelbelang dat voor hen het zwaarste weegt. Zodoende zetten landschapsbehouders zich tegen brandhout, zonneparken en windturbines af, luchtkwaliteit-ijveraars tegen biomassacentrales, enz. Als iedereen zijn zin kreeg, ging de hoeveelheid duurzame energie in Nederland eerder achteruit dan vooruit. Er is dringend behoefte aan een integrale aanpak op een niveau dat de tegenstellingen overstijgt.
Ik heb me voorgenomen om hier een overzicht te geven van de
omvang, door de jaren heen, en de hoedanigheden van de Nederlandse bosvoorraad.
Ik heb bestaand onderzoek (niet van mijzelf) geprobeerd op een rijtje te
zetten. Waar praat je nou feitelijk over?
Op de doelen, waarvoor geoogst hout gebruikt wordt, kom ik in
een later artikel terug.
Lang geleden In den beginne was Nederland vol van bomen en bijna ledig van mensen. Er is vlijtig aan gewerkt om die verhouding om te keren en rond 1750 was het dieptepunt bereikt. Sindsdien gaat het weer omhoog. Wikipedia ( https://nl.wikipedia.org/wiki/Bos_(vegetatie) ):
“Alle huidige bossen in Nederland zijn dan ook aangeplant. Het laatste ‘oerbos‘, het legendarische Beekbergerwoud, werd tussen 1869 en 1871 gekapt. Desalniettemin neemt het bosareaal in Nederland al 250 jaar lang voortdurend toe. De situatie bevond zich midden 18e eeuw op een dramatisch dieptepunt. Destijds was in wat nu Nederland is nog slechts 50.000 hectare bos over. Sindsdien nam de oppervlakte naar schatting als volgt toe:
1750: 50.000 ha. (2%)
1850: 100.000 ha. (3%)
1950: 250.000 ha. (7%)
2002: 360.000 ha. (10,6%)
In 1994 formuleerde het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de doelstelling om in 2020 420.000 ha. bos te hebben, wat uitzicht biedt op 500.000 ha. bos (15% van de landoppervlakte) in 2050. Het kabinet-Balkenende II heeft echter het beleid ten aanzien van natuurontwikkeling veranderd, door meer nadruk te leggen op particulier initiatief, bijvoorbeeld van boeren. Hierdoor is de aangroei van het bosareaal gestagneerd.”
De 6de Nationale Bos Inventarisatie Nederland voert om de zoveel jaar een Bosinventarisatie uit. De laatste (de zesde) dateert van juni 2014. Het document is op te halen op http://edepot.wur.nl/307709 . De NBI6 is op dit gebied hèt standaardwerk. Wie een snelle samenvatting wil, kan ook op www.clo.nl/indicatoren/nl0069-ontwikkeling-nederlandse-bos kijken.
Voor de NBI6 zijn in 2012 en 2013 metingen uitgevoerd op 3190 steekproefpunten. De NBI6 is de opvolger van het Meetnet Functievervulling (MFV) uit 2006, waarvoor metingen gedaan zijn van 2001 tot 2005. Van de NBI6-meetpunten deden er 1235 ook al bij de MFV mee. De resultaten zijn in een database gezet, die toegankelijk is op www.probos.nl/publicaties/overige/1094-mfv-2006-nbi-2012 . De inventarisatie is compatible met de LULUCF – richtlijnen van de VN (zie https://unfccc.int/topics/land-use/workstreams/land-use–land-use-change-and-forestry-lulucf ). De inventarisatie dient tevens als Nederlandse verslaglegging t.b.v. internationale verdragen (zoals Kyoto en Parijs).
De oudste Nederlandse inventarisatie dateert van 1938. De volgende
inventarisatie (NBI7) loopt van 2017 – 2021 .
De NBI6, samen met de MFV, bevat een schat aan gegevens, zowel
kwantitatieve als kwalitatieve. Ik neem enkele tabellen over en geef enig
commentaar.
Hier kan men zien hoe oud de bomen zijn. Zo’n 87% van de bomen is
van na 1920, dus minder dan 100 jaar oud. In commerciële bossen is de
gemiddelde kapleeftijd ergens rond de 50 a 100 jaar.
