Het vermoeden, of de zekerheid, bestaat al langer dat de volgende keten van uitspraken geldt:
Synthetische kerosine (bio- of elektro-uit CO2 ) bevat minder aromatische koolwaterstoffen (benzeen en daarvan afgeleide verbindingen) dan gangbare jet fuel Jet A1
Minder aromatische koolwaterstoffen geeft bij verbranding minder roet
Op 10 km hoogte fungeren roetdeeltjes als groeikern voor ijskristallen
Daardoor ontstaan strepen (‘contrails’)
Die contrails hebben een krachtig opwarmend effect (beduidend meer als CO2, mogelijk twee maal zo groot)
Minder groeikernen, bij evenveel water uit de uitlaat, leidt tot minder, maar grotere ijskristallen
Die vallen sneller naar beneden naar warmere luchtlagen, waardoor de contrails sneller wegtrekken
En dus is het opwarmend effect van synthetische kerosine op kruishoogte kleiner dan van fossiele kerosine
De geleerden zijn het redelijk eens over de hoofdlijnen van dit verhaal, maar sommige stappen berusten op computermodellen of moeizame proeven in klimaatkamers. Met name de wisselwerking tussen roet en ijs was (tot nu toe) niet feitelijk in situ gemeten.
Het DLR heeft een omgebouwde A320 waarmee geëxperimenteerd kan worden (bovenstaande foto) . De NASA heeft een omgebouwde DC8 waarmee allerlei metingen gedaan kunnen worden.
De laatste ging op wisselende afstanden (5 tot 40km) achter de eerste aanvliegen en probeerde in de ‘plume’ te vliegen, en daarmee soms ook in de contrail (contrails worden alleen onder bepaalde atmosferische omstandigheden gevormd, dus dat lukt niet altijd. Het is geen sinecure om dat goed te doen, maar men kon om de seconde meten dus het ging vaak genoeg wel goed. Er zijn twee meetvluchten geweest.
De brandstoffen Ref1 t/m Ref4 zijn fossiel met uiteenlopende specificaties. Naphtaleen is twee benzeenringen ana elkaar, dus de eenvoudigste polycyclische aromaat. De rechtermotor van de A320 werd gevoed met Ref2 – brandstof. Die diende ter vergelijking. Voor de linkermotor waren drie mengsels geprepareerd, bestaande uit een van de fossiele kerosines Ref1, Ref3 of Ref4, en biokerosine HEFA-SPK (uit afvalvet en -olie) en FT-SPK (Fischer-Tropsch uit kolen). Zuivere Ref3 was ook de bedoeling geweest, maar dat is deels mislukt omdat op dat moment de atmosfeer geen strepen wilde maken.
Op dit moment mag bio-synthetische kerosine tot 50% worden bijgemengd omdat de rubber pakkingen in straalmotoren op dit moment nog een minimumpoercentage van ruim 8% aan aromatische koolwaterstoffen eisen. Het zwavelgehalte is bij zuivere bio- of synthetische kerosine sowieso nagenoeg nul, en om dat zo te houden zijn Ref3 en Ref4, naar de maatstaven van fossiele kerosine, uiterst zwavelarm. Dit is gedaan omdat er een grote soep aan vluchtige stoffen uit vliegtuiguitlaten komt, waaronder zwavelverbindingen, en om ervoor te zorgen dat die soep de onderzoeksvraag niet verstoort die vooral over roet gaat. Roet (‘soot’) is ‘non-volatile’.
Je krijgt er uiteindelijk dit soort diagrammen uit:
Blijkt dat de synthetische kerosinemengsels een stuk minder roet en een stuk minder ijskristallen vormen dan de fossiele Ref2.
Men kan verschillende grootheden tegen elkaar afzetten (vertikaal per kg brandstof) en dat geeft onderstaande afhankelijkheden (let wel: de vier of vijf gekleurde hokjes bovenin, met afkorting, zijn de legenda). De vertikale intervallen door een blokje heen geven de foutmarge en de afzonderlijke metingen aan.
Meer waterstof en minder naphtaleen (hier als vertegenwoordiger van de Polycyclische aromatengroep opgevoerd) geven dus minder roet en minder ijskristallen.
Als men de roetdeeltjes en de ijsdeeltjes (beide per kg brandstof0 tegen elkaar afzet, geeft dat het onderstaande. Het lijkt grofweg een evenredigheid, dus mocht het mogelijk worden roetloze brandstof te maken (wat niet denkbeeldig is), dan zijn er geen strepen meer.
Overigens: roet en de soep aan vluchtige stoffen in de uitlaatgassen zijn relevant voor de luchtkwaliteit rond een vliegveld, maar daarover gaat dit verhaal niet.
Actievoerders
storen zich eraan dat de Shell voorlichting geeft/reclame maakt bij basisschoolleerlingen.
