Meeste vliegtuigstikstof op Natura2000-gebieden komt van boven de 3000 voet

Inleiding
Het kan niemand ontgaan zijn dat er een stikstofprobleem is in Nederland. (Stikstof heeft in dit verband de chemische code N).

De vliegvelden spelen daarin een rol, zij het een ondergeschikte. Maar omdat er zowat niets meer mag, is ook een ondergeschikte rol teveel.

De Delftse (toen nog) student Marijn van Loo is op het onderwerp afgestudeerd. Daaraan is op deze site aandacht besteed op https://www.bjmgerard.nl/masterthesis-over-stikstofdepositie-door-vliegtuigen/ van 29 juni 2022. De essentie staat daar al.
In het artikel staat onder andere dat de uitkomsten van Van Loo aardig accordeerden met de stikstofstudie van Remkes over vliegvelden.

Op 02 dec 2022 heeft de TU Delft op zijn site een artikel gepubliceerd  over hetzelfde onderzoek. Daar staat dan ook ongeveer hetzelfde in, alleen leesbaarder. Zie https://www.tudelft.nl/2022/lr/meeste-stikstofdepositie-uit-de-luchtvaart-komt-van-grote-hoogte .

Van Loo is in hetzelfde stramien door blijven onderzoeken en heeft op 03 november 2022 in Science of the Total Environment een nieuw artikel geplaatst, samen met Flávio Quadros, Mirjam Snellen en Irene Dedoussi. Dat is te vinden op https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0048969722069558 (open access).

Na dit artikel ontdekte Schipholwatch het werk van Van Loo e.a. . Het Schipholwatchverhaal staat op https://schipholwatch.nl/2023/03/28/impact-luchtvaart-op-natura-2000-gebieden-ruim-vijf-keer-hoger-dan-voorgespiegeld/  .
Schipholwatch heeft wel al eerder andere verhalen over stikstof gepubliceerd, zoals https://schipholwatch.nl/2023/02/24/glashard-bewijs-dat-meeste-stikstofuitstoot-luchtvaart-wordt-weggerekend/ .

De resultaten
Logischerwijs staat er in het onderzoek dd nov 2022 grofweg hetzelfde als in de afstudeerscriptie. De mondiale pixelgrootte is nog steeds nu 2° breedte bij 2,5° lengte maar op drie deelgebieden is een rooster van 0,5° breedte bij 0,625° lengte gelegd. In die deelgebieden is het plaatje dus preciezer geworden.
Dat stelt Van Loo e.a. in staat om iets ruws te zeggen op de schaal van Natura2000 – gebieden.

LTO betekent Landing and Take Off (de fase onder de 3000 voet = 914m hoogte)

Je kunt mondiaal kijken en in de eigen omgeving kijken.

Mondiaal brengt de luchtvaart 1,39 miljard kg stikstof de lucht in (op zuivere N-basis berekend). Daarvan gaat 8% onder de 3000 voet de lucht in (ruim 900m), en de rest boven die hoogte.

Maar de emissie, en de daaruit volgende depositie, verschilt sterk van plaats tot plaats.

Het eerste van bovenstaande plaatjes geeft aan waar en hoeveel kg N per km2 per jaar op de aardoppervlakte terecht komt.
Gemiddeld over alle Natura2000-gebieden (dus in de EU) daalt 7,40 kg N per km2 per jaar neer en dat blijkt maar een pietsie minder dan in een gemiddelde km2 van de EU als geheel. De beschermende werking van de Natura2000-status kan dus met deze meting niet echt worden aangetoond, maar de vraag is of men dat bij deze resolutie mag verwachten.
Het geelgroene plaatje is lastig af te lezen. Het lijkt erop dat Nederland boven het gemiddelde zit.

Van die 7,40 N per km2 per jaar daalt 1,38 N per km2 per jaar neer ten gevolge van de LTO-fase. Dus EU-gemiddeld zorgt de LTO-fase voor 19% van de depositie (de een-na-paarste kleur in het schema). In pixels met de allerpaarste kleur kan ruim een derde van de N uit de LTO-fase komen. Zo te zien valt Schiphol daaronder en mogelijk ook Eindhoven.

De gemiddelde N-depositie uit alle bronnen op Natura2000-gebieden in de EU (dus ook  auto’s, landbouw en fabrieken) is 705 kg N per km2 .

7,4 kg N per km2 is 5,3 Mol per hectare, de meer gebruikelijke stikstofmaat in ons land.

Creatief rekenen
De regering zegt dat ze alleen maar stikstof in de depositieberekeningen meeneemt die onder de 3000 voet wordt uitgestoten. Zoals hierboven beschreven, is dat maar een klein deel van alle stikstof.
De regering hanteert de logica dat stikstof alleen meegeteld wordt als er een een op een-oorzakelijk verband geconstrueerd kan worden tussen emissie enerzijds en de depositie anderzijds. De stelling is dat bij het passeren van de atmosferische grenslaag, die ongeveer op 1 km hoogte ligt (maar dat is een wapperend getal) de stikstof meegenomen wordt in de grootschalige windcirculatie en daarom onberekenbaar ver neerdaalt. Omgekeerd betekent dat bijvoorbeeld dat stikstof van andere vliegvelden onberekenbaar in Nederland neerdaalt – die invloeden reiken ver.
Op zich is deze logica juist.

Wat de Nederlandse regering, met het onderzoek van Van Loo e.a. in de hand, kan doen is per vliegveld een vermeningvuldigingsfactor vaststellen. Bij Schiphol bijvoorbeeld een factor 4. Die factor is dan een soort ervaringsgetal die  het collectieve gedrag ter plekke van Schiphol  weergeeft van de depositie door alle vliegvelden in de buurt, en Schiphol zelf.

Maar de Nederlandse regering heeft besloten om de stikstofemissie boven de 3000 voet dan maar helemaal niet te publiceren en dat is uitzonderlijk, want bijna alle andere EU-landen doen dat wel. Zie de volgende tabel, die van de Europese Commissie komt en op eerder genoemd adres https://schipholwatch.nl/2023/02/24/glashard-bewijs-dat-meeste-stikstofuitstoot-luchtvaart-wordt-weggerekend/ te vinden is.
Let wel dat hier de emissie staat (alle landen onder de 3000 voet, en bijna alle landen boven de 3000 voet = cruise), en niet de depositie. Deze tabel geeft geen inzicht in de depositieverdeling in en door elk land. Hier is Schipholwatch iets te snel met zijn suggestie.

Dat Van Loo e.a. een dergelijke mondiale en Europabrede oorzaak – gevolgberekening wel doen, is de belangrijkste meerwaarde van hun studie.

Masterthesis over stikstofdepositie door vliegtuigen

Wie, waar en waarover?
De Delftse student Marijn van Loo heeft zijn masterthesis geschreven over stikstofdepositie door de luchtvaart. Zijn motivatie was dat er al veel gestudeerd was op de luchtvaarteffecten van klimaat, geluid en luchtkwaliteit, maar dat een passende recente studie van de stikstofdepositie ontbrak. En voor zover er regelgeving is, is die lokaal terwijl de luchtvaart per definitie mondiaal is.

Zijn thesis is afgerond op 21 september 2021 (hoewel het voorwoord al in juli ondertekend is), maar er zat embargo op het verschijnen tot 21 juni 2022. Een merkwaardige vertraging.

De ‘abstract’ van de studie is te vinden op abstract stikstofdepositiestudie luchtvaart M van Loo . Onder aan de abstract staat in kleine lettertjes dat hij daar te downloaden is.  

Met ‘stikstofdepositie’ wordt bedoeld reactieve stikstof (oxides, ammoniak en in de atmosfeer gevormde reactieproducten daarvan) die vanuit de atmosfeer op de grond neerdalen. In sommige delen van de wereld leidt dat tot een overdaad aan stikstofbemesting. Aangezien dat in deze dagen (en elders op deze site) al voldoende aan de orde komt, wordt er hier nu niet verder op in gegaan.

Stikstof kan ‘dry’ en ‘wet’ gedeponeerd worden. Zoals de termen doen vermoeden, is ‘dry’ zonder dat er neerslag aan te pas komt (in de gasvorm of als secundaire deeltjes als ammoniumnitraat), en is ‘wet’ als de stikstof vergezeld gaat van water (bijvoorbeeld omdat een druppel zich vormt om een deeltje of omdat een vallende druppel een deeltje opneemt).

Behalve een onderscheid naar ‘dry’ en ‘wet’ maakt Van Loo ook onderscheid naar lokaal versus mondiaal en LTO versus non-LTO (LTO betekent Landing and Take Off), en naar de ondergrond waarop de depositie terecht komt.

Het GEOS-Chem model
De kern van de thesis is het gebruik van het GEOS-Chem model dat in het algemeen het transport van chemische stoffen in de atmosfeer berekent, en nu dus specifiek wordt toegepast op stikstofdepositie.
Van Loo koos twee grid-resoluties, de aardbol in 4*5 graad en idem in 2*2,5 graad.
De vertikale as werd verdeeld in stappen van 125m, reden waarom de ICAO-rekenlimiet van 3000 voet (ruim 900m) werd afgerond op 1 km. Deze 3000 voet is de officlële afkapgrens in Nederlandse stikstofberekeningen.

GEOS-Chem is een ingewikkeld model. In de grove resolutie had de supercomputer Cartesius er 65 uur voor nodig om het probleem te kraken, en in de fijnere mode 360 uur (meer dan 4* zoveel omat de supercomputer na drie dagen afslaat en handmatig weer aangezet moet worden).
Dit is eerst uitgevoerd voor scenario 2, zijnde de achtergronddepositie plus de vliegtuigdepositie LTO plus de vliegtuigdepositie non-LTO.
Vervolgens zijn er ook twee runs uitgevoerd voor scenario 1 (achtergrond zonder vliegtuigdepositie), twee runs voor scenario 3 (achtergrond met LTO-depositie) en één run voor scenario 4 (achtergrond met non-LTO – de tweede run bleek overbodig).

Uiteindelijk levert het onderstaande tabel voor scenario 2.

In deze tabel betekent Tg N yr-1 Tg (dat is een miljard kg = 1 Mton) stikstof, omgerekend naar elementbasis, per jaar en dat over de hele wereld opgeteld.

Slordigheden en een zwakte
De studie bevat enkele slordigheden die eigenlijk in Delft niet zouden mogen passeren.

  • NO3 en NH4 bestaan niet als moleculen. Bedoeld zal wel zijn de ionen NO3 en NH4+ .
  • Bij sommige verdeelplaatje staat op de vertikale as kg N m-2 y-1 staan. Dat moet ongetwijfeld kg N km-2 y-1 zijn . Klein foutje.
  • De grafieken 5.1 en 5.4, die de verdeling van de dry, wet en totale depositie over het jaar aangeven, zijn slordig. Zo te zien klopt de totale lijn, maar tellen dry en wet niet op tot totaal.
  • Men kan niet duidelijk zien met welke data het model gevoed is.
    Van Loo geeft in hoofdstuk 2 een algemene beschouwing over de stikstofkringloop en de gevolgen van depositie, maar maakt niet duidelijk hoe deze beschouwing omgebouwd wordt tot input van het model. Slechts een deel van de stikstofkringloop speelt zich in de atmosfeer af.
    De meteorologische input (blz 12) komt van NASA/GMO, en de anthropogene stikstofinput komt van CEDS en enkele regionale databanken –  aldus de literatuurlijst.
    Onduidelijk is welke natuurlijke input gebruikt is (bijvoorbeeld bliksems en uit bemest akkerland ontwijkend lachgas en stikstof uit zee). In de tekst van Van Loo sprokkelend kom ik op respectievelijk 5 + 5 + onbekend in Tg N/y,
    Waarschijnlijk zijn de natuurlijke stikstofbronnen in de atmosfeer relatief klein t.o.v. de totale bovengenoemde 115 Tg N/y, maar dat had wel geëxpliciteerd mogen worden.
    Waarschijnlijk zijn de uitkomsten van het model grofweg juist, maar bepaald niet precies genoeg voor twee cijfers achter de komma (en ook niet voor het cijfer voor de komma).