Van 1990 tot 2009 groeide het totale Nederlandse bosoppervlak van
362.100 naar 373.480 hectare (ha). In diezelfde tijd groeide de totale
volume hout van 203.5 naar 229.8 m3/ha.
Lees deze drie tabellen samen als: Per jaar groeit er gemiddeld volgens NIB6 per hectare 7.3m3 hout bij, gaat er 1.2 m3 spontaan dood, en wordt er 3.4 m3 gekapt. De netto balans is dus 7.3 – 1.2 – 3.4 = 2.7 m3 /ha * y . Over acht jaar geeft dat ongeveer de 216.6 – 194.6 = 22 m3/ha uit de derde tabel.
2013 t/m 2017 Vanaf 2013 kwam er een andere dynamiek in de bosbouw. Na decennia groei kwam er een dip. Op www.staatsbosbeheer.nl/over-staatsbosbeheer/dossiers/bos-en-hout/omvang-bos-in-nederland beschrijft Staatsbosbeheer wat deze organisatie daarvan vindt. Tevens staat daar een link naar een publicatie van Wageningen Environmental Research (WUR) , waarin de voortzetting van de tweede tabel (die met de oppervlaktecijfers) gegeven wordt. Die leest:
Als je de periode 2013-2017 nader analyseert, blijkt dat er 12.145
ha bos verdwenen is, en 6745 ha verschenen. Samen een verlies van 5400ha, een
getal dat vaak genoemd wordt. Dit is over vier jaar samen. Uiteraard hoort hier
een netto CO2 – uitstoot bij.
De publicatie brengt de oorzaken als volgt in beeld:
Deze tabel in zijn geheel is bruto, maar een deel ervan bestaat uit papieren veranderingen in de zin dat satellietopnames beter zijn geworden, omgang met definities strikter, enz. Zo bleek bij nader inzien dat 1318 ha ook in 2013 volgens de strikte LULUCF-definitie al geen bos was, maar bos leek (vanuit de satelliet). En zo zijn er meer slordigheden uitgehaald, waarna er nog steeds ruis is omdat ook de satelliet geen wondermiddel is. En ik vind de tabel raar opgeschreven. Feitelijk beslaan alleen de bovenste vijf cijferregels reëel menselijk handelen. Daarom is het aantal 12145 ha als netto verlies geteld.
De 2283ha in de tabel bestaat uit tijdelijk snelgroeiend bos in
Groningen en Drente, dat op basis van een subsidieregeling uit 1986 zonder
herplantingsplicht op landbouwgrond geplant is, en dat inmiddels geoogst is,
waarna de grond weer naar de oude bestemming terugkeert. Deze bosafname is
(grotendeels) incidenteel, omdat er niet of niet veel meer dan deze 2283 ha
geplant is. Over deze post bestaat weinig discussie.
2080ha gaat op aan bebouwde omgeving en overige omvorming, zoals
infrastructuur. Hierover is af en toe discussie, maar dan op het niveau van
individuele plannen (Amelisweerd, hopelijk zaliger gedachtenis).
Zeer veel discussie gaat over de 7781ha omvorming naar heide, natuurgrasland, moeras of water, 64% van het menselijk handelen. Dit vindt als regel plaats in Natura2000-gebieden, gebieden waarop (geheel terecht) een strikte Europese Natuurbescherming rust. Nederland is wettelijk verplicht om deze gebieden minstens gelijk te houden en op termijn te verbeteren. Er zijn een heleboel habitat-typen, waarvan het grootste deel geen bos is (zoals zwakgebufferde vennen, vochtige en droge heiden, venen, kalkgras- en blauwlanden, om maar eens een kleine greep uit de lijst te geven). Al die habitats hebben hun eigen biodiversiteit. Overigens hebben de meeste bossen geen Natura2000 – status en heeft niet elk bos evenveel biodiversiteitswaarde. Zie www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase.aspx?main=natura2000&subj=habtypen&groep=0 . Het is in het belang van de natuurbescherming om de Natura2000-wetgeving op volle kracht in stand te houden. We hebben er o.a. de stikstofwetgeving aan te danken.