Ik doe nu geen algemene uitspraak over de merites van deze strijd, maar beperk
me tot een specifieke uitspraak over Gas To Liquid brandstof (GTL).
Shell maakt GTL in zijn complex in Qatar. Daar komt veel aardgas vrij en
vroeger werd dat alleen maar afgefakkeld. Nu wordt er brandstof van gemaakt die
te vergelijken is met diesel.
Schets van het strijdperk Er stond dus een reuzenrad bij het Generation Discover Festival (het Shell-initiaitef in kwestie), bedoeld voor kinderen in de leeftijd 8-14 jaar. Bij dat reuzenrad stond een groot bord met een tekst en een logo. De tekst was: “Alle elektriciteit die nodig is voor dit festival wordt opgewekt door generatoren, dus ook voor dit reuzenrad. (…) Deze dynamo’s hebben brandstof nodig om te werken en op dit festival draaien ze allemaal op de alternatieve dieselbrandstof: GTL (Gas-to-Liquids) Fuel. (…) Via chemisch knip-en-plakwerk maakt Shell van aardgas een vloeibare brandstof. Hierdoor verbrandt GTL schoner dan gewone diesel en is er minder uitstoot van lokale emissies. Dit leidt tot verbetering van de luchtkwaliteit in de omgeving waar GTL wordt gebruikt. Wel zo fijn als je achter een bus of vrachtwagen fietst of geniet van het uitzicht in het reuzenrad! (…)” Het logo zei:” “7 DUURZAME EN BETAALBARE ENERGIE”. Naast dit logo staat: “Deze activiteit draagt bij aan het volgende ontwikkelingsdoel: Betaalbare, moderne en schonere energie in voldoende mate beschikbaar maken voor iedereen.”
De actievoerders
waren naar de Reclame Code Commissie (RCC) gestapt en hadden daar op alle
fronten verloren. Daarop waren ze naar het College van Beroep (CvB) gestapt, waar
ze gedeeltelijk gelijk kregen. Dat leidde tot een persbericht (NRC dd 31 okt
2019):
Dat interesseerde mij, omdat ik aan de Open Universiteit afgestudeerd ben op een literatuurstudie over synthetische kerosine, en omdat de tekstboodschap (dus die over lokale luchtkwaliteit) tot op zekere hoogte ook zou gelden voor alle vormen van synthetische diesel en kerosine, dus ook voor biokerosine en Power to Liquid-kerosine. Diesel en kerosine lijken op elkaar, maar zijn niet identiek. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=8829 .
De RCC had geoordeeld dat Shell in
zijn recht stond omdat
Klimaataspecten en luchtkwaliteitsaspecten als aparte
grootheden behandeld mogen worden
de
bewering over de lokale luchtkwaliteit duidelijk in relatieve zin bedoeld was (‘beter
dan gewone diesel’), en in die zin juist was.
Het logo inderdaad dat van Sustainable
Developments Goal 7 (SDG7) is, en de tekst erachter voldoende daarmee in lijn.
Shell nergens beweerde dat de klimaatimpact van
GTL gunstig was
Het CvB (het hoger beroep) oordeelde dat
Ongelijksoortige grootheden als luchtkwaliteit
en klimaat opgeteld moeten worden tot een soort ongedefinieerde ‘milieubelasting
als geheel’
De lokale luchtkwaliteit niet significant
verbeterde (dit gebaseerd op de Brandstofranking Personenauto’s van Natuur en
Milieu).
De bewering van de Shell, dat over de gehele
levensduur gerekend (‘well to wheel’) de CO2– productie van GTL (94,3)
nagenoeg gelijk is aan die van conventionele diesel (95,1gr/MJ)
De verwijzing naar de SDG’s suggereert dat GTL
voor ‘het milieu als geheel’ een alternatief was
Die suggestie misleidend was.
De Brandstofranking personenauto’s van Natuur en Milieu
Natuur & Milieu baseren hun ranking op een klimaat- en een gezondheidscomponent. Beide tellen even zwaar. In deze ranking is benzine (Euronorm 6) voor beide categorieën op 100 gezet. De gezondheidscomponent bestaat op zijn beurt weer uit twee componenten, NOx en PM10, waarvan de wijze van optelling niet gegeven is en waarvan voor de gezondheidsschade verwezen wordt naar een studie van CE Delft uit 2014 “Externe en infrastructuurkosten van het verkeer”.