Daarnaast is er een zwakte waar Van Loo weinig aan doen kan, namelijk dat het meest recente materiaalpakket uit 2005 dateert.

De resultaten
Uiteindelijk levert het dagenlange computergeploeter een vliegtuigdepositietabel op en verdelingsplaatjes. Zie hieronder.

De tabel geeft de depositie door vliegtuigen van LTO en non-LTO samen.

Het bovenste plaatje geeft de totale depositie uit alle bronnen, omgerekend naar elementbasis N, in kg per km2  per jaar.
Het onderste plaatje geeft de depositie door vliegtuigen van LTO en non-LTO samen, weer omgerekend naar elementbasis N, in kg per km2  per jaar.

In Nederland is de Mol per hectare gebruikelijk.  1 kg N/km2 komt overeen met 0,71 Mol/hectare .

Slotsom is dat de luchtvaart over het jaar 2005, gerekend over de gehele aarde, 0,80Tg stikstof deponeerde op een totaal over alle bronnen van 115Tg. Jaar- en aarde gemiddeld was de luchtvaart in 2005 dus goed voor 0,71% van de emissies. Dit voor ongeveer een kwart als ‘dry’ en ongeveer driekwart als ‘wet’ depositie.

Uit de studie blijkt verder (maar in dit artikel  is dat niet verder uitgewerkt) dat GEOS-Chen er slecht in is om dry deposition te modelleren. Waarom  dat zo is, weet men niet. Wet deposition modelleren gaat goed. Weer een reden om de resultaten met een korreltje fijn stof te nemen.

Metingen
Er zijn metingen van wet deposition in Noord-Amerika, Europa en Azië, en metingen van dry  deposition in de VS (en een paar in Canada).
Voor wet deposition klopt het redelijk. Voor dry deposition zeer matig.

LTO- en non-LTO depositie
Met scenario 3 en 4 heeft Van Loo een indicatie kunnen geven van hoe de vliegtuigdepositie verdeeld is tussen de LTO-fase en de non-LTOfase.

Mondiaal opgeteld is de LTO-fase goed voor 7,7% van de vliegtuigdepositie en de non-LTO-fase goed voor 92,3%.
Dit kan echter van regio tot regio sterk verschillen. In de Sahara stijgen nu eenmaal weinig vliegtuigen op, terwijl er toch stikstof overheen waait. De verhouding zit daar een eind onder de 7%.
In een gebied met veel en drukke vliegvelden dalen en vooral stijgen veel vliegtuigen en kan de verhouding een eind boven de 7% liggen.

(Onderstaande twee alinea’s zijn in de nu voorliggende tweede versie gewijzigd t.o.v. de eerste versie)
Als met het origineel van dit kaartje sterk vergroot, zijn Parijs en Londen te zien als 30% en Schiphol en Eindhoven ergens rond de 25% . Met andere woorden: in West-Europa is de non-LTO en de LTO-depositie bij elkaar van alle vliegbewegingen samen ongeveer 4* zo groot als de LTO-depositie alleen van alle vliegbewegingen samen.
Voor één individuele vliegbeweging ligt de verhouding (non-LTO+LTO)/LTO anders, maar dat staat niet in het rapport. Uit andere bronnen komt dat vaak op 8 a 10, afhankelijk van de specificaties van de vlucht.

Figuur 5.2 geeft een indicatie van een soort gemiddelde achtergrond, voor zover dat met deze pixelgrootte en bij deze subtiele kleurschakeringen te zien is. De diffuse depositie door het gezamenlijke Europese vliegverkeer boven Nederland zit ergens rond de 8 kg N km-2 y-1 zijn, dus ergens rond de 6 Mol per hectare per jaar.
Lokale effecten op microniveau rond afzonderlijke vliegvelden zijn bij deze pixelgrootte niet te zien. Die claim wijst het rapport nadrukkelijk af.

Enkele kanttekeningen

  • Het gebruikte statistische materiaal dateert uit 2005. Tussen 2005 en 2020 is de mondiale luchtvaart met een factor 2,2 gegroeid in reizigerskilometers (zie grafiek hieronder, auteur de ICAO) en is, minstens op papier, de stikstofdepositie uit andere bronnen door beleid verminderd. Met zekerheid vormt het luchtverkeer, over de aarde opgeteld, nu ruim het dubbele deel van de totale depositie dan de 0,71% uit 2005. Zeg, ergens rond de 1,5%.
  • De stikstofdepositie van een Nederlands vliegveld heeft niet zozeer een probleem met hoeveel de absolute waarde is, maar met dat het hoger is dan wat het mag zijn. En vooral als er geen Natuurvergunning is, telt elke gram
  • De studie van Van Loo leent zich er niet voor om op detailniveau van bijvoorbeeld Schiphol of Eindhoven Airport te rekenen. Dat moet echt met harde, lokale gegevens
  • De landbouw zou baat hebben bij een reductie van de activiteiten op Schiphol, maar niet zoveel als men zich wellicht zou wensen
  • Remkes. Zie hieronder.

Remkes
Zie https://www.bjmgerard.nl/stikstofadvies-remkes-bemoeilijkt-groei-luchtvaart-geen-onmiddellijke-consequenties-voor-eindhoven/ .

In zijn advies ‘Stikstof en Luchtvaart’ dd januari 2020 noemt Remkes, op gezag van TNO en RIVM, cijfers over de stikstofdepositie in Nederland door de luchtvaart.
Hij stelt dat de stikstofdepositie door de luchtvaart van onder de 3000 voet (dat is 914m) 4,1 Mol per hectare per jaar is, en van boven de 3000 voet 8 tot 15 Mol per hectare per jaar. Samen 12 tot 19 Mol per hectare per jaar.
De luchtvaart is bij Remkes goed voor 1% van de totale stikstofdepositie.

Als men de door Van Loo grof geschatte 6 Mol per hectare per jaar vermenigvuldigt met de groei van het vliegverkeer sindsdien (factot 2,2), dan komt men op rond de 13 Mol per hectare per jaar en dat past heel aardig bij Remkes.
Dat Van Loo, ma toepassing van de groeifactor, op 1,5% komt (vliegtuigdepositie t.o.v. totale N-depositie) en Remkes op 1% kan ook vrij aardig kloppen, omdat Nederland per km2 in Europa veruit het meeste stikstof uitstoot uit andere bronnen, vooral de landbouw.

Van Loo en Remkes komen dus heel aardig overeen.


Update dd 02 dec 2022

Van Loo en andere onderzoekers hebben inmiddels een net artikel op de website van de TU Delft afgedrukt. Het is leesbaarder dan het onderzoek zelf.
Het artikel is te vinden op https://www.tudelft.nl/2022/lr/meeste-stikstofdepositie-uit-de-luchtvaart-komt-van-grote-hoogte .

Goudappel-Coffeng bewijst: regionale binding EhvA beperkt

Nog eens het stikstofgesjoemel en wat Goudappel-Coffeng daarmee te maken heeft
In een recent artikel op deze site is uiteengezet dat men probeert de Natuurvergunning van Eindhoven Airport er door heen te drukken met een oneigenlijke vergelijking. Zie BVM2 levert zienswijze in over natuurvergunning Eindhoven Airport

Kort samengevat mag de vergunning van de minister verleend worden als de actuele situatie tot minder stikstofuitstoot leidt dan de situatie, die tot dan toe toegestaan was. Door nu deze laatste op te fokken tot ver buiten de grenzen die het Luchthavenbesluit 2014 toestaat, lijkt het net of de nieuwe situatie gunstiger is dan de (opgefokte) oude situatie.
Dezelfde opfoktechnieken die de referentie-stikstofuitstoot hoger voorstellen dan die in werkelijkheid zou mogen zijn, hebben ook gevolgen voor het geluid. Maar omdat het geluid in het Luchthavenbesluit wettelijk kwantitatief beperkt is tot een contouroppervlak ( de ‘sigaar”) van 10,3 km2 , leidt het opfokken er toe dat de feitelijk gevlogen oppervlakte in 2019 13,82 km2 is. De vliegtuigen zijn groter en zwaarder geworden en om binnen de contour te blijven, zouden er een stuk minder dan de 43000 vliegtuigen mogen vliegen die in het Luchthavenbesluit 2014 toegestaan zijn.
De bestaande situatie berust dus voor geluid op het overschrijden van de referentiesituatie die juridisch toegestaan is, en is dus een wetsoverschrijding (want daar bestaat een norm).
De situatie die men wenst te vergunnen voor stikstof overschrijdt wat de referentiesituatie toestaat, maar omdat de referentiesituatie geen expliciet aantal tonnen stikstof noemt is dit wel bedrieglijk, maar geen wetsoverschrijding. Dat er überhaupt geen Natuurvergunning is, is wel een wetsoverschrijding, maar die probeert men op de boven geschetste bedriegelijke manier op te lossen.

(18904 = 6,9 miljoen passagiers/365 dagen)

Voor de stikstofemissies moeten ook de emissies worden meegeteld van auto’s, die passagiers halen en brengen op Eindhoven Airport. Alleen auto’s, omdat de bus naar Eindhoven Airport elektrisch is en dus emissieloos.
Om  de passagiers op Eindhoven Airport om te bouwen tot autobewegingen rond Eindhoven Airport (waarvan de stikstofemissies dan weer berekend worden met Aerius), is een rekenmodel nodig (het verkeersmodel Zuidoost-Brabant, versie S107A, onderdeel van de BrabantBrede ModelAanpak). Dat model staat goed bekend.
Men vroeg het bekende verkeersbureau Goudappel-Coffeng om deze taak uit te voeren.

Zoals met vele goede modellen, zit de zwakke plek bij de input. Men gaf Goudappel-Coffeng mee dat er 43000 vliegbewegingen mogelijk zijn met een gemiddelde bezetting van 161,4 inzittenden per vliegtuig. Dat levert de 6,9 miljoen passagiers die voor 2020 begroot waren (6,7 miljoen feitelijk in 2019, gedeeld door de 41438 vliegbewegingen in 2019 * 43000 vliegbewegingen in 2020).
Hiermee is de illegale situatie gecodeerd, want binnen de wettelijke grenzen is deze combinatie niet mogelijk.

Men  moet hierbij bedenken dat een “passagier” eigenlijk een “passagiersbeweging” is. Een aspergesteker die in de zomervakantie naar zijn lief in Polen vliegt en een paar weken later weer terugkeert, telt dus voor twee passagiers.

Het is de vraag of Goudappel-Coffeng wist dat het bureau voor een illegaal doel gebruikt werd.

Interessante uitkomsten
De foute codering leidde tot een technisch goed rapport op een verkeerde grondslag.
Voor die verkeerde grondslag valt echter eenvoudig te corrigeren. Het afsprakenpakket dat ten grondslag ligt aan het Luchthavenbesluit 2014 (contour, oppervlakte, <43000 passagiers) staat in 2020 4,7 miljoen passagiers toe. Door in de studie van Goudappel-Coffeng alle uitkomsten met 4,7/6,9 te vermenigvuldigen (gemakshalve tweederde), en door alle percentages ongewijzigd te laten, heeft men een aardige indruk van wat er uit had moeten komen als Goudappel-Coffeng met de juiste cijfers gevoed was.
En dat bevat interessante uitkomsten die ook  *2/3de bruikbaar blijven.

In het hierna volgende is alles naar 2020 geëxtrapoleerd alsof er geen Corona was geweest.