Maar de voorlopers van de Wet natuurbescherming (waarin de Natura
2000-wetgeving ondergebracht is) zijn veel ouder dan de klimaatdiscussie
(dateren al uit ver in de vorige eeuw). Ze hebben dus nooit rekening gehouden
met klimaataspecten. Het Parijsakkoord is uit 2015 en het Kyotoprotocol uit 1997.
De crisis biodiversiteit en natuur en de crisis klimaat hebben
hier een strijdigheid. Ze botsen, onder andere omdat voor het uitvoeren van
Natura2000 – handelingen geen herplantingsplicht bestaat. In plaats van een gevoelsverhaal
op te hangen bij elke gekapte boom, zou men beter kunnen gaan nadenken over een
synthesebeleid dat beide goede doelen min of meer de nodige ruimte geeft.
Men kan niet met terugwerkende kracht een herplantingsplicht opleggen. Maar een
flinke uitbreiding van het bosareaal zou in praktijk op hetzelfde neerkomen.
Het Actieplan Bos en Hout (oktober 2016) is wat dat betreft een
goed voorbeeld. Daarin wordt voorgesteld om 100.000 ha extra bos aan te leggen.
Rutte en indertijd Dijksma hebben het ondertekend. Zie www.wur.nl/nl/project/Actieplan-bos-en-hout.htm
. Mijns inziens is het het verstandigste om niet per definitie elke boom heilig
te verklaren, maar om op het Actieplan in te zetten.
Brandhout Geconstateerd moet worden, op grond van de Wageningse oorzakentabel, dat er in Nederland geen significante hoeveelheden hout gekapt worden met de productie van warmte als hoofddoel. (Alleen van de oogst van tijdelijk bos in Groningen en Drente valt niet te achterhalen voor welk hoofddoel die gebruikt is.) Dat heb ik in deze kolommen al vaker betoogd en het wordt hiermee weer eens bewezen. Het verhaal dat hele bomen uit de grond gerukt worden en rechtstreeks de versnipperaar ingaan, is een broodje aap-verhaal. Vervolgens wordt het hout voor allerlei doelen gebruikt (daarover in een volgens artikel meer), waaronder ook voor energiedoeleinden.
Het IPCC en de ‘Kap met kappen-leus’.
Op 8 augustus bracht het IPCC het Special Report Climate Change and Land uit
(SRCCL). Een omvangrijk pakket.
Het IPCC behandelt de Forestry meestal als onderdeel van het AFOLU-pakket
(Agriculture, Forestry and Other Land Use), en differentieert niet altijd naar
regio.
Waar dat wel gebeurt, komt het IPCC voor verschillende werelddelen
tot verschillende uitspraken. Zo zegt het IPCC in hoofdstuk 2, blz 34, in een
context die alleen over bossen gaat:
“Overall, there is robust evidence and high agreement for a net loss of forest area and tree cover in the tropics and a net gain, mainly of secondary forests and sustainably managed forests, in the temperate and boreal zones (Chapter 1)”.
Europa is netto een sink, vooral door zijn bossen. Hoe lang die dat nog blijven doen, is de vraag, want ze worden al oud. “Removal occurs at faster rates in young to medium aged forests and declines thereafter such that older forest stands have smaller carbon removals but larger stocks with net uptake of carbon slowing as forests reach maturity (Yao et al. 2018; Poorter et al. 2016; Tang et al. 2014).” – hoofdstuk 2, blz. 80
“Sustainable Forest Management”, waarover ook het IPCC spreekt, kan in Europa kappen betekenen als de gekapte koolstof langdurig uit het systeem verwijderd wordt. Het IPCC noemt bijvoorbeeld biochar als BECCS (Bio Energy and Carbon Capture and Storage), of houten producten. Op hoofdstuk 2, blz.78 worden in een tabel CO2,eq – waarden genoemd bij deze technieken (die kunnen groot zijn) en bij de meer algemene categorieën Nieuwe- of Herbebossing, Bosmanagement en Agroforestry.
Ik vind dus (bijvoorbeeld) de Greenpeaceleus “Kappen met kappen” niet
goed, want te algemeen. Ik snap dat een leus simpel moet zijn en uit het
begeleidende verhaaltje blijkt indirect dat bedoeld wordt dat het om tropische
gebieden gaat, maar niet iedereen leest dat eruit en, toegepast op Europa, zou
de leus wel eens schadelijk voor het klimaat en schadelijk voor de
biodiversiteit kunnen zijn.