Pakt men deze erbij ( www.ce.nl/publicatie/externe_en_infrastructuurkosten_van_verkeer/1491 , blz 113) dan blijkt dat de grootheid PM10 daarin aangeduid wordt als ‘slijtage-emissie’ (banden, remmen, asfalt en zo). Omdat de slijtage-emissie van een auto, rijdend op fossiele diesel en idem op GTL dezelfde zijn, is PM10 niet geschikt als onderscheid tussen brandstofsoorten. CE Delft voert PM2.5 op als brandstofspecifiek (maar die zit niet in de tabel van Natuur & Milieu) , en laat PM0.1 (ultrafijn stof) buiten beschouwing terwijl daar juist de crux zit. De studie van CE Delft leent zich dus, wat betreft PM10, niet voor het doel dat Natuur en Milieu er mee heeft. PM10 is daarin geen onderscheidende factor. In feite hanteert Natuur & Milieu dus alleen NOx als onderscheidende factor. Daarin scoren GTL en Diesel een stuk slechter dan benzine, maar dat was al lang bekend. Onderling scoren GTL en diesel gelijk en dat is te verwachten. Niemand heeft beweerd (ook Shell niet) dat dat anders zou zijn. Overigens is dit probleem met Selective Catalytic Reduction (‘Ad Blue’) goed terug te dringen.
De bewering van Shell, namelijk dat GTL bij verbranding minder roet uitstoot, kan niet naast de ranking van Natuur & Milieu gelegd worden, omdat deze zich baseert op een bron die nu juist deze vervuilingssoort buiten beschouwing laat (want grotendeels PM0.1). Toch is nu net deze bewering waar; voor de volksgezondheid essentieel; en omstandig bewezen in nog veel meer publicaties dan de Shell voorgelegd heeft. Bovendien bestaat voor dit standpunt een goede moleculaire onderbouwing. Het College van Beroep (CvB) heeft dus een onbruikbare bron gehanteerd om zijn oordeel te onderbouwen. De bron (CE Delft) laat bij PM10 brandstofverschillen buiten beschouwing en vervolgens concludeert het CvB dat er geen brandstofverschillen zijn. Terwijl de essentie van het brandstofverschil (roet) buiten beschouwing gelaten is. Het is dus een dom verhaal.
CO2-aspecten Onomstreden is gebleven dat de klimaatimpact van GTL en die van fossiele diesel, gerekend over hun levensloop (LCA) nagenoeg gelijk is. Dit nu verbaasde mij aangenaam, want in mijn afstudeerscriptie deed GTL het 15% slechter dan fossiel. Maar dat was bij kerosine, niet helemaal hetzelfde als diesel. De belangrijkste conclusie, die blijkbaar moet worden getrokken, is dat in vergelijking met fossiele diesel (mogelijk ook kerosine) GTL voor het klimaat even goed of even slecht is, en voor de leefomgeving, minstens wat betreft de roetproductie, beter.
Optellen wat niet opgeteld mag worden Ik heb een hekel aan wazige containerbegrippen en ‘het milieu als geheel’ is precies zo’n containerbegrip wat je krijgt als je ongelijksoortige begrippen in de blender doet. Soep is lekker en een ovenschotel ook en pudding ook, maar niet samen in één prutje. Dat is precies wat het CvB doet.
Het klimaat is een begrip met zijn eigen specifieke kenmerken, mogelijkheden en moeilijkheden. Het milieu (in casu de luchtkwaliteit) is een ander begrip met andere specifieke kenmerken, mogelijkheden en moeilijkheden. Soms werken die mogelijkheden en moeilijkheden met elkaar mee, soms werken ze tegen elkaar in. OM daar zo goed mogelijk mee om te gaan is helderheid nodig en geen containerbegrippen. Het uiteindelijke resultaat van het CvB is dat een verbetering op het ene vlak ontmoedigd wordt , terwijl dat op het andere vlak geen nut heeft.
Ik deel het oordeel in eerste instantie van de Reclame
Code Commissie.
Roet is een belangrijk soort luchtvervuiling. Er worden vaak medische problemen aan toegeschreven.
Er is in Nederland geen dekkend stelsel van roetmetingen. Meer der dan her staan er filters, die de lucht binnenzuigen en kijken hoe zwart het filter wordt. Maar daarmee weet je iets over de lucht nabij de filter.Dat zegt weinig over de lucht in je onmiddellijke omgeving.
Hannelore Bové heeft aan de universiteiten van Hasselt en Leuven Biomedische wetenschap (specialisme Bio-elektronica en Nanotechnologie) gestudeerd en is nu postdoctoraal onderzoeker. Ze heeft twee nieuwe, gepatenteerde technieken ontwikkeld om roet in de persoonlijke sfeer te kunnen meten.
Ze vangt roet op op een ondergrond en belicht de deeltjes met een laser, waardoor ze ondanks hun piepkleine omvang oplichten en geteld kunnen worden.
De context Tot de zorgen van de omwonenden van vliegvelden (zoals in mijn geval Eindhoven Airport) hoort het door vliegtuigen geproduceerde (ultra)fijn stof.
