Jean-Paul en zijn (anti-)oorlogsmuseum
Ik ging in mei 2017 met een stel collega’s van mijn oude middelbare school, nu allen gepensioneerd, drie dagen weg naar Noord-Frankrijk. Dat zat zo: een ex-leerling van mijn school, Jean-Paul de Vries, is na wat omzwervingen een oorlogsmuseum begonnen in Romagne sous Montfaucon en er was een afspraak tot stand gekomen.
Eigenlijk is Jean-Paul het museum en omgekeerd, met ondersteuning van zijn partner en andere mensen van goede wil. Hij runt zijn museum als een anti-oorlogsmuseum. Elk cliché over de roem van het vaderland en zo is aan hem verspild.
De geschiedenis van deze streek, waar het front lag in de Eerste Wereldoorlog, biedt tal van kansen. Hij heeft kijk op museumstukken die uit de grond steken na een regenbui en krijgt ook het nodige aangeboden door boeren.
Hij krijgt steeds meer erkenning. Collega-directeuren komen regelmatig langs en hij heeft op vaste basis een afspraak een afspraak met de Nederlandse legerleiding om soldaten rond te leiden. De studie-inhoud, die hij inbrengt, is om mens te blijven in de verschrikkingen van een oorlog.
Jean-Paul spreekt veel met ambassadeurs, politici, (oud)militairen en hoort daarbij ook het nodige dat niet tot de officiele canon van de oorlogsgeschiedenis is doorgedrongen.
Ik kan een bezoek aanraden. Zie www.romagne14-18.com en/of mail op info@romagne14-18.com . De gemeente ligt ongeveer halverwege Sedan en Verdun.
Romagne en omgeving
Romagne zelf is in de nadagen van de oorlog aan puin geschoten door de Amerikaanse artillerie onder het onuitgesproken motto “Als wij het niet krijgen, hebben zij het ook niet, en als wij het wel krijgen, mogen wij het weer opbouwen.” Jean-Paul merkt op dat nogal wat Amerikaanse generaals uit families kwamen die belangen hadden in de oorlog en de wederopbouw, en dat de generaals daar zelf vaak ook financiele belangen in hadden.
Na de oorlog stond nog 10% van het dorp overeind.
Als excuus kreeg het dorp een nieuwe kerk, maar die wordt nauwelijks gebruikt want er wonen nog maar 200 mensen in het dorp. De autonome ontvolking van het platteland volgde de geforceerde ontvolking op.
Er valt van alles te zien in en rond Romagne. Er ligt een kerkhof met 1412 Duitse en 4 Franse soldaten, er ligt een grasveld met een mooi uitzicht en zonder stenen waaronder honderden Russische krijgsgevangenen die overleden aan of na de dwangarbeid, de Hindenburglinie ligt er niet ver vandaan. En die lichte plek, verderop in het weiland, daar maakten ze na de oorlog gifgasgranaten onschadelijk.
Je had pech als dorp als je op een bult lag, zoals Montfaucon-d’Argonne, al sinds mensenheugenis een strategische bult. 1914 betekende de achtste verwoesting in een reeks die minstens terug gaat tot op de Noormannen. Nu is het dorp wijselijk maar in het dal teruggebouwd.
In de buurt ligt een Amerikaans legerkerkhof met 14246 graven, waarvan 486 onbekend. Een derde van wat er ligt, is overigens aan niet aan gevechtshandelingen overleden, maar andere oorzaken, meestal de Spaanse griep.
Het is in de VS een bedevaartsoord, mede omdat beroemdheden als Patton en Pershing in het gebied gevochten hebben. Net als aan Duitse kant overigens Rommel.
Berucht is het Forêt d’Argonne, een eind verderop, waar 146000 mensen gesneuveld zijn.
Berucht zijn ook de opzettelijke wreedheden van de Duitsers tegen de burgerbevolking. Ze waren panisch voor franc tireurs en op een gegeven moment kreeg de bestraffing daarvan een preventief karakter. In elk veroverd dorp werd een notabele, een vrouw en een kind van de straat geplukt en tegen de muur van de kerk doodgeschoten. Dat bracht de schrik er in.
De kogelgaten hierboven komen op een dergelijke manier tot stand.