EenVandaag zond op 20 september 2018 een uitzending uit over het stikstofrapport van Haskoning over het vliegveld, waar eigenlijk in stond dat de situatie op sommige Natura2000 – gebieden zo slecht was, dat er geen vlucht meer bij kon op Eindhoven Airport.
Dat rapport was er eerst wel en toen weer niet en toen weer wel. Duidelijk is het nog steeds niet en het lijkt er sterk op dat men een onwelgevallig rapport achter heeft willen houden.
De Programmatische Aanpak Stikstof De top van de Nederlandse natuurgebieden wordt beschermd door de Europese Natura-2000 richtlijn. Nederland heeft die wet geïmplementeerd door ruim 160 van die gebieden aan te wijzen en de bescherming onder te brengen in de Wet natuurbescherming.
Die gebieden staan soms zwaar onder de druk. Zeker in Brabant met zijn enorme intensieve veeteelt. Die loost grote hoeveelheden stikstof (in de ammoniakvorm), en die komt uiteindelijk in de bodem terecht en wordt daar nitraat.
Maar ook alles wat bij hoge temperatuur verbrandt wordt produceert uit stikstof uit de lucht stikstofoxides (NO en NO2 , samen aangeduid als NOx ). Die stikstofoxides reageren weer in het grote reactievat dat gewone mensen als ‘de atmosfeer’ aanduiden, en worden uiteindelijk ook omgebouwd tot nitraat.
Daarnaast komt er veel nitraat via de mest en de kunstmest in het oppervlaktewater.
Waar veel nitraat in de grond zit, groeien vooral brandnetels en bramen en dat is natuurlijk niet het gewenste lot van onze Natura2000 – gebieden. Toch zitten sommige van die gebieden al ver boven hun taks.
Daarom is er met veel moeite een nationaal programma opgetuigd, de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Dit project loopt van 2015 t/m 2021. Het is hele ingewikkelde wetgeving, maar in de kern komt het er op neer dat men met een extra set emissiebeperkingen aan de bron (bijv. luchtwassers) en met beheersmaatregelen in het veld (bijv. afplaggen) wat extra ruimte heeft gecreëerd, de depositieruimte. De helft van die ruimte moet aan de natuur worden gegeven, de andere helft mag praktisch gebruikt worden. Daardoor gaat de daling van de stikstofdepositie iets minder traag dan die anders gegaan was.
De depositieruimte wordt op papier in vieren verdeeld:
groei van stikstofclaims die vanzelf gaat (bijv. meer auto’s)
de gezamenlijke groei van een groot aantal nieuwe projecten, die ieder voor zich onder een drempelwaarde zitten
ruimte die gereserveerd is voor prioritaire projecten (de overheid claimt al bij voorbaat)
de ruimte die vrij gebruikt kan worden.
De PAS is inmiddels in Brabant een gevreesde naam. De aanleg van de N69 is een prioritair project en wordt door de PAS om die reden niet geblokkeerd, maar de aansluiting van de N69 op de A67 bij de Koningshof wordt wel geblokkeerd omdat de dames en heren bestuurders in hun oneindige wijsheid dit als twee aparte projecten hadden aangemerkt, en dit slimmigheidje zich nu tegen hun keert omdat die aansluiting niet op de prioritaire lijst staat.
Na veel juridisch leed is de PAS om advies voorgelegd aan het Europees Hof. Dat duurt altijd heel lang, en de eerste tekenen lijken erop te wijzen dat het Europees Hof eerder strenger dan minder streng zal zijn. Bijvoorbeeld dat de stikstofruimte niet meer op de pof kan worden uitgegeven, zoals nu.
De prioritaire projecten staan op een limitatieve lijst en daar staat de uitbreiding van Eindhoven Airport niet op. Toch kan men moeilijk ontkennen dat straalmotoren bij hoge temperatuur werken en dus stikstofoxides vormen.
In de la Een probleem lag dus voor de hand. Ergens hoog heeft iemand (terecht) verordonneerd dat er een stikstofstudie moest komen en die heeft Royal Haskoning DHV uitgevoerd.