Straalverkeersvliegtuigen vliegen op kerosine, om precies te zijn op Jet A. Militaire straalvliegtuigen vliegen op het nauw verwante JP-8. Op Eindhoven Airport overheerst het aantal civiele vliegbewegingen.
Als men wil aansluiten bij wat bij het algemene publiek bekend is, kan men kerosine het beste vergelijken met rode diesel (zwavelhoudende dieselolie die tot voor kort verkocht mocht worden voor tractoren, boten etc). Alle diesel, die nu voor auto’s, boten, etc verkocht wordt is nagenoeg zwavelvrij gemaakt. Zo niet kerosine.
Vliegen hoort bij de menselijke activiteiten die het moeilijkst te verduurzamen zijn.
Pakweg tot 700 km kan de Hogesnelheidslijn (HSL) uitkomst bieden, en over pakweg tien jaar kan hybride-elektrisch vliegen met propellervliegtuigen uitkomst bieden voor lastig met de trein te bereiken locaties tot pakweg 1000km.
Voor langere afstanden zal het straalverkeersvliegtuig blijven bestaan en dat zal blijven vliegen op kerosine, of misschien op synthetische brandstof die voor kerosine kan doorgaan (al dan niet uit biomassa).
Op dit moment bestaat er nog nauwelijks synthetische vliegtuigbrandstof, en is het recept voor verduurzaming dus gewoon zuiniger, efficienter en minder, dus selectiever, vliegen.
Er zal dus in 2050 nog steeds gevlogen worden, heel wat meer dan nu, en dat zal voor een groot deel nog steeds met straalverkeersvliegtuigen gebeuren.
Dat roept de vraag op of de nadelen voor de leefomgeving, die die straalverkeersvliegtuigen met zich meebrengen, verkleind kunnen worden. In directe zin gaat het om geluid en luchtkwaliteit, in indirecte zin om waardedaling van woningen, gezondheidseffecten enz.
Daarnaast heeft vliegen (vooral de ongebreidelde groei) steeds zwaarder wegende nadelen voor het klimaat.
Dit artikel gaat vooral over (ultra)fijn stof omdat dat de belangrijkste vliegtuiggebonden component van luchtvervuiling is, en omdat dat stof invloed heeft op het klimaat.
(Ultra)fijn stof (in het Engels Particulate Matter PM, dus deeltjes) bestaat uit twee hoofdcomponenten: deeltjes die afkomstig zijn van zwavel in kerosine, en deeltjes die afkomstig zijn van onvolledige verbranding van diezelfde kerosine.
Zwavel en stikstof Kerosine mag tot maximaal 3000ppm zwavel bevatten (0,3 gewichts%), maar zit in praktijk meestal tussen de 400 en de 800ppm. (Bij benzine en dieselolie voor auto’s is de limiet 10ppm). Die ontzwaveling kan plaats vinden met gevestigde standaardtechnieken. De brandstofprijs zou 1% omhoog gaan als kerosine ontzwaveld werd tot 15ppm.
De zwavel verbrandt tot SO2 en als dat buiten de motor in contact komt met water oxideert dat door tot SO3 , waardoor een oplossing van zwavelzuur ontstaan is.
Als dat zwavelzuur in contact komt met ammoniak (dat vooral uit de in dit gebied overvloedig aanwezige veeteelt komt), ontstaan fijne kristalletjes ammoniumsulfaat (al dan niet met aanhangend water). Dit heet een secundary inorganic aerosol (SIA) en die maken deel uit van het (ultra)fijn stof.
Door de hoge temperaturen in de motor reageert een deel van de stikstof uit de lucht tot stikstofoxiden, die na wat omzwervingen op vergelijkbare wijze ammoniumnitraat vormt, ook een SIA uit het (ultra)fijn stof.
Hoe giftig SIA’s precies zijn is omstreden. In isolatie niet of nauwelijks, in combinatie met andere giftige stoffen misschien wel. Tot nader order houdt de wetenschap het erop dat de gemiddelde giftigheid van SIA’s gelijk is aan die van het PM2.5, waarvan ze deel uitmaken.
Roet en andere onvolledige verbrandingsproducten Dat vraagt helaas een beetje scheikunde.
Kerosine is een ingewikkeld mengsel dat uit honderden koolwaterstoffen bestaat en wat sporenelementen (waaronder dus zwavel).
Koolwaterstofmoleculen bestaan uit ketens aan elkaar geregen koolstofatomen, waarvan de overblijvende vrije plaatsen met waterstofatomen bezet zijn. Koolstofatomen kunnen met een enkele of een dubbele binding aan elkaar zitten.
Als het molecuul geen ringstructuur en geen dubbele binding heeft, heet het verzadigd (saturated). Butaan (van het butagas), nonaan (zie onder) of paraffine zijn voorbeelden.