De Butte de Vauqois
Het is niet aan mij om een standaardwerk over de Eerste Wereldoorlog te schrijven. Die zijn er al genoeg. Mijn ambitie gaat niet verder dan wat persoonlijke indrukken en de meest navrante daarvan zijn die, opgedaan op de Butte de Vauqois. Ook zo’n strategische hoogte, zo groot als twee dozijn voetbalvelden aan elkaar, waarop tot 1914 een dorp lag.
Bij de omsingeling van Verdun veroverden de Duitsers de hoogte op 24 september 1914, waarna ze de bult grondig ombouwden tot fort. Franse pogingen om de heuvel terug te veroveren hadden, ten koste van enorme verliezen, als resultaat dat de Fransen nu de zuidelijke helft hadden van wat er inmiddels nog over was van het dorp, en de Duitsers de Noordelijke helft. Tussen beide loopgravensystemen zat aanvankelijk maar 10m.
De impasse bleek bovengronds onoplosbaar en resulteerde in pogingen om hem ondergronds te doorbreken. Dat werd de nog steeds beruchte ‘mineer-oorlog’. Je graaft een gang (wat op zich al levensgevaarlijk was), stopt die vol met dynamiet, je zorgt dat de klap niet jouw kant op komt en boem!
Er zijn in totaal 519 van die expedities ondernomen. Bij de zwaarste plaatsten de Duitsers 60 ton dynamiet, waardoor 108 mensen stierven. De top van de heuvel ziet er nu een beetje uit als de caldera van een vulkaan en dat is geen toeval.
Uiteindelijk bleek de impasse ondergronds even onoplosbaar als erboven. De partijen gingen door met zinloos vechten want dat moest van hogerhand, maar in de tweede helft van de oorlog nam de intensiteit af. Af en toe zelfs werd de vijand van tevoren gewaarschuwd als het weer boem ging doen.
Het schema was vier weken op, twee weken af. Als je pech had, kwam je met natte voeten aan en omdat je daar vier weken je schoenen niet uit kon doen, konden je tenen er af rotten. Als dat je grote teen was had je dan weer geluk, want dan mocht je uit dienst, en als het je kleine was had je dubbel pech.
Uiteindelijk kwamen de Amerikanen met ruim een miljoen verse krachten (op een front van 40km breed) en gaf de uitgeputte Duitsers de genadeklap. De Amerikanen schoten van afstand alles op de Butte plat en de 120 Duitsers, die na alle dood en verderf, ook aan hun kant, geen zin meer hadden om weg te gaan hebben nooit een Amerikaan gezien.
Per slot van rekening heeft de heuvel het sinistere record van de meeste lijken per vierkante meter. Volgens Jean-Paul zijn er 15000 mensen gesneuveld, waarvan er 8000 nooit meer teruggevonden zijn. Nu nog, zegt hij, vind je soms, als het geregend heeft, witte stukjes en dat kan mensenbot zijn.
Rascisme en discriminatie
De oorlog was sowieso ellende en al helemaal, als je er als zwarte aan deelnam. De Fransen stuurden hun troepen uit West-Afrika als eerste de wei in, vijf man met één geweer, en tegen de tijd, dat aan de overkant de machinegeweren te heet waren geworden om mee te schieten, kwamen de witte Fransen om het af te maken.
Enkelen viel de eer te beurt om uitverkoren te worden om als onbekende soldaat in een Nationaal Monument te liggen in Frankrijk of op Arlington. Nadat er even naar de huid was gekeken of die niet zwart was, want dan niet.
Joodse soldaten kregen hun eigen grafsteen (deze op het Amerikaanse kerkhof) en daar is niets mis mee. Maar hoe wist je nou of het een joodse soldaat was? Soms had hij een naamplaatje, maar als niet, wat dan? Dan keek je of hij besneden was. Maar islamieten worden ook besneden en er waren ook islamitische soldaten. Tsja.
Nie wieder Krieg!
De Fransen hebben alles zo laten liggen als het lag en dat leidt tot onbedoelde symboliek als vergeet-mij-nietjes tussen het prikkeldraad en de Spaanse ruiters.
Jean-Paul vindt dat 2017 op 1914 lijkt. Dat is een mening die velen niet met hem delen, maar ik ben er niet helemaal gerust op.
Ik ga op 24 mei in Brussel demonstreren tegen het bezoek van Trump aan de NATO. Onder andere, omdat ik geen oorlog tegen Iran wil.