Waaruit inderdaad veel ongemak bleek, waarna het eindresultaat (naar ons is meegedeeld) in een la belandde (in welke la, dat is ons niet bekend). In maart 2018 hebben Eindhovense gemeenteraadsleden van Groen Links en de PvdA naar het lijk in de la gevraagd, waarna dat alsnog tot leven kwam en zich op 6 september 2018 bij de Eindhovense projectleider Verhoeven meldde. Daarna is het zonder ruchtbaarheid alsnog op de site Samen op de Hoogte gezet, waar het nu nog staat. Zie http://samenopdehoogte.nl/over-ons/nieuws .
BVM2 kwam erachter omdat Een Vandaag belde of wij hier iets van af wisten. Toen dus niet.
Een probleem: het vliegveld kan zonder ingreep niet groeien
Normaliter is de drempelwaarde 1 Mol N per hectare per jaar (dat is 14 gram). Ter vergelijking: de depositie op bijvoorbeeld De Kampina kan boven de 2000 Mol/ha*y zitten en dat is een stuk meer als de kritische depositiewaarde, die als norm gebruikt wordt.
Maar als de stikstofruimte al bijna op is, wordt de drempelwaarde verlaagd naar 0,05 Mol/ha*y, en er zijn gebieden waar de drempelwaarde inmiddels 0,00 is.
Dat betekent dat elke aktiviteit, die in enig kwetsbaar Natura2000-gebied meer dan 0,05 Mol/ha*y laat neerslaan, vergunningplichtig is of zelfs dat al niet meer – dan mag het gewoon sowieso niet.
Het lijk in de la bevatte dus schattingen van toename in de stikstofdepositie op Natura2000-gebieden ten gevolge van uitbreiding van het vliegveld. Die waren gebaseerd op de LTO-emissieberekeningen van CE Delft en de bijbehorende groeiscenario’s (zie Emissies van Eindhoven Airport in kaart gebracht ).
Toen het lijk weer opdook, bleek bijvoorbeeld dat het dichtstbij gelegen Natura2000-gebied Kempenland West zelfs in het lichtste groeiscenario l (van 43000 naar 55000 vliegbewegingen) met 0,67 Mol/ha*y op zijn vennetjes erbij kreeg. (Voor gegevens over Kempenland-West zie www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase.aspx?subj=n2k&groep=11&id=n2k135 ).
Nu zou Kempenland-West nog in aanmerking komen voor een vergunning. Blijkbaar zit daar nog wat rek.
Maar zelfs in het lichtste groeiscenario zit die rek er bij de Maasduinen, het Leenderbos-Groote Heide-De Plateaux, en de Weerter- en Budelerbergen en Ringselven niet meer in.
Ook voor bepaalde vegetatietypen, waar ook gelegen (actief en herstellend hoogveen en zeer zwak gebufferde vennen) is de limiet simpelweg nul.
Als het vliegveld harder groeit, neemt het aantal onmogelijkheden steeds verder toe en liggen de gebieden steeds verder weg.
In het hoogste groeiscenario bijvoorbeeld ontstaan er problemen tot diep in Zuid-Limburg, op de Brabantse Wal en in het dal van de Vecht en de Regge.
Nu is het verstandig om zowel de ene kant als de andere kant op wat kanttekeningen aan te brengen.
Op de eerste plaats: de PAS heeft een eindige looptijd (2015 -2021). Uiteraard moet worden afgewacht wat er daarna gebeurt, hoewel de Europese bescherming nog steeds geïncorporeerd moet worden.
Op de tweede plaats kan de overheid besluiten om de uitbreiding van het vliegveld tot prioritair project te verklaren. Dat klinkt leuk, maar de totale stikstofruimte neemt niet toe en dus krijgt dan een andere instantie de ellende. De boeren bijvoorbeeld.
Aan de andere kant: het rekenmodel telt het wegverkeer van en naar het vliegveld niet mee (dat hoeft niet) en telt het militaire verkeer niet mee (want dat groeit niet).
Ongeveer een jaar geleden heeft de provincie Noord-Brabant ingestemd met de PAS, de Programmatische Aanpak Stikstof. Het programma is op 1 juli 2015 in werking getreden.