Als het molecuul geen ringstructuur en één dubbele binding heeft, heet het een olefine. Onder als voorbeeld 1-noneen.
Als het molecuul geen ringstructuur en meerdere dubbele bindingen heeft, heet het meervoudig onverzadigd (dezelfde aanduiding als op pakjes margarine).
Als het molecuul wel een ringstructuur heeft en meerdere dubbele bindingen, heet het ‘aromatisch’. De eenvoudigste aromatische verbinding is de benzeen-zeshoek.
Zitten er twee van die zeshoeken aan elkaar, dan heet het naphtaleen.
Zitten er drie of meer van die ringen aan elkaar, dan heet het een PAK (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen).
Roet bestaat grotendeels uit koolstof (vaak vermengd met aanhangende rotzooi) en heet ook wel Black Carbon.
Daarnaast kan kerosine minder vergaand verbranden/ontleden tot stoffen die nog geen koolstof zijn en nog vloeibaar. Die noemt men vluchtige aerosolen. Die kunnen of vrij in de lucht komen of als laag op het roet gaan zitten.
Sorry, maar dit college was even nodig.
Deze tabel bevat de gegevens van ‘’een soort civiele en tamelijk zwavelrijke Jet A in kolom 2), één soort militaire JP-8 die overigens ongeloofwaardig weinig zwavel bevat, en één soort synthetische brandstof FT-SPK. Kolom 4 en 5 zijn mengsels van FT-SPK met er eerste twee.
D5453 geeft het totale zwavelgehalte in ppm.
FT staat voor Fischer-Tropsch en SPK Synthetic Paraffinic Kerosine. Dat is een gevestigde techniek om uit andere grondstoffen via koolmonoxide en waterstof synthetische brandstof te maken (in dit geval dus kerosine). Het uitgangsmateriaal is in dit artikel aardgas (de Gas-To-Liquid techniek GTL), of kolen.
Er is een informatieve Wikipediapagina https://nl.wikipedia.org/wiki/Fischer-Tropschbrandstoffen .
Bovenstaande tabel komt uit een presentatie dd juni 2016 door het Southwest Research Institute (SWRI) uit Texas aan de ETH in Zürich ( www.nanoparticles.ch/archive/2016_Khalek_PR.pdf ). Er staat niet bij wat in dit geval het uitgangsmateriaal van de FT is.
Een andere publicatie (Reductions in aircraft particulate emissions due to the use of Fischer–Tropsch fuels dd 2014) is saaier en minder toegankelijk voor de leek, maar informatiever. Die komt uit het tijdschrift Atmospheric Chemistry and Physics (ACP) www.atmospheric-chemistry-and-physics.net/ . Zie voor het artikel zelf Reductions in aircraft particulate emissions due to the use of FT-fuels_acp-14-11-2014
Alle publicaties op dit gebied stellen dat het roetgehalte in uitlaatgassen van straalmotoren zeer sterk bepaald wordt door het aantal dubbele bindingen en het aantal ringen in de brandstof. In praktijk bij kerosine vooral het percentage aromaten, nog verder versimpeld hoeveel % benzeen er in de kerosine zit.
Wat het Zürichse staatje nu uitwijst, en wat ook de andere publicatie zegt, is er in synthetische brandstoffen zeer veel minder benzeen (en naphtaleen enz) zit, en dat er dus veel minder roet afkomt. Dat is in metingen te zien, bijv. onderstaande figuur uit de Zürichse presentatie van het SWRI:
Daarin slaat “Regulation” op een oude en lakse ICAO-norm die alleen over roet bij het opstijgen gaat. Het verschil tussen links en rechts geeft vooral het nut van deze norm weer, welk nut dus tamelijk klein is.
Hoe dan ook, het plaatje toont duidelijk dat veel aromaten leiden tot veel roet en vluchtige vervuiling, en dat nagenoeg geen aromaten leidt tot heel weinig idem. Vooral in de “idle” stand van de motoren (dus bijv. bij het proefdraaien of taxiën) zijn de verschillen groot.
Het artikel in ACP vindt vergelijkbare grote verschillen. Zuivere synthetische brandstof produceert ruim 4 tot 6 keer zo weinig roet als standaard JP-8 (de blend zit daar tussen in), en ook veel minder vluchtige aerosolen.
De zwavelemissies zijn bij synthetische brandstof nagenoeg afwezig.
Het effect van de vluchtige aerosolen op de lokale luchtkwaliteit in de omgeving is (volgens ACP) bij koud weer groter.
Klimaat Het zwarte roet heeft een verwarmende invloed op het klimaat, de witte sulfaataerosolen een koelende invloed. Beide kunnen als condensatiekern gaan fungeren die helpen bij het vormen van wolken, waarvan de invloed dubbelzinnig is. Het totale effect is vooralsnog onduidelijk.
