Het ingenieursbureau DWA uit Bodegraven heeft een concept ontwikkeld om restwarmte per schip te vervoeren. Sinds september 2014 wordt dit in een consortium ontwikkeld, waarin o.a. ook ECN zit en een handvol bedrijven uit deze sector. Gebruik eventueel als startpagina http://www.dwa.nl/?detail_id=10781&father=2 . Het initiatief krijgt Topsector Energiesubsidie.
De basisgedachte is uitermate simpel.
Algemeen bekend zijn ‘handenwarmertjes’ (hotpacks). Dat is een zaakje natriumacetaat, opgelost in water. Bij de overgang van vloeibaar naar vast komt warmte vrij (zo’n 52⁰C een half uur lang). Legt men het zakje met vaste inhoud in heet water, dan neemt de inhoud warmte op en wordt weer vloeibaar.
Met wat gedachtensprongen lijkt het ‘varende warmte-beginsel’ hierop, zij het dat met andere stoffen gewerkt wordt. Die moeten aan technische eisen voldoen (geschikte smeltwarmte en een smelttemperatuur rond de 100⁰C , voldoende stabiel na duizenden cycli), enz. Er zijn wat kandidaten, maar de precieze samenstelling daarvan is nog een geheim van ECN. Waarschijnlijk mag de TUE meehelpen er wat onderzoek aan te doen.
Dit soort materialen heten Phase Change Materials (PCM’s).
De schipper vaart met een goed geïsoleerde binnenvaarttanker (liefst met een stel duwbakken) naar bijvoorbeeld Pernis (waar de petrochemische industrie altijd een heleboel warmte over heeft), laadt de warmte in de PCM’s met een warmtewisselaar. Hij tjoekert naar Geer-
truidenberg en voert daar het proces in omgekeerde richting uit waarbij de warmte eindigt in het stadsverwarmingsnet.
De binnenvaartorganisatie Schuttevaer is enthousiast.
Je kunt er eenvoudig wat aan rekenen.
In een 3000 ton – duwbak (eigenlijk een soort varende thermosfles) kan ongeveer 800GJ.
De warmtevraag van de op de Tilburgse stadsverwarming aangesloten woningen, bedrijven en instellingen is volgens de Tilburgse warmtevisie “Verduurzaming warmtenet Tilburg” 1,33PJ/jaar. Het ene getal delen door het andere geeft 1666 duwbakken per jaar. Zou te overzien zijn.
Nu is het bij dit soort technische oplossingen altijd verstandig om eerst even over het probleem en over de beperkingen na te denken.
Er zijn in het oog lopende voordelen.
– De kostenstructuur van een stadsverwarming lijkt op die van een kerncentrale: je moet eerst onwaarschijnlijk veel geld investeren, en daarna is het goedkoop. Bij een stadsverwarming zit het meeste geld in het leidingennetwerk met toebehoren. Voor ‘varende warmte’ is geen schokkende investering in infrastructuur nodig. Er is al een overschot aan binnenvaarttankers. Je hebt ombouwkosten, kosten van laad- en lospunten en variabele kosten.
– Het ‘varende warmte-systeem’ heft aan beide kanten de monopoliesituatie op. Warmteproducenten zitten niet meer decennia lang aan één afnemer vast (wat ze tot nu toe uitermate schichtig maakt). Vice versa warmteafnemers. Er kan gehandeld worden in warmte.
– het systeem adresseert het probleem dat Nederland ongeveer 14% van zijn energieinput ongebruikt weggooit als afvalwarmte (441 van de 3255PJ).
Er zijn ook nadelen en beperkingen cq ontwikkelopgaven.
– Het systeem verkeert nog in de pilotfase.
– Op dit moment wordt het systeem geschikt geacht voor vaarafstanden tot enkele tientallen kilometers. De afstand Pernis – Geertruidenberg (voorbeeld) over het water langs Dordrecht is zo’n 60km.
– Men beweert dat het financieel gunstig is, maar ik heb nog geen begroting gezien.
Samenvattend is mijn oordeel dat de ontwikkeling serieuze aandacht verdient en misschien een deel van het probleem van de doorstart van het Amer-netwerk kan helpen oplossen.