De PAS is een uiterst ingewikkeld compromis tussen de belangen van de natuur enerzijds (vooral van de Natura 2000 – gebieden) en van de mogelijkheden tot verdere economische groei anderzijds. Het verband tussen beide is dat de eerste geschaad wordt door stikstofemissies van de tweede. De door de landbouw, de auto’s, de industriële processen uitgestoten ammoniak en oxides werken verwoestend op kwetsbare natuur zoals de Peel, de Kampina, etc. Met de PAS dalen die emissies een klein beetje sneller dan zonder de PAS. Een klein beetje maar, want de verbeteringsmaatregelen zijn maar beperkt en het grootste deel van de te behalen winst had de provincie al eerder via een aparte Verordening binnengehaald.
Ik heb er op deze site op 31 jan 2015 een verhaal over geschreven, zie –> PAS
Een passage in dat verhaal was “Er zitten nu knoppen aan het systeem die je in de toekomst verder kunt dicht draaien”. Dat is precies wat nu nuttig blijkt.
De eerste knoppendraai was dat Gedeputeerde Staten (GS) besloten om de zes jaar dat het programma duurt in zes gelijke jaarschijven op te knippen en de geplande ontwikkelruimte ook (dus 16% per jaar). Dat voorkwam de ontwikkeling dat alle ontwikkelruimte al in het eerste jaar werd uitgegeven en dat je dan nog maar moest afwachten wat er van de maatregelen terecht kwam. Deze knop is verwoord in een aanvullende Brabantse Beleidsregel, die ook op 1 juli 2015 in ging.
OP 23 februari 2016 maakten GS (bij monde van SP-gedeputeerde Van den Hout) bekend dat er een tweede ingreep plaats zou gaan vinden.
Zoals te verwachten was, was de eerste jaarschijf in bijna heel Brabant in een mum van tijd overtekend. 95% van de aanvragen betreft veehouderijen, het grootste deel daarvan het opvullen van nog niet volle stallen met koeien, en het grootste deel daar weer van aan boeren die
nog niets extra’s doen voor een zorgvuldige veehouderij.
Omdat die zorgvuldige veehouderij een provinciale speerpunt van beleid is, wordt de aanvullende Brabantse beleidsregel afgeschaft en wordt de uitgifte in plaats daarvan beperkt tot enkele voorkeurscategorieën:
– veehouderijen die zich in de richting van een Zorgvuldige Veehouderij ontwikkelen (die dus extra investeringen doen om de omgeving te sparen)|
– overige bedrijven die energiebesparingsmaatregelen nemen die zich binnen 6 jaar terugverdienen. (Dat zo neerkomen op een provinciale variant van de landelijke MJA-regeling – die overigens vaak ontdoken wordt, dus controle nodig bg)
– wegprojecten (bijvoorbeeld: in Boxtel ligt een legale weg, waaraan door de PAS geen legale op- en afritten toegevoegd zouden kunnen worden. Dat laat zien hoezeer de uit zijn krachten gegroeide veehouderij andere economische sectoren in de weg begint te zitten)
– initiatieven waarvoor al een salderingsbesluit is uitgegeven (dat zijn boeren die al eerder lozingbeperkende maatregelen genomen hadden).
In feite is dus de ene knop vervangen door de andere knop.
De Brabantse Verordening Stikstof eist dat alle Brabantse veehouderijen in 2028 aan de vereisten van een zorgvuldige veehouderij voldoen. De gekozen vorm van rantsoenering ondersteunt dus het beleid op de lange termijn.
Op het provinciale besluit zijn verschillende reacties gekomen.
De Brabantse Milieu Federatie (BMF) klaagt (in mijn bewoordingen weergegeven) dat de 6*16% regel afgeschaft is, waardoor de ontwikkelingsruimte op de pof kan worden uitgegeven. De huid wordt verkocht voor de beer geschoten is (in casu voordat de extra maatregelen effect hebben). Dat is op zich waar, maar het zegt niet zoveel want de PAS is in Brabant maar een heel klein beertje. Ik schat in dat de nieuwe categorieënknop beter regelt dan de oude faseringsknop.
De boerenbelangenorganisatie ZLTO klaagt andersom over de te strenge eisen, die nu aan het invullen van de ontwikkelingsruimte gesteld worden “GS spreekt met twee monden”.