Behalve de FT-techniek loslaten op aardgas en kolen, zijn er ook andere technieken om aromaat- en zwavelarme biodiesel te maken. Het kan ook uit tweede generatie- biomassa (zie de eerder genoemde artikel over zwavelarme kerosine op deze site), al dan niet via een FT-route.
Er moet nog veel onderzoek plaatvinden. Het voert te ver om daar op deze plaats dieper op in te gaan.
Het voorstel van Groen Links heeft het in de gemeenteraadsvergadering niet gehaald. Voor stemden Groen Links zelf, de SP en de lokale linkse partij BBL.
Ik kom er nog op terug.
De voorgeschiedenis Milieudefensie Eindhoven heeft in maart 2014 bijna 3500 handtekeningen aangeboden aan wethouder Toronoglu (en daarmee aan de gemeenteraad). Die waren in het voorafgaande half jaar opgehaald met schonere lucht-eisen.
Milieudefensie had, ter gelegenheid van de aanbieding, een uitgewerkt verkeersplan gemaakt. Dat is maatregelenpakket 2014-2018 te vinden. De bedoeling was dat dat plan een rol zou gaan spelen bij de convenantsonderhandelingen.
Het plan bevatte twee inrichtingsvoorstellen:
Volg het advies van de Amsterdamse GGD- geen nieuwbouw binnen 300m van de snelweg en binnen 50m van een provinciale of drukke stedelijke weg, vraag altijd GGD-advies
Het (beperkte) luchtzuiverend vermogen van planten meenemen in het groenbeleid
Het plan bevatte acht verkeersvoorstellen:
Vanaf 2015 milieuzone voor bestelauto’s Euro 1 en 2 (beginjaar 2001)
Handhaaf de hele milieuzone binnen de Ring (dus ook Woensel en Tongelre)
Gebruik daarbij moderne technische middelen
Voer een subsidie t.b.v. sloop van oude auto’s in
Ontwikkel een plan voor stedelijke distributie
Faciliteer een pilot met elektrische taxi’s en vraag bij de aanbesteding van het OV om een kosten-baten analyse van elektrische bussen
Garandeer aan iedereen met een elektrische auto, binnen redelijke grenzen, een oplaadpunt in de buurt. Kijk of er in de openbare ruimte voldoende oplaadpuntenzijn voor elektrische fietsen.
Werk aan een gunstige modal split tussen de auto enerzijds en lopen, fiets en OV anderzijds. Rond HOV-lijn twee af en begin na te denken over HOV-lijn drie.
Het huidige College van B&W voert over het algemeen een tamelijk progressief verkeersbeleid. Uiteraard wordt dat niet alleen door Milieudefensie, maar ook door andere krachten beïnvloed.
Welke drijvende kracht ook de sterkste geweest moge zijn, een deel van bovenstaand tienpuntenprogramma is uitgevoerd (het groenbeleid, de pilot met elektrische taxi’s, elektrische bussen, auto’s en oplaadpalen minstens voor een deel, modal split een eind, HOV-lijn 2 wordt afgerond).
Maar het College wou niet aan een sterkere milieuzone. Op 1 maart 2016 vonden B&W (zie raadsinformatiebrief_milieuzone)dat aanscherping van de milieuzone met personen- en bestelauto’s Euro 0-2 of Euro 0-3 teveel chagrijn zou opleveren, teveel zou kosten en te weinig zou opleveren, en de auto’s worden vanzelf ook schoner. Een en ander op gezag van een TNO-onderzoek (tno-rapport).
Een subsidieregeling voor de sloop van oude auto’s zou 5 miljoen incidenteel kosten, de techniek van kentekenonderzoek met camera’s incidenteel 0,5 tot 1 miljoen, en extra personeel 0,2 miljoen per jaar.
Verder wilde het College niet wat tegen brom- en snorfietsen doen, omdat dat gemiddeld te weinig opleverde.
Milieudefensie is het niet eens met het standpunt van het College, maar kan het wel volgen. Gemeentepolitiek betekent afwegingen maken en (even kort door de bocht) aan te weinig thuiszorg gaan ook mensen dood.
Uiteindelijk heeft Milieudefensie een brief teruggestuurd, waarin voor een beperkte variant van het eerdere plan gekozen werd. Wel aanscherping van de milieuzone, geen sloopregeling, bromfietsen van het fiets-
pad en telefoontjes naar de minister dat de toelating van nieuwe brommers landelijk sneller opgekuist werd, stimuleren van elektrische brommers en fietsen bij speciale doelgroepen). Dat plan zou een stuk minder kosten (zie persbericht_mildef-ehv-wil-toch-aanscherping-milieuzone_12april2016).