Van alle 18904 dagelijkse passagiers komt slechts ongeveer 1/3de uit wat het logische verzorgingsgebied van Eindhoven Airport is (Midden- en Oost-Brabant en het noordelijk deel van Limburg, plus een stukje Belgie.
De regionale binding is dus zeer beperkt.

  • Van de Nederlandse 14718 per dag kwam 71% op enigerlei wijze met de auto. De categorie ‘Overige landen” is voor 100% gemodelleerd als Duitsers in een auto, en aangenomen mag worden (gegeven de droevige staat van het grensoverschrijdend OV) dat ook alle Belgen met de auto kwamen. Bij elkaar arriveert zodoende ongeveer 78% van de 18904 reizigers per dag op het vliegveld op enigerlei wijze per auto, 20% per OV en 1,5% anders (fiets?)
  • Bij elkaar komt Goudappel-Coffeng aan ongeveer 12000 autobewegingen (dus 6000 heen en 6000 terug).
    Dat is op twee manieren gebeurd: door aannames te doen over het aantal inzittenden per auto en het aantal ritten per passagier(sbeweging, dus gebracht worden is twee ritten), en door naar de slagboomgegevens van Eindhoven Airport te kijken. Die methodes komen aardig overeen.
  • Ongeveer een op de zes parkeerbewegingen vindt niet op Eindhoven Airport plaats. Er zijn bijna 4800 geregistreerde parkeerbewegingen per dag, en dus grofweg 950 ongeregistreerde. Een klein deel daarvan is huurauto.
    Waar die ongeregistreerde automobilisten hun kar laten, wordt niet vermeld. Een deel parkeert in de woonwijk Meerhoven en gaat dan het laatste stukje met de bus. Onduidelijk is hoe dat meetelt.
  • Na enig cijferwerk levert dat bovenstaande tabel. Dit zijn alleen autobewegingen.
    Ook hier weer dat Zuidoost-, Midden- en Noordoost-Brabant, een deel van Limburg en een stukje Belgie goed zijn voor ruim  1/3de van het aantal autobewegingen.
    Dat relativeert het regiogebonden karakter van Eindhoven Airport opnieuw.
  • Per saldo levert dit alles een schatting van het aantal autobewegingen op de diverse grotere wegen (bovenste afbeelding).
    Lees dit als: Van Duisburg naar Venlo rijden dagelijks 500 auto’s met doorgaande bestemming Eindhoven Airport, en 500 auto’s de andere kant op.
    Alle  ingaande verkeer direct bij Eindhoven Airport telt op tot 5400 en dat *2 geeft bijna de 12000 autobewegingen totaliter (als er minder dan 500 auto’s op een weg zitten, zijn die niet afgedrukt).
    Deze afbeelding (in tabelvorm) wordt gebruikt voor de stikstofdepositieberekening.
    Het onderste plaatje geeft het Eindhoven Airport-gebonden wegverkeer als percentage van alle verkeer (dus op het traject Duisburg-Venlo vv heeft 2% van de auto’s een relatie met Eindhoven Airport.

BVM2 levert zienswijze in over natuurvergunning Eindhoven Airport

Kleinmeer in Kempenland-West, het Natura2000-gebied het dichtst bij het vliegveld

Zoals bekend, is er in Nederland veel maatschappelijke beroering over de stikstofproblematiek.  
Er zijn vele veroorzakers van die problematiek (de landbouw, het wegverkeer ) en vele slachtoffers (de natuur, de woningbouw, zinvolle industriele ontwikkelingen).

Ook de vliegtuigen op Eindhoven Airport/vliegbasis Eindhoven, de grondgebouwen en grondoperaties van het vliegveld, en het vliegtuiggebonden wegverkeer produceren stikstofverbindingen.

De natuur wordt door meer zaken bedreigd dan alleen door stikstof, maar in praktijk draait het daar op dit moment vaak om. Alle natuur wordt bedreigd door teveel stikstof, maar in Natura2000 – gebieden is dat als het ware strafbaar.
De stikstofuitstoot hoort daarom onder een vergunning te vallen ex de Wet natuurbescherming. Dit soort vergunningen worden verstrekt door het ministerie van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit.

Eindhoven Airport en Defensie hebben op dit moment geen vergunning ex de Wet natuurbescherming. De milieuactivist Vollenbroek heeft handhaving van deze wetsovertreding geëist. De minister heeft dat afgewezen, maar wel tegen Eindhoven Airport gezegd dat ze met ingang van 01 okt 2020 een vergunning moesten aanvragen. Met enige vertraging is dat gebeurd en het Ontwerp-besluit op deze aanvraag ligt nu ter inzage. De minister wil de vergunning afgeven.

BVM2 heeft de documenten bij de aanvraag en het Ontwerp-besluit geanalyseerd en heeft vandaag (23 maart 2021) een zienswijze ingediend. Deze treft u hieronder als bijlage aan.

Het is technisch ingewikkelde materie. Men moet alles meermalen en met de nodige achterdocht en daarom heel precies lezen.

Ontdaan van alle subtiliteiten komt het op het volgende neer:

  1. de natuurvergunning kan volgens de minister verleend worden als de actuele, feitelijke situatie onder die ligt welke vanuit een referentie berekend is
  2. als referentie is gekozen het Luchthavenbesluit 2014, geëxtrapoleerd naar 2020. Dit heeft BVM2 bestreden. Referentie moet zijn een eerdere situatie (aanwijzing Raad van State 2009 of Habitatrichtlijn 2009, wetgeving onder de Natura2000-gebieden). Omdat echter de keuze niet vrij is, redeneert BVM2 noodgedwongen vanuit het Luchthavenbesluit.
    De actuele situatie bevat de cijfers over 2019, geëxtrapoleerd naar 2020 (het jaarverslag 2020 van Eindhoven Airport over 2020  is nog niet uit en bovendien was er in 2020 Corona)
    De minister beweert dat de actuele situatie minder stikstof uitstoot dan de referentie, en dat de vergunning daarom verleend mag worden
  3. BVM2 beweert dat de referentie vanuit 2014 onjuist geëxtrapoleerd is naar 2020, omdat zij ingevuld is met vlootmixen en passagieraantallen die niet in het Luchthavenbesluit staan. Zowel de landzijdige als de luchtzijdige stikstofemissies die het Luchthavenbesluit 2014, naar men beweert, toe zou staan worden (naar het zich laat aanzien bewust) opgepimpt. Voor de landzijdige emissies valt dit oppimpen te schatten, voor de luchtzijdige emissies is die berekening niet te doen
  4. omdat er gerede kans is dat de vanuit 2014 afgeleide stikstofemissies, als deze extrapolatie correct uitgevoerd zou zijn, lager zijn dan de actuele emissies en niet hoger zoals de minister beweert, mag de vergunning van BVM2 niet worden verleend en moeten de op 2014 gebaseerde emissies volledig opnieuw worden uitgerekend. Vindt BVM2.
  5. de oppimp-discussie over de stikstof vertoont gelijkenis met de oppimp-discussie over de geluidscontouren, waarover nu ook veel te doen is.
  6. Het is merkwaardig dat er voor de militaire luchtvaart een aparte vergunning zou moeten komen, terwijl de civiele en de militaire luchtvaart in het Luchthavenbesluit samen behandeld worden.

De volledige zienswijze is hier te lezen –>

Voor het hierbij horende persbericht, op basis waarvan het Eindhovens Dagblad het woord ‘gesjoemel’ noemde, zie

Ook Johan Vollenbroek heeft een zienswijze op de voorgenomen natuurvergunning van Eindhoven Airport ingediend. De algemene lijn is dezelfde als hierboven geschetst, alleen uitvoeriger en juridisch grondiger uitgewerkt, en met een groter assortiment aan oppimpptechnieken.Zie


(In deze afbeelding uit het stikstofrapport van Remkes zit een fout die ook elders verschijnt. De aanduiding in Mol/hajaar is juist, maar de aanduiding kg N/hajaar niet. Dit moet zijn kg NO2/ha*jaar. De N-fractie hierbinnen is het 14/46ste deel. Omdat de gangbare aanduiding die in Mol is, heeft deze slordigheidsfout verder geen gevolgen.)

Stante pede na “Remkes” vragen aan nieuw provinciebestuur wat zij nou gaan doen – update 02 juli en 22 juli

Maandag 8 juni 2020 verscheen “Niet alles kan overal”, het eindadvies van het Adviescollege Stikstofproblematiek, onder voorzitterschap van Johan Remkes.
Op woensdag 10 juni vuurde SP-woordvoerder Henri Swinkels al een groot aantal vragen af op het nieuwe Brabantse provinciebestuur (met Forum), dat vast helemaal niet blij is met het boekwerk van Remkes.

Hieronder de tekst van de vragen.


Het adviescollege (de commissie Remkes) stelt onder andere dat, om tot een aantoonbaar en geloofwaardig herstel van de natuur te komen, een hoger ambitieniveau noodzakelijk is en niet volstaan kan worden met maatregelen louter op basis van vrijwilligheid.

Daar bij het tot stand komen en uitvoeren van een effectief en juridisch houdbaar maatregelenpakket ook de provincies een belangrijke rol spelen, heeft de SP fractie de volgende vragen:

In uw bestuursakkoord staat “Wij nemen eerder en nog te verschijnen rapporten van de commissie Remkes ter harte en vertalen deze – waar nodig en mogelijk – naar de Brabantse situatie”. ‘Ter harte nemen’ betekent een goede raad aannemen. U zegt dus (op voorhand) de goede raad van de commissie Remkes aan te nemen. De commissie raadt u in dit Eindadvies echter aan om per natuurgebied taakstellend lange termijn reductiepaden op te stellen, waar u in uw bestuursakkoord er uitdrukkelijk voor kiest deze niet (meer) op te stellen. De commissie raadt u tevens aan (overeenkomstig de SP-motie M183-2019 ‘garantie reductiepaden’) om vrijkomende stikstofruimte eerst in te zetten voor het realiseren van de volgens het reductiepad te realiseren depositieafname, alvorens deze (juridisch houdbaar) in te kunnen zetten voor nieuwe activiteiten of aan uitbreiding van bestaande activiteiten die stikstofdepositie veroorzaken. U zegt daarentegen in uw bestuursakkoord geen extra afroming van stikstofruimte te realiseren ten behoeve van natuur als dat ten koste gaat van de ontwikkelkracht van Brabant.

  1. Uw bestuursakkoord bevat aldus tegenstrijdige passages. Welk deel of welke delen van uw bestuursakkoord moet bij nader inzien worden weggestreept?
Henri Swinkels

De commissie Remkes stelt dat in 2030 een binnenlandse emissiereductie van 50% ten opzichte van 2019 bereikt moet zijn. Dit is een “noodzakelijke randvoorwaarde om natuurherstel in de stikstofgevoelige Natura2000-gebieden (voor 2050) te kunnen realiseren, en is ook nodig om te voorkomen dat toestemmingverlening aan nieuwe activiteiten of aan uitbreiding van bestaande activiteiten die stikstofdepositie veroorzaken, door een overschot aan stikstof wordt belemmerd.”

  1. Onderschrijft uw college de relatie die de commissie Remkes legt tussen emissiereductie en natuurherstel? Onderschrijft u tevens dat natuurherstel gegarandeerd moet zijn om weer stikstofruimte juridisch houdbaar te kunnen toebedelen aan economische activiteiten?
  2. Heeft uw college, net als de commissie Remkes, voor ogen om uiterlijk in 2050 tot een volledig herstel van de (ook Brabantse) natuurgebieden te komen? Zo ja, onderschrijft u dan dat (om dat te realiseren) reeds voor 2040 in alle Brabantse Natura2000-gebieden de stikstofdepositie onder de KDW gebracht moet worden? Zo nee, in welk jaar voorziet uw nieuwe aanpak BOS in volledig herstel?
  3. De nu nog geldende Brabantse Aanpak Stikstof beoogt per Natura2000-gebied, met een ‘duidelijk pad voor afname van de stikstofneerslag’, een depositiereductie van 25 tot 40 procent in 10 jaar. In welke jaar zou met de BAS een reductie van 50% ten opzichte van 2019 mogelijk zijn? Verwacht u dat in de te ontwikkelen BOS dit moment eerder of later zal liggen? Hoeveel eerder of later en waarom?
  4. Welke maatregelen staan uw college ter beschikking om – indien programmatisch of juridisch noodzakelijk – de afname van stikstofdepositie te versnellen? In welke mate is deze afname daarmee gegarandeerd? Welke van deze maatregelen bent u bereid op te nemen in de BOS?
  5. Daar nationale doelstellingen vertaald moeten worden naar provinciale en provincies aldus met verschillende doelstellingen te maken kunnen krijgen, is het mogelijk dat Noord-Brabant (indien het advies wordt overgenomen) een nog hogere (dan 50% in 2030) reductie van de stikstofneerslag dient te realiseren. Bent u voornemens in de BOS de mogelijkheid op te nemen om tussentijds maatregelen te verscherpen zodat op een eventuele landelijke beleidslijn met een stevigere ambitie of resultaatverplichting geanticipeerd kan worden? Welke maatregelen zijn daartoe voorzien in de BOS? Hoe realistisch acht u een resultaat verplichting tot een hogere reductie dan 50% in 10 jaar als vastgehouden wordt aan vrijwillige deelname?

Het adviescollege noemt als een van belemmerende factoren voor een succesvolle aanpak van de stikstofproblematiek, het ontbreken van echte keuzes voor de lange termijn. Het advies noemt onder andere “de neiging om hoge ambities vast te stellen, maar realisatietermijnen vooruit te blijven schuiven en te reageren op wat op korte termijn prioriteit heeft”.

  1. Herkent u uw eigen handelswijze in de kenschets van het adviescollege? Zo ja, welke lessen trekt u daaruit? Zo nee, herkent u zich dan niet in de neiging hoge ambities vast te stellen, in het vooruitschuiven van realisatietermijnen (zoals die van te realiseren stalaanpassingen) of het vooral reageren op wat op korte termijn prioriteit heeft?

Vooralsnog werkt ook de Brabantse aanpak met streefwaarden en inspanningsverplichtingen. Het adviescollege bepleit echter om in plaats van te werken met inspanningsverplichtingen, te gaan werken met resultaatverplichtingen. Voorgesteld wordt de nationale (en provinciale) doelstellingen in de Wet natuurbescherming vast te leggen.

  1. Welke voordelen ziet het college bij het formuleren van (wettelijk verankerde) nationale en provinciale doelstellingen (resultaatverplichtingen), zowel wat betreft het garanderen van het noodzakelijke natuurherstel als ten behoeve van de juridische houdbaarheid van de stikstofaanpak?

Het adviescollege raadt aan zeer selectief en veel gerichter (uitsluitend nabij Natura2000-gebieden) om te gaan met uitkoop en verplaatsing van veehouderijbedrijven en daarbij dan niet te werken met generieke regelingen gebaseerd op louter vrijwilligheid. De mogelijkheid tot gedwongen uitkoop biedt dan een betere borging van het beoogde resultaat, tevens nodig voor juridische houdbaarheid van de aanpak.

  1. Wat is de visie van het college op deze raad van de commissie Remkes? Herkent het college de mogelijke voordelen met betrekking tot het verkrijgen van juridische houdbaarheid? Zijn er “voor betrokkenen wellicht ook voordelen te benoemen aan het instrument van “verplichte opkoop of verplaatsing”? Bij welk ambitieniveau (percentage depositiereductie) is het instrument van gedwongen uitkoop of verplaatsing voor uw college onvermijdelijk?
Brabantse varkenshouderij

Over de mogelijkheid om Natura2000-gebieden aan te passen, zoals u in uw bestuursakkoord zegt te willen onderzoeken, is het advies helder. Dat kan uitsluitend wanneer sprake is van een wetenschappelijke fout bij aanwijzing van het gebied of als door autonome (externe) klimatologische of natuurlijke ontwikkelingen, die niet ‘gecounterd’ hadden kunnen worden, het behalen van natuurdoelen niet meer mogelijk is.

  1. Betekent dit dat uw onderzoek hiermee is afgerond? Constateert u nu met de SP dat uw idee om ten behoeve van economische ontwikkelingen Natura2000-gebieden “aan te passen”- naast dat het getuigt van het vasthouden aan een door de commissie Remkes onderkende traditioneel belemmerende factor: onvoldoende borging van natuurbelang – geen enkele kans maakt bij het Europese Hof van Justitie.

Tot slot:

  1. Wat is de inzet van uw college bij bespreking van het Eindadvies in het IPO en met de minister? Heeft uw college een voorkeur om met andere provincies en het ministerie te komen tot generieke maatregelen of maakt iedere provincie bij voorkeur een eigen maatregelenpakket? Is uw college voornemens zich aan gezamenlijk overeengekomen landelijk beleid en de aldaar gestelde normen, doelen en budgetten te conformeren?
  2. In reactie op het advies zegt de fractievoorzitter van FVD Brabant in Nieuwsuur: “We hebben het hier natuurlijk over een juridisch probleem, waarvoor maatregelen worden genomen in de ECHTE wereld, die impact hebben op ECHTE mensen.” Is uw voltallige college het met hem eens dat er slechts sprake is van een in oorsprong juridisch probleem? Zo ja, welke gevolgen heeft of krijgt dat voor de Brabantse aanpak die immers de problematiek van een te hoge stikstofdepositie op het relatief grote aantal stikstofgevoelige natuurgebieden in Brabant als uitgangspunt neemt?
  3. In hetzelfde interview stelt de fractievoorzitter van FvD Brabant dat Remkes “de provincies aan de bal” moet laten. Letterlijk zegt hij: “Wij hier in Noord-Brabant weten precies wat we moeten doen” en “als hij ons de ruimte geeft om dat uit te voeren, dan lijkt me dat een stuk beter”. Is uw college het met deze uitspraak eens? Strookt deze opmerking met uw afspraak in het bestuursakkoord: “Vanaf 2020 nemen we in beginsel nieuwe landelijke beleidslijnen als uitgangspunt voor het beleid in Brabant. We laten ons hierbij leiden door landelijk geaccepteerde modellen”?
  4. Op welke wijze gaat uw college Provinciale Staten betrekken bij de provinciale reactie op dit eindadvies?

Namens de Socialistische Partij

Henri Swinkels



Op 30 juni gaf het (recentelijk verrechtste) College van GS antwoord op deze vragen. Althans, in formele zin want GS vluchtte in vaagheid en verschool zich vooral achter de minister. Het advies van de commissie-Remkes wordt gekenmerkt als een advies aan het kabinet, en niet meer als een document dat de provincie Brabant in eigen recht bindt. en waarover de mening van PS niet meer gevraagd wordt.
Een kwantitatieve ambitie mbt de Kritische Depositie Waarde (KDW) ontbreekt en zo ook wat betreft de kwaliteit van de Natura2000-gebieden. De ambitie is die van het Rijk ‘gunstig, en waar dat niet mogelijk is, beter’.
Wat precies de inzet van GS is bij lopende onderhandelingen in het IPO en met de minister, en of daarbij het bestaande Brabantse beleid als uitgangspunt genomen wordt (dat geakkordeerd is door een meerderheid) of een nieuw beleid (dat nog niet door PS is vastgesteld) wil GS niet zeggen.

Het antwoord is flut en dat was te verwachten. Voor de tekst van de beantwoording zie



Indiener Henri Swinkels is zo boos, dat hij er een set vervolgvragen tegen aan gegooid heeft. Hij probeert daarin het College van GS zo nauwkeurig vast te prikken op een nauwkeurig omschreven antwoord. Voor de tekst van deze vervolgvragen zie

Ook deze vervolgvragen zijn weer beantwoord. Het blijft in dezelfde sfeer. Het hogere doel is achter het kabinet aanlopen en niet meer doen dan moet, en een concrete uitwerking voor Noord-Brabant moet wachten tot de winter.
Voor de tekst van de beantwoording zie

Stikstofadvies Remkes bemoeilijkt groei luchtvaart – geen onmiddellijke consequenties voor Eindhoven

Inleiding
Er is al veel geschreven over het stikstofrapport van Remkes over de luchtvaart. Dat wordt hier niet nog eens dunnetjes overgedaan.

Doel van dit artikel is om het advies in de Brabantse context  te plaatsen. Daarvoor moeten enkele zaken eerst worden uitgelegd.

Vanwaar het stikstofprobleem van de luchtvaart?
Stikstofoxides (NO en NO2) ontstaan bij elk verbrandingsproces dat bij hoge druk en temperatuur plaatsvindt, uit de zuurstof en stikstof die al in de atmosfeer zitten. Gegeven deze omstandigheden is daar weinig aan te doen, want een motor bij lagere druk en temperatuur laten werken verlaagt zijn rendement.
Bij een nieuwe dieselauto kan de hoeveelheid stikstofoxides drastisch door nabehandeling worden teruggedrongen door ureuminspuiting (AdBlue). Bij een straalmotor is dat niet mogelijk.
Ook de overgang op synthetische kerosine heeft, bij gelijkblijvende temperatuur en druk, geen effect (die overgang heeft wel effect op sommige andere vormen van luchtverontreiniging).

Het verschil tussen emissie, luchtvervuiling en depositie
Wat uit een motor komt heet emissie.
Wat in de neus komt heet immissie, in de volksmond luchtverontreiniging en in het jargon luchtkwaliteit.
Wat op of in de grond gaat heet depositie. De begrippen zijn niet identiek, maar hebben wel met elkaar te maken.

Dit onderscheid geldt voor alle bronnen van stikstofoxides, en dat zijn er heel veel. Binnen het totaal aan stikstofoxide-bronnen is de luchtvaart een kleine speler.

Voor alle drie geldt verschillende wetgeving.

De totale emissie van stoffen in Nederland wordt wettelijk begrensd door de National Emission Ceiling (NEC). Zie www.infomil.nl/onderwerpen/lucht-water/lucht/nec-stoffen/#Plafondsvoor2020 . In 2010 was de norm 260kton en de realiteit 276kton. In 2020 is de norm 202kton en de realiteit zou 184kton moeten zijn (wat ik nog moet zien).

Voor de luchtvervuiling geldt het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), dat aan NO2 de atmosferische concentratie 40µgr/m3 voorschrijft (dat is waar nu het Vestdijk-verhaal over gaat en waar de eerste afbeelding in dit artikel betrekking op heeft).
In het NSL zijn maatregelen opgenomen (bijv. elektrische bussen) om de lozing van stikstofoxides te beperken. Die input wordt via een rekenmodel omgezet in output. Die maatregelen resulteren inderdaad in een gemeten daling van de concentratie en de verwachting van een verdere daling. In het hierna volgende heet dat de autonome afname.
De maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren (wb stikstofoxides), verbeteren in deze categorie ook de depositie.

Voor de depositie geldt de Wet natuurbeheer (waarin een tijd lang de PAS opgenomen was), die bedoeld is om de grote overschrijding van de Kritische Depositiewaarden op Natura2000-gebieden te verkleinen en minstens niet te vergroten.
Die depositie is overal te hoog, maar alleen in Natura2000-gebieden is dat strafbaar (met dank aan de EU). Daar staat de situatie nu zo op scherp dat er gewoon helemaal niets meer bij mag (specifieke uitzonderingen daargelaten). De PAS was erop gericht de huidige geit en de toekomstige kool te sparen en daarop is de regeling afgeknapt. Bij een contemporaine kool en geit dat dat wellicht anders gelegen.

De Wet natuurbeheer werkt als toets in  situaties waarin om een toets gevraagd wordt, dus bij formele besluiten om vliegverkeer te doen groeien. Zo’n besluit is voorzien voor Schiphol en Lelystad, maar momenteel niet voor de andere vliegvelden in Nederland. Daarom concentreert Remkes zich op deze twee vliegvelden, evenals het commentaar.

Bij Eindhoven ligt er momenteel een formeel besluit om het aantal vliegbewegingen niet te doen groeien. Dat wil niet perse zeggen dat er niet meer stikstofoxides kunnen vrijkomen, namelijk als de vliegtuigen groter en zwaarder worden. Maar daar is geen besluit voor nodig (in de PAS zou het een autonome ontwikkeling geheten hebben).

Luchthavenbesluit 2014
De laatste keer dat er rond vliegveld Eindhoven een in dit kader relevant besluit genomen is, was bij het Luchthavenbesluit 2014 , gebaseerd op een MER dd juni 2013. Dat was vóór de PAS van kracht werd. Toen moest er een Passende Beoordeling gemaakt worden of de voorgenomen uitbreiding (in twee tranches) van 18000 naar 43000 vliegbewegingen tot een onaanvaardbare toename van de depositie zou leiden.
In bijlage B van die MER (waaruit de meeste afbeeldingen in dit artikel afkomstig zijn) werd geoordeeld dat de uitbreiding zo weinig toevoegde, dat het Natura2000-gebied niet onherstelbaar in gevaar kwam. BVM2 heeft daar toen wel geprobeerd een vinger achter te krijgen, maar dat lukte niet. Zie Eindhoven Airport en PAS

Lees dit als volgt.
Deze tabellen geven de geschatte deposities weer door het vliegverkeer op luchthaven Eindhovne (incl. het militaire), door het bijbehorende autoverkeer en door de grondoperaties.
De referentiesituatie is die van de Voorlopige Voorziening van de Raad van State en die gaat uit van een geluidzone die voor het militair luchtverkeer is berekend op het feitelijke gebruik in het jaar 2007 met een opslag van 5% en het gebruik van een squadron F-16 vliegtuigen gedurende zes maanden en voor het commerciele civiele luchtverkeer op het feitelijk gebruik in 2007 met een opslag van 12,5%.
De ene kolom geeft dus wat de depositie zou zijn als de referentiesituatie nog gold in 2014, en de andere idem in 2024. Het verschil is de veronderstelde autonome afname vanwege de maatregelen in o.a. het NSL.
De tweede tabel geeft aan wat het effect zou zijn van de voorgenomen uitbreiding van 18000 naar 43000 vliegbewegingen over 2019, als er geen autonome afname door het NSL zou zijn.

Om dit te plaatsen bovenstaande tabel.
De Kritische Depositie Waarde voor Kempenland-West hangt van het landschapstype af en staat in de 2de kolom, de feitelijke deposities in de derde kolom.

Vergunning nodig, ja of nee?
Vast staat dat Eindhoven Airport geen natuurvergunning heeft.
Johan Vollenbroek meent dat een dergelijke vergunning nodig is en eist van het ministerie van LNV handhaving van deze eisen middels reductie van het aantal vliegbewegingen tot het moment dat die vergunning, ten onrechte, niet aanwezig was – in concrete 11000 vliegbewegingen in december 2004.
De Minister meent dat de vergunning niet nodig is, omdat de MER laat zien dat er geen significante verslechtering is en de bescherming van soorten niet in het gedrang komt.
De tijd moet uitwijzen wie gelijk krijgt. BVM2 heeft een sympathie voor Vollenbroek.

Mocht een vergunning door LNV nodig zijn, dan is de volgende vraag wie die zou moeten ontvangen. Er zijn twee exploitanten op vliegbasis Eindhoven, te weten Defensie en civiel.

Remkes zegt in zijn rapport niets over het onderwerp ‘vergunningen’.

Biotopen binnen de 20Ke-contour

Hoog vliegen en laag vliegen
Bij de luchtvaart worden de emissies, concentraties en deposities van stikstofoxides tot nu toe berekend over de Landing and Take-Off (LTO)-cyclus, een formeel gedefinieerde reeks handelingen onder de 3000 voet (914m). Zo ook de schattingen in de MER 2013 .
Dat gebeurt omdat dan via een voorgeschreven rekenmodel de individuele bron (oorzaak) toegerekend kan worden aan een specifiek effect op tijd t en plaats x (gevolg). Als plaats x  in Natura2000-gebied ligt, kan dat strafbaar zijn.

Uiteraard stoot een straalmotor ook stikstofoxides uit boven de 914m hoogte, en uiteraard komt een deel daarvan op Natura2000-gebieden terecht. Maar het gebruikte model kan dat niet meer als een causaal verband uitrekenen.

Een verdienste van Remkes is dat hij dit probleem in kaart heeft laten brengen, dit mede omdat de Tweede Kamer erom gevraagd had. RIVM en TNO hebben andere modellen gebruikt, en op een grotere schaal gerekend, en komen er op uit dat de NOx – depositie, gemiddeld over heel Nederland van onder de 3000 voet 4,1Mol/ha*jaar is, en van boven de 3000 voet 8 tot 15Mol/ha*jaar is (Een Mol N is 14 gr.)

Men gaat er dan van uit dat de stikstofoxideverdeling boven de 3000 voet een tamelijk structuurloze wolk is die overal ongeveer hetzelfde is. Met andere woorden, op alle Natura2000gebieden slaat 8 tot 15Mol/ha*jaar meer neer dan tot nu toe uitgerekend wordt.

Gemiddeld over heel Nederland is de stikstofdepositie uit alle bronnen samen ongeveer 1600Mol/ha*jaar). Vandaar de conclusie van Remkes dat de luchtvaart, gemiddeld over heel Nederland, goed is voor ongeveer 1% van de stikstofdepositie.


(In deze afbeelding zit een fout die ook elders verschijnt. De aanduiding in Mol/ha*jaar is juist, maar de aanduiding kg N/ha*jaar niet. Dit moet zijn kg NO2/ha*jaar. De N-fractie hierbinnen is het 14/46ste deel. Omdat de gangbare aanduiding die in Mol is, heeft deze slordigheidsfout verder geen gevolgen.)

Schiphol en Lelystad, ‘evenwichtig’ en het afschuifsysteem
Voor Schiphol en Lelystad heeft het advies van Remkes wel gevolgen omdat

  • er een formeel besluit genomen moet worden dat met het stikstofargument aangevochten kan worden
  • in die hoek de LTO-depositie uiteraard groter is dan de landelijk gemiddelde 1% van alle stikstof
  • in de huidige omstandigheden ok een kleine toename al teveel is

 Zonder nadere maatregelen is de uitbreiding van Schiphol en de opening van Lelystad kansloos (de door BVM2 gewenste uitkomst). Maar de VVD-er Remkes wil dat eigenlijk niet.
Het advies bevat twee sluiproutes waar het kabinet en de luchtvaartsector wat aan hebben.

Op de eerste plaats gebruikt Remkes het woord ‘evenwichtig’ en niet het kwantitatief meer verplichtende woord ‘evenredig’. Dat biedt ruimte aan een subjectieve, zo men wil politieke, besluitvorming. De minister mag iets ‘redelijk’ vinden.

Op de tweede plaats kiest Remkes een erg ruime definitie van ‘luchtvaartsector’. Daaronder vallen niet alleen de eigenlijke vliegtuigoperaties, maar ook alles wat er in ruime zin logistiek en economisch mee samenhangt. Relevant is nu de passage uit het advies op het eind “Dit betekent dat groei ten opzichte van de huidige situatie alleen kan worden toegestaan, wanneer de huidige hoeveelheid aan NOx-emissies (gerelateerd aan de luchtvaartsector als geheel) wordt gereduceerd.”.
Daarmee wil Remkes een stikstofreductie te verschuiven van binnen naar buiten de sector, waarbij de vraag is hoe dat kwantitatief uitpakt. Gaat 100% van de bereikte NOx-reductie naar het vliegen? 80%? 50% ?

Maar op zichzelf heeft de ontvangende sector (bijvoorbeeld het personenvervoer) ook een verduurzamingstaakstelling. De ten behoeve van de vliegerij ingeboekte verduurzaming mag niet dubbel geteld worden, en dus wordt de verduurzamingstaakstelling van het overige personenvervoer zwaarder – er moeten evenveel elektrische auto’s zijn op een kleinere vloot.

Het vliegen wil zijn problemen afschuiven op andere sectoren. Daarover is op deze site al eerder geschreven, zie Hoe het PBL de luchtvaart Parijs binnen praat

Wageningen en WNF: stikstofprobleem te groot voor alleen maar lokaal maatwerk

Het WNF
Het Wereld Natuur Fonds Nederland (WNF-NL) heeft de Universiteit van Wageningen gevraagd om een beeld te geven van de stikstofuitstoot van verschillende bronnen, het gedrag van die stof, en van wat dat betekent voor maatregelen, specifiek voor de landbouw.
Het resultaat is een document dat te vinden is via https://www.wwf.nl/wat-we-doen/actueel/nieuws/stikstofplannen-kabinet-niet-toereikend .

Uitleg
In het hierna volgende is een Mol N (op atoombasis) 14 gr, een Mol NH3 (ammoniak) 17 gr, en een Mol NO2 46gr .
Emissie is wat uit een pijp, kont of tank komt; immissie is wat via de atmosfeer in een neus of meetapparaat komt; en depositie is wat op of in de grond komt. Omdat de gassen zich op verschillende wijze gedragen en op verschillende locatie, hoogte en wijze worden losgelaten, hoeven emissieverhoudingen niet perse dezelfde te zijn als depositieverhoudingen (de zeescheepvaart bijvoorbeeld).

Levende wezens hebben een bepaalde hoeveelheid stikstof nodig, maar het aanbod in Nederland is veel groter dan wat nodig is. Daardoor worden bodems te voedselrijk en verzuren ze, waardoor essentiële stoffen als kalium, calcium en magnesium oplossen en wegspoelen, en aluminium vrijkomt, dat in overmaat ecologisch giftig is. Teveel stikstof vermoordt sommige bodems en de daarop levende schepselen.

(www.vogelbescherming.nl/actueel/bericht/stikstof-nekt-vogels-op-de-veluwe )

Tot op zekere hoogte zijn herstelmaatregelen mogelijk (bijv. afplaggen), maar dat is beperkt (met de stikstof worden ook andere stoffen afgeplagd).

De huidige stikstofproblematiek heeft juridisch betrekking op Europees beschermde Natura2000-gebieden, maar geldt algemener. Van die Natura2000-gebieden zijn er een heleboel in  Nederland, in allerlei soorten en maten (‘habitats’). De meeste zijn vatbaar voor teveel stikstof. Bij een stikstofgevoelig Natura2000-gebied hoort een kritische depositiewaarde (KDW), die afhankelijk is van het soort gebied.

De emissies
Van de totale emissie binnen Nederland bestaat goede CBS-statistiek . De cijfers in de hierna volgende statistische tabel zijn in kiloton (= miljoen kg). Lees dit als: in Nederland werd in 2018 139 kton NH3 geloosd, waarvan 132 kton meetelt voor de Europees opgelegde limiet van 128kton (het NEC-plafond 2010).

Hetzelfde verhaal in een staafdiagram, ook weer van binnen Nederland geloosde stikstof. Dit staafdiagram geeft twee regels uit bovenstaande tabel in verdergaand detail weer, namelijk de regel Verkeer en vervoer (bij NO2 ) en landbouw (bij ammoniak).
De vliegtuigemissie is meegenomen tot 3000 voet (914m) hoogte.

Stikstofemissies in de categoriëen landbouw (NH3) en verkeer (NO2)

De deposities
De emissies verspreiden zich in de atmosfeer en de eruit voortvloeiende deposities per hectare nemen af met de afstand. Ondanks dat belandt de meeste depositie ver van de bron. Hieronder hoe dat voor ammoniak werkt (20% van de ammoniak slaat binnen een kilometer van de bron neer). Let op de logaritmische schalen!
Voor NO2geldt een vergelijkbare grafiek met grotere afstanden.

De kaart van de depositie van stikstof wordt zowel berekend als gemeten. Anders dan soms gedacht wordt, lukt beide met behoorlijke precisie.
Vanwege alle commentaar heeft de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) de RIVM- resultaten nog eens nagerekend. De CDM kwam er op uit dat de ammoniaklozingen waarschijnlijk hoger waren dan het RIVM inschatte. De woordkeus suggereert dat de boeren als groep de boel flessen, maar dat staat er niet met zoveel woorden.

De stikstofdepositie, gemiddeld over heel Nederland, bedraagt ruim 1600 Mol/ha*y (Mol per hectare per jaar). Lokaal kan dat veel meer of minder zijn: de Peel bijvoorbeeld zit op ca 4000Mol/ha*y .
42% van de totale Nederlandse stikstofdepositie (NH3 en NO2 samen) komt van de landbouw; 30% komt uit het buitenland; 20% komt uit de rest van Nederland; 5% van schepen op de Noordzee; en een paar % is onverklaard.
Overigens exporteert Nederland van beide stikstofvarianten ongeveer 3 a 4 keer zoveel als het importeert. Nederland is in Europa een vies land.

Na enig gecijfer komt Wageningen er op uit dat, gemiddeld over heel Nederland, er ongeveer 500 Mol N/(ha*y) te veel op Natura 2000-gebieden terecht komt.
Gemiddeld over alle Noord-Brabantse Natura2000 – gebieden komt er ongeveer 650 Mol N/ha*y teveel op terecht.

Per afzonderlijk Brabants Natura2000-gebied ziet het plaatje er, alleen voor ammoniak uit de landbouw,  als volgt uit:

Lees dit als volgt.
In gebied 144 (Boschhuizerbergen, een stuifzandgebied met dennen op de Brabants-Limburgse grens bij Venray) wordt de kritische depositiewaarde met ongeveer 420 Mol/(ha*y) overschreden (= CL).
Uit Brabant zelf (E ) komt 510 Mol/(ha*y) aanwaaien en van buiten Brabant (B) is dat ongeveer 760 Mol/(ha*y) . De agrarische herkomst van E en B is met een kleurtje gecodeerd. Daarnaast is er een beetje ammoniak van buiten de landbouw, en is er NO2 – depositie, maar die zijn niet ingetekend.
Zo ook de andere gebieden.

Voor de landbouw te overwegen maatregelen
De analyse is bedoeld om mogelijke maatregelpakketten voor de landbouw te kunnen overdenken, waarvan dan bovendien de effecten kunnen worden ingeschat.

WNF wil dat alle sectoren, die bijdragen aan de eerder genoemde stikstofoverdaad van (landelijk gemiddeld) 500 Mol N/(ha*y), naar evenredigheid van hun lozing stikstofdepositie inleveren. Gemiddeld zou het probleem dan opgelost zijn.
De landbouw is goed voor 40% van de stikstofemissies en moet dus 40% van 500 = 200 Mol N/(ha*y) inleveren. Aldus Wageningen namens het WNF.
Waarna het verhaal wordt hoe je aan die 200 komt.

Wageningen bespreekt hiertoe drie brede categorieën.

  1. Technische en management-maatregelen binnen het huidige veehouderijsysteem
  2. Transitie naar een meer grondgebonden kringloop- en/of een natuurinclusieve landbouw
  3. Lokaal maatwerk rond Natura2000 – gebieden: emissiebeperking of sanering van ongelukkig gelegen boerderijen

Ad

  1. Met maatregelen als ander voer; betere stallen met lagere emissiewaarden; stalsystemen met gescheiden opvang van poep en plas; en een meer emissiearm uitrijden van de mest over het land; moet je volgens Wageningen aan 220 Mol N(ha*y) kunnen komen.
    Maar daarvoor zijn wel soms paardenmiddelen nodig en/of middelen die duur zijn en/of middelen waarvan het effect nog niet zo duidelijk is.
    Bovendien is de stikstof niet het enige probleem. Er is ook nog zoiets als de Nitraatrichtlijn (voor het grondwater), de Kaderrichtlijn Water (voor grond- en oppervlaktewater) en het Klimaatakkoord. Het is nog niet meteen duidelijk wat maatregelen op het ene gebied doen op het andere gebied.
  2. Dit wordt onderverdeeld in twee typen maatregelen: enerzijds de kringloopgedachte, anderzijds natuurinclusieve landbouw in zones rond Natura2000-gebieden.
    Bij de kringloopgedachte is de voornaamste variabele op welke schaal de kringloop zich afspeelt.
    Bij de studie naar de ‘Noordwest Europa-kringloop’ ben ik zelf betrokken geweest. Deze studie is voor Noord-Brabant uitgevoerd in de nasleep van de Ruwenbergconferentie (2013) over de veeteelt. De Brabantse Milieu Federatie (BMF) had mij gevraagd om mee te draaien in de klankbordgroep van deze operatie. Dat was een leerzame ervaring. Op deze site staat er een artikel over op drie zittingen over het sluiten van kringlopen op het niveau van NW Europa . Wat hier staat beschrijft de uitkomsten adequaat, mits men dit als een verkenning beschouwt en een flinke onzekerheidsmarge inbouwt.
    Wageningen leert dat alleen het sluiten van de kringlopen op nationale schaal voor het stikstofprobleem zoden aan de dijk zet. Dan moet je ook weer aan 220 Mol N(ha*y) kunnen komen.
    Ook bufferzones rond Natura2000-gebieden zijn een paardenmiddel.
    Als men aanneemt (onzeker) dat natuurinclusieve veeteelt de emissie relatief halveert, en als men kiest voor een buffer van 5 km breed rond Natura2000-gebieden, moet je ermee tot 200 MolN(ha*y) kunnen komen.
    Mogelijk vraagt dit om een verandering van het landbouwsysteem tot op EU-niveau.
  3. Sommige, nabij een Natura2000-gebied gelegen, bedrijven veroorzaken op hun eentje deposities in de orde van grootte van 200 Mol N(ha*y) . Het emissiearm maken van dergelijke bedrijven, of het saneren ervan, kan dus lokaal veel verschil maken. Gemiddeld is het effect veel kleiner. Als er in het kader van het eerste opkoopprogramma van varkensbedrijven (dat op beperking van de geur gericht is) 10% van de varkensrechten wordt opgekocht, levert dat (Nederlands gemiddeld) 1 tot 5 Mol N/(ha*y) op, provinciaal gemiddeld tot 10 a 20Mol N(ha*y), en lokaal dus mogelijk meer.

Per saldo komen Wageningen en WNF-NL tot de volgende conclusies en aanbevelingen:

En dit gaat dan alleen nog maar over een beperkt probleem als de stikstofdepositie op Natura2000-gebieden. Resteren overige milieu-, klimaat- en volksgezondheidsproblemen.

Het moet iets totaal anders in de landbouw en dat houden boeren niet tegen door met trekkers het Provinciehuis binnen te rijden.
En het kabinet moet het eigen pappen en nathouden niet neerwaarts afschuiven naat de provincies. Ze moeten zelf flink zijn.

Factsheet Uitspraak Raad van State Programmatische Aanpak Stikstof

Er is veel te doen over de uitspraak van de Raad van State over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Ook in de kolommen van deze blog staan eerdere artikelen over het onderwerp.
Gezien de vele eerdere artikelen, wil mij beperken tot een handzaam overzicht voor mensen die door de bomen het bos niet meer zien.
Verder kan het geen kwaad te benadrukken dat de PAS niet alleen maar de positieve gevolgen heeft, die sommige milieumensen er in zien, maar ook nadelige.
En dat de PAS niet zo’n absoluut verbod is als velen denken (of hopen) dat het is.

Ik trof een handzame factsheet aan van de hand van Frank Futselaar, Tweede Kamerlid voor de SP (woordvoerder landbouw). Omdat de factsheet zich richtte op de SP-afdelingen heb ik er een lichte redactie opgezet, zodat hij zich nu richt op een algemeen publiek.
Hieronder de factsheet.

Voor een indruk aan welke maatregelen om het PAS-probleem aan te pakken het kabinet denkt, zie www.boerderij.nl/Home/Nieuws/2019/6/Schouten-wil-PAS-meldingen-legaliseren-444335E/?cmpid=NLC|boerderij_vandaag|2019-06-28|Schouten_wil_PAS-meldingen_legaliseren .

Stikstofbronnen_evaluatie PAS 2017

Samenvatting:
Op 29 mei dit jaar heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over een aantal vergunningsaanvragen in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Directe consequentie ervan is dat er geen natuurbeschermingswetvergunningen meer in het kader van de PAS kunnen worden verstrekt voor bijvoorbeeld veestallen, wegen, bedrijven die stikstof uitstoten, en nieuwe woonwijken.

Feitelijke deposities in 2014 en (berekend) in 2020 in de Kampina en de Oisterwijkse vennen in Brabant

Wat is er aan de hand?
Nederland is een land met heel veel stikstofuitstoot (bijvoorbeeld van veehouderij en verkeer) en een groot aantal vrij kwetsbare natuurgebieden waarvan de diersoorten en planten via Europese regels beschermd moeten worden (Natura 2000). Stikstof is schadelijk voor veel soorten, omdat de grond er te voedselrijk van wordt en dus bijvoorbeeld schrale heide verdwijnt.

De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) is feitelijk een enorm theoretisch computermodel waarin alle bronnen van stikstof in Nederland zijn opgenomen en alle Natura 2000-natuurgebieden. Hiermee kan bij elke nieuwe stikstofbron (bv een grotere stal) berekend worden wat de theoretische gevolgen zijn voor Natura 2000-gebieden. Als die er niet zijn of acceptabel zijn kan op grond hiervan en Nb-wetvergunning worden vertrekt. Tegelijkertijd wordt extra stikstofruimte gecreëerd door ingrepen in natuurgebieden om hen te versterken. Idee van de PAS is dat natuurgebieden worden beschermd tegen teveel stikstof maar tegelijkertijd niet heel Nederland “op slot gaat”, dwz dat geen vergunning meer verleend kan worden.

Maatregelenkaart in het kader van de PAS bij de Kampina-Oisterwijkse Vennen

De uitspraak van de Raad van State betekent dat de PAS niet langer voldoet. Onder andere heeft de Raad van State gesteld dat Nederland niet toekomstige verbeteringen van natuurgebieden nu al mag inzetten om stikstofruimte te creëren. Ook bepaalde uitzonderingen die Nederland had gemaakt op de PAS, zoals beweiden van koeien, zijn door de Raad afgewezen.

De consequenties van deze uitspraak zijn dat er voorlopig geen enkele Nb-wetvergunning kan en zal worden uitgegeven, inclusief vergunningen die voorlopig waren goedgekeurd. Ook is beweiding, waar dat NB-wet-vergunningsplichtig is, feitelijk illegaal. In totaal zitten naar schatting zeker 3300 bedrijven nu in een illegale situatie, grotendeels veebedrijven. Daar zal overigens niet op korte termijn op gehandhaafd worden.

Voor bestaande, volledig afgegeven vergunningen verandert er niets.
De enige manier waarop een nieuwe vergunning kan worden afgegeven is als, uitgebreid voor deze individuele casus, kan worden onderbouwd dat dit geen negatief effect heeft.

Is dit goed nieuws?
Op zich is het positief dat nu volledig zichtbaar is dat ons natuurbeleid niet werkt, er veel te veel stikstofuitstoot is en er op veel plekken nu geen stal meer bij kan. Aan de andere kant maakt dit ook dingen onmogelijk die veel mensen misschien wel willen: koeien in de wei, sommige wegen, aanleg van spoorlijnen, aanleg van woonwijken.  Zelfs de aanleg van windparken kan in theorie op plekken onmogelijk worden met deze uitspraak. Er zal dus wel iets moeten gebeuren. Een fors deel van Nederland zit met deze uitspraak inderdaad voorlopig op slot. Provincies zullen vrijwel zeker komende weken, misschien maanden helemaal geen vergunningen af geven.

De uitspraak biedt kansen op een aantal zaken. In de eerste plaats natuurlijk om de intensieve veehouderij terug te dringen, die het nu (op veel plekken) wel heel moeilijk gaat krijgen te groeien. Maar dat geldt waarschijnlijk ook voor een aantal geplande wegen en bijvoorbeeld een ontwikkeling als Lelystad Airport (hiervan is door het kabinet al bevestigd dat de aanleg bemoeilijkt wordt door de uitspraak).
Er is sowieso een inventarisatie van grote projecten die komt stil te liggen hierdoor aangekondigd. De afgeschoten PAS kan daarmee een stok worden om mee te slaan. Het ligt voor de hand om bij alle niet-welgevallen projecten te vragen om stillegging, als dat niet al gedaan is.

Overzichtskaart PAS-gebieden 2017

Wat moet er gebeuren:

  • In de eerste plaats is het verhaal relatief simpel: de stikstofuitstoot moet omlaag. Niet theoretisch, maar in de praktijk. Minder vee, minder vliegtuigen, minder auto’s. Hiervoor zou een brede strategie moeten worden ontwikkeld. Daarnaast zijn forse investeringen in onze natuurgebieden nodig om ze te versterken. Hiermee kan ruimte gecreëerd worden die we echt nodig hebben voor bijvoorbeeld extra woningbouw en die ene rondweg die echt nodig is.
  • Op korte termijn zijn er ook een aantal juridische aanpassingen nodig. In de eerste plaats zal er snel wetgeving moeten komen om weidegang weer vergunningsvrij te maken: niemand in de Tweede Kamer wil boeren juist dwingen hun koeien op stal te zetten.
  • Daarnaast zijn er twee mogelijke oplossingen op de korte termijn. De eerste is provinciale salderingsbanken. Dat wil zeggen dat als bijvoorbeeld een veebedrijf in Brabant stopt, diens stikstofuitstoot in de salderingsbank gaat en weer kan worden uitgegeven aan een ander bedrijf. Dit kan als juridisch instrument best werken. Probleem is dat zo’n bank gevuld moet worden, en er is juist teveel stikstof. Waardoor we weer terugkomen bij het eerste punt.
  • Een tweede alternatief is de zogenaamde ADC-toets. Hierbij kan de hele PAS omzeild worden als voldaan wordt aan 3 voorwaarden: Alternatieven ontbreken (A), er is een Dwingende reden van groot openbaar belang (D) en er worden Compenserende maatregelen (C) getroffen. Dit is onder andere gebruikt om de Blankenburgverbinding aan te leggen, die anders dreigde stil te liggen vanwege de PAS. De Raad van State accepteerde in deze zaak dat de verbinding nergens anders kon (geen alternatief) en zag volksgezondheid en openbare veiligheid als gegronde redenen.

    De ADC-toets is zowel een kans als een bedreiging. Hij kan misbruikt worden om projecten door te drukken, al zal dat alleen om grotere infrastructuur gaan (een individueel veebedrijf bijvoorbeeld maakt geen enkele kans), maar doordat de overheid in kwestie gedwongen wordt te praten over gebrek aan alternatieven en dwingend belang, kan de overheid in de politieke discussie ook vastgezet worden. Denk wederom aan Lelystad Airport, waarvoor de argumentatie nogal zwak is.
Uitleg van de PAS in een eerdere RvState-uitspraak

Ammoniakemissies, – concentraties en -depositie van 2005 – 2016

Het politieke belang
De emissie van ammoniak, de opbouw van ammoniak in de atmosfeer, en het neerdalen (‘depositie’) van ammoniak op en in de bodem zijn politiek heftig omstreden onderwerpen. Ze hebben namelijk een direct verband met de veeteelt.
Ammoniak komt voor grofweg 85% uit de veeteelt, ongeveer fifty uit de stal en uit het uitrijden van mest. Tegen de emissie vanuit de stal moeten luchtwassers worden ingezet en daar heeft geen enkele boer zin in. Ze kosten kapitalen en vreten stroom. En ze helpen niet bij het uitrijden van mest.
Nu het water veel boeren tot de lippen staat, en de ammoniak tot de neusgaten, is er een markt voor twijfelzaaiers en boerenpartijen of anti-milieupartijen als de PVV en het SGP, CU en CDA zijn daar vatbaar voor. Op gezette tijden staan er beroepstwijfelzaaiers op, zoals bijv. Crok en Hanekamp, om met hele, halve en onwaarheden te tetteren dat er geen probleem is en dat de linkse kerk het helemaal verkeerd ziet.
En bijna altijd ligt dan het RIVM onder vuur, omdat dat nu eenmaal de instantie is die over dit onderwerp gaat.
Ik heb er bij een eerdere gelegenheid al op deze site over geschreven (zie www.bjmgerard.nl/?p=4332 ).

Het gas ammoniak (NH3 ) stinkt en is toxisch. In een stal kan de concentratie hoge waardes bereiken, die schadelijk kunnen zijn voor mens en dier, maar buiten de stal dalen de concentraties zo snel dat in de vrije atmosfeer de concentraties ver onder gezondheidsbedreigende waarden liggen. Het kan wel stinken – men ruikt ammoniak al voor het gevaarlijk wordt.
De oplossing van ammoniak in water (dat heet ammonia) wordt in huishoudens gebruikt, maar is niet onschuldig – alleen met enig verstand gebruiken.

Het grootste probleem is dat ammoniak op en daarna in de grond komt en bijdraagt aan de verzuring en vermesting van de bodem. In grote delen van Brabant gebeurt dat in enorme hoeveelheden. Dat tast de natuur aan en daar, waar die Europees beschermd is (de Natura2000 – gebieden) leidt dat tot juridische problemen. Vandaar in eerste instantie de luchtwassers.

Iets over de stikstofscheikunde
Stikstof heeft een ingewikkelde scheikunde. Er zijn ontelbaar veel verbindingen, maar chemici rangschikken die op basis van een kengetal, de valentie. Daarvan zijn er zeven.

  • Valentie -3 .
    Daarbij hoort ammoniak en ammonia (NH4+) , en stikstof die in eiwitten en andere levensmoleculen zit ingebouwd (‘organisch gebonden stikstof’).
  • Valentie 0 hoort bij de neutrale stikstof, die als N2-gas 79% van de aardatmosfeer uitmaakt.
  • Valentie +1 hoort bij lachgas (N2O).
  • Valentie +2 hoort bij NO, dat ontstaat doordat bij verbrandingsprocessen bij hoge temperatuur atmosferische stikstof met atmosferische zuurstof reageert
  • Valentie +3 hoort bij nitrieten ( NO2)
  • Valentie +4 hoort bij NO2, dat ongeveer ontstaat als NO
  • Valentie +5 hoort bij nitraten (NO3), de meest voorkomende vorm als er voldoende zuurstof anwezig is. Stikstofkunstmest bevat nitraat.
Bron RIVM-rapport

De atmosfeer is een ingewikkeld reactievat, waarin de verschillende valentietoestanden in elkaar kunnen overgaan. Vaak gebeurt dat onder invloed van zonlicht en dus relatief vaak als er smogomstandigheden heersen. Ammoniak kan in de atmosfeer met bijvoorbeeld zwaveloxide of stikstofoxiden doorreageren tot er combinaties ontstaan als ammoniumsulfaat of ammoniumnitraat, die deel uitmaken van het (ultra)fijn stof.

De bodem is ook een ingewikkeld reactievat, waarin eveneens de verschillende valentietoestanden in elkaar kunnen overgaan. Dat kan, afhankelijk van de omstandigheden, beide kanten op. Vaak gaat dat onder invloed van bacteriën.
Bacteriën oxideren ammonia (het NH4+– ion) tot hetzelfde nitraat dat met kunstmest ook in de bodem gekomen zou zijn (vandaar ‘vermesten’) . In dat proces komen waterstofionen  vrij die de bodem ‘verzuren’.

  • Sommige regelgeving gaat specifiek over ammoniak (zoals die rond luchtwassers). Ammoniak wordt gemeten op zes, kwalitatief goede, meetposten van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) en op enkele tientallen. Kwalitatief minder goede, meetposten van het Meetnet Ammoniak Natuurgebieden (MAN). De goede meters worden gebruikt om de minder goede te calibreren.
  • Regelgeving over de luchtkwaliteit heeft betrekking op NO2 of op een mengsel van NO en NO2.
  • Sommige regelgeving (bijvoorbeeld het Programma Aanpak Stikstof, PAS)  gaat over het totaalbedrag aan stikstof, ongeacht het valentiegetal (maar getalsmatig is dat vooral de nitraatvorm).

Het is dus essentieel om ammoniak te zien als onderdeel van een groter geheel.

Voor een explainer van prof. Erisman over ammoniak zie www.chemischefeitelijkheden.nl/Uploads/Magazines/CF-139-Ammoniak.pdf

“Ontwikkelingen in emissies en concentraties van ammoniak in Nederland tussen 2005 en 2016”
Dit onderzoek van het RIVM kwam uit op 15 januari 2019. Het kan niet los gezien worden van de politieke context en de voorgeschiedenis.
De afbeeldingen komen uit dit rapport.
Men kan het onderzoek vinden op www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/2018-0163.html . Dit onderzoek gaat dus specifiek over ammoniak.

Bron RIVM-rapport

Hierboven de sleutelgrafiek. De grilligheid van het weer heeft invloed op de resultaten, en daarom wordt er gerekend met een vereenvoudigde trendlijn.

Vanwaar het verschil tussen de blauwe en de groene lijn?
De grafiek roept twee vragen op, waarvan het RIVM er één behandelt: nl waarom de metingen van de ammoniak door de jaren heen niet de emissies volgen. Waarom wijkt de groene lijn van de blauwe af?
Het RIVM hanteert het Operationeel Prioritaire Stoffen-model (OPS-model). Normaliter werkt dat goed en volgen de gemeten en berekende concentraties beide braaf de emissies. Die emissies worden niet gemeten (dat is onuitvoerbaar) maar worden modelmatig gereconstrueerd.

Er zijn bekende en onbekende redenen waarom een gedaalde emissie zich niet vertaalt in een navenant gedaalde concentratie.

De belangrijkste bekende reden is dat de lucht, vanwege het milieubeleid, minder stikstofoxides bevat en veel minder zwaveloxides. In het atmosferische reactievat wordt er daardoor minder ammoniak weggevangen, met als voordeel dat er minder (ultra)fijn stof wordt gevormd en als nadeel dat er meer ammoniak overblijft. Bovendien hangt er aan de planten en de bodem ook minder van die oxides, waardoor droge depositie (als de lucht langs de grond wervelt zonder regen) trager verloopt – met hetzelfde resultaat.
Verder blijkt er een zwak lange termijn-effect van het weer te zijn en is er een beetje invloed van een veranderde emissie van verspreiding uit stallen en bij het uitrijden van mest. Deze bekende effecten worden in het OPS-model gestopt en leveren in de grafiek de paarse lijn op. Werkend met de vereenvoudigde trendlijn is daarmee ongeveer driekwart van de afstand tussen blauw en groen overbrugd.

Blijft een kwart over waarvoor het RIVM zelf geen verklaring weet.
Het RIVM gaat daarvoor af op de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM), die al eerder een advies uitgebracht heeft waaruit afgeleid kan worden dat een aantal factoren samen (waaronder het slechter-dan-verwachte functioneren van combi-luchtwassers) goed zijn voor het ontbrekende kwart. De emissies zijn te laag ingeschat, maar dat is nog niet verwerkt in de blauwe lijn. Anders uitgedrukt: in de grafiek moet de blauwe lijn een eind worden opgetild. Resultaat is dat dan de berekende concentratie-trendlijn samenvalt met de gemeten trendlijn.

Maar waarom daalt de emissie al sinds 2013 niet verder?
Die vraag beantwoordt het RIVM niet. Mogelijk ziet het dat als de taak van iemand anders (bijvoorbeeld de CDM). Sinds 2013 stijgen de ammoniakemissies en, als de CDM gelijk heeft, is de emissiedaling sinds 2005 nog een stuk kleiner.
‘Stikstofprofessor’ Erisman van de VU meent in De Boerderij van 18 jan 2019 dat de emissiecijfers van ammoniak sinds 2004 een onderschatting van de werkelijkheid zijn, en dat er sindsdien helemaal geen significante afname meer bestaat van de ammoniakemissies uit de landbouw ( www.boerderij.nl/Home/Nieuws/2019/1/Meer-ammoniak-in-schonere-lucht-383139E/ ).
Mogelijk wordt elke technische vooruitgang ongedaan gemaakt door navenant meer vee (en blijkt daarna de techniek niet goed te werken…).

Gemeten verloop ammoniakconcentraties Kampina

Welke stikstof meet men en waarom?
Om de luchtkwaliteit te monitoren meet men NO2 . Dat is een goed meetbaar gas dat in zichzelf al een beetje giftig is, maar dat ook een goede indicatie geeft van wat er aan andere gassen nog meer aanwezig is. NO2 heeft een sterk regionale-lokale verkeerscomponent bovenop een diffuse internationale achtergrond.

Ammoniak meet men omdat dat relatief eenvoudig is, en omdat ammoniak sterk lokaal is. Ammoniakgas verplaatst zich in de atmosfeer over minder dan 100km. Als men ammoniak meet, is dat naar alle waarschijnlijkheid emissie van Nederlandse ammoniak, en wel uit de veeteelt. Het zegt dus iets over het milieugedrag van de veeteelt.
Als het gas vastgelegd is in (ultra))fijne korreltjes ammoniumnitraat of -sulfaat,  en daarmee de NH4+ vorm heeft aangenomen, kan het zich met gemak over meer dan 1000 km verplaatsen (Erisman). Het buitenland speelt een veel grotere rol (twee kanten op). Daardoor zijn fijn stof-metingen  minder bruikbaar voor  beleid. Ultrafijn stofmetingen zijn nog lastig.

bron www.clo.nl/indicatoren/nl018915-vermestende-depositie

Alle geëmitteerde stikstof, in welke  vorm dan ook, valt vroeg of laat terug op de grond (depositie). Een flinke regenperiode schoont de lucht flink op. Met de tijd meekijkend eindigt elke stikstofemissie op of in de bodem. Immers, er worden voortdurend stikstofverbindingen aan de atmosfeer toegevoegd, maar hun concentratie neemt niet toe, ergo gaan ze er ook weer uit. De enige vraag is of dat dicht bij of ver van de bron is – maar dat geldt andersom ook voor buitenlandse bronnen.
Tegen de tijd in kijkend bieden de concentratiemetingen een middel om iets over de bron te zeggen. Bijvoorbeeld of de emissieberekeningen kloppen – de ammoniakmetingen leerden dat de ammoniakemissies hoger waren dan gedacht, en dat bevestigde het verhaal over de gedeeltelijk falende luchtwassers,

Stikstof-problematiek blokkeert groei vliegveld

De Programmatische Aanpak Stikstof
De top van de Nederlandse natuurgebieden wordt beschermd door de Europese Natura-2000 richtlijn. Nederland heeft die wet geïmplementeerd door ruim 160 van die gebieden aan te wijzen en de bescherming onder te brengen in de Wet natuurbescherming.

Die gebieden staan soms zwaar onder de druk. Zeker in Brabant met zijn enorme intensieve veeteelt. Die loost grote hoeveelheden stikstof (in de ammoniakvorm), en die komt uiteindelijk in de bodem terecht en wordt daar nitraat.
Maar ook alles wat bij hoge temperatuur verbrandt wordt produceert uit stikstof uit de lucht stikstofoxides (NO en NO2 , samen aangeduid als NOx ). Die stikstofoxides reageren weer in het grote reactievat dat gewone mensen als ‘de atmosfeer’ aanduiden, en worden uiteindelijk ook omgebouwd tot nitraat.
Daarnaast komt er veel nitraat via de mest en de kunstmest in het oppervlaktewater.

Waar veel nitraat in de grond zit, groeien vooral brandnetels en bramen en dat is natuurlijk niet het gewenste lot van onze Natura2000 – gebieden. Toch zitten sommige van die gebieden al ver boven hun taks.

Daarom is er met veel moeite een nationaal programma opgetuigd, de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Dit project loopt van 2015 t/m 2021. Het is hele ingewikkelde wetgeving, maar in de kern komt het er op neer dat men met een extra set emissiebeperkingen aan de bron (bijv. luchtwassers) en met beheersmaatregelen in het veld (bijv. afplaggen) wat extra ruimte heeft gecreëerd, de depositieruimte. De helft van die ruimte moet aan de natuur worden gegeven, de andere helft mag praktisch gebruikt worden. Daardoor gaat de daling van de stikstofdepositie iets minder traag dan die anders gegaan was.

Toedeling van eventuele depositieruimte

De depositieruimte wordt op papier in  vieren verdeeld:

  • groei van stikstofclaims die vanzelf gaat (bijv. meer auto’s)
  • de gezamenlijke groei van een groot aantal nieuwe projecten, die ieder voor zich onder een drempelwaarde zitten
  • ruimte die gereserveerd is voor prioritaire projecten (de overheid claimt al bij voorbaat)
  • de ruimte die vrij gebruikt kan worden.

De PAS is inmiddels in Brabant een gevreesde naam. De aanleg van de N69 is een prioritair project en wordt door de PAS om die reden niet geblokkeerd, maar de aansluiting van de N69 op de A67 bij de Koningshof wordt wel geblokkeerd omdat de dames en heren bestuurders in hun oneindige wijsheid dit als twee aparte projecten hadden aangemerkt, en dit slimmigheidje zich nu tegen hun keert omdat die aansluiting niet op de prioritaire lijst staat.

Na veel juridisch leed is de PAS om advies voorgelegd aan het Europees Hof. Dat duurt altijd heel lang, en de eerste tekenen lijken erop te wijzen dat het Europees Hof eerder strenger dan minder streng zal zijn. Bijvoorbeeld dat de stikstofruimte niet meer op de pof kan worden uitgegeven, zoals nu.

De prioritaire projecten staan op een limitatieve lijst en daar staat de uitbreiding van Eindhoven Airport niet op. Toch kan men moeilijk ontkennen dat straalmotoren bij hoge temperatuur werken en dus stikstofoxides vormen.

In de la
Een probleem lag dus voor de hand. Ergens hoog heeft iemand (terecht) verordonneerd dat er een stikstofstudie moest komen en die heeft Royal Haskoning DHV uitgevoerd.
Waaruit inderdaad veel ongemak bleek, waarna het eindresultaat (naar ons is meegedeeld) in  een la belandde (in welke la, dat is ons niet bekend). In maart 2018 hebben Eindhovense gemeenteraadsleden van Groen Links en de PvdA naar het lijk in de la gevraagd, waarna dat alsnog tot leven kwam en zich op 6 september 2018 bij de Eindhovense projectleider Verhoeven meldde. Daarna is het zonder ruchtbaarheid alsnog op de site Samen op de Hoogte gezet, waar het nu nog staat. Zie http://samenopdehoogte.nl/over-ons/nieuws .
BVM2 kwam erachter omdat Een Vandaag belde of wij hier iets van af wisten. Toen dus niet.

Feitelijke deposities in 2014 en (berekend) in 2020 in de Kampina en de Oisterwijkse vennen

Een probleem: het vliegveld kan zonder ingreep niet groeien

Normaliter is de drempelwaarde 1 Mol N per hectare per jaar (dat is 14 gram). Ter vergelijking: de depositie op bijvoorbeeld De Kampina kan boven de 2000 Mol/ha*y zitten en dat is een stuk meer als de kritische depositiewaarde, die als norm gebruikt wordt.
Maar als de stikstofruimte al bijna op is, wordt de drempelwaarde verlaagd naar 0,05 Mol/ha*y, en er zijn gebieden waar de drempelwaarde inmiddels 0,00 is.

Dat betekent dat elke aktiviteit, die in enig kwetsbaar Natura2000-gebied meer dan 0,05 Mol/ha*y laat neerslaan, vergunningplichtig is of zelfs dat al niet meer – dan mag het gewoon sowieso niet.

Het lijk in de la bevatte dus schattingen van toename in de stikstofdepositie op Natura2000-gebieden ten gevolge van uitbreiding van het vliegveld. Die waren gebaseerd op de LTO-emissieberekeningen van CE Delft en de bijbehorende groeiscenario’s (zie Emissies van Eindhoven Airport in kaart gebracht ).
Toen het lijk weer opdook, bleek bijvoorbeeld dat het dichtstbij gelegen Natura2000-gebied Kempenland West zelfs in het lichtste groeiscenario l (van 43000 naar 55000 vliegbewegingen) met 0,67 Mol/ha*y op zijn vennetjes erbij kreeg. (Voor gegevens over Kempenland-West zie www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase.aspx?subj=n2k&groep=11&id=n2k135 ).

Nu zou Kempenland-West nog in aanmerking komen voor een vergunning. Blijkbaar zit daar nog wat rek.

Maar zelfs in het lichtste groeiscenario zit die rek er bij de Maasduinen, het Leenderbos-Groote Heide-De Plateaux, en de Weerter- en Budelerbergen en Ringselven niet meer in.
Ook voor bepaalde vegetatietypen, waar ook gelegen (actief en herstellend hoogveen en zeer zwak gebufferde vennen) is de limiet simpelweg nul.

Als het vliegveld harder groeit, neemt het aantal onmogelijkheden steeds verder toe en liggen de gebieden steeds verder weg.
In het hoogste groeiscenario bijvoorbeeld ontstaan er problemen tot diep in Zuid-Limburg, op de Brabantse Wal en in het dal van de Vecht en de Regge.

Nu is het verstandig om zowel de ene kant als de andere kant op wat kanttekeningen aan te brengen.

Op de eerste plaats: de PAS heeft een eindige looptijd (2015 -2021). Uiteraard moet worden afgewacht wat er daarna gebeurt, hoewel de Europese bescherming nog steeds geïncorporeerd moet worden.
Op de tweede plaats kan de overheid besluiten om de uitbreiding van het vliegveld tot prioritair project te verklaren. Dat klinkt leuk, maar de totale stikstofruimte neemt niet toe en dus krijgt dan een andere instantie de ellende. De boeren bijvoorbeeld.

Aan de andere kant: het rekenmodel telt het wegverkeer van en naar het vliegveld niet mee (dat hoeft niet) en telt het militaire verkeer niet mee (want dat groeit niet).

 

BVM2 gaat heel goed volgen wat er gebeurt.