Het initiatiefvoorstel van Groen Links en het ronde tafel-gesprek Voor er een antwoord van het College op deze nieuwe brief kwam, pakte Groen Links Eindhoven de uitdaging op en kwam op 15 september met een initiatiefvoorstel, dat goeddeels de ideeën van Milieudefensie ver-
woordde (fijn-stof-tot-nadenken-groenlinks-eindhoven_sept2016).
Zoals wel vaker startte het politieke proces met een ronde tafel-gesprek (04 oktober 2016). Daar spraken JP Close namens AiREAS, ik namens Milieudefensie en Leendert van Bree als extern deskundige.
Jean-Paul Close legde de algemene ideologische lijn van zijn coöperatie uit. Samen de schouders onder de gezonde stad! AiREAS heeft een geavanceerd meetnetwerk tot stand gebracht (zie AiREAS), maar omdat AiREAS een beetje terughoudend is t.a.v. concrete gemeentepolitieke standpunten, schoot Groen Links daar als ondersteuning van het initiatiefvoorstel niet zoveel mee op.
Voor mijn bijdrage zie presentatie-bij-stadsgesprek-04okt2016. Die was doelgericht vormgegeven als uitleg bij en ondersteuning van het Groen Links-voorstel.
Leendert van Bree was tot zijn pensionering verbonden aan de Universiteit van Utrecht (hij weet alles van Gezonde Steden) en hij was deskundige voor het Planbureau voor de Leefomgeving. Zijn bijdrage staat eindhoven-transitie-naar-gezonde-stad-van-de-toekomst-relatie-luchtbeleid-_04okt2016. Leendert van Bree verbindt een brede visie, op een hoog abstractieniveau, op de Gezonde Stad met een down to Earth-benadering waar het concreet moest worden. Dat werkte als een goede ondersteuning voor het voorstel.
Hij noemde als maatregelen onder meer handhaven van de Euro6-verplichting in de praktijk, een milieuzone, stimulering van elektrische en waterstofauto’s via het parkeerbeleid, een lagere maximum snelheid, het aanpakken van houtstook, meer thuiswerk, meer OV en een betere organisatie van de ‘last mile’.
Het was een genoegen weer eens te debatteren op de plaats waar ik dat van 1990 tot 2010 als gemeenteraadslid gedaan had. Ik was het nog niet verleerd. Er zat een VVDer uit de Blijde Rijder-Autotelegraafschool die met meer luidruchtigheid dan deskundigheid de aandacht opeiste. Kortom, het was gezellig en dat voor 30 mensen publiek.
Tijdens het debat bleek overigens dat er moties aangenomen zijn in de gemeenteraad op twee andere punten van interesse van Milieudefensie. Alleen hadden die de krant niet gehaald.
De ene betrof een advies, dat ik aan Groen Links gegeven had, over laadpalen. Het idee om meer laadpalen voor elektrische auto’s te plaatsen, is eigenlijk niet meer omstreden. Er staan er nu ca 100 in Eindhoven en door een provinciaal plan worden er dat binnenkort 120. Mijn advies was om uit te zoeken hoe zich dat aantal verhield tot de behoefte. Staan de mensen er voor in de rij of staan ze ongebruikt? Zijn het gewone of snellaadpalen? Kortom, een gebruiksonderzoek. Maar daarover was al een motie aangenomen, dus dit advies was niet meer nodig.
Het andere betrof de noodzaak van en stedelijk distributieplan. Zeker nu het elektronisch winkelen, met de bijbehorende bezorging, zo’n hoge vlucht neemt, is er een plan nodig om de goederen zo efficient en schoon mogelijk bij de klant terecht te laten komen. Ook daarover was een motie aangenomen (van de CU).
Milieudefensie gaat dit volgen.
Roet in the City Eigenlijk gaat de discussie vooral over roet. (NB: ultrafijn stof is een grootte-aanduiding. Daaronder vallen alle deeltjes in het submicrometergebied. Roet is een samenstellingsaanduiding: daaronder vallen deeltjes die grotendeels uit koolstof bestaan, met aanhangende extra vervuiling, en die als regel uit verbrandingsprocessen afkomstig is). Roet is van-
uit medische overwegingen verdacht.
De effecten van roet zijn een stuk lokaler dan die van PM10 (grover fijn stof).
Het eerder genoemde TNO-rapport laat zien dat een aangescherpte milieuzone vooral voor roet resultaat heeft.
In de minst vergaande variant (personen- en bestelauto’s, geen euro 0-2) scheelt het aanscherpen van de milieuzone binnen die zone 20% van de roetbijdrage van het verkeer, zijnde bijna 5% van alle roet in dat gebied. In absolute getallen: in de milieuzone (het gebied binnen de ring) is de roetconcentratie in de lucht 1,1µgr/m3 , waarvan 0,26µgr/m3 voor rekening van het verkeer komt. De milieuzone verlaagt die concentraties met 0,05µgr/m3 .
In de meest vergaande variant (geen personen- en bestelauto’s diesel 0-3 en benzine vanaf Euro0), zijn diezelfde percentages resp. bijna 30 en ruim 7%.
Naarmate de tijd vordert dalen die percentages (wordt dus de verbetering relatief minder), omdat de auto’s ook vanzelf al schoner worden (wat overigens ook weer mede veroorzaakt wordt door diezelfde milieuzones).
Het TNO-rapport rekent niet door wat het effect is van een gelijktijdige verbetering van de handhaving. Het doet alsof de handhaving nu zeer goed is en straks ook, maar in werkelijkheid is de handhaving nu belabberd en wordt in het Groen Links-plan voorgesteld die zeer goed te maken. Het onbekende effect van een betere handhaving komt bovenop het bekende effect van een betere techniek.
Milieudefensie raadt alle partijen aan om het initiatiefvoorstel van Groen Links over te nemen.
De gemeente Eindhoven presenteerde onlangs een breed scala aan aspecten van de Eindhovense luchtkwaliteitsproblematiek. Dat was een mooi werkstuk. Ik pik er in afzonderlijke artikelen wat issues uit. De eerste ging over de ultrafijn stof emissies door het vliegveld. Zie daarvoor –> UFS-onderzoek rond Schiphol vertaald naar Eindhoven
Twee sheets gingen over de effecten die zouden optreden als Eindhoven een milieuzone zou instellen voor bestel- en personenauto’s. Nu geldt die slechts voor oude diesel-vrachtwagens (Euro 4 of beter is toegestaan). Onderstaand verhaal is dus wat een milieuzone voor lichte voertuigen zou toevoegen aan het bestaande.
Mijn club Milieudefensie Eindhoven heeft voorgesteld de bestaande zone (zijnde Eindhoven binnen de Ring, maar slechts ten dele gehandhaafd) ook verboden te verklaren voor oude dieselbusjes.
Aangenomen wordt dat de milieuzone voor bestel- en personenauto’s zich vanaf 2017 richt tegen Euro 0-3 diesel en Euro 0-benzine, en vanaf 2020 tegen Euro 0-4 diesel en Euro 0-benzine.
Eerst voor beter begrip even de herkomst van verschillende soorten vervuiling in Eindhoven.
Nu de stellingen volgens de gemeente Eindhoven, met enig commentaar van mij:
Een milieuzone voor lichte voertuigen:
– helpt niet of nauwelijks voor PM10 en PM2.5 . Die deeltjes zijn slechts voor een klein deel van het lokale verkeer afhankelijk.
– helpt nauwelijks voor NO2 (want in praktijk zijn nieuwe Diesels nauwelijks schoner dan oude, men denke aan het Volkswagenschandaal)
– helpt behoorlijk tegen roet (EC) op knelpuntlocaties als de Vestdijk. Roet is van belang voor de volksgezondheid. Het effect is ca 15% in 2020.
– helpt een beetje tegen roet op matig belaste locaties als de Montgomerylaan
– helpt tijdelijk en moet daarom om de drie jaar aangescherpt worden, omdat auto’s “vanzelf” ook schoner worden en dat effect de scherpere eisen van de milieuzones na een paar jaar inhaalt
– helpt alleen als er vrijwel geen ontheffing verleend wordt voor oudere auto’s
– en veronderstelt daarom op termijn een schoon stedelijk distributienetwerk
– de luchtvervuiling in de oude wettelijke categorieën NO2 en PM10 daalt zeker, maar langzaam. Hieronder de gemiddeldes per categorie per jaar.
Het gaat om metingen op 35 locaties in Eindhoven, onderverdeeld in vier categorieën, en binnen de categorie jaargemiddeld over alle stations. Dus de gemiddelde drukke straat ging terug van 36 naar 31μgr/m3 over vier jaar.
Tegelijk stijgt de kennis over de giftigheid van de stoffen.
De beweringen over de concentraties in 2020 berusten op rekenmodellen waarin de maatregelen en andere ontwikkelingen als input ingevoerd worden (in de hoop dat die input de juiste is….) .
Volgens Milieudefensie-onderzoekster Anne Knol kan het roet-reducerende effect groter zijn als de milieuzone groter is. In Berlijn wonen een miljoen mensen binnen de milieuzone en is de milieuzone streng, en daar zou het effect een halvering zijn. In Utrecht (voor welke stad Knol haar informatie gaf, sept. 2015) verwacht Knol een reductie met 30%. Zie –> Achtergrondinformatie-Milieuzone-Utrecht_Knol_3sept